Cover
Inizia ora gratuitamente 1. Ppt_(wk1-3u) AB1 Methodiek baring-2526.pptx
Summary
# Methodiek van de normale baring
Dit deel behandelt de algemene methodologie van een normale bevalling, inclusief de fysiologie, fasen en onderzoeksmethoden.
### 1.1 Fysiologie van de normale baring
De fysiologie van de normale baring vereist kennis van de neuro-fysiologie, de hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap en de precieze fasen waaruit de baring bestaat. De baring wordt onderverdeeld in een prodromale fase met voortekenen, de eigenlijke baring (durante partu), die weer onderverdeeld is in de ontsluitingsfase, uitdrijvingsfase en de placentaire fase, gevolgd door de post-placentaire fase.
### 1.2 Verloskundig onderzoek durante partu
Het verloskundig onderzoek tijdens de partus is cruciaal voor de risicoselectie en omvat verschillende onderdelen: uitwendig onderzoek, inwendig onderzoek en de observatie van de weeënactiviteit.
#### 1.2.1 Uitwendig onderzoek
Het uitwendig onderzoek omvat inspectie, palpatie, percussie en auscultatie.
* **Inspectie:** Hierbij wordt gelet op algemene kenmerken van de parturiënte en mogelijke risico's. Respect voor de intimiteit van de vrouw is hierbij essentieel.
* **Palpatie:** De handgrepen van Leopold worden toegepast om de ligging en indaling van de foetus te bepalen. Ook wordt de algemene toestand beoordeeld aan de hand van bloeddruk, pols en temperatuur.
* **Percussie:** Wordt gebruikt voor onderzoek, maar de specifieke toepassingen in deze context zijn niet verder uitgediept.
* **Auscultatie:** Het beluisteren van de foetale harttonen (FHT) is cruciaal om te beoordelen of er teken van leven is en om tekenen van foetaal lijden vroegtijdig te detecteren.
* **Hoe:** Met een doptoon (omwille van het dopplereffect, vanaf 11-12 weken zwangerschap) of met een stethoscoop (Leffscoop) of hoornbuis van Pinard (vanaf 20-24 weken zwangerschap, vereist oefening).
* **Indicaties:** Controle van de FHT wordt aangeraden bij het begin van de baring, regelmatig gedurende de bevalling, voor en na interventies (zoals kunstmatig breken van vliezen, medicatietoediening, pijnstilling), en bij pathologie.
* **Frequentie:** Tijdens de ontsluitingsfase wordt de FHT bij opname en daarna regelmatig om de 15-20 minuten gedurende één minuut gecontroleerd. Tijdens de uitdrijvingsfase wordt de FHT na elke contractie gecontroleerd.
* **Continu luisteren:** Continu monitoren van de FHT (CTG) is geïndiceerd bij pathologie en hoogrisico zwangerschappen.
* **Tegenindicaties:** Bij vroegtijdige weeënactiviteit om prikkeling te voorkomen.
* **Doel:** Informatie verkrijgen over de toestand van de foetus, vergelijkbaar met het beoordelen van de pols van de moeder. Dit omvat de aanwezigheid van FHT, de frequentie (bradycardie, tachycardie) en de variabiliteit.
* **Uitvoering:** Vereist voorbereiding, correcte installatie van de zwangere, en aandacht voor de juiste plaatsing van de luisterapparatuur om het punctum maximum te vinden, wat kan variëren afhankelijk van de ligging en indaling van de baby.
#### 1.2.2 Inwendig onderzoek
Het inwendig onderzoek, voornamelijk het vaginaal toucher (VT), is essentieel voor de beoordeling van de cervix en de voortgang van de ontsluiting. Een rectaal onderzoek (RT) kan ook deel uitmaken van het onderzoek, maar de specifieke indicaties en toepassingen zijn niet gedetailleerd beschreven.
* **Vaginaal toucher (VT):**
* **Definitie:** Een vaginaal onderzoek om de cervix te exploreren.
