Cover
Inizia ora gratuitamente oedeem casus_dhondt_nov2025 (1).pdf
Summary
# Evaluatie van oedeem bij patiënten met systemische lupus erythematosus (SLE)
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de analyse van de presentatie, differentiaaldiagnoses en klinisch onderzoek van oedeem bij een patiënt met SLE, inclusief de beoordeling van de nierfunctie en potentiële oorzaken zoals lupusnefritis of medicatie-geïnduceerd oedeem.
### 1.1 Presentatie van oedeem bij een patiënt met SLE
Een patiënt presenteerde zich met klachten van bilateraal oedeem aan de benen. Overige symptomen die bij de patiënt aanwezig waren, omvatten vermoeidheid, depressie, gewrichtspijnen, een rash in het gelaat en Raynaud fenomeen [1](#page=1).
### 1.2 Differentiaaldiagnoses voor oedeem bij SLE-patiënten
Bij patiënten met SLE kan oedeem verschillende oorzaken hebben. Een uitgebreide differentiaaldiagnoselijst is essentieel voor een correcte diagnose. De belangrijkste differentiaaldiagnoses zijn [15](#page=15) [7](#page=7) [8](#page=8):
* **Nefrotisch syndroom door lupusnefritis:** Dit wordt gekenmerkt door significante proteïnurie, hypoalbuminemie en oedeem [19](#page=19).
* **Nefritisch syndroom door lupusnefritis:** Dit syndroom wordt geassocieerd met hematurie en milde proteïnurie, wat kan leiden tot oedeem [19](#page=19).
* **Trombose:** Trombose van de beenvaten of van de vena cava inferior kan veneuze obstructie en secundair oedeem veroorzaken [19](#page=19) [8](#page=8).
* **Nephrotisch syndroom door NSAID-gebruik:** Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) kunnen nefrotisch syndroom induceren [15](#page=15) [8](#page=8).
* **Waterretentie door NSAID-gebruik:** NSAID's kunnen ook leiden tot algemene waterretentie en oedeem [15](#page=15) [8](#page=8).
* **Veneuze insufficiëntie:** Dit kan leiden tot passief oedeem, met name in de benen [15](#page=15) [8](#page=8).
* **Amyloïdose:** Amyloïdose, een ziekte waarbij abnormale eiwitten zich ophopen in organen, kan ook oedeem veroorzaken [15](#page=15) [8](#page=8).
* **Hartfalen:** Cardiale disfunctie kan leiden tot vochtophoping en oedeem [15](#page=15) [8](#page=8).
* **Levercirrose:** Leverfalen kan resulteren in hypoalbuminemie en ascites, wat bijdraagt aan oedeem [15](#page=15) [8](#page=8).
### 1.3 Anamnese gericht op oedeem
Een gedetailleerde anamnese is cruciaal voor het vaststellen van de oorzaak van oedeem. Belangrijke vragen omvatten [9](#page=9):
* **Duur van de klachten:** Hoe lang is het oedeem aanwezig [10](#page=10)?
* **Locatie van het oedeem:** Waar bevindt het oedeem zich (bijvoorbeeld benen, armen, gelaat) [10](#page=10)?
* **Eerdere episodes:** Is er eerder vergelijkbaar oedeem geweest [10](#page=10)?
* **Geassocieerde klachten:** Zijn er andere symptomen zoals dyspneu (kortademigheid) of nycturie (nachtelijk plassen) [10](#page=10)?
* **Medicatiegebruik:** Gebruikt de patiënt andere medicatie naast de standaard SLE-medicatie? Dit is met name relevant voor NSAID's [10](#page=10).
### 1.4 Klinisch onderzoek bij oedeem
Het klinisch onderzoek dient gericht te zijn op het objectiveren en lokaliseren van het oedeem, evenals het uitsluiten van andere systemische oorzaken [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 1.4.1 Inspectie en Palpatie
* **Locatie van oedeem:** Beoordeel de specifieke lokalisatie van het oedeem (bijvoorbeeld diffuus over de benen) [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Pitting:** Is er sprake van puttend oedeem bij druk? De patiënt in kwestie had puttend oedeem [13](#page=13).
