Cover
Inizia ora gratuitamente PowerPoint_AP_presentatie_PP1 _ Borstvoeding _ 2025.pptx
Summary
# Basis van borstvoeding en de tien vuistregels
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de fundamentele aspecten van borstvoeding, met speciale aandacht voor de tien vuistregels van WHO en UNICEF ter bevordering en bescherming van borstvoeding, en de cruciale rol van ondersteuning voor een succesvolle lactatie.
### 1.1 Inleiding tot borstvoeding en de BFHI
Borstvoeding is een essentieel aspect van de postpartale zorg. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en UNICEF hebben in 1991 de Baby-Friendly Hospital Initiative (BFHI) gelanceerd met als doel ziekenhuizen en gezondheidszorginstellingen wereldwijd borstvoedingsvriendelijker te maken. Een cruciaal onderdeel van de BFHI zijn de tien vuistregels, die zijn opgesteld om moeders de best mogelijke ondersteuning te bieden, hen beter voor te bereiden op borstvoeding, en de gezondheidsuitkomsten voor baby's te verbeteren.
### 1.2 De tien vuistregels voor het welslagen van borstvoeding
De tien vuistregels bieden een gestructureerd kader voor optimale borstvoedingszorg:
1. **Borstvoedingsbeleid:** Alle betrokken medewerkers kennen en passen een schriftelijk borstvoedingsbeleid toe.
2. **Vaardigheden van medewerkers:** Alle betrokken medewerkers bezitten de nodige vaardigheden om het borstvoedingsbeleid uit te voeren.
3. **Voorlichting zwangere vrouwen:** Zwangere vrouwen worden voorgelicht over de voordelen en de praktische aspecten van borstvoeding.
4. **Huidcontact direct na geboorte:** Moeder en kind hebben onmiddellijk na de geboorte en gedurende minstens een uur ongestoord huidcontact. De moeder wordt aangemoedigd de signalen van de baby om te drinken te herkennen en krijgt hulp indien nodig.
5. **Aanleggen en melkproductie:** Vrouwen leren hoe ze hun baby moeten aanleggen en hoe ze de melkproductie kunnen handhaven, zelfs bij scheiding van moeder en kind.
6. **Exclusieve borstvoeding:** Pasgeborenen krijgen geen andere voeding of extra vocht dan borstvoeding, tenzij medisch geïndiceerd.
7. **Rooming-in:** Moeder en kind verblijven dag en nacht samen op één kamer.
8. **Voeden op verzoek:** Borstvoeding wordt gegeven op verzoek van de baby.
9. **Geen speen/fopspeen:** Pasgeborenen die borstvoeding krijgen, ontvangen geen speen of fopspeen.
10. **Ondersteuningsgroepen:** Moeders worden aangemoedigd borstvoedingsbegeleidingsgroepen te vormen en worden bij ontslag uit de instelling naar deze groepen verwezen.
> **Tip:** Deze tien vuistregels vormen de basis voor een borstvoedingsvriendelijke omgeving en zijn essentieel voor het welslagen van borstvoeding.
### 1.3 Effectief hulpverlenen bij borstvoeding
Effectieve hulpverlening bij borstvoeding vereist een combinatie van actief luisteren, het stellen van gerichte vragen en het bieden van passende informatie. Het is cruciaal om een onderscheid te maken tussen informatie en advies. Informatie geeft vertrouwen en kracht, terwijl advies onzekerheid kan veroorzaken. De keuze moet altijd bij de vrouw blijven. Zorgverleners dienen een positieve en ondersteunende houding aan te nemen, met aandacht voor lichaamstaal, oogcontact en enthousiasme.
* **Actief luisteren:** Luister aandachtig naar de zorgen en vragen van de moeder, zonder direct over te gaan op het geven van adviezen.
* **Vragen stellen:** Stel specifieke vragen om de situatie van de moeder beter te begrijpen.
* **Uniciteit benadrukken:** Erken dat elke moeder en baby uniek is.
* **Positieve bevestiging:** Geef positieve feedback en bevestiging.
* **Informatie vs. advies:** Geef informatie om de vrouw te empoweren; geef alleen advies op uitdrukkelijke vraag.
> **Tip:** Een goede communicatie, gekenmerkt door actief luisteren en het geven van relevante informatie, is de sleutel tot effectieve ondersteuning bij borstvoeding.
### 1.4 De basis van borstvoeding: ondersteuning en techniek
Succesvolle borstvoeding rust op verschillende pijlers: ondersteuning, het herkennen van hongersignalen, de juiste aanlegtechniek, protocollen, begeleiding en een rustige, vertrouwde omgeving.
#### 1.4.1 Ondersteuning
Ondersteuning is van onschatbare waarde voor moeders. Dit omvat:
* **Morele steun:** Emotionele steun bij twijfels of problemen.
* **Praktische hulp:** Overnemen van huishoudelijke taken of het gebruik van een draagdoek.
* **Input/output controle:** Toezicht houden op de voeding en vochtinname van de moeder om haar zelfvertrouwen te vergroten.
* **Teamvorming:** Betrekken van de partner en andere gezinsleden is cruciaal.
> **Tip:** De rol van de partner is van onschatbare waarde en kan het verschil maken tussen succes en falen van borstvoeding.
#### 1.4.2 Begeleiding
Begeleiding omvat:
* **Informeren en adviseren:** Duidelijke uitleg geven over borstvoeding.
* **Protocollen en beleid:** Een eenvoudig en consequent beleid hanteren.
* **Deskundige hulp:** Verwijzen naar vroedvrouwen, lactatiekundigen, borstvoedingsgroepen, sociale media en erkende organisaties.
#### 1.4.3 De juiste aanlegtechniek
Een correcte aanlegtechniek is fundamenteel voor effectieve borstvoeding. Dit begint met het herkennen van de hongersignalen van de baby.
##### 1.4.3.1 Hongersignalen
Vroege hongersignalen van een baby omvatten:
* Smakken, tong uitsteken
* Omdraaien van het hoofdje
* De handjes naar het mondje brengen
* Zoekreflex
Huilen is een laat signaal van honger en kan de baby moeilijker aanleggen maken.
##### 1.4.3.2 Aanleggen
Het aanleggen van de baby vereist verschillende houdingen. Een goede start is cruciaal.
* **Houding:** De baby moet "buik tegen buik" liggen, met het hoofd en de rug in een rechte lijn. De neus van de baby moet ter hoogte van de tepel zijn, en de tepelhof moet vrij zijn. De baby moet naar de borst worden gebracht, niet andersom.
* **Variatie in houdingen:** Verschillende houdingen zijn mogelijk en afwisseling is belangrijk om alle melkkanaaltjes te stimuleren en borststuwing of -ontsteking te voorkomen. Voorbeelden zijn de Madonnahouding, de rugligging, de bakerhouding (ook wel rugbyhouding) en biological nurturing.
> **Example:** De rugbyhouding is bijvoorbeeld handig bij het voeden in de zetel of in bed, waarbij de baby onder de arm van de moeder wordt gelegd, met de voeten naar achteren gericht.
##### 1.4.3.3 Aanhappen
Correct aanhappen is essentieel om de baby meer melk te laten krijgen en pijnlijke tepels te voorkomen.
* **Borst ondersteunen:** De moeder kan de borst ondersteunen met een U- of C-greep, waarbij de vingers zich buiten de tepelhof bevinden.
* **Stimuleren zoekreflex:** De tepel strelen langs de bovenlip en neus van de baby stimuleert de zoekreflex. Zodra de lipjes worden aangeraakt, opent de baby zijn mond en brengt hij zijn tong naar buiten over de onderkaak.
* **Grote hap:** De baby moet een grote hap uit de borst nemen, met een aanzienlijk deel van de tepelhof in de mond. Enkel de tepel aan happen is "tepelvoeden" en kan pijnlijk zijn. Borstvoeding hoort geen pijn te doen.
##### 1.4.3.4 Zuigen
Het zuigpatroon van de baby verloopt in fasen:
* **Stimulatie-zuigpatroon:** Korte, snelle zuigbewegingen die een vacuüm creëren en de toeschietreflex activeren.
* **Nutritief zuigen:** Ononderbroken zuigen, slikken en ademen, gevolgd door een pauze. Dit is aanwezig wanneer er melk stroomt.
* **Niet-nutritief zuigen:** Stimuleert de darmperistaltiek en kalmeert de baby.
Het horen van slikken (na 2-4 zuigbewegingen) en het meebewegen van de oortjes van de baby duiden op effectief zuigen. Smakgeluiden of kuiltjes in de wangen kunnen wijzen op een foute aanhaptechniek.
#### 1.4.4 Houding van de moeder
Een comfortabele en ontspannen houding van de moeder, eventueel ondersteund door kussens, is belangrijk. Afwisseling van voedingshoudingen is aan te raden.
#### 1.4.5 LATCH-assessment tool
De LATCH-tool is een hulpmiddel om het aanleggen te beoordelen:
* **L**atch (hechting)
* **A**udible swallowing (hoorbaar slikken)
* **T**ype of nipple (type tepel)
* **C**omfort (comfort van de moeder)
* **H**elp (zelfredzaamheid van de moeder)
Elk item wordt gescoord van 0 tot 2, met een totale score van 0 tot 10.
### 1.5 De praktijk van borstvoeding
#### 1.5.1 Het eerste aanleggen en de eerste dagen
De zuigreflex is het sterkst in het eerste uur na de geboorte. **Skin-to-skin** contact en de **"breast crawl"** (het kruipen van de baby naar de borst) na de geboorte bevorderen het eerste succesvolle aanleggen. Colostrum, de eerste moedermelk, is zeer voedzaam.
* **Frequent aanleggen:** Tussen 8 en 12 keer per 24 uur is normaal.
* **Duur:** De voedingsduur varieert per baby, meestal tussen 5 en 15 minuten.
* **Aandachtspunten:** Corrigeer de houding en het aanhappen, let op pijn, en observeer het slikken.
* **Beide borsten aanbieden:** Wissel af en begin elke voeding met de borst waarmee de vorige voeding eindigde.
* **Geen bijvoeding:** Tenzij medisch noodzakelijk, is bijvoeding niet nodig. Het kan het systeem van vraag en aanbod verstoren en leiden tot tepel-speenverwarring.
> **Tip:** Oefening baart kunst. Wees geduldig en moedig de baby aan om een grote hap te nemen.
#### 1.5.2 Na de eerste dagen: groeispurt en clustervoeding
* **Groeispurt (regeldagen):** Rond 10 dagen, 6 weken en 3 maanden kunnen baby's groeispurtjes doormaken. Dit betekent dat ze vaker willen drinken, wat leidt tot een verhoogde melkproductie. Dit is een natuurlijk proces.
* **Clustervoeden:** Met name in de vroege avond kunnen baby's meerdere keren kort achter elkaar willen drinken. Dit kan troost bieden en helpt de melkproductie te reguleren.
#### 1.5.3 Na de eerste maanden
* **Op verzoek voeden:** Borstvoeding wordt op verzoek gegeven, met aandacht voor pijn, mastitis en afleiding.
* **Exclusieve borstvoeding tot 6 maanden:** De WHO beveelt exclusieve borstvoeding tot 6 maanden aan.
* **Starten met vaste voeding:** Na 6 maanden is de baby klaar voor vaste voeding wanneer het immuunsysteem, verteringssysteem, orale motoriek en coördinatie voldoende ontwikkeld zijn.
* **Borstvoeding tot 2 jaar of langer:** Borstvoeding kan worden voortgezet tot 2 jaar of langer, in combinatie met vaste voeding.
> **Tip:** Vraag advies aan experts voordat u abrupt stopt met borstvoeding; geleidelijk afbouwen is meestal beter.
### 1.6 Afkolven en bewaren van moedermelk (Kort overzicht, enkel relevant indien besproken in de eerste 35 pagina's)
Hoewel de details van afkolven en bewaren voornamelijk in Deel 2 worden behandeld, worden de redenen voor afkolven en aandachtspunten al kort aangestipt in de context van het stimuleren van de melkproductie en het geven van moedermelk aan premature baby's.
* **Redenen voor afkolven:** Het stimuleren van de melkproductie, het geven van colostrum aan premature baby's, of wanneer directe borstvoeding niet mogelijk is.
* **Nadelen van afkolven:** Moedermelk kan door blootstelling aan lucht, afkoeling en opwarming eigenschappen verliezen (bv. antistoffen, enzymen).
* **Hygiëne:** Werk altijd hygiënisch bij het afkolven en bewaren van moedermelk. Noteer datum en tijdstip van afkolven.
* **Bewaartijden:** Moedermelk heeft verschillende bewaartijden afhankelijk van de temperatuur (kamertemperatuur, koelkast, diepvries).
> **Tip:** Moedermelk is speciaal samengesteld voor de baby. Afkolven kan nuttig zijn in specifieke situaties, maar directe borstvoeding heeft de voorkeur.
---
# Effectief hulpverlenen en communicatie
Dit gedeelte behandelt essentiële communicatietechnieken voor zorgverleners bij het begeleiden van moeders, met een focus op actief luisteren, effectief vragen stellen en het onderscheid tussen informatie en advies.
## 2 Effectief hulpverlenen en communicatie
Effectief hulpverlenen bij borstvoeding vereist specifieke communicatieve vaardigheden om moeders optimaal te ondersteunen in hun kwetsbare, maar ook krachtige, rol. De basis hiervoor ligt in actief luisteren, het stellen van de juiste vragen, en het correct differentiëren tussen het geven van informatie en advies.
### 2.1 Actief luisteren
Actief luisteren is cruciaal om de moeder zich gehoord en begrepen te laten voelen. Het betekent niet te snel overgaan tot het stellen van veel vragen of het geven van adviezen.
> **Tip:** Door actief te luisteren, geef je de moeder de ruimte om haar verhaal te doen en haar zorgen te uiten, wat essentieel is voor vertrouwen en veiligheid.
### 2.2 Vragen stellen
Het stellen van vragen dient om de situatie van de moeder en haar baby beter te begrijpen en haar zelfvertrouwen te vergroten.
* **Vraag specifiek:** Specifieke vragen helpen om gerichte informatie te verzamelen.
* **Benadruk dat iedereen uniek is:** Elk moeder-kind duo en elke borstvoedingservaring is uniek.
* **Positieve bevestiging:** Moedig de moeder aan door haar positieve ervaringen en inspanningen te erkennen.
### 2.3 Informatie versus advies
Het onderscheid tussen informatie en advies is fundamenteel voor empowerment van de moeder.
* **Informatie** geeft de moeder vertrouwen en kracht om haar eigen keuzes te maken.
* **Advies** kan leiden tot onzekerheid en het gevoel van kwetsbaarheid.
> **Tip:** Geef advies alleen op uitdrukkelijke vraag van de moeder, bijvoorbeeld als ze vraagt: "Wat zou jij doen?". Laat de uiteindelijke keuze altijd bij de vrouw.
### 2.4 Communicatie via lichaamstaal
Naast verbale communicatie speelt ook non-verbale communicatie een belangrijke rol.
* **Sterke stem:** Een rustige en zelfverzekerde stem straalt professionaliteit uit.
* **Lichaamstaal:**
* **Lachen:** Een vriendelijke glimlach creëert een ontspannen sfeer.
* **Oogcontact:** Warm, zorgzaam en uitnodigend oogcontact versterkt de verbinding.
* **Houding:** Een relaxte houding zonder gekruiste armen en met een gepaste afstand bevordert openheid.
* **Enthousiasme:** Toon oprechte betrokkenheid bij de moeder en haar ervaring.
* **Humor:** Gepaste humor kan spanningen verminderen en een band opbouwen.
### 2.5 De basis van borstvoeding
De basis van succesvolle borstvoeding omvat verschillende elementen die de zorgverlener kan ondersteunen:
* **Ondersteuning:** Morele steun bij twijfels, hulp bij huishoudelijke taken en het opbouwen van een team (inclusief de partner) zijn essentieel. De rol van de partner is van onschatbare waarde.
* **Hongersignalen:** Het herkennen van de hongersignalen van de baby.
* **Houding:** Een comfortabele en correcte houding voor zowel moeder als baby.
* **Zuigtechniek:** Een effectieve zuigtechniek van de baby.
* **Protocollen:** Het volgen van duidelijke protocollen en een eenvoudig beleid.
* **Begeleiding en uitleg:** Duidelijke instructies en uitleg geven.
* **Verenigingen en hulpverleners:** Verwijzen naar borstvoedingsgroepen, vroedvrouwen en lactatiekundigen.
* **Rustige, vertrouwde omgeving:** Zorgen voor een veilige en ontspannen setting.
* **Zelfvertrouwen en geduld:** Het bevorderen van het zelfvertrouwen van de moeder en geduld tonen tijdens het leerproces.
* **Juiste aanlegtechniek:** Het correct aanleggen van de baby is fundamenteel.
* **Informatie over melkproductie:** Uitleg geven over hoe de melkproductie tot stand komt en in stand gehouden kan worden.
* **Probleempreventie:** Informeren over hoe mogelijke problemen voorkomen kunnen worden.
* **Tijd en aandacht:** Ruim de tijd nemen voor moeders, zeker in de beginfase van de lactatie.
* **Team vormen:** Samenwerken met de partner en eventuele andere ondersteunende personen om de zorglast te verdelen.
### 2.6 Juiste aanlegtechniek
De aanlegtechniek is de basis voor succesvolle borstvoeding. Een correcte aanleg zorgt ervoor dat de baby efficiënt melk binnenkrijgt en voorkomt pijnlijke tepels bij de moeder.
* **Houding:** Zorg voor een "buik tegen buik" positie, waarbij de baby's hoofd en rug in een rechte lijn liggen. De bovenlip en neus van de baby moeten ter hoogte van de tepel zijn. Zorg dat de tepelhof zoveel mogelijk vrij is. Breng de baby naar de borst, niet andersom, en knijp de baby niet vast.
* **Aanhappen:**
* Gebruik de "U" of "C" greep om de borst te ondersteunen met de vingers van de tepelhof.
* Raak de bovenlip van de baby aan met de tepel om de zoekreflex te stimuleren.
* Wanneer de baby zijn mond wijd opent en de tong naar buiten brengt, is hij klaar om aan te happen.
* Een juiste hap betekent dat de baby een grote hap neemt, waarbij niet alleen de tepel, maar ook een aanzienlijk deel van de tepelhof in de mond wordt genomen. Tepelvoeding, waarbij alleen de tepel in de mond is, dient vermeden te worden. Borstvoeding mag geen pijn doen.
* **Zuigen:**
* Eerst volgen korte, snelle zuigbewegingen om vacuüm te creëren en de tepel en tepelhof in de mond te trekken.
* Daarna volgen ritmische, diepere zuig- en kauwbewegingen, gevolgd door slikken. Het horen van slikken (vaak na 2-4 zuigbewegingen) is een teken dat de baby melk binnenkrijgt. Oortjes die meebewegen tijdens het zuigen kunnen ook een indicatie zijn.
* Verwar slikken niet met smakken. Kuiltjes in de wangen en smakgeluiden duiden op een foute aanhaptechniek.
Er zijn verschillende zuigpatronen te onderscheiden:
* **Stimulatie-zuigpatroon:** Korte, snelle zuigbewegingen aan het begin van de voeding om de toeschietreflex te activeren.
* **Nutritief zuigen:** Ononderbroken zuigen, slikken en ademen wanneer er melk aanwezig is.
* **Niet-nutritief zuigen:** Zuigen ter kalmering en stimulatie van de darmen, zonder dat er veel melk wordt binnengekregen.
#### 2.6.1 Verschillende voedingshoudingen
Er zijn diverse houdingen mogelijk voor het aanleggen, en afwisseling is belangrijk om alle melkkanaaltjes te stimuleren en stuwing of ontsteking te voorkomen.
* Madonna houding
* Rechtzittende houding
* Liggende houding (meerdere varianten)
* Bakerhouding of rugbyhouding
* Doorgeschoven bakerhouding (Engelse houding)
* Rugligging (Australische houding of fonteinhouding)
* Biologische houding (biological nurturing)
> **Tip:** Houding is een belangrijk aspect. Zorg voor een prettige en ontspannen houding, eventueel ondersteund door kussens. Buik tegen buik en de neus van de baby ter hoogte van de tepel zijn cruciale elementen bij de meeste houdingen (met uitzondering van de rugbyhouding).
#### 2.6.2 LATCH assessment tool
De LATCH-tool is een acroniem voor het beoordelen van de aanleg en kan helpen bij het objectiveren van de borstvoedingsbegeleiding.
* **L**atch: Mate waarin de baby aan de borst kan vasthechten.
* **A**udible: Hoorbaar slikken.
* **T**ype: Type tepel van de moeder.
* **C**omfort: Comfort van de moeder.
* **H**elp: Zelfredzaamheid van de moeder.
De score per item ligt tussen 0 en 2, met een totale score tussen 0 en 10.
### 2.7 De eerste dagen van borstvoeding
De eerste dagen zijn cruciaal voor een goede start van de borstvoeding.
* **Eerste aanleggen:** De zuigreflex is het sterkst in het eerste uur na de geboorte. Skin-to-skin contact en de "breastcrawl" stimuleren dit. Colostrum is de eerste, zeer voedzame melk.
* **Praktijk van de voeding:**
* **Frequent aanleggen:** Tussen 8 en 12 keer per 24 uur.
* **Duur:** Afhankelijk van de baby, meestal 5-15 minuten per voeding, en dit kan per voeding verschillen.
* **Aandachtspunten:** Correcte houding, goed aanhappen, pijn, slikken/smakken.
* **Oefenen:** Beide borsten aanbieden, afwisselen is belangrijk voor stimulatie. Begin steeds met de borst waarmee de vorige voeding eindigde.
* **Bijvoeding:** In de eerste dagen is bijvoeding (tenzij medisch geïndiceerd) meestal niet nodig en kan het vraag-en-aanbodsysteem verstoren. Het kan leiden tot tepel-speenverwarring en een verminderde melkproductie. Gebruik van een speen of fopspeen dient eveneens vermeden te worden, tenzij op medische indicatie.
* **Rooming-in:** Moeder en baby blijven dag en nacht bij elkaar op een kamer, zodat de moeder de signalen van haar baby leert kennen en snel kan reageren.
### 2.8 Na de eerste dagen en maanden
Na de eerste dagen verandert de borstvoedingsdynamiek.
* **Groeispurt ("Regeldagen"):** Rond 10 dagen, 6 weken en 3 maanden (en soms tussendoor) kan de baby vaker willen drinken. Dit is een natuurlijk proces waarbij de melkproductie wordt aangepast aan de behoefte van de groeiende baby. Rust stimuleert de melkproductie.
* **Clustervoeden:** Met name in de vroege avond kan de baby gedurende korte tijd frequent willen drinken. Dit kan gerelateerd zijn aan troostbehoefte of overprikkeling van de dag.
* **Na de eerste maanden:** Borstvoeding gaat door op verzoek. Aandacht voor eventuele pijn, mastitis, of afleiding is belangrijk. De WHO beveelt exclusieve borstvoeding aan tot 6 maanden, en daarna met aanvullende voeding tot 2 jaar of langer.
* **Na 6 maanden:** De baby is vaak klaar voor vaste voeding omdat het immuunsysteem, verteringssysteem en de orale motoriek voldoende ontwikkeld zijn.
* **Verdere begeleiding:** De moeder wordt expert in borstvoeding. Het delen van ervaringen in moedergroepen is waardevol. Vragen over starten met vast voedsel, terug aan het werk gaan, kolven of tandemvoeden kunnen aan bod komen.
### 2.9 Effect van de moeder op de melkproductie
Factoren die de melkproductie positief beïnvloeden:
* **Controle van voldoende eten/drinken van de moeder:** Een goed gehydrateerde en gevoede moeder produceert beter.
* **Rol van de partner:** Ondersteuning door de partner is cruciaal voor het succes van borstvoeding.
* **Input/output:** Adequate voeding en vochtinname van de moeder.
* **Draagdoek:** Kan bijdragen aan nabijheid en het stimuleren van de melkproductie.
* **Rust:** Voldoende rust voor de moeder is bevorderlijk voor de melkproductie.
> **Tip:** Het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van de moeder worden bevorderd wanneer zij de controle heeft over voldoende eten en drinken en wanneer de zorglast verdeeld wordt.
### 2.10 Begeleiding en doorverwijzing
Effectieve begeleiding omvat:
* **Informeren en adviseren:** Duidelijke en correcte informatie verstrekken.
* **Protocollen en eenvoudig beleid:** Een gestroomlijnd beleid binnen de zorginstelling.
* **Doorverwijzen:** Weten wanneer en naar wie door te verwijzen (bv. vroedvrouw, lactatiekundige, borstvoedingsgroepen).
* **Sociale media & internet:** Verwijzen naar erkende organisaties voor betrouwbare informatie.
---
# Techniek van aanleggen en zuigen
Dit gedeelte behandelt de technieken voor het aanleggen van een baby aan de borst, inclusief verschillende houdingen, het herkennen van hongersignalen, hoe de baby effectief kan aan happen, en de verschillende zuigpatronen die baby's gebruiken tijdens het drinken.
## 3.1 Aanleggen
Het correct aanleggen van de baby is essentieel voor een succesvolle borstvoeding, zowel voor de melkopname door de baby als voor het voorkomen van pijn bij de moeder.
### 3.1.1 Houdingen voor het aanleggen
Er zijn diverse houdingen mogelijk om de baby aan te leggen. Het is belangrijk om te variëren in houding om alle melkkanaaltjes te stimuleren en de borsten goed leeg te drinken, wat borststuwing en borstontsteking kan helpen voorkomen. De belangrijkste voorwaarden bij elke houding zijn 'buik tegen buik' (met uitzondering van de rugbyhouding) en dat de neus van de baby ter hoogte van de tepel is.
* **Bakerhouding of rugbyhouding:** De baby wordt onder de arm van de moeder gehouden, met het hoofdje in de elleboogplooi.
* **Doorgeschoven bakerhouding of Engelse houding:** Een variatie op de bakerhouding.
* **Ruglighouding of Australische houding of fonteinhouding:** De moeder ligt op de rug en de baby ligt op haar buik.
* **Biologische houding of biological nurturing:** Een natuurlijke, instinctieve manier waarbij de baby op de buik van de moeder ligt direct na de geboorte, vaak in de eerste uren na de bevalling.
Andere mogelijke houdingen zijn de madonnahouding, de rechtopstaande houding, de zijligging en de liggende houding (met twee varianten).
### 3.1.2 De basis van het aanleggen
De fundamentele principes voor succesvol aanleggen zijn:
* **Buik tegen buik:** Essentieel, zeker in de eerste dagen, voor direct huidcontact en het herkennen van elkaars signalen.
* **Hoofd en rug in een rechte lijn:** Dit bevordert een soepele slokbeweging.
* **Bovenlip en neus ter hoogte van de tepel:** Dit zorgt ervoor dat de baby met een grote hap kan aanhappen.
* **Tepelhof vrij houden:** Een te diepe greep kan de melkstroom hinderen.
* **Baby naar de borst brengen, niet andersom:** Dit voorkomt spanning en vergemakkelijkt het aanhappen.
* **De baby niet 'knijpen':** Dit kan pijnlijk zijn en het aanhappen bemoeilijken.
### 3.1.3 Aanhappen
Effectief aanhappen is cruciaal om te zorgen dat de baby voldoende melk krijgt en om pijnlijke tepels te voorkomen.
* **Voorvormen van de borst:** Met een 'U' of 'C' greep worden de borst en tepelhof ondersteund. De vingers (van de moeder of begeleider) plaatsen zich op de tepelhof.
* **Stimuleren van de zoekreflex:** De tepel wordt langs de bovenlip en neus van de baby gestreken. Zodra de lipjes worden aangeraakt, opent de baby zijn mond en brengt de tong naar buiten over de onderkaak. Dit stimuleert de zoekreflex.
* **Grote hap:** Een correcte hap omvat niet alleen de tepel, maar ook een aanzienlijk deel van de tepelhof. Dit wordt 'tepelvoeding' genoemd en is nodig voor effectieve melkopname.
* **Pijnloos aanleggen:** Borstvoeding hoort geen pijn te doen. Pijn kan duiden op een verkeerde hap.
## 3.2 De aanhupplaats van de baby (Aanhappen)
De correcte manier waarop de baby aan de borst 'hapt' is essentieel.
* **Grote hap en voldoende tepelhof:** De baby moet een grote hap nemen, waarbij een aanzienlijk deel van de tepelhof in de mond wordt genomen. Dit voorkomt tepelvoeding, wat kan leiden tot irritatie en onvoldoende melkopname.
* **Stimuleren van de mondopening:** Door de tepel langs de lippen van de baby te strijken, wordt de zoekreflex gestimuleerd. Als de baby met gesloten mond tegen de lippen wordt geduwd, herkent hij dit signaal mogelijk niet, wat kan resulteren in een te kleine hap.
* **Juiste aanhapping voorkomt pijn:** Een correcte hap waarbij de baby een groot deel van de tepelhof meepakt, zorgt ervoor dat de tepel diep in de mond ligt, achter tegen het zachte gehemelte, wat pijn voorkomt.
## 3.3 Zuigen van de baby
De zuigbewegingen van de baby zijn complex en evolueren om melk te verkrijgen en de melkproductie te stimuleren.
### 3.3.1 Zuigpatronen
Er worden drie hoofdtypen zuigpatronen onderscheiden:
1. **Stimulatie-zuigpatroon:** Dit patroon treedt op aan het begin van de voeding. De zuigbewegingen zijn kort en snel, bedoeld om de toeschietreflex op gang te brengen door vacuüm te trekken aan de tepel en tepelhof.
2. **Nutritief zuigen:** Dit patroon is aanwezig wanneer er melk beschikbaar is. De baby laat ononderbroken zuig-slik-adem-cycli zien, afgewisseld met korte pauzes. Dit is de meest effectieve manier om melk binnen te krijgen.
3. **Niet-nutritief zuigen:** Dit patroon wordt gebruikt om de zuigbehoefte van de baby te bevredigen, om de baby te kalmeren of om de peristaltiek van de darmen te stimuleren (gastrocolische reflex). De zuigbewegingen zijn dan vaak sneller en minder diep dan bij nutritief zuigen, met minder slikacties.
### 3.3.2 Het zuigproces
Het proces van zuigen verloopt stapsgewijs:
1. **Vacuümzuigen:** Aanvankelijk maakt de baby korte, snelle zuigbewegingen om vacuüm te trekken aan de tepel en tepelhof.
2. **Positie van de tepel:** De tepel wordt naar achteren in de mond van de baby gebracht, tegen het zachte gehemelte. Dit activeert de zuigreflex.
3. **Ritmische zuig- en kauwbeweging:** Vervolgens maakt de baby ritmische zuigbewegingen, afgewisseld met 'kauwbewegingen' om de melk uit de tepel te persen.
4. **Slikreflex:** Zodra de baby melk achteraan in zijn mond voelt, activeert dit automatisch de slikreflex.
5. **Herkenning van slikken:** Een teken dat de baby effectief drinkt en slikt, is het meebewegen van de oortjes en het horen van slikgeluiden na 2 tot 4 zuigbewegingen.
6. **Verschil met smakken:** Smakgeluiden en kuiltjes in de wangen duiden vaak op een foute aanhaptechniek, waarbij de baby te veel lucht binnenkrijgt of enkel de tepel in plaats van de tepelhof vastheeft.
## 3.4 LATCH-score
De LATCH-score is een hulpmiddel om de effectiviteit van het aanleggen en de melkopname te beoordelen. Elk item wordt gescoord tussen 0 en 2, met een totale score van 0 tot 10.
* **L (Latch):** De mate waarin de baby aan de borst kan vasthechten.
* **A (Audible):** De hoeveelheid hoorbaar slikken.
* **T (Type):** Het type tepel van de moeder.
* **C (Comfort):** Het comfort van de moeder tijdens het voeden.
* **H (Help):** De zelfredzaamheid van de moeder (hoeveel hulp nodig is).
## 3.5 Praktijk van de voeding
### 3.5.1 De eerste dagen
* **Frequent aanleggen:** Tussen de 8 en 12 keer per 24 uur. De duur varieert (5-15 minuten per voeding).
* **Aandachtspunten:** Correcte houding, goed aanhappen, pijn, en het herkennen van slikken en smakken zijn belangrijk.
* **Beide borsten aanbieden:** Afwisseling is nodig voor adequate stimulatie. Vaak wordt gestart met de borst waarmee de vorige voeding eindigde.
* **Geen bijvoeding:** Tenzij medisch geïndiceerd, is bijvoeding niet nodig en kan het het vraag- en aanbodmechanisme verstoren.
* **Rooming-in:** Moeder en baby blijven dag en nacht bij elkaar om te wennen en kleine signalen te leren herkennen.
* **Geen fopspeen:** Tenzij op medische indicatie, wordt het gebruik van een fopspeen afgeraden om tepel-speen-verwarring te voorkomen.
### 3.5.2 Na de eerste dagen
* **Groeispurt/Regeldagen:** Op bepaalde momenten (bv. na 10 dagen, 6 weken) kunnen baby's een groeispurt doormaken, wat leidt tot vaker aanleggen. Dit is een natuurlijk proces dat de melkproductie stimuleert.
* **Clustervoeden:** Vooral in de vroege avond kan de baby gedurende een korte periode frequent aan de borst willen drinken. Dit kan troost bieden en de melkproductie verder stimuleren.
### 3.5.3 Na de eerste maanden
* **Op verzoek voeden:** Borstvoeding wordt idealiter op verzoek gegeven, met aandacht voor pijn en eventuele problemen zoals mastitis.
* **Vast voedsel en werken:** Na zes maanden kan worden gestart met vaste voeding, waarna andere technieken zoals kolven of tandemvoeden relevant kunnen worden. De WHO beveelt borstvoeding aan tot twee jaar of langer.
### 3.5.4 Stoppen met borstvoeding
* **Geleidelijk afbouwen:** Stoppen met borstvoeding dient bij voorkeur geleidelijk te gebeuren om problemen te voorkomen.
* **Colostrum:** Het belang van het vroege colostrum wordt benadrukt.
* **Overleg:** Bij twijfel of problemen wordt geadviseerd om overleg te plegen met een deskundige.
---
# Praktijk van borstvoeding en melkopslag
Dit onderwerp biedt een gedetailleerd overzicht van de praktische aspecten van borstvoeding, van de eerste dagen na de geboorte tot latere stadia, inclusief specifieke voedingspatronen en de essentiële procedures rondom het afkolven, bewaren en opwarmen van moedermelk.
### 4.1 De eerste dagen van borstvoeding
De initiële periode van borstvoeding is cruciaal voor het vestigen van een succesvolle lactatie en het creëren van een sterke band tussen moeder en kind.
#### 4.1.1 Het belang van een goede start
* **BFHI (Baby-Friendly Hospital Initiative):** Een wereldwijd initiatief dat ziekenhuizen en zorgverleners stimuleert om borstvoeding optimaal te ondersteunen. De tien vuistregels van BFHI zijn gericht op het bieden van de beste zorg aan moeders, het informeren over de voordelen en technieken van borstvoeding, en het verbeteren van gezondheidsuitkomsten voor baby's.
* **Onmiddellijk huidcontact:** Na de geboorte is minstens een uur ongestoord huidcontact tussen moeder en kind essentieel. Dit helpt de moeder signalen van de baby om te drinken te herkennen en bevordert een goede start van de borstvoeding.
* **Geen andere voeding:** Pasgeborenen dienen uitsluitend borstvoeding te krijgen, tenzij er een medische indicatie is voor aanvullende voeding of vocht.
* **Rooming-in:** Moeder en kind verblijven dag en nacht samen op één kamer, wat helpt bij het leren kennen van elkaars signalen en het aanleren van de borstvoedingsroutine.
* **Borstvoeding op verzoek:** Dit betekent dat de baby gevoed wordt zodra er hongersignalen zijn, zonder een vast schema.
* **Geen speen of fopspeen:** Dit om tepel-speen-verwarring te voorkomen en de zuigreflex van de baby aan de borst te stimuleren.
* **Ondersteuning:** Het vormen van borstvoedingsbegeleidingsgroepen en het verwijzen naar deze groepen na ontslag uit de instelling is van groot belang.
#### 4.1.2 Effectief hulpverlenen bij borstvoeding
Effectieve begeleiding vereist actief luisteren, het stellen van specifieke vragen, en het geven van informatie in plaats van advies.
* **Actief luisteren:** De zorgverlener focust op wat de moeder vertelt, zonder direct over te schakelen naar vragen of adviezen.
* **Vragen stellen:** Specifieke vragen helpen om de situatie van de moeder beter te begrijpen.
* **Informatie vs. Advies:** Informatie geeft vertrouwen en kracht, terwijl advies onzekerheid en kwetsbaarheid kan creëren. De keuze dient altijd bij de vrouw te blijven. Advies wordt enkel gegeven op uitdrukkelijke vraag.
* **Non-verbale communicatie:** Een open houding, oogcontact, lachen en zelfvertrouwen van de zorgverlener zijn essentieel.
#### 4.1.3 De basis van borstvoeding
Een goede basis voor borstvoeding omvat ondersteuning, het herkennen van hongersignalen, een juiste houding, de zuigtechniek, en een goed begeleidingsbeleid.
* **Ondersteuning:** Naast informatie en advies is morele steun, hulp bij huishoudelijke taken, en het vormen van een 'team' met de partner van onschatbare waarde.
* **Hongersignalen:** Het herkennen van vroege hongersignalen (zoals onrust, mondbewegingen, smakken) is belangrijk om de baby tijdig aan te leggen.
* **Houding:** Een comfortabele en ontspannen houding voor de moeder, met ondersteuning van kussens indien nodig, is essentieel.
* **Zuigtechniek:** De baby dient de tepelhof goed aan te happen om efficiënt melk binnen te krijgen en pijnlijke tepels te voorkomen.
* **Begeleiding:** Duidelijke informatie, eenvoudig beleid, en het doorverwijzen naar experts (vroedvrouwen, lactatiekundigen) of groepen zijn cruciaal.
#### 4.1.4 Aanleggen, aanhappen en zuigen
De juiste techniek bij het aanleggen, aanhappen en zuigen is fundamenteel voor succesvolle borstvoeding.
* **Houdingen:** Er zijn diverse houdingen mogelijk (bv. madonna, rugby, liggende houding), en afwisseling is belangrijk voor het stimuleren van alle melkkanalen en het voorkomen van stuwing. Essentieel is 'buik tegen buik' en de baby's hoofd en rug in een rechte lijn.
* **Aanhappen:** De moeder kan de borst voorvormen met een 'C'-greep. Door de tepel langs de bovenlip van de baby te strijken, wordt de zoekreflex gestimuleerd. De baby dient een grote hap te nemen, waarbij de tepelhof zoveel mogelijk in de mond wordt genomen. Borstvoeding mag geen pijn doen.
* **Zuigen:** De baby begint met korte, snelle zuigbewegingen om vacuüm te creëren en de tepel naar achteren in de mond te trekken. Vervolgens volgt een ritmische zuig-kauwbeweging. Slikken wordt hoorbaar, de oortjes bewegen mee. Er zijn drie zuigpatronen: stimulatie (voor de toeschietreflex), nutritief (melk drinken) en niet-nutritief (kalmeert de baby).
* **LATCH-score:** Een beoordelingsinstrument dat de mate van vasthechting, hoorbaar slikken, tepeltype, comfort van de moeder en zelfredzaamheid van de baby evalueert.
#### 4.1.5 Het eerste aanleggen
De zuigreflex is het sterkst in het eerste uur na de geboorte. Skin-to-skin contact en de 'breast crawl' bevorderen een succesvolle eerste aanleg. Colostrum, de eerste moedermelk, wordt beschouwd als "vloeibaar goud" vanwege de waardevolle voedingsstoffen en antistoffen.
#### 4.1.6 Praktijk van de voeding in de eerste dagen
* **Frequentie:** De baby wordt 8 tot 12 keer per 24 uur aangelegd, met een duur die varieert van 5 tot 15 minuten per voeding.
* **Stimuleren:** Om de baby alert te maken, kan men beginnen met de kin tegen de borst en het neusje ter hoogte van de tepel. Geduld is belangrijk; de baby hapt vaak zelf.
* **Beide borsten aanbieden:** Afwisseling stimuleert de melkproductie. Gestart wordt met de borst waarmee de vorige voeding eindigde.
* **Geen bijvoeding:** Tenzij medisch geïndiceerd, is bijvoeding niet nodig en kan het het systeem van vraag en aanbod verstoren, leiden tot tepel-speen-verwarring en de duur van de lactatie negatief beïnvloeden.
### 4.2 Praktijk van de voeding na de eerste dagen
Na de eerste dagen verandert het voedingspatroon van de baby en passen de behoeften zich aan.
#### 4.2.1 Groeispurt (regeldagen)
Groeispurts komen voor rond 10 dagen, 6 weken, 3 maanden, en soms tussendoor. Tijdens deze periodes legt de baby vaker aan, wat resulteert in een hogere melkproductie. Dit is een natuurlijk proces waarbij de baby en moeder een nieuw ritme vinden. Rust is bevorderlijk voor de melkproductie.
#### 4.2.2 Clustervoeden
Vooral in de vroege avond kunnen baby's periodes van clustervoeden hebben, waarbij ze kort achter elkaar veel voedingen vragen. Dit kan deels komen door de behoefte aan troost en het zuigen aan de borst zonder veel melk binnen te krijgen, vaak gerelateerd aan de prikkels van de dag ("huiluurtje").
#### 4.2.3 Voeding na de eerste maanden
* **Op verzoek:** Borstvoeding blijft op verzoek plaatsvinden, idealiter nog 8 tot 10 keer per 24 uur.
* **Gezondheid:** Aandacht voor pijn, mastitis en afleiding is belangrijk.
* **Vast voedsel:** Rond 6 maanden is de baby klaar voor vaste voeding omdat het immuunsysteem en verteringssysteem rijp zijn, de orale motoriek getraind is, en de hand-oogcoördinatie en motoriek voldoende ontwikkeld zijn.
#### 4.2.4 Borstvoeding tot twee jaar en verder
De WHO beveelt aan om tot 6 maanden exclusief borstvoeding te geven, waarna aanvullende voedzame voedingen worden geïntroduceerd met voortzetting van borstvoeding tot twee jaar of langer.
### 4.3 Afkolven en bewaren van moedermelk
Afkolven is een waardevolle techniek om moedermelk te verkrijgen voor diverse situaties.
#### 4.3.1 Waarom en wanneer afkolven?
* **Stimuleren van melkproductie:** Om de productie te verhogen of in stand te houden.
* **Triggeren baby:** Om de baby te stimuleren tot drinken.
* **Tepelvorming:** Om de tepel voor te bereiden op het aanhappen.
* **Alternatief voor aanleggen:** Bijvoorbeeld bij premature baby's of tijdelijke scheiding van moeder en kind.
* **Start werk:** Om melk mee te geven aan de opvang voor de baby.
#### 4.3.2 Waarom NIET afkolven?
Afkolven is niet bedoeld voor het controleren van de productie. Het kan leiden tot een verlies van wisselende samenstelling, antistoffen, vitamines en enzymen door blootstelling aan lucht en door het proces van afkoelen en opwarmen.
#### 4.3.3 Voorbereiding op het kolven
* **Handhygiëne:** Essentieel om besmetting te voorkomen.
* **Comfort:** Een comfortabele houding en psychische/fysische voorbereiding, zoals warmte aanbrengen en zacht masseren, is nodig om de toeschietreflex te stimuleren.
#### 4.3.4 Methodes van afkolven
* **Manueel kolven:** Wordt gezien als de meest natuurlijke manier, met mogelijk een hoger prolactinegehalte en betere lediging van de borst door massage. Vereist handigheid en oefening.
* **Techniek:** Grote 'C'-beweging met duim en wijsvinger rond de tepelhof. Vingers in de borst naar achteren brengen en dan naar voren om de melk te ledigen. Ritmische herhaling is belangrijk. De vingers mogen niet op het tepelhof geplaatst worden.
* **Handkolf of elektrische kolf:**
* **Borstschild:** De juiste maat van het borstschild is cruciaal (diameter tepelbasis plus ongeveer 4 mm) om pijn en wrijving te voorkomen.
* **Handkolf:** Biedt flexibiliteit qua ritme en zuigkracht (niet apart regelbaar). Maakt weinig geluid en is makkelijk te transporteren.
* **Elektrische kolf:** Geschikt voor frequent of langdurig kolven. Vaak met instelbare zuigkracht en een tweefasen-systeem (stimulatie- en kolffase). Dubbelzijdig kolven is mogelijk.
#### 4.3.5 Onderhoud van een borstkolf
Alle onderdelen moeten grondig gereinigd worden volgens de instructies van de fabrikant. Afrogen wordt vermeden om bacteriële groei te voorkomen. Dagelijkse sterilisatie wordt aangeraden voor prematuren en bij donormelk.
#### 4.3.6 Melkproductie optimaliseren
Vertrouwen op een voldoende melkproductie is cruciaal. Overproductie kan ook voorkomen.
#### 4.3.7 Bewaren van moedermelk
Hygiëne is van het grootste belang. De datum, tijd van afkolven en hoeveelheid moeten genoteerd worden.
* **Kamertemperatuur (max. 25°C):** Optimale bewaartijd is 4 uur, eventueel 6-8 uur onder hygiënische omstandigheden.
* **Koelkast (0-4°C):** In een afgesloten recipiënt achteraan in de koelkast. Optimale bewaartijd is 4 dagen, bij constante temperatuur eventueel 6-8 dagen.
* **Diepvries (-18°C):** Ingevroren binnen 24 uur na afkolven, in een gesloten recipiënt. Optimale kwaliteit is behouden tot minimaal 6 maanden, aanvaardbaar tot 12 maanden. Smaak, uitzicht en geur kunnen veranderen, maar antistoffen blijven behouden.
#### 4.3.8 Samenvoegen en vervoeren van moedermelk
Moedermelk van verschillende afkolfmomenten mag samengevoegd worden indien ze dezelfde temperatuur hebben. Voor transport wordt een koeltas met koelelementen gebruikt.
#### 4.3.9 Ontdooien van moedermelk
* **Methoden:** Onder handwarm stromend water (<37°C), in de koelkast, of au bain-marie (<37°C).
* **Niet doen:** Nooit in de microgolfoven (vernietigt antistoffen) of op kamertemperatuur (risico op bacteriële groei). Temperaturen boven de 37°C leiden tot verlies van antistoffen.
* **Na ontdooien:** Restjes zijn nog maximaal 1 uur na ontdooien bruikbaar. Ontdooide melk mag niet opnieuw ingevroren worden en is maximaal 24 uur houdbaar vanaf het moment dat de melk vloeibaar is.
#### 4.3.10 Opwarmen van moedermelk
Ideaal is lichaamstemperatuur (35-37°C).
* **Methoden:** Au bain-marie, in een flessenwarmer, of onder handwarm stromend water.
* **Niet doen:** Nooit in de microgolfoven vanwege ongelijke opwarming, risico op verbranding, en vernietiging van bio-actieve stoffen. Indien dit toch gebeurt, moet de melk elke 10 seconden gezwenkt worden en de temperatuur gecontroleerd.
#### 4.3.11 Geven van moedermelk
Opgewarmde melk mag niet geschud worden om de room en wei gelijkmatig te verspreiden, omdat dit eiwitten kan afbreken en lucht in de melk brengt. Langzaam ronddraaien is de methode.
* **Bijvoedingsmethodes:**
* **Zuigfles:** Niet de voorkeur, kan leiden tot frustratie, borstweigering, of overvoeding. Uitstellen tot de drinktechniek aan de borst goed verloopt (rond 6 weken).
* **Vingervoeden:** De nagel tegen de tong en vingertop tegen het gehemelte.
* **Spuitje:** Kleine hoeveelheden in de wang, met pauzes.
* **Hulpset (medela):** Ideaal omdat het de melkproductie stimuleert tijdens het bijvoeden.
* **Cup:** Stimuleert de mondmotoriek; kleine hoeveelheden, de baby laat likken.
### 4.4 Borstvoeding buitenshuis
Borstvoeding kan overal gegeven worden.
* **6 maanden exclusief borstvoeding:** Dit wordt aanbevolen door de WHO, UNICEF, en Kenniscentrum Borstvoeding. Daarna wordt aanvullende voeding geïntroduceerd, met voortzetting van borstvoeding tot twee jaar of langer.
* **Stoppen met borstvoeding:** Stoppen kan altijd, maar herbeginnen is moeilijk. Colostrum is erg belangrijk. Plots stoppen kan problemen veroorzaken; geleidelijk afbouwen wordt geadviseerd, idealiter in overleg met een expert.
---
**Belangrijke overwegingen:**
* **Groeispurt:** Een natuurlijk proces dat meer aanleggen vereist en leidt tot een hogere melkproductie.
* **Clustervoeden:** Een veelvoorkomend patroon, vooral in de avond, dat troost en zuigbehoefte vervult.
* **Hygiëne bij kolven en bewaren:** Cruciaal om de kwaliteit en veiligheid van moedermelk te waarborgen.
* **Ontdooien en opwarmen:** Specifieke procedures zijn essentieel om de voedingswaarde en bio-activiteit te behouden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Borstvoeding | Het voeden van een baby met moedermelk, die direct uit de borst van de moeder wordt gedronken of afgekolfd. Dit is een natuurlijke manier om de baby te voeden en te voeden met antistoffen en voedingsstoffen. |
| Postpartale periode | De periode na de bevalling waarin het lichaam van de moeder herstelt en zich aanpast aan de nieuwe situatie, wat zowel fysieke als emotionele veranderingen met zich meebrengt. |
| BFHI (Baby-Friendly Hospital Initiative) | Een wereldwijd initiatief dat ziekenhuizen en geboortecentra stimuleert om borstvoeding te bevorderen en te beschermen door de implementatie van tien belangrijke stappen die de zorg voor moeder en kind optimaliseren. |
| Tien vuistregels | Een set van tien principes die zijn opgesteld door de WHO en UNICEF om ziekenhuizen te helpen bij het creëren van een borstvoedingsvriendelijke omgeving en het bieden van optimale ondersteuning aan moeders tijdens de borstvoedingsperiode. |
| Aanleggen | Het proces waarbij de baby correct aan de borst wordt geplaatst, zodat de mond van de baby de tepelhof goed omvat, wat essentieel is voor een effectieve melkstroom en het voorkomen van pijn. |
| Aanhappen | De actie van de baby waarbij hij de tepel en een deel van de tepelhof in zijn mond neemt om te beginnen met zuigen en melk te verkrijgen. |
| Zuigen | Het proces waarbij de baby met zijn mond ritmische bewegingen maakt om melk uit de borst te verkrijgen, waarbij verschillende zuigpatronen worden gebruikt afhankelijk van de behoefte aan stimulatie of voeding. |
| Hongersignalen | De vroege tekenen die een baby geeft om aan te geven dat hij honger heeft, zoals onrustig worden, de handjes naar de mond brengen, en zoeken met het hoofdje, voordat hij begint te huilen. |
| Rooming-in | Een zorgmodel waarbij moeder en pasgeboren baby de hele tijd, dag en nacht, samen op één kamer verblijven, wat bevorderlijk is voor het leren kennen van elkaars signalen en het stimuleren van borstvoeding. |
| Colostrum | De eerste moedermelk die na de geboorte door de moeder wordt geproduceerd; het is dik, geelachtig en rijk aan voedingsstoffen, antistoffen en eiwitten die essentieel zijn voor de baby. |
| Afkolven | Het handmatig of machinaal verwijderen van moedermelk uit de borst, wat nuttig kan zijn voor het stimuleren van de melkproductie, het voeden van een premature baby, of wanneer de moeder tijdelijk gescheiden is van haar baby. |
| Bewaren moedermelk | De procedures en richtlijnen voor het correct opslaan van afgekolfde moedermelk onder verschillende omstandigheden (kamertemperatuur, koelkast, diepvries) om de kwaliteit en veiligheid te waarborgen. |
| Ontdooien moedermelk | Het proces van het veilig ontdooien van bevroren moedermelk, waarbij specifieke methoden worden aanbevolen om de voedingswaarde en bioactieve componenten te behouden. |
| Opwarmen moedermelk | Het proces van het verwarmen van moedermelk tot een geschikte temperatuur, idealiter lichaamstemperatuur, om de baby te voeden zonder de melk te beschadigen. |
| Groeispurt (Regeldagen) | Periodes waarin de baby sneller groeit en daardoor meer voeding nodig heeft, wat zich uit in frequentere voedingsmomenten. Dit is een natuurlijk proces dat leidt tot een verhoogde melkproductie bij de moeder. |
| Clustervoeden | Het fenomeen waarbij een baby op bepaalde tijdstippen, vaak in de late namiddag of vroege avond, meerdere keren kort achter elkaar gevoed wil worden. Dit kan gerelateerd zijn aan het zoeken naar troost of het verwerken van prikkels. |
| LATCH-score | Een beoordelingstool die wordt gebruikt om de effectiviteit van het aanleggen van de baby aan de borst te evalueren, gebaseerd op criteria zoals de vasthechting, hoorbaar slikken, comfort van de moeder en hulp van de zorgverlener. |
| Zuigreflex | De aangeboren reflex bij pasgeborenen die ervoor zorgt dat zij beginnen te zuigen wanneer iets (zoals de tepel) hun mond raakt, essentieel voor het starten van de voeding. |
| Toeschietreflex | De reflex die ervoor zorgt dat moedermelk vanuit de melkklieren naar de tepel wordt geperst, vaak getriggerd door het zuigen van de baby, massage of het horen van een baby huilen. |
| Melkproductie | Het proces waarbij de borsten van de moeder moedermelk produceren, wat wordt gestimuleerd door frequent en effectief drinken of afkolven van de baby. |
| Tepelvoeden | Een incorrecte aanlegtechniek waarbij de baby voornamelijk de tepel en niet de tepelhof in de mond neemt, wat kan leiden tot pijn en onvoldoende melkinname. |
| Mastitis | Een ontsteking van het borstweefsel, vaak gepaard gaand met pijn, roodheid en koorts, die kan optreden tijdens het geven van borstvoeding. |