Cover
Inizia ora gratuitamente 02. Personality and individual differences in sport 25-26.pptx
Summary
# Wat is persoonlijkheid en hoe wordt deze gemeten
Hieronder volgt een gedetailleerde studiehandleiding over de aard en meting van persoonlijkheid.
## 1. Wat is persoonlijkheid en hoe wordt deze gemeten
Dit onderwerp verkent de definitie van persoonlijkheid, verschillende theoretische benaderingen, bekende modellen en de methoden voor het meten van persoonlijkheid.
### 1.1 Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheid wordt gedefinieerd als de som van individuele verschillen in karakteristieke patronen van voelen, denken en gedragen. Het verklaart waarom mensen zich in dezelfde situatie anders gedragen en waarom een individu zich over verschillende situaties heen min of meer consistent gedraagt.
#### 1.1.1 Theoretische benaderingen van persoonlijkheid
Er zijn verschillende benaderingen om persoonlijkheid te begrijpen:
* **Behavioristische benadering:**
Deze benadering focust op waarneembaar gedrag. Radicaal behaviorisme stelt dat persoonlijkheid niet bestaat en dat gedrag volledig wordt bepaald door situationele eisen en versterking uit het verleden.
> **Tip:** Deze benadering negeert interne mentale processen en focust puur op externe waarneembare acties.
* **Karaktertrek (Trait) of Dispositie benadering:**
Deze benadering beschouwt persoonlijkheid als relatief stabiele, consistente eigenschappen die gedrag beïnvloeden. Deze trekken zorgen voor consistentie en voorspelbaarheid in gedrag over verschillende situaties heen.
* **Historische ontwikkeling van trekkenmodellen:**
* **Galton (1883):** Classificeerde beschrijvende termen voor mensen.
* **Cattell (1943):** Gebruikte factoranalyse om 16 persoonlijkheidsfactoren te identificeren.
* **Eysenck (1970; 1990):** Stelde twee (later drie) dimensies voor: neuroticisme, extraversie, en psychoticisme.
#### 1.1.2 Bekende persoonlijkheidsmodellen: De Big Five
Het meest populaire en bekende model is de Big Five, dat persoonlijkheid beschrijft aan de hand van vijf brede dimensies:
1. **Openheid (Openness to Experience):** De mate van nieuwsgierigheid, bereidheid om nieuwe dingen te leren, avontuurlijkheid en creativiteit.
* **Hoog:** Avontuurlijk, creatief.
* **Laag:** Traditioneel, moeite met verandering en abstract denken.
2. **Consciëntieusheid (Conscientiousness):** De mate waarin iemand bedachtzaam, doelgericht en impulsief is.
* **Hoog:** Besteedt tijd aan voorbereiding, rondt taken direct af.
* **Laag:** Houdt niet van structuur en schema's, stelt taken uit.
3. **Extraversie (Extraversion):** De mate waarin iemand sociaal en assertief is.
* **Hoog:** Extravert, sociale gebeurtenissen geven energie.
* **Laag:** Gereserveerd, sociale gebeurtenissen kunnen energie kosten.
4. **Aangenaamheid (Agreeableness):** De mate waarin iemand betrouwbaar, vriendelijk en aanhankelijk is.
* **Hoog:** Coöperatief.
* **Laag:** Competitief of manipulatief.
5. **Neuroticisme (Neuroticism):** De mate waarin iemand emotioneel stabiel is.
* **Hoog:** Instabiel, stemmingswisselingen, angstig.
* **Laag:** Stabiel, emotioneel veerkrachtig.
Elk van deze kenmerken is een dimensie waarop men hoger of lager kan scoren, onafhankelijk van de andere dimensies. Vaak zijn onderliggende facetten betere voorspellers van gedrag dan de overkoepelende dimensie.
#### 1.1.3 Interactionistische benadering
De meeste hedendaagse psychologen hanteren een interactionistische benadering, waarbij persoonlijkheid en situatie samen menselijk gedrag bepalen. Een persoonlijkheidskenmerk voorspelt gedrag niet in alle situaties, maar in specifieke omstandigheden. Dit model is complexer en realistischer dan puur behavioristische of trekkenbenaderingen.
#### 1.1.4 Lagen van persoonlijkheid (aangepast van Martens)
Persoonlijkheid kan worden gezien als opgebouwd uit verschillende lagen:
* **Psychologische kern (Psychological core):** Het meest interne en stabiele deel, omvat attitudes, waarden, interesses, motieven en zelfovertuigingen. Dit is de "ware jij".
* **Typische reacties (Typical responses):** Manieren waarop men leert zich aan te passen aan de omgeving, vaak een indicator van de psychologische kern.
* **Rolgerelateerd gedrag (Role-related behavior):** Het meest dynamische en veranderlijke aspect, gebaseerd op de waarneming van sociale situaties en vereist het spelen van verschillende rollen.
> **Tip:** De psychologische kern is het meest stabiel en het moeilijkst te kennen, terwijl rolgerelateerd gedrag het meest dynamisch en beïnvloedbaar is door de omgeving.
#### 1.1.5 Motivatie en persoonlijkheid
De "Talent Passport" benadering meet psychogene behoeften, die ook deel uitmaken van de psychologische kern en motivatieverschillen verklaren, compatibel met de Big Five structuur.
### 1.2 Meten van persoonlijkheid
Er zijn diverse methoden om persoonlijkheid te meten, elk met hun eigen validiteit en betrouwbaarheid.
#### 1.2.1 Methoden voor persoonlijkheidsmeting
* **Levensgeschiedenis:** Gebaseerd op het idee dat persoonlijkheid gevormd wordt door levensgebeurtenissen. Het in kaart brengen hiervan kan inzicht geven.
* **Projectieve tests:** Gebruik maken van vage beelden waarop personen verhalen moeten vertellen, met de aanname dat ze deze invullen met persoonlijkheidskenmerken.
* **Diepte-interview:** Gestructureerde of ongestructureerde gesprekken om persoonlijke kenmerken te ontlokken.