* **Ascites:** Is er vocht in de buikholte? Bij de betreffende patiënt was er geen ascites [13](#page=13).
* **Vena jugularis stuwings:** Indicatief voor verhoogde druk in de vena cava superior, wat kan wijzen op hartfalen [12](#page=12).
#### 1.4.2 Auscultatie en Metingen
* **Longauscultatie:** Luister naar crepitaties die kunnen wijzen op longoedeem. Bij de patiënt waren er geen crepitaties [12](#page=12) [13](#page=13).
* **Hartauscultatie:** Beoordeel harttonen en eventuele souffles.
* **Bloeddrukmeting:** Hoge bloeddruk kan een risicofactor zijn en wijzen op nierproblemen of hartfalen. De bloeddruk van de patiënt was 135/90 mmHg [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 1.4.3 Huidafwijkingen
Beoordeel de huid op afwijkingen die geassocieerd kunnen zijn met SLE, zoals de typische vlindervormige rash [12](#page=12) [13](#page=13) [1](#page=1).
### 1.5 Laboratoriumonderzoek
#### 1.5.1 Urinewateronderzoek
* **Urinesediment:** Analyse van urine kan rode en witte bloedcellen en proteïnurie aantonen. Bij de patiënt werden witte bloedcellen (15/µL), rode bloedcellen (20/µL) en proteïne in urine (2 g/L) gedetecteerd [17](#page=17).
* **24-uurs proteïnurie:** Kwantificeert de totale hoeveelheid eiwitverlies via de urine, cruciaal voor de diagnose van het nefrotisch syndroom. Bij de patiënt werd 4.5 gram proteïne in 24 uur gemeten, wat wijst op een nefrotisch syndroom [23](#page=23).
#### 1.5.2 Bloedonderzoek
Bloedonderzoek helpt bij het beoordelen van nierfunctie, inflammatie, en lever-/hartfunctie [22](#page=22).
* **Ontstekingsmarkers:** Verhoogde bezinkingssnelheid (BSE) en C-reactief proteïne (CRP) duiden op inflammatie. Bij de patiënt was de BSE 70 mm/uur en de CRP 6 mg/L [22](#page=22).
* **Hemoglobine (Hb):** Een lage Hb-waarde kan wijzen op anemie, vaak gezien bij chronische ziekten zoals SLE. Bij de patiënt was het Hb 11 g/dL [22](#page=22).
* **Kreatinine:** Verhoogd kreatinine is een indicator van verminderde nierfunctie. Bij de patiënt was het kreatinine 1.1 mg/dL, wat een indicatie kan zijn voor een verstoorde nierfunctie (normaal <0,96 mg/dL) [22](#page=22).
* **Totaal eiwit en albumine:** Verlaagd totaal eiwit en albumine, geassocieerd met proteïnurie, zijn kenmerkend voor het nefrotisch syndroom. Bij de patiënt was het totaal eiwit 45 g/L (normaal 62-82 g/L) [22](#page=22).
* **Cholesterol:** Verhoogd cholesterol is vaak geassocieerd met het nefrotisch syndroom. De patiënt had een cholesterol van 350 mg/dL [22](#page=22).
* **Elektrolyten:** Natrium en kalium waarden zijn belangrijk voor de beoordeling van de elektrolytenbalans.
> **Tip:** Het berekenen van de geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) is essentieel voor een nauwkeurige beoordeling van de nierfunctie, hoewel deze in de verstrekte gegevens niet expliciet is berekend, maar wel wordt genoemd op [23](#page=23).
### 1.6 Beeldvormend onderzoek
* **Echo/Duplex:** Wordt gebruikt om veneuze trombose uit te sluiten. Bij de patiënt werd geen veneuze trombose vastgesteld [23](#page=23).
### 1.7 Nierbiopsie
Een nierbiopsie is vaak noodzakelijk voor de definitieve diagnose van lupusnefritis en het bepalen van de specifieke histologische subtype. Bij de patiënt werd een membraneuze glomerulopathie vastgesteld [23](#page=23).