* **Indicaties en Tegenindicaties:** Niet expliciet vermeld, maar impliciet tijdens de baring voor voortgangsbewaking.
* **Doel:** Het beoordelen van het bekken als doorlaatorgaan, het opsporen van pathologische situaties, en het evalueren van de reacties van de vrouw.
* **POVIAS/POVASI:** Een acroniem dat de verschillende beoordelingscriteria samenvat:
* **P**ortio: Beoordeling van de verstrijking/verkorting, vorm, consistentie en lokalisatie (anterior/posterior, ventraal/dorsaal).
* **O**ntsluiting: Beoordeling van de wijdte van de uitgang, van 0 tot 10 cm.
* **V**liezen: Beoordeling of de vliezen gebroken zijn, en indien ja, de hoeveelheid, kleur en geur van het vruchtwater.
* **I**ndaling: De diepte van de foetale voorliggende deel in het bekken, vaak uitgedrukt in de vlakken van Hodge (H1 tot H4, waarbij H3 een belangrijk referentiepunt is).
* **A**ard voorliggend deel: Welk deel van de foetus zich als eerste aandient (hoofd, stuit, dwarsligging, of ledematen zoals heup, arm, schouder).
* **S**tand voorliggend deel: De positie van het voorliggende deel ten opzichte van het bekken, bepaald door het aanwijspunt (bijvoorbeeld de fontanellen op het hoofd) en de bekken-as. Dit beschrijft de houding van de foetus. De stand kan verder worden gespecificeerd door de relatie van het aanwijspunt ten opzichte van de bekkenhelften (links/rechts) en de voor- of achterzijde van het bekken (anterieur/posterieur).
* **Bekken als doorlaatorgaan:** De evaluatie van het beenderige en weke baringskanaal, inclusief het opsporen van afwijkingen zoals afwijkende bekkenmaten of -vormen, en de consistentie van de bekkenbodem.
#### 1.2.3 Observatie van weeënactiviteit
De observatie van de weeënactiviteit is een integraal onderdeel van het verloskundig onderzoek.
* **Klinisch-manueel:** Beoordeling door de zorgverlener.
* **Observatiecriteria:**
* **Frequentie:** Hoe vaak de weeën elkaar opvolgen.
* **Duur:** Hoe lang elke wee aanhoudt.
* **Intensiteit:** De kracht van de wee.
* **Regelmaat:** De periodiciteit van de weeën.
* **Pijnbeleving:** De subjectieve ervaring van de vrouw.
* **Grafische voorstelling:** Registratie van de weeënactiviteit, bijvoorbeeld via Cardiotocografie (CTG).
### 1.3 Overige aspecten van de methodiek
* **Amniotomie:** Het kunstmatig breken van de vliezen (verwijzing naar een ander documentdeel).
* **Foetale Monitoring (CTG):** Continue registratie van de harttonen van de foetus en de weeënactiviteit (verwijzing naar een ander documentdeel).
* **Inductie en optimalisatie:** Methodes om de bevalling op te wekken of te begeleiden (verwijzing naar een ander documentdeel).
* **Pijnstilling:** Richtlijnen met betrekking tot pijnmanagement tijdens de baring (verwijzing naar een ander documentdeel).
> **Tip:** Een grondige kennis van de POVIAS/POVASI-criteria is essentieel voor het accuraat beoordelen van de voortgang van de ontsluiting en het voorspellen van de geboorte. Oefening in het vaginaal toucher is cruciaal om deze beoordeling correct uit te voeren.
> **Tip:** De plaats van de foetale harttonen (punctum maximum) is niet altijd centraal op de buik van de moeder en kan variëren, dus het is belangrijk om het gehele abdomen systematisch af te zoeken.
---
# Verloskundig onderzoek durante partu
Het verloskundig onderzoek tijdens de bevalling is cruciaal voor het monitoren van de voortgang van de baring en de conditie van moeder en kind. Het omvat uitwendig onderzoek, inwendig onderzoek en de observatie van weeënactiviteit.