* **Enquêtes/Vragenlijsten:** Dit zijn de meest gebruikte instrumenten. Ze kunnen verschillende vormen aannemen:
* **Beoordelingsschalen (Rating scales):** Vaak een Likert-schaal van 5 punten (bv. "Helemaal oneens" tot "Helemaal eens").
* **Waar/Onwaar (True-false):** Eenvoudige stellingen die beantwoord moeten worden.
* **Meerkeuzevragen (Multiple choice/Forced choice):** Keuze tussen twee of meer opties.
#### 1.2.2 Bekende persoonlijkheidsinstrumenten
* **Eysenck Personality Inventory (EPI):** Gebaseerd op Eysenck's drie-dimensionale theorie (neuroticisme, extraversie, psychoticisme).
* **Cattell 16 Personality Factors (16PF):** Een uitgebreide vragenlijst gebaseerd op Cattell's factoranalyse, resulterend in 16 persoonlijkheidstypen.
* **Big Five Personality Inventory (NEO-PI-R; NEO-FFI):** Een veelgebruikt instrument voor de Big Five theorie. De NEO-FFI-3 bevat 60 vragen. Scores worden doorgaans op een vijfpuntsschaal gegeven.
* **Myers-Briggs Type Indicator (MBTI):** Een populair instrument met 90+ "gedwongen keuze"-vragen, gebaseerd op vier dichotomische dimensies:
* **Extraversie (E) - Introversie (I):** Aandacht en stimulatie.
* **Sensing (S) - Intuition (N):** Informatieverwerking.
* **Thinking (T) - Feeling (F):** Besluitvorming.
* **Judging (J) - Perceiving (P):** Levensstijl.
De MBTI resulteert in 16 persoonlijkheidstypen. Hoewel intuïtief, heeft het instrument beperkingen zoals sociale wenselijkheid, stereotypering, gebrek aan theoretische onderbouwing en lage test-hertest betrouwbaarheid en validiteit voor gebruik in sport.
> **Tip:** Bij het gebruik van meetinstrumenten is het cruciaal om aandacht te besteden aan validiteit (meet het wat het moet meten) en betrouwbaarheid (consistente resultaten bij herhaalde metingen).
* **The Talent Passport:** Een instrument dat psychogene behoeften meet, compatibel met de Big Five structuur, en beschouwd wordt als valide en betrouwbaar. Het richt zich op wat mensen motiveert en onderscheidt.
#### 1.2.3 Overwegingen bij persoonlijkheidsmeting in de praktijk
* **Complexiteit van de Big Five:** De Big Five-meting kan te uitgebreid zijn voor praktische sporttoepassingen, wat leidt tot het gebruik van meer specifieke metingen voor individuele trekken.
* **State-Trait Anxiety Inventory (STAI):** Een voorbeeld van een meting voor een specifieke eigenschap, die zowel disposities om angstig te worden (trait anxiety) als actuele angst (state anxiety) meet.
#### 1.2.4 Persoonlijkheidskenmerken en sportprestaties
* **Onderzoeksvragen:** Interessante vragen in sportpsychologie betreffen de relatie tussen persoonlijkheid en succes, verschillen tussen individuele en teamsportatleten, en de rol van persoonlijkheid in teamselectie.
* **Problemen met vroeg onderzoek:** Vroeg onderzoek kampte met gebrek aan hypothesevorming, willekeurige metingen en onduidelijke causale verbanden.
* **Causaliteit versus correlatie:** Correlatie toont aan dat variabelen samen veranderen, maar niet of de ene de andere veroorzaakt. Causaliteit vereist een duidelijker oorzaak-gevolg verband, vaak aangetoond via experimenteel onderzoek.
* **Selectie op basis van persoonlijkheid:** Zelfs als een meting gedrag voorspelt, rechtvaardigt dit niet automatisch het uitsluiten van atleten, zeker niet bij minder sterke correlaties dan bijvoorbeeld lengte bij volleybal.
#### 1.2.5 Big Five in sportonderzoek
Onderzoek naar de Big Five in sport suggereert:
* Atleten scoren over het algemeen hoger op extraversie en aangenaamheid dan niet-sporters.
* Topatleten scoren hoger op alle Big Five dimensies behalve openheid, vergeleken met niet-sporters.
* Consciëntieusheid en emotionele stabiliteit verschillen significant tussen laag- en hoog-niveau atleten, wat suggereert dat deze kenmerken meer geassocieerd zijn met succes. Extraversie is meer gerelateerd aan deelname dan aan succes.
* **Beperkingen:** Vaak gebaseerd op correlationele data (geen causaliteit) en onderzoeken met specifieke populaties (bv. alleen mannen). Algemene persoonlijkheidskenmerken zijn vaak slechte voorspellers van gedrag in specifieke contexten.
#### 1.2.6 Persoonlijkheid-karaktertrekachtige individuele verschillen (Personality Trait-Like Individual Differences)
Dit onderzoeksgebied focust op stabiele trekken die gerelateerd zijn aan persoonlijkheid, maar die specifiek relevant zijn in omgevingen met veel druk, zoals sport. Voorbeelden zijn:
* **Competitieve Karaktertrekangst (Competitive Trait Anxiety - CTA):** De neiging om competitieve situaties als bedreigend te zien en te reageren met excessieve angst. Hoge CTA kan prestaties negatief beïnvloeden.
> **Tip:** CTA is een domeinspecifieke maatstaf die beter prestaties in sport voorspelt dan algemene trekangst.
* **Hardiness (Taaiheid):** Een persoonlijkheidsstijl die atleten helpt met stress om te gaan door middel van commitment, controle en uitdaging. Hoge hardiness is geassocieerd met betere prestaties en coping onder druk.
* **Commitment:** Betrokkenheid bij het leven en het vinden van betekenis.
* **Control:** Het gevoel invloedrijk te zijn, in plaats van passief hulpeloos.
* **Challenge:** Het zien van veeleisende situaties als spannend, niet bedreigend.