### 1.8 Conclusie: Diagnose van de patiënt
Op basis van de bevindingen kan de patiënt lijden aan:
1. **Nefrotisch syndroom:** Vermoedelijk door lupusnefritis of NSAID-gebruik. Dit wordt ondersteund door de significante proteïnurie (4.5 g/24u) en hypoalbuminemie [19](#page=19) [22](#page=22) [23](#page=23).
2. **Vena cava inferior trombose:** Hoewel beeldvorming dit uitsloot, blijft dit een belangrijke overweging in de differentiaaldiagnose van oedeem [19](#page=19).
3. **Nefritisch syndroom:** Hoewel minder prominent dan het nefrotisch syndroom, kan dit ook geassocieerd zijn met lupusnefritis [19](#page=19).
4. **Waterretentie door NSAID's:** Dit kan bijdragen aan het algehele oedeem [19](#page=19).
De bevinding van proteïnurie, met name de glomerulaire aard ervan, duidt op glomerulaire aandoeningen. De afwezigheid van hematurie, ondanks proteïnurie, suggereert dat een nefritisch syndroom minder waarschijnlijk is, en dat intra-glomerulaire hypertensie, bijvoorbeeld door veneuze trombose, geen rol speelt. De vastgestelde membraneuze glomerulopathie op basis van het nierbiopt is een specifieke vorm van nierlijden die bij SLE kan voorkomen [20](#page=20).
---
# Diagnose en therapie van nefrotisch syndroom
Dit deel van de studie behandelt de diagnose, etiologieën en algemene principes van de therapie van nefrotisch syndroom, met specifieke aandacht voor oedeemmanagement.
### 2.1 Diagnose van nefrotisch syndroom
Nefrotisch syndroom wordt gekenmerkt door proteïnurie. Een significante hoeveelheid proteïnurie, zoals 4.5 gram per 24 uur, indiceert nefrotisch syndroom. Het kan zich presenteren als gevolg van glomerulaire aandoeningen. De differentiële diagnose van oedeem omvat diverse aandoeningen, waaronder hartfalen, levercirrose, nefrotisch syndroom, nefritisch syndroom, nierfalen, medicamenteuze oorzaken en lokale oorzaken. Intraglomerulaire hypertensie kan eveneens een rol spelen. Een veelvoorkomende oorzaak van nefrotisch syndroom is een onderliggende glomerulaire ziekte, zoals membraan glomrulopathie [19](#page=19) [20](#page=20) [23](#page=23) [29](#page=29).
### 2.2 Etiologieën van nefrotisch syndroom
Diverse factoren kunnen ten grondslag liggen aan nefrotisch syndroom. Belangrijke etiologische categorieën zijn [35](#page=35) [36](#page=36):
* **Membranouze glomerulopathie:** Dit is een specifieke glomerulaire aandoening die leidt tot nefrotisch syndroom [23](#page=23) [36](#page=36).
* **NSAID-gebruik:** Niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen kunnen nefrotisch syndroom veroorzaken [19](#page=19) [36](#page=36).
* **Amyloïdose:** De accumulatie van amyloïd in de nieren kan leiden tot nefrotisch syndroom [36](#page=36).
* **Minimale letsels:** Dit is een andere oorzaak van nefrotisch syndroom [36](#page=36).
* **Systemische aandoeningen:** Lupus kan zowel nefrotisch als nefritisch syndroom veroorzaken [19](#page=19).
* **Vasculaire oorzaken:** Trombose van de vena cava inferior kan, hoewel anders, in de differentiële diagnose van nierproblemen voorkomen, maar leidt niet typisch tot hematurie of een nefritisch syndroom [19](#page=19) [20](#page=20).
### 2.3 Behandeling van nefrotisch syndroom
De behandeling van nefrotisch syndroom richt zich primair op het management van oedeem, maar ook op de onderliggende oorzaak [37](#page=37).
#### 2.3.1 Algemene principes van oedeemtherapie
De algemene principes voor de behandeling van oedeem bij nefrotisch syndroom omvatten [37](#page=37) [39](#page=39):
* **Behandeling van de onderliggende oorzaak:** Het aanpakken van de primaire ziekte is essentieel [37](#page=37).