### 2.1 Uitwendig onderzoek
Het uitwendig onderzoek richt zich op inspectie, palpatie, percussie en auscultatie.
#### 2.1.1 Inspectie
Inspectie omvat het observeren van de algemene toestand van de parturiënte, inclusief vitale parameters zoals bloeddruk, pols en temperatuur, indien nodig. Het doel is risicoselectie en het verkrijgen van algemene informatie over de toestand van de zwangere.
#### 2.1.2 Palpatie
Palpatie omvat de handgrepen van Leopold, die eerder behandeld zijn, en de beoordeling van de algemene conditie van de parturiënte.
#### 2.1.3 Percussie
Percussie wordt gebruikt om algemene informatie te vergaren, met name in het kader van risicoselectie.
#### 2.1.4 Auscultatie
Auscultatie, het beluisteren van de foetale harttonen (FHT), is essentieel om de aanwezigheid van leven te bevestigen en eventueel foetaal lijden te detecteren.
* **Wat:** Beluisteren van FHT om de conditie van de foetus te beoordelen.
* **Hoe:** Met een doptoon of cardiotocografie (CTG). De doptoon maakt gebruik van het dopplereffect om de teruggekaatste ultrageluidsgolven van de foetale hartbeweging om te zetten in hoorbaar geluid (vanaf 11-12 weken zwangerschap). Een stethoscoop (Leffscoop) of hoornbuis van Pinard kan ook gebruikt worden, maar vergt meer oefening om het FHT te lokaliseren (vanaf 20-24 weken zwangerschap). Bij de hoornbuis van Pinard kan de zwangere meeluisteren.
* **Indicaties:**
* Begin van de bevalling en bij elk contact.
* Regelmatig: om de 15-20 minuten gedurende 1 minuut.
* Voor en na interventies zoals kunstmatig breken van de vliezen, toedienen van medicatie, en pijnstilling.
* Bij pathologie.
* **Continu:** Wordt toegepast bij pathologie en hoogrisico bevallingen.
* **Tijdens de uitdrijvingsfase:** Na elke contractie, continu bij pathologie en hoogrisico.
* **Tegenindicaties:** Bij kunstmatige breuk van de vliezen (MIU) en vroegtijdige weeën om prikkeling te voorkomen.
* **Doel:** De FHT geven informatie over de toestand van de foetus, vergelijkbaar met de pols van de moeder. Hieruit kan de aanwezigheid van FHT, de kwaliteit ervan (frequentie, bradycardie, tachycardie, variabiliteit) worden afgeleid. Ook kan een meerlingzwangerschap of de ligging en indaling van de foetus invloed hebben op de plaatsbepaling van de FHT.
> **Tip:** Het punctum maximum, de plaats van maximale intensiteit van de FHT op het maternale abdomen, kan variëren afhankelijk van de ligging en indaling van de baby.
#### 2.1.5 Uitvoering van uitwendig onderzoek
De uitvoering vereist voorbereiding, respect voor de intimiteit van de parturiënte, een correcte installatie, en nazorg. De rapportage (HOT - Handelingen, Observaties, Toepassingen) is eveneens van belang.
### 2.2 Inwendig onderzoek
Het inwendig onderzoek, voornamelijk het vaginaal toucher (VT) en in mindere mate het rectaal onderzoek (RT), biedt directe informatie over de voortgang van de baring.
#### 2.2.1 Vaginaal toucher (VT)
Het vaginaal toucher is een essentieel onderdeel van het inwendig onderzoek.
* **Definitie:** Het vaginaal toucher is het inwendig beoordelen van de cervix en andere structuren in het bekken.
* **Indicaties:** Om de voortgang van de ontsluiting te beoordelen, de conditie van de vliezen te evalueren, de indaling van de foetus te bepalen, en de stand van het voorliggende deel in te schatten. Ook wordt het bekken geëvalueerd als doorlaatorgaan, waarbij afwijkingen in grootte of vorm en de conditie van de bekkenbodem worden opgespoord.