* **Reinvestment:** De neiging om bewuste controle uit te oefenen over automatische bewegingen, wat kan leiden tot prestatievermindering onder druk ("paralysis by analysis").
* **Sensation Seeking (Sensatiezoeken):** De behoefte aan gevarieerde, nieuwe en complexe sensaties, en de bereidheid om risico's te nemen. Mensen met hoge sensatiezucht presteren beter en onveranderlijk onder druk.
* **Perfectionisme:** De neiging om te streven naar foutloosheid en hoge standaarden te stellen.
* **Modellen van perfectionisme:** Frost et al. (1990) en Hewitt & Flett (1991) onderscheiden verschillende dimensies.
* **2x2 Model:** Verdeelt perfectionisme in vier subtypen (non-perfectionisme, puur persoonlijke normen, puur evaluatieve overwegingen, gemengd perfectionisme).
* **Adaptief vs. Maladaptief:** Perfectionistische strevingen (PS) worden vaker geassocieerd met adaptieve uitkomsten (bv. sportprestaties, zelfvertrouwen), vooral wanneer perfectionistische zorgen (PC) laag zijn. Hoge PC kan de positieve effecten van PS tenietdoen.
* **Perfectionisme en prestaties na falen:** Pure persoonlijke normen perfectionisme kan leiden tot betere prestaties na falen dan gemengd perfectionisme.
* **Ontwikkeling van perfectionisme:** Ouderlijke voorwaardelijke aandacht kan leiden tot perfectionisme en competentie-afhankelijke eigenwaarde.
> **Tip:** Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen perfectionistische strevingen (focus op hoge standaarden) en perfectionistische zorgen (angst voor fouten en kritiek) bij het evalueren van de impact van perfectionisme op prestaties.
---
# Persoonlijkheidsonderzoek in de sport
Dit gedeelte verkent de toepassing van persoonlijkheidsonderzoek binnen de sportcontext, met speciale aandacht voor de uitdagingen bij het formuleren van valide onderzoeksvragen, de relatie tussen persoonlijkheid en sportprestaties, en de cruciale onderscheiding tussen correlatie en causaliteit.
### 2.1 De rol van persoonlijkheid in de sport
Een dieper begrip van de persoonlijkheid van een atleet is essentieel voor mentale coaches, aangezien dit direct bijdraagt aan het opbouwen van vertrouwen en psychologische veiligheid, wat cruciaal is voor gedragsverandering en groei. De persoonlijkheid van de coach zelf speelt ook een rol; een extraverte en dominante coach kan bijvoorbeeld effectief zijn bij enthousiaste groepen, maar kan introverte cliënten overprikkelen.
#### 2.1.1 Definiëren van persoonlijkheid in de sportcontext
Het concept van een "kampioensmentaliteit" is complex en de definitie ervan is niet eenduidig. Atleten zijn, net als ieder ander, mensen met emoties en verschillende persoonlijkheden, en gaan hier ook verschillend mee om. Het is dan ook onterecht om de persoonlijkheid van een Olympisch kampioen als universeel voorbeeld te nemen en te concluderen dat iedereen zo moet zijn, wat betreft motivaties, waarden, gedrag, emotionele reacties of denkstijlen.
#### 2.1.2 Persoonlijkheid en identiteit in sportmodellen
In het model van Henriksen, Diment & Hansen vormt persoonlijkheid en identiteit de basislaag. Het doel is het creëren van een solide eigenwaarde bij atleten, onafhankelijk van prestaties, door hen te helpen hun diepste motieven en drijfveren te ontdekken. Bewustwording van waarden en typisch gedrag, inclusief sterke en zwakke punten, wordt gestimuleerd om een carrière te leiden die in lijn is met deze waarden.
#### 2.1.3 Conceptuele benaderingen van persoonlijkheid
Persoonlijkheid wordt gedefinieerd als de som van individuele verschillen in karakteristieke patronen van voelen, denken en gedragen. Het verklaart waarom individuen verschillend reageren in dezelfde situatie en waarom ze zich in verschillende situaties min of meer consistent gedragen.
* **Behavioristische benadering:** Deze benadering richt zich op waarneembaar gedrag en stelt dat gedrag een resultaat is van situationele eisen en versterking. Radicaal behaviorisme ontkent het bestaan van persoonlijkheid.
* **Karaktertrek/Dispositionele benadering:** Deze benadering, die ten grondslag ligt aan de meeste persoonlijkheidsonderzoeken, beschouwt persoonlijkheid als stabiele, consistente eigenschappen die causale effecten op gedrag hebben. Het identificeren van karaktertrekken maakt gedrag voorspelbaar.
* **Interactionistische benadering:** De huidige consensus is dat gedrag wordt bepaald door de interactie tussen persoonlijkheidskenmerken en situationele factoren. Gedrag is niet puur situationeel of puur persoonsgebonden.
#### 2.1.4 Lagen van persoonlijkheid
Volgens een model gebaseerd op Martens, bestaat persoonlijkheid uit verschillende lagen:
* **Psychologische kern:** Het diepste en meest stabiele deel, bestaande uit houdingen, waarden, interesses, motieven en overtuigingen. Dit is de "ware jij".
* **Typische reacties:** Gewoonte-reacties op de omgeving, die vaak een indicator zijn van de psychologische kern.
* **Rolgerelateerd gedrag:** Het meest externe en dynamische aspect, dat varieert met de sociale situatie en de rollen die men aanneemt.
### 2.2 Het meten van persoonlijkheid
Er zijn diverse methoden om persoonlijkheid te meten, elk met hun eigen wetenschappelijke onderbouwing.
* **Levensgeschiedenis:** Gebaseerd op het idee dat persoonlijkheid gevormd wordt door levensgebeurtenissen.
* **Projectieve tests:** Gebruiken vage beelden waarover verhalen verteld moeten worden, waarbij de invulling de persoonlijkheid zou weerspiegelen.
* **Diepte-interviews:** Gestructureerde gesprekken om inzicht te krijgen in iemands persoonlijkheid.