* **Zoutbeperking:** Een dieet met beperkte zoutinname is cruciaal . Indicatie van incompliantie met zoutbeperking is een 24-uurs natriurese van meer dan 100 mmol [37](#page=37) [38](#page=38).
* **Diuretica:** Het gebruik van diuretische medicatie is een hoeksteen in de behandeling van oedeem [39](#page=39).
* **Vermijden van medicatie die oedeem kan veroorzaken:** Bepaalde medicijnen, zoals NSAID's en calciumantagonisten, moeten vermeden worden omdat ze oedeem kunnen verergeren [39](#page=39) [40](#page=40).
#### 2.3.2 Overwegingen bij oedeemtherapie
Bij het behandelen van oedeem zijn er belangrijke overwegingen:
* **Noodzaak van behandeling:** Het is niet altijd noodzakelijk om oedeem te behandelen, afhankelijk van de ernst en de gevolgen [41](#page=41).
* **Snelheid van interventie:** De snelheid waarmee oedeem verwijderd moet worden, hangt af van de klinische situatie [41](#page=41).
* **Longoedeem:** Longoedeem vereist een dringende behandeling [42](#page=42).
#### 2.3.3 Gevolgen van zout- en waterretentie
Zout- en waterretentie in de nieren kan primair (bv. bij glomerulonefritis) of compensatoir (bv. bij hartfalen, levercirrose) optreden. Een belangrijke caveat bij het gebruik van diuretica is dat de weefselperfusie kan dalen, wat leidt tot een stijging van ureum en creatinine in het bloed [43](#page=43).
#### 2.3.4 Diuretica en volume
Wanneer diuretica worden toegediend, komt water uit de intravasculaire ruimte. Bij patiënten met levercirrose bestaat het risico op weefselhypoperfusie, wat kan leiden tot hepatorenaal syndroom en hepatisch coma. Bij gelokaliseerd oedeem is er een hoog risico op volumedepletie bij diureticagebruik; in dergelijke gevallen is lokale therapie vaak te prefereren [44](#page=44).
#### 2.3.5 Specifieke diuretica
* **Lisdiuretica:** Middelen zoals furosemide (Lasix) en bumetanide (Burinex) worden gebruikt. Hierbij geldt het principe van de "laagste effectieve dosis" . Hogere doseringen kunnen nodig zijn bij nierinsufficiëntie, nefrotisch syndroom en renale hypoperfusie [45](#page=45).
* **Bij cirrose:** In geval van levercirrose worden spironolacton en een lisdiureticum gecombineerd [45](#page=45).
---
# Behandeling van oedeem en gerelateerde complicaties
This section discusses the management of edema, including the decision to treat, the consequences of salt and water retention, and the specific approach with diuretics, while also addressing potential complications.
### 3.1 Algemene principes van oedeembehandeling
De behandeling van oedeem begint met het aanpakken van de onderliggende oorzaak. Daarnaast zijn er diverse therapeutische strategieën, waaronder zoutbeperking, het gebruik van diuretica, en het vermijden van medicatie die oedeem kan induceren [37](#page=37) [39](#page=39).
#### 3.1.1 Zoutbeperking
Zoutbeperking is een fundamenteel onderdeel van de oedeembehandeling. Er is sprake van non-compliance met zoutbeperking wanneer de 24-uurs natriurese meer dan 100 mmol bedraagt [37](#page=37) [38](#page=38).
#### 3.1.2 Medicatie die oedeem kan veroorzaken
Bepaalde medicijnen kunnen bijdragen aan het ontstaan of verergeren van oedeem. Het is daarom belangrijk om het gebruik hiervan te vermijden indien mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn niet-steroïde anti-inflammatoire drugs (NSAID's) en calciumantagonisten [39](#page=39) [40](#page=40).
### 3.2 De indicatie voor oedeembehandeling
Niet elk oedeem hoeft per se behandeld te worden. De beslissing tot behandeling hangt af van de aard en ernst van het oedeem, en de potentiële gevolgen ervan [41](#page=41).
#### 3.2.1 Longoedeem
Longoedeem is een spoedsituatie die dringend behandeld moet worden [42](#page=42).