* **Tegenindicaties:** Absolute tegenindicaties zijn zeldzaam, maar voorzichtigheid is geboden bij verdenking op infectie of placenta praevia. Relatieve tegenindicaties kunnen zijn: actief bloedverlies, onzekerheid over de zwangerschapsduur of de ligging van de placenta.
* **Doel:** Het beoordelen van de status van de cervix (lengte, vorm, consistentie, positie), de mate van ontsluiting, de toestand van de vliezen (gebroken/intact, kleur, geur, hoeveelheid), de indaling van de foetus, het voorliggende deel, en de conditie van het bekken.
* **Uitvoering:** Het onderzoek wordt uitgevoerd met twee vingers, waarbij systematisch de verschillende componenten worden geëvalueerd.
##### 2.2.1.1 POVIAS/POVASI-schema
Dit schema structureert de informatie verkregen tijdens het vaginaal toucher:
* **P:** **Portio:**
* **Verstrijking/verkorting:** Van volledig gesloten naar volledig verstreken.
* **Vorm:** Cilindervormig, verstaanbaar, verstreken.
* **Consistentie:** Hard, soepel, zacht.
* **Lokalisatie:** Anterior (voor), posterior (achter).
* **O:** **Ontsluiting:** Gemeten in centimeters, van 0 tot 10 cm. De reactie op contracties wordt ook genoteerd.
* **V:** **Vliezen:**
* **Gebroken/Niet gebroken:** De status van de vliezen.
* **Kleur, geur, hoeveelheid:** Bij gebroken vliezen wordt de kleur (helder, groenig, bruinig), geur en hoeveelheid vruchtwater beoordeeld.
* **I:** **Indaling:** De mate waarin de foetus in het bekken is ingedaald. Dit wordt vaak uitgedrukt in de vlakken van Hodge (H1-H4), waarbij H3 een belangrijk referentiepunt is. Een andere methode is de "vingerbreedte" boven de bekkeningang.
* **A:** **Aard voorliggend deel:** Het deel van de foetus dat het eerst in contact komt met de ontsluitingsring (bijv. hoofd, stuit, dwarsligging, schouder).
* **S:** **Stand voorliggend deel:** De oriëntatie van het voorliggende deel ten opzichte van het bekken van de moeder. Dit omvat de aanwijspunten, zoals de grote en kleine fontanel bij een hoofdligging, en de relatie tot de bekken-as.
* **Aanwijspunten:** Anatomische punten op het foetale hoofd die de ligging en houding bepalen (bijv. grote fontanel, kleine fontanel/occiput).
* **Bekken-as:** De denkbeeldige lijn door het bekken.
* **Stand:** Diverse posities worden beschreven, zoals rechts anterior (R A), links posterior (L P), etc., verwijzend naar de positie van het aanwijspunt ten opzichte van de moeder (anterior/posterior) en de zijkanten van het bekken (links/rechts).
#### 2.2.2 Rectaal onderzoek (RT)
Rectaal onderzoek kan overwogen worden, met name wanneer vaginaal toucher gecontra-indiceerd is of aanvullende informatie gewenst is. Het principe is "Qui fait mal, touche mal", wat impliceert dat men voorzichtig te werk moet gaan. Het doel is het beoordelen van de bekkenbodem, de rectale conditie en, indirect, de positie van de uterus.
### 2.3 Observatie weeënactiviteit
De observatie van de weeënactiviteit is essentieel om de dynamiek van de baring te evalueren.
#### 2.3.1 Klinisch-manueel
Dit omvat de klinische observatie en beoordeling door de verloskundige.
* **Observatiecriteria:**
* **Frequentie:** Hoe vaak de weeën optreden per tijdsperiode.
* **Duur:** Hoe lang elke wee aanhoudt.
* **Intensiteit:** De kracht van de wee, vaak subjectief beoordeeld of via palpatie van de uterus.
* **Regelmaat:** Of de weeën regelmatig op elkaar volgen.
* **Pijnbeleving:** De mate van pijn die de barende ervaart.