* **Enquêtes:** Beoordelingsschalen, waar/onwaar-vragen en meerkeuzevragen (gedwongen keuze).
#### 2.2.1 Persoonlijkheidsmodellen en meetinstrumenten
* **Eysenck's theorie:** Gericht op drie dimensies: neurotisme, extraversie en psychoticisme. De Eysenck Personality Inventory is hierop gebaseerd.
* **Cattell's 16PF:** Identificeert zestien persoonlijkheidsfactoren.
* **Big Five (Vijf-factorenmodel):** Het meest bekende model, met dimensies als Openheid, Zorgvuldigheid (Conscientiousness), Extraversie, Altruïsme (Agreeableness) en Neuroticisme. De NEO-PI-R en NEO-FFI zijn veelgebruikte meetinstrumenten.
* **Myers-Briggs Type Indicator (MBTI):** Een populaire, maar controversiële methode die 16 persoonlijkheidstypen identificeert op basis van vier dichotomische dimensies (Extraversie/Introversie, Sensing/Intuïtie, Thinking/Feeling, Judging/Perceiving). De MBTI heeft beperkte theoretische basis en bewijs voor gebruik in sport, met name wat betreft validiteit en betrouwbaarheid.
* **The Talent Passport:** Biedt een alternatief perspectief, gericht op motivatieconstructen die compatibel zijn met de Big Five structuur. Het meet psychogene behoeften en cognitieve stijlen, en wordt als valide en betrouwbaar beschouwd, met een focus op de relatie tussen persoonlijkheid en prestatie.
#### 2.2.2 Validiteit en betrouwbaarheid
* **Validiteit:** De mate waarin een meetmethode accuraat meet wat het beoogt te meten.
* **Betrouwbaarheid:** Een hoge betrouwbaarheid is een indicator van validiteit. Een onbetrouwbare meting is waarschijnlijk niet valide.
De Big Five Assessment wordt vaak als te uitgebreid beschouwd voor praktische sporttoepassingen. In de praktijk worden vaker metingen gericht op één specifieke eigenschap, zoals de State-Trait Anxiety Inventory (STAI), gebruikt om dispositie tot angst te meten.
### 2.3 Persoonlijkheidsonderzoek in de sport: wat zegt het bewijs?
Onderzoek naar persoonlijkheid in de sport heeft zich gericht op het identificeren van persoonlijkheidskenmerken die geassocieerd worden met succes, verschillen tussen individuele en teamsportatleten, en de rol van persoonlijkheid in morele ontwikkeling en sportdeelname.
#### 2.3.1 Uitdagingen bij het stellen van onderzoeksvragen
Vroeger persoonlijkheidsonderzoek in de sport kampte met de volgende problemen:
* **Gebrek aan valide onderzoeksvragen:** Onderzoekers startten zonder duidelijke hypotheses en keken achteraf naar significante correlaties.
* **Correlatie versus causaliteit:** Het vinden van een correlatie tussen een persoonlijkheidskenmerk en prestatie rechtvaardigt niet de conclusie dat dit kenmerk de oorzaak is van de prestatie. Er is een duidelijk onderscheid:
* **Correlatie:** Twee variabelen veranderen samen.
* **Causaliteit:** Een oorzaak-gevolgrelatie waarbij de oorzaak het gevolg voorafgaat en uniek daaraan verbonden is. Experimenteel onderzoek is vaak nodig om causaliteit aan te tonen.
* **Contextuele relevantie:** Algemene persoonlijkheidskenmerken zijn vaak slechte voorspellers van gedrag in specifieke sportcontexten. De "typische reacties" kunnen variëren per situatie.
#### 2.3.2 De rol van de Big Five in sportonderzoek
Onderzoek naar de Big Five-persoonlijkheidskenmerken bij Italiaanse mannelijke atleten toonde aan dat:
* Laag niveau atleten vergeleken met niet-sporters hoger scoorden op extraversie en vriendelijkheid.
* Hoog niveau atleten hoger scoorden op alle dimensies (behalve openheid) vergeleken met niet-sporters.
* Hoog niveau atleten hoger scoorden op vriendelijkheid, emotionele stabiliteit en zorgvuldigheid vergeleken met laag niveau atleten.
* Extraversie hangt samen met sportdeelname, maar niet direct met succes op hoog niveau.
* Zorgvuldigheid en emotionele stabiliteit waren onderscheidend tussen laag en hoog niveau atleten, waarbij zorgvuldigheid de sterkste relatie met succes had (vastberadenheid, verantwoordelijkheid, ijver).
**Beperkingen van Big Five onderzoek in sport:**
* Vaak beperkt tot een specifieke demografie (bv. alleen mannelijke atleten).
* Gebaseerd op correlationele gegevens, wat causaliteit uitsluit.
* Algemene persoonlijkheidskenmerken zijn vaak beperkte voorspellers in specifieke sportcontexten.
#### 2.3.3 Persoonlijkheidstrek-achtige individuele verschillen
Onderzoek verschuift naar individuele verschillen op karaktertrekniveau die relevant zijn voor gedrag onder druk, zoals in sport. Deze worden gegroepeerd onder de noemer **persoonlijkheids-karaktertrekachtige individuele verschillen**. Ze zijn relatief stabiel en relevant in veeleisende omgevingen met hoge stress.
##### 2.3.3.1 Competitieve trekangst (Competitive Trait Anxiety - CTA)
CTA is de dispositionele neiging om competitieve situaties als een bedreiging te zien en hierop te reageren met angst die niet in verhouding staat tot de objectieve dreiging.
* **Hoge CTA-scores:** Kunnen een verzwakkend effect hebben op prestaties en leiden tot maladaptieve copingstrategieën en perfectionisme.
* **Lage CTA-scores:** Worden geassocieerd met minder angst, meer zelfvertrouwen en positieve post-competitie emoties.
* **Belang van specificiteit:** Specifieke trekangst (in een bepaalde sport) voorspelt toestandsangst beter dan algemene trekangst.