#### 3.2.2 Gevolgen van zout- en waterretentie
Zout- en waterretentie in de nieren kan primair zijn, zoals bij glomerulonefritis of chronische nierziekte stadium 5 met oligurie. Het kan ook compensatoir optreden bij aandoeningen zoals hartfalen, levercirrose, en soms bij het nefrotisch syndroom [43](#page=43).
> **Tip:** Bij het gebruik van diuretica is het cruciaal om de ureum- en creatininewaarden in het bloed te monitoren, omdat weefselperfusie kan dalen [43](#page=43).
#### 3.2.3 Complicaties bij diureticagebruik
Wanneer diuretica worden ingezet, wordt water onttrokken aan de intravasculaire ruimte. Dit kan specifieke complicaties met zich meebrengen [44](#page=44):
* **Bij levercirrose:** Kan leiden tot weefselhypoperfusie, wat een hepatorenaal syndroom of hepatisch coma kan uitlokken [44](#page=44).
* **Bij gelokaliseerd oedeem:** Er bestaat een verhoogd risico op volumedepletie bij het gebruik van diuretica. In dergelijke gevallen heeft lokale therapie de voorkeur [44](#page=44).
### 3.3 Diuretica
Diuretica zijn een belangrijk middel in de behandeling van oedeem [39](#page=39).
#### 3.3.1 Lisdiuretica
Lisdiuretica, zoals furosemide (Lasix) en bumetanide (Burinex), dienen te worden toegediend in de "laagste effectieve dosis" [45](#page=45).
* Bij nierinsufficiëntie, nefrotisch syndroom, en renale hypoperfusie zijn hogere doseringen van deze diuretica nodig [45](#page=45).
* Bij patiënten met cirrose wordt vaak een combinatie van spironolactone en een lisdiureticum voorgeschreven [45](#page=45).
---
# Presentatie en diagnose van acuut dyspneu en longembolie
Dit hoofdstuk beschrijft een casus waarbij een patiënt acuut dyspneu ontwikkelt, wat uiteindelijk leidt tot de diagnose van een longembolie na aanvullend onderzoek.
### 4.1 Casusbeschrijving
De casus betreft een 65-jarige vrouw, verblijvende in een woonzorgcentrum, die sinds vier maanden last heeft van uitgesproken oedeem. Recent heeft zij acuut dyspneu ontwikkeld. Verder is bekend dat zij reumaatoid artitis heeft en behandeld wordt met furosemide en piroxicam [27](#page=27).
### 4.2 Klinische presentatie en anamnese
Bij opname presenteert de patiënt zich met angst, acuut dyspneu en tachypneu. Er wordt geen wheezing of crepitaties geconstateerd bij auscultatie van de longen. De ademhaling is symmetrisch. Klinisch zijn er tekenen van tachyeardie, stuwing van de vena jugularis, hypotensie, cyanose en oedeem [30](#page=30).
### 4.3 Aanvullend onderzoek
Na opname in het ziekenhuis worden de volgende onderzoeken verricht:
* **RX thorax:** De röntgenfoto van de thorax toont geen afwijkingen [31](#page=31).
* **EKG:** Het elektrocardiogram (ECG) toont een sinusale tachycardie zonder verdere afwijkingen [31](#page=31).
* **Bloedgas:** De arteriële bloedgasanalyse wijst op hypoxemie en hypocapnie [31](#page=31).
### 4.4 Diagnose
Op basis van de klinische presentatie en de resultaten van het aanvullend onderzoek wordt dyspneu, in de context van deze casus, geïnterpreteerd als een symptoom van een longembolie. De uiteindelijke diagnoses die gesteld worden, zijn een longembolie en een nefrotisch syndroom [32](#page=32) [34](#page=34).
> **Tip:** Hoewel een RX thorax in deze casus geen afwijkingen liet zien, blijft het een belangrijk eerste onderzoek bij dyspneu om andere oorzaken uit te sluiten. De combinatie van klinische symptomen en bloedgasafwijkingen is cruciaal voor het verder denken aan een longembolie.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Oedeem | Een abnormale ophoping van vocht in de lichaamsweefsels, resulterend in zwelling. |
| Depressie | Een stemmingsstoornis die gekenmerkt wordt door aanhoudende gevoelens van verdriet en verlies van interesse, wat invloed heeft op dagelijkse activiteiten. |
| Gewrichtspijnen | Pijn ervaren in een of meerdere gewrichten, wat kan duiden op ontsteking, degeneratie of andere onderliggende aandoeningen. |
| Rash | Een huiduitslag, die zich kan manifesteren als roodheid, bultjes, vlekken of andere zichtbare veranderingen op de huid. |
| Raynaud | Een aandoening die aanvallen van vernauwing in kleine bloedvaten veroorzaakt, meestal in de vingers en tenen, als reactie op koude of stress. |
| Miskraam | Het spontaan beëindigen van een zwangerschap voordat de foetus levensvatbaar is, meestal vóór 20 weken zwangerschap. |
| Systemische Lupus Erythematoseus (SLE) | Een chronische auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem gezonde weefsels aanvalt, wat kan leiden tot ontstekingen in verschillende lichaamsdelen zoals huid, gewrichten, nieren en organen. |
| Chloroquine (Plaquenil) | Een medicijn dat voornamelijk wordt gebruikt voor de behandeling van malaria en auto-immuunziekten zoals lupus en reumatoïde artritis. |
| Naproxen (Apriax) | Een niet-steroïde anti-inflammatoir geneesmiddel (NSAID) dat wordt gebruikt om pijn, koorts en ontsteking te verminderen. |
| Differentiaaldiagnose | Een systematisch proces waarbij mogelijke diagnoses worden overwogen en geëvalueerd om de meest waarschijnlijke aandoening vast te stellen. |
| Nefrotisch syndroom | Een nierziekte die wordt gekenmerkt door proteïnurie (verhoogde eiwituitscheiding in urine), hypalbuminemie (lage albumine in bloed), oedeem en hyperlipidemie (verhoogd vetgehalte in bloed). |
| Lupusnefritis | Ontsteking van de nieren veroorzaakt door systemische lupus erythematosus (SLE), wat de nierfunctie kan aantasten. |
| Nefritisch syndroom | Een nierziekte die wordt gekenmerkt door hematurie (bloed in urine), proteïnurie (eiwit in urine), hypertensie (hoge bloeddruk) en nierinsufficiëntie. |
| Thrombose (beenvener of vena cava inferior) | Vorming van een bloedstolsel in een ader, in dit geval in de beenaders of de onderste holle ader. |
| NSAID | Niet-steroïde anti-inflammatoir geneesmiddel, een groep medicijnen die worden gebruikt om pijn, koorts en ontsteking te bestrijden. |
| Waterretentie | Het vasthouden van overtollig water in het lichaam, wat kan leiden tot zwelling. |
| Veneuze insufficiëntie | Een aandoening waarbij de aderen moeite hebben om bloed terug naar het hart te pompen, wat kan leiden tot zwelling en andere symptomen. |
| Amyloïdose | Een ziekte waarbij abnormale eiwitten, amyloïden genaamd, zich ophopen in organen en weefsels, wat hun functie kan verstoren. |
| Hartfalen | Een chronische aandoening waarbij het hart niet efficiënt genoeg bloed kan rondpompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen. |
| Levercirrose | Een geavanceerde stadium van littekenvorming (fibrose) in de lever, meestal veroorzaakt door chronische leverschade, wat de leverfunctie ernstig kan belemmeren. |
| Urine sediment | Een microscopisch onderzoek van de urine om cellen, kristallen en andere deeltjes te detecteren die kunnen wijzen op nierziekte of infectie. |
| Witte bloedcellen (leukocyten) | Cellen in het bloed die deel uitmaken van het immuunsysteem en helpen bij het bestrijden van infecties en ziekten. |
| Rode bloedcellen (erytrocyten) | Cellen in het bloed die verantwoordelijk zijn voor het transporteren van zuurstof van de longen naar de weefsels en koolstofdioxide terug naar de longen. |
| Proteïne in urine (proteïnurie) | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwit in de urine, wat een teken kan zijn van nierbeschadiging. |
| Vena cava inferior | De grote ader die bloed uit de onderste helft van het lichaam naar het hart transporteert. |
| Hematurie | De aanwezigheid van bloed in de urine. |
| Glomerulair lijden | Beschadiging van de glomeruli, de kleine bloedvaten in de nieren die afvalstoffen en overtollig vocht filteren. |
| Intraglomerulaire hypertensie | Een verhoogde bloeddruk binnen de glomeruli van de nieren. |
| Vena renalis | De ader die bloed uit de nier afvoert. |
| Bezinkingsnelheid (erytrocyten sedimentatiesnelheid, ESR) | Een bloedtest die de snelheid meet waarmee rode bloedcellen naar de bodem van een testbuis zakken; een verhoogde snelheid kan wijzen op ontsteking. |
| Hemoglobine | Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstof transporteert. |
| Witte bloedcellen | Cellen in het bloed die deel uitmaken van het immuunsysteem en helpen bij het bestrijden van infecties. |
| Thrombocyten (bloedplaatjes) | Kleine bloedcellen die een rol spelen bij de bloedstolling. |
| CRP (C-reactief proteïne) | Een eiwit dat door de lever wordt geproduceerd als reactie op ontsteking in het lichaam. |
| Natrium | Een mineraal dat essentieel is voor de vochtbalans en zenuwfunctie in het lichaam. |
| Kalium | Een mineraal dat belangrijk is voor de spier- en zenuwfunctie en de regulatie van de vochtbalans. |
| Creatinine | Een afvalproduct van spierstofwisseling dat door de nieren wordt uitgescheiden; een verhoogd niveau kan wijzen op nierfunctiestoornissen. |
| Totaal eiwit | De totale hoeveelheid eiwit in het bloed. |
| Cholesterol | Een vetachtige stof die essentieel is voor de celstructuur en de productie van hormonen, maar te hoge waarden kunnen leiden tot hart- en vaatziekten. |
| 24-uurs proteïnurie | De totale hoeveelheid eiwit die binnen een periode van 24 uur in de urine wordt uitgescheiden. |
| Nierfunctie (eGFR) | Geschatte glomerulaire filtratiesnelheid, een maat voor hoe goed de nieren afvalstoffen uit het bloed filteren. |
| Echo/Duplex | Echografisch onderzoek, vaak met dopplertechnologie, om de bloedstroom en de structuur van bloedvaten te beoordelen. |
| Nierbiopt | Een procedure waarbij een klein stukje nierweefsel wordt verwijderd voor microscopisch onderzoek om de oorzaak van nierziekte te bepalen. |
| Membranauze glomerulopathie | Een vorm van glomerulonefritis waarbij verdikking van de glomerulaire basaalmembraan optreedt, vaak geassocieerd met nefrotisch syndroom. |
| ACE-remmer (Angiotensine-converterend-enzymremmer) | Een klasse medicijnen die worden gebruikt om hoge bloeddruk en hartfalen te behandelen door de bloedvaten te verwijden. |
| Angiotensine receptor blokker (ARB) | Medicijnen die worden gebruikt om hoge bloeddruk te behandelen door de effecten van angiotensine II te blokkeren. |
| Statine | Een klasse medicijnen die worden gebruikt om het cholesterolgehalte te verlagen en het risico op hart- en vaatziekten te verminderen. |
| Lisdiuretica | Diuretica die voornamelijk in de lus van Henle werken om de uitscheiding van zout en water te verhogen. |
| Antico | Anticoagulantia, medicijnen die de bloedstolling remmen. |
| Immuunonderdrukkende medicatie | Medicijnen die de activiteit van het immuunsysteem onderdrukken, gebruikt bij auto-immuunziekten en na orgaantransplantaties. |
| WZC | Verzorgingstehuis of verpleeghuis. |
| Acuut dyspneu | Plotseling optredende kortademigheid. |
| Reumatoïde artritis | Een chronische auto-immuunziekte die voornamelijk de gewrichten aantast, wat leidt tot ontsteking, pijn en stijfheid. |
| Furosemide | Een krachtig lisdiureticum dat wordt gebruikt om oedeem en hoge bloeddruk te behandelen. |
| Piroxicam | Een niet-steroïde anti-inflammatoir geneesmiddel (NSAID) gebruikt voor de behandeling van pijn en ontsteking bij aandoeningen zoals artritis. |
| Nefritis syndroom | (zie Nefritisch syndroom) |
| Nierfalen | Een medische aandoening waarbij de nieren niet meer in staat zijn om afvalstoffen uit het bloed te filteren. |
| Medicamenteus | Gerelateerd aan medicatie. |
| Lokale oorzaak | Een oorzaak die beperkt is tot een specifiek gebied of orgaan. |
| Anamnese | De medische geschiedenis van een patiënt, verzameld door middel van vraaggesprekken. |
| Klinisch onderzoek | Fysiek onderzoek van een patiënt door een arts om tekenen van ziekte te detecteren. |
| Dyspneu | Kortademigheid of moeite met ademen. |
| Angstig | Gevoel van angst of bezorgdheid. |
| Tachypneu | Een snelle ademhalingsfrequentie. |
| Symetrisch AG | Symmetrische ademhalingsbewegingen van de borstkas. |
| Wheezing | Een piepend geluid tijdens het ademen, vaak veroorzaakt door vernauwde luchtwegen. |
| Crepitaties | Knetterende geluiden die worden gehoord bij het luisteren naar de longen, vaak een teken van vocht in de luchtwegen. |
| Tachycardie | Een snelle hartslag. |
| Stuwing vv jugulares | Zichtbare zwelling van de halsaders, wat kan duiden op verhoogde druk in het rechterhart. |
| Hypotens | Lage bloeddruk (hypotensie). |
| Cyanose | Een blauwachtige verkleuring van de huid en slijmvliezen, veroorzaakt door een tekort aan zuurstof in het bloed. |
| Opname in ziekenhuis | Het proces waarbij een patiënt wordt opgenomen in een ziekenhuis voor medische behandeling. |
| RX Thorax | Een röntgenfoto van de borstkas om de longen en het hart te beoordelen. |
| EKG (Elektrocardiogram) | Een test die de elektrische activiteit van het hart meet. |
| Sinusale tachycardie | Een snelle hartslag die afkomstig is uit de sinusknoop, de natuurlijke pacemaker van het hart. |
| Bloedgas | Een bloedtest die de niveaus van zuurstof, koolstofdioxide en de zuurgraad van het bloed meet. |
| Hypoxemie | Een abnormaal laag zuurstofgehalte in het bloed. |
| Hypocapnie | Een abnormaal lage concentratie koolstofdioxide in het bloed. |
| Longembolie | Een aandoening waarbij een bloedstolsel zich verplaatst naar de longen en een slagader blokkeert. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten. |
| Minimal lesions | Een histologische diagnose van nierziekte waarbij er weinig of geen microscopische veranderingen zichtbaar zijn in de glomeruli. |
| Zoutbeperking | Het verminderen van de inname van zout in het dieet. |
| 24-uurs natriurese | De hoeveelheid natrium die binnen 24 uur in de urine wordt uitgescheiden. |
| Incompliantie | Het niet naleven van medische adviezen of behandelingen. |
| Diuretica | Medicijnen die de urineproductie verhogen om overtollig vocht en zout uit het lichaam te verwijderen. |
| Ca antagonisten | Calciumantagonisten, een klasse medicijnen die worden gebruikt om hoge bloeddruk en hartritmestoornissen te behandelen. |
| Longoedeem | Vochtophoping in de longblaasjes, wat ademhalingsproblemen veroorzaakt. |
| Zout en water retentie | Het vasthouden van zout en water in het lichaam. |
| Glomerulonefritis | Ontsteking van de glomeruli in de nieren. |
| CKD 5D met oligurie | Chronische nierziekte stadium 5 met verminderde urineproductie. |
| Compensatoir | Een reactie die optreedt ter compensatie van een ander probleem. |
| Weefselperfusie | De bloedtoevoer naar weefsels. |
| Ureum | Een afvalproduct van eiwitmetabolisme dat door de nieren wordt uitgescheiden. |
| Volumedepletie | Vermindering van het bloedvolume in het lichaam. |
| Spironolactone | Een kaliumsparend diureticum dat wordt gebruikt bij hartfalen, cirrose en hoge bloeddruk. |