#### 2.3.2 Grafische voorstelling
De weeënactiviteit kan ook grafisch worden geregistreerd, voornamelijk via Cardiotocografie (CTG), wat gedetailleerdere informatie geeft over de weeën in relatie tot de foetale harttonen.
> **Tip:** De observatie van weeënactiviteit, in combinatie met de beoordeling van ontsluiting en foetale conditie, vormt de basis voor het management van de baring.
---
# Fasering en fysiologie van de baring
De baring is een complex fysiologisch proces dat door verschillende fasen verloopt, elk met specifieke kenmerken en doelen.
### 3.1 Fasen van de baring
De baring wordt traditioneel ingedeeld in vier fasen, aangevuld met een prodromale fase die de aanloop naar de eigenlijke baring beschrijft.
#### 3.1.1 Prodromale fase en voortekenen van de arbeid
De prodromale fase, ook wel de latente fase genoemd, markeert de periode voorafgaand aan de actieve ontsluitingsfase. Gedurende deze fase treden er veranderingen op in de baarmoederhals (cervix) en kunnen er diverse voortekenen van de arbeid optreden.
* **Veranderingen in de cervix:** De cervix begint te verstrijken (korter te worden) en te ontsluiten (wijder te worden), en de consistentie kan zachter worden.
* **Voortekenen:** Deze kunnen variëren per vrouw en omvatten vaak:
* **Braxton Hicks-contracties:** Onregelmatige, pijnloze samentrekkingen van de baarmoeder.
* **Licht indalen van de foetus:** De foetus zakt verder in het bekken, wat bij een eerste zwangerschap vaak al eerder in de zwangerschap gebeurt.
* **Verlies van de slijmprop:** Een dikke prop slijm die de baarmoederhals afsluit, kan loslaten.
* **Amniotomie (vruchtwaterverlies):** Het breken van de vliezen, waarbij vruchtwater wegloopt.
#### 3.1.2 Ontsluitingsfase
De ontsluitingsfase (ook wel dilatatie genoemd) is de fase waarin de baarmoederhals volledig opengaat tot 10 centimeter om de passage van de baby mogelijk te maken. Deze fase wordt gekenmerkt door regelmatige, krachtige weeën.
* **Doel:** Volledige ontsluiting van de cervix tot 10 centimeter.
* **Observatiecriteria weeënactiviteit:**
* **Frequentie:** Hoe vaak de weeën voorkomen.
* **Duur:** Hoe lang elke wee aanhoudt.
* **Intensiteit:** De kracht van de weeën.
* **Regelmaat:** De consistentie in de timing van de weeën.
* **Pijnbeleving:** De subjectieve ervaring van pijn door de barende.
* **Onderzoek tijdens de ontsluitingsfase:**
* **Uitwendig onderzoek:**
* **Inspectie:** Algemene indruk, huidskleur.
* **Palpatie:** Handgrepen van Leopold om ligging en indaling te beoordelen.
* **Auscultatie:** Luisteren naar de foetale harttonen (FHT) met een doptoon of hoorn van Pinard, of via Cardiotocografie (CTG). De FHT wordt doorgaans regelmatig gecontroleerd (bv. elke 15-20 minuten) en voor en na interventies.
* **Inwendig onderzoek (vaginaal toucher - VT):**
* **POVIAS:** Een gestructureerde manier om de cervix te beoordelen:
* **P**ortio: Verstrijking/verkorting, vorm, consistentie, lokalisatie (anterior/posterior).
* **O**ntsluiting: Van 0 tot 10 cm.
* **V**liezen: Gebroken/niet gebroken, hoeveelheid, aspect, kleur, geur.
* **I**ndaling: Beoordeling van de indaling van het voorliggende deel in het bekken, vaak uitgedrukt in de vlakken van Hodge (H1-H4). H3 wordt vaak als referentiepunt gebruikt.
* **A**ard voorliggend deel: Welk deel van de foetus presenteert zich (hoofd, stuit, dwarsligging).
* **S**tand voorliggend deel: De positie van het voorliggende deel