##### 2.3.3.2 Hardiness (Taaiheid)
Hardiness is een persoonlijkheidsstijl die atleten helpt omgaan met stress en deze te weerstaan door stressvolle situaties te herframen als kansen in plaats van bedreigingen. Het bestaat uit drie elementen (de 3 C's):
* **Commitment (Betrokkenheid):** De neiging om zich actief in het leven te begeven en betekenis te vinden in gebeurtenissen.
* **Control (Controle):** Het denken, voelen en handelen alsof men invloedrijk is in plaats van passief hulpeloos.
* **Challenge (Uitdaging):** Het beoordelen van veeleisende situaties als spannend en uitdagend, wat groei bevordert.
**Hardiness en prestaties onder druk:**
* Hoge levels van hardiness worden geassocieerd met een meer faciliterende interpretatie van angst, lagere niveaus van angst, meer zelfvertrouwen en betere coping.
* Het correleert met basketbalprestaties en is een wenselijke eigenschap voor selectie (bv. nationaal synchroon zwemteam).
* Onderzoek suggereert dat internationale atleten hogere levels van hardiness vertonen, maar causaliteit is niet vastgesteld; prestaties op hoog niveau kunnen hardiness ontwikkelen.
##### 2.3.3.3 Reinvestment
Reinvestment verwijst naar de manipulatie van bewuste, expliciete, regelgebaseerde kennis door het werkgeheugen om de mechanica van bewegingen te controleren. Bij atleten kan dit leiden tot "paralysis by analysis" (verlamming door analyse) wanneer zij onder druk expliciete aandacht besteden aan de uitvoering van vaardigheden.
* Dit kan leiden tot prestatievermindering en zelfs "choking" (falen onder druk).
* Experimenteel onderzoek met honkbalspelers toonde aan dat een bewegingsspecifieke taak (in tegenstelling tot een ongerelateerde toon-taak) leidde tot meer fouten, wat wijst op reinvestment.
* Ook taakrelevante coaching kan onder druk nadelige effecten hebben als het reinvestment triggert.
##### 2.3.3.4 Sensation Seeking (Sensatiezoeken)
Sensatiezoeken is de behoefte aan gevarieerde, nieuwe en complexe sensaties en ervaringen, en de bereidheid om fysieke risico's te nemen. Het is een stabiele eigenschap.
* Atleten met hoge sensation seeking (SS) presteren beter onder druk en hun prestaties worden niet beïnvloed door de mate van druk.
* Hoge SS kan dienen als motivatie om deel te nemen aan potentieel stressvolle situaties.
##### 2.3.3.5 Perfectionisme
Perfectionisme wordt gekenmerkt door het streven naar foutloosheid en het stellen van extreem hoge eisen, gepaard gaand met kritische zelfevaluaties.
* **Adaptief versus maladaptief:** Hoewel hoge normen nuttig kunnen zijn in topsport, kan perfectionisme ook leiden tot zelfvernietigende resultaten en ongezond gedrag.
* **Modellen van perfectionisme:**
* **Frost et al.:** Onderscheidt dimensies zoals persoonlijke normen, zorgen over fouten, twijfels, organisatie, en ouderlijke verwachtingen/kritiek.
* **Hewitt & Flett:** Onderscheidt zelfgericht, andergericht en sociaal voorgeschreven perfectionisme.
* **2x2 Model (Hill & Madigan):** Dit model onderscheidt **Perfectionistic Strivings (PS)** (streven naar perfectie, hoge normen) en **Perfectionistic Concerns (PC)** (zorgen over fouten, angst voor evaluatie).
* **PS en PC in de sport:**
* **PS:** Wordt vaker geassocieerd met adaptieve uitkomsten (bv. zelfvertrouwen, sportprestatie tevredenheid) wanneer PC buiten beschouwing wordt gelaten.
* **PC:** Wordt geassocieerd met maladaptieve uitkomsten (bv. boze reactie op fouten, burn-out, competitieangst).
* **Interactie:** PS kan een positief effect hebben op prestaties, maar dit effect keert om bij hogere niveaus van PC. Hoge PC kan de positieve gevolgen van PS tenietdoen en psychologische processen activeren die problematisch zijn (bv. angst, concentratiestoornis).
* **Perfectionisme en prestaties na falen:** Een experimentele studie suggereerde dat bij falen, puur persoonlijke normen perfectionisme (hoge PS, lage PC) tot betere prestaties leidde dan gemengd perfectionisme (hoge PS, hoge PC).
* **Praktische overwegingen:** Het doel is niet het verlagen van normen, maar het verbreden van het begrip van prestaties en het ontwikkelen van zelfevaluatie die niet volledig afhankelijk is van prestaties.
* **Perfectionisme en burn-out/engagement:**
* **Puur evaluerende zorgen perfectionisme (lage PS, hoge PC):** Hogere kans op burn-out en minder engagement.
* **Puur persoonlijke normen perfectionisme (hoge PS, lage PC):** Kleinere kans op burn-out en meer engagement.
* **Ontwikkeling van perfectionisme:** Ouderlijke voorwaardelijke aandacht (waar liefde en goedkeuring afhankelijk zijn van competentie) kan bij jonge atleten leiden tot competentie-contingente eigenwaarde en de ontwikkeling van perfectionistische neigingen.
---
# Individuele verschillen en sportprestaties
Dit onderwerp verkent individuele verschillen die van invloed zijn op sportprestaties, met name onder druk, en introduceert specifieke persoonlijkheidskenmerken en hun impact.
## 3. Individuele verschillen en sportprestaties
### 3.1 Persoonlijkheid en individuele verschillen in sport
De persoonlijkheid van een atleet speelt een cruciale rol in hoe deze omgaat met de uitdagingen van sport, inclusief druk en tegenslag. Inzicht in persoonlijkheidskenmerken helpt coaches om vertrouwen op te bouwen en psychologische veiligheid te creëren, wat essentieel is voor groei en gedragsverandering.
#### 3.1.1 Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheid kan worden gedefinieerd als de som van individuele verschillen in kenmerkende patronen van voelen, denken en gedragen. Het verklaart waarom individuen zich anders gedragen in dezelfde situatie en waarom ze zich in verschillende situaties min of meer consistent gedragen.
* **Behavioristische benadering:** Deze benadering richt zich op waarneembaar gedrag en stelt dat persoonlijkheid niet bestaat; gedrag is een gevolg van situationele eisen en bekrachtiging.
* **Karaktertrek- of dispositionele benadering:** Dit is de meest gangbare benadering in persoonlijkheidsonderzoek. Een karaktertrek (dispositie) is een relatief stabiele, consistente eigenschap die gedrag beïnvloedt. Deze kenmerken zorgen voor consistentie en voorspelbaarheid in gedrag.
* Vroege modellen zoals die van Galton en Cattell identificeerden een reeks persoonlijkheidsfactoren.
* Eysenck stelde twee dimensies voor: neuroticisme en extraversie, later uitgebreid met psychoticisme.
* Het **Big Five-model** is het meest bekende raamwerk, met vijf hoofddimensies:
* **Openheid:** Nieuwsgierigheid naar de wereld, bereidheid tot leren.
* **Zorgvuldigheid (Conscientiousness):** Bedachtzaamheid, doelgerichtheid, impulsbeheersing.
* **Extraversie:** Sociabiliteit, assertiviteit, energieniveau uit sociale interacties.
* **Vriendelijkheid (Agreeableness):** Betrouwbaarheid, vriendelijkheid, aanhankelijkheid.
* **Neuroticisme:** Emotionele stabiliteit versus instabiliteit, stemmingswisselingen, angst.
* **Interactionistische benadering:** Moderne psychologie erkent de interactie tussen persoonlijkheidskenmerken en situationele factoren als bepalend voor gedrag. Een kenmerk voorspelt gedrag niet in alle situaties.
* **Lagen van persoonlijkheid (adaptief van Martens):**
* **Psychologische kern:** Het meest interne, stabiele en moeilijkst te kennen deel; omvat waarden, interesses, motieven.
* **Typische reacties:** Manieren waarop we ons aanpassen aan de omgeving; relatief stabiel, maar kan variëren.
* **Rolgerelateerd gedrag:** Meest veranderlijke deel, aangepast aan de waargenomen sociale situatie en rollen.
#### 3.1.2 Het meten van persoonlijkheid
Verschillende methoden worden gebruikt, variërend in wetenschappelijke onderbouwing:
* Levensgeschiedenis
* Projectieve tests
* Diepte-interviews
* Enquêtes (beoordelingsschalen, waar/nietwaar, meerkeuzevragen)
Veelgebruikte meetinstrumenten zijn onder andere de Eysenck Personality Inventory, de Cattell 16PF, en de Big Five-metingen zoals de NEO-PI-R en NEO-FFI. De Myers-Briggs Type Indicator (MBTI) is populair, maar kent beperkingen op het gebied van validiteit en betrouwbaarheid voor sporttoepassingen. Het Talentenpaspoort biedt een alternatieve benadering die zich richt op motivationele constructen, compatibel met het Big Five-model, en wordt als valide en betrouwbaar beschouwd.
#### 3.1.3 Persoonlijkheidsonderzoek in sport
Vroeg onderzoek koppelde persoonlijkheidskenmerken aan sportprestaties, maar vaak zonder solide theoretische onderbouwing of aandacht voor causaliteit. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen correlatie en causaliteit.
* **Big Five-kenmerken in sport:** Onderzoek suggereert dat hogere niveaus van extraversie en vriendelijkheid geassocieerd zijn met deelname aan sport, terwijl zorgvuldigheid en emotionele stabiliteit meer correleren met succes op hogere niveaus. Zorgvuldigheid blijkt de sterkste indicator voor succes te zijn, met kenmerken als vastberadenheid en ijver.
* **Beperkingen:** Veel studies gebruiken correlationele data (geen causaliteit), focussen op specifieke populaties (bv. alleen mannelijke atleten), en algemene persoonlijkheidskenmerken zijn vaak slechte voorspellers van gedrag in specifieke sportcontexten.
### 3.2 Individuele verschillen relevant onder druk
Vanwege de beperkingen van brede persoonlijkheidsmaten, verschuift de focus naar individuele verschillen op karaktertrekniveau die specifiek relevant zijn voor gedrag onder druk.
#### 3.2.1 Competitieve karaktertrekangst (Competitive Trait Anxiety - CTA)
CTA is de dispositionele neiging om competitieve situaties als een bedreiging te ervaren en hierop met een disproportionele mate van toestandsangst te reageren.
* **Hoge CTA-scores:** Kunnen leiden tot prestatievermindering, maladaptieve copingstrategieën (bv. bij balletdansers) en maladaptief perfectionisme.
* **Lage CTA-scores:** Associëren zich met minder angst, meer zelfvertrouwen en positieve post-competitie emoties (bv. bij golfers).
#### 3.2.2 Hardheid (Hardiness)
Hardheid is een persoonlijkheidsstijl die atleten helpt stressvolle gebeurtenissen te weerstaan en te transformeren. Het bestaat uit drie elementen (de 3 C's):
* **Betrokkenheid (Commitment):** Neiging om zich actief te engageren in het leven en betekenis te vinden in gebeurtenissen, waardoor men niet snel opgeeft.
* **Controle (Control):** Geloof dat men invloedrijk is en keuzes kan maken in plaats van passief te ondergaan.
* **Uitdaging (Challenge):** Neiging om veeleisende situaties als spannend in plaats van bedreigend te zien, en groei te zien als een leerproces.
* **Hardheid en prestatie onder druk:** Hoge hardheid correleert met een meer faciliterende interpretatie van angst, lagere niveaus van cognitieve en somatische angst, meer zelfvertrouwen, betere coping, en voorspelt sportprestaties. Elite-niveau atleten scoren over het algemeen hoger op hardheid.
#### 3.2.3 Herinvestering (Reinvestment)
Herinvestering verwijst naar het bewust manipuleren van expliciete, op regels gebaseerde kennis via het werkgeheugen om bewegingsmechanica te controleren.
* **Mechanisme:** Atleten die hoog scoren op herinvestering proberen bewuste controle te krijgen over bewegingen die normaal automatisch verlopen, wat kan leiden tot 'paralysis by analysis' en prestatievermindering of 'choking'.
* **Onderzoek:** Studies tonen aan dat taken die bewuste controle vereisen onder druk de prestaties kunnen verslechteren, zelfs bij taakrelevante coaching.
#### 3.2.4 Sensatiezucht (Sensation Seeking)
Sensatiezucht is de behoefte aan gevarieerde, nieuwe en complexe sensaties en ervaringen, en de bereidheid om fysieke risico's te nemen.
* **Sensatiezucht en prestatie:** Mensen met hoge sensatiezucht zoeken actief opwinding en stimulatie, wat hen kan helpen beter te presteren onder druk. Hun prestaties zijn vaak minder beïnvloedbaar door de drukconditie zelf, wat suggereert dat het een motiverende factor kan zijn om stressvolle situaties aan te gaan.
#### 3.2.5 Perfectionisme
Perfectionisme wordt gekenmerkt door het streven naar foutloosheid en het stellen van extreem hoge eisen, gepaard gaand met kritische zelfevaluatie.
* **Dimensionale modellen:**
* Frost et al. onderscheiden dimensies zoals persoonlijke normen, zorgen over fouten, twijfel over acties, en verwachtingen/kritiek van anderen.
* Hewitt & Flett onderscheiden **eigengericht perfectionisme** (behoefte aan perfectie aan jezelf opleggen), **anderengericht perfectionisme** (behoefte aan perfectie aan anderen opleggen), en **sociaal voorgeschreven perfectionisme** (overtuiging dat anderen dit opleggen).
* Het **2x2-model** combineert Perfectionistic Strivings (PS, zelfgericht streven) met Perfectionistic Concerns (PC, zorgen over fouten). Dit resulteert in vier subtypes: non-perfectionisme, puur persoonlijke normen perfectionisme, puur evaluatieve zorgen perfectionisme, en gemengd perfectionisme.
* **Adaptief versus maladaptief perfectionisme:**
* **Perfectionistic Strivings (PS)** wordt vaker geassocieerd met adaptieve uitkomsten zoals zelfvertrouwen en prestatiesatisfactie, vooral wanneer Perfectionistic Concerns (PC) laag zijn.
* **Perfectionistic Concerns (PC)**, daarentegen, is sterk geassocieerd met maladaptieve uitkomsten zoals burn-out, competitieangst en prestatievermindering, met name wanneer het samen voorkomt met hoge PS.
* **Perfectionisme in de praktijk:** Coaches moeten niet pleiten voor het verlagen van normen, maar atleten helpen hun begrip van prestaties te verbreden en hun zelfevaluatie minder afhankelijk te maken van prestatiegerichte prestaties.
* **Ontwikkeling van perfectionisme:** Ouderlijke voorwaardelijke aandacht (waarbij liefde en goedkeuring afhankelijk zijn van competentie) kan leiden tot competentie-contingente eigenwaarde en de ontwikkeling van perfectionistische neigingen bij jonge atleten.
> **Tip:** Begrijp dat algemene persoonlijkheidskenmerken (zoals de Big Five) vaak onvoldoende zijn om prestaties onder druk te voorspellen. Specifieke, domein-gerelateerde individuele verschillen bieden meer inzicht.
> **Voorbeeld:** Een atleet kan hoog scoren op extraversie (Big Five), maar toch angst ervaren in een specifieke competitieve situatie (hoge CTA) of juist goed presteren door een hoge mate van hardheid.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Persoonlijkheid | De som van individuele verschillen in karakteristieke patronen van voelen, denken en gedragen (Volgens de American Psychology Association). Dit verklaart waarom individuen zich in dezelfde situatie anders gedragen en waarom ze zich in verschillende situaties min of meer consistent gedragen. |
| Behavioristische benadering | Een theoretische invalshoek binnen de psychologie die zich richt op waarneembaar gedrag. Volgens radicaal behaviorisme bestaat persoonlijkheid niet; gedrag wordt uitsluitend bepaald door situationele eisen en versterking uit het verleden. |
| Karaktertrek/dispositie | Een relatief stabiele, sterk consistente eigenschap die algemene causale effecten op gedrag uitoefent. Deze kenmerken vormen de psychologische kern en zorgen voor consistentie en voorspelbaarheid in menselijk gedrag over verschillende situaties heen. |
| Big Five persoonlijkheidsmodel | Een invloedrijk model dat persoonlijkheid beschrijft aan de hand van vijf brede dimensies: openheid, zorgvuldigheid (conscientiousness), extraversie, vriendelijkheid (agreeableness) en neuroticisme. Elk kenmerk vertegenwoordigt een spectrum waarop individuen kunnen scoren. |
| Openheid (Openness) | Een van de Big Five persoonlijkheidskenmerken die de mate van nieuwsgierigheid naar de wereld en anderen weerspiegelt, evenals de bereidheid om nieuwe dingen te leren. Personen hoog op deze schaal zijn avontuurlijk en creatief; personen laag zijn traditioneel en hebben moeite met verandering. |
| Zorgvuldigheid (Conscientiousness) | Een Big Five persoonlijkheidskenmerk dat de mate van bedachtzaamheid, doelgerichtheid en impulsbeheersing aangeeft. Hoge scores duiden op gestructureerd gedrag en het tijdig afronden van taken, terwijl lage scores wijzen op een voorkeur voor flexibiliteit en uitstelgedrag. |
| Extraversie (Extraversion) | Een Big Five persoonlijkheidskenmerk dat de mate van sociaal en assertief gedrag beschrijft. Hoge scores betekenen dat sociale interacties energie geven, terwijl lage scores (introversie) aangeven dat sociale gebeurtenissen energie kunnen kosten. |
| Vriendelijkheid (Agreeableness) | Een Big Five persoonlijkheidskenmerk dat de mate van betrouwbaarheid, vriendelijkheid en aanhankelijkheid weergeeft. Hoge scores duiden op coöperatief gedrag, terwijl lage scores competitiever of manipulatief gedrag kunnen suggereren. |
| Neuroticisme (Neuroticism) | Een Big Five persoonlijkheidskenmerk dat de emotionele stabiliteit van een persoon weerspiegelt. Hoge scores kenmerken instabiliteit, stemmingswisselingen en angst, terwijl lage scores wijzen op emotionele veerkracht en stabiliteit. |
| Interactionistische benadering | Een theoretisch kader dat menselijk gedrag verklaart als een product van de interactie tussen persoonlijkheidskenmerken en situationele factoren. Dit model erkent dat gedrag niet enkel door persoonlijkheid of situatie wordt bepaald, maar door hun wederzijdse beïnvloeding. |
| Psychologische kern | Het meest basale en stabiele niveau van iemands persoonlijkheid, dat iemands fundamentele houdingen, waarden, interesses en overtuigingen omvat. Dit wordt beschouwd als het 'echte zelf' en is relatief constant over de tijd. |
| Rolgerelateerd gedrag | Het meest externe en dynamische aspect van iemands persoonlijkheid, dat gedrag omvat dat wordt aangepast aan specifieke sociale situaties en waargenomen rollen. Dit gedrag is het meest onderhevig aan invloeden uit de omgeving. |
| Talentenpaspoort | Een meetinstrument dat de sterkte van psychogene behoeften (drives) meet, compatibel met de Big Five structuur. Het richt zich op wat mensen motiveert (behoeften) in plaats van hoe ze worden beschreven, en omvat emotionele, rationele en werkgerelateerde talenten. |
| Validiteit | Het concept dat aangeeft hoe nauwkeurig een meetmethode meet wat ze beoogt te meten. Een hoge validiteit betekent dat de resultaten overeenkomen met werkelijke eigenschappen of kenmerken in de wereld. |
| Betrouwbaarheid | De mate waarin een meetmethode consistente resultaten oplevert bij herhaalde metingen onder dezelfde omstandigheden. Hoge betrouwbaarheid is een indicator dat een meting waarschijnlijk valide is. |
| Competitieve karaktertrekangst (CTA) | Een gedragsmatige aanleg om competitieve situaties als een bedreiging te ervaren en daarop te reageren met een niveau van toestandsangst dat niet in verhouding staat tot de objectieve dreiging. Dit is specifiek onderzocht in sportcontexten. |
| Hardheid (Hardiness) | Een persoonlijkheidsstijl die atleten helpt om te gaan met stressvolle gebeurtenissen en deze te weerstaan, gekenmerkt door drie elementen: betrokkenheid (commitment), controle (control) en uitdaging (challenge). Het omvat het vermogen om situaties te herformuleren als kansen in plaats van bedreigingen. |
| Betrokkenheid (Commitment) | Het element van hardheid dat de neiging beschrijft om zich in het leven te verdiepen en ervaringen te omarmen, in plaats van ze te vermijden. Dit uit zich in het vinden van betekenis in levensgebeurtenissen en doorzettingsvermogen bij tegenslag. |
| Controle (Control) | Het element van hardheid dat de neiging weergeeft om te denken, voelen en handelen alsof men invloedrijk is, in plaats van passief hulpeloos, wanneer men geconfronteerd wordt met stressvolle gebeurtenissen. Dit houdt in dat men gelooft invloed te kunnen uitoefenen door eigen keuzes en reacties. |
| Uitdaging (Challenge) | Het element van hardheid dat de neiging beschrijft om veeleisende situaties als spannend en uitdagend te interpreteren, in plaats van bedreigend. Dit draagt bij aan een positieve kijk op de ups en downs van het leven en geloof in groei door leren. |
| Reinvestment | Een individueel verschil bij atleten dat verwijst naar de manipulatie van bewuste, expliciete, op regels gebaseerde kennis door het werkgeheugen om de mechanica van bewegingen tijdens de uitvoering te controleren. Dit kan, vooral onder druk, leiden tot 'verlamming door analyse' en prestatievermindering. |
| Sensatiezucht (Sensation Seeking) | De behoefte aan gevarieerde, nieuwe en complexe sensaties en ervaringen, met de bereidheid om fysieke risico's te nemen voor dergelijke ervaringen. Personen hoog op deze schaal zoeken actief naar opwinding en hebben een hogere tolerantie voor negatieve ervaringen. |
| Perfectionisme | Het streven naar foutloosheid en het stellen van buitengewoon hoge eisen aan de prestaties, gepaard gaand met overdreven kritische evaluaties. Dit kan zowel adaptieve (streven naar perfectie) als maladaptieve (zorgen over fouten) aspecten hebben. |
| Perfectionistische Inspanningen (Perfectionistic Strivings - PS) | Deel van het 2x2 model van perfectionisme, dat egocentrisch streven naar perfectie en het stellen van zeer hoge persoonlijke prestatienormen omvat. Wordt vaak geassocieerd met adaptieve uitkomsten. |
| Perfectionistische Zorgen (Perfectionistic Concerns - PC) | Deel van het 2x2 model van perfectionisme, dat bezorgdheid over fouten, angst voor sociale evaluatie en negatieve reacties op imperfectie omvat. Wordt vaker geassocieerd met maladaptieve uitkomsten. |
| Ouderlijke voorwaardelijke aandacht | Een vorm van aandacht of goedkeuring die afhankelijk is van het voldoen aan bepaalde verwachtingen van de ontvanger, in de context van sport bijvoorbeeld, het voldoen aan prestatienormen. Dit kan bijdragen aan de ontwikkeling van perfectionisme bij jonge atleten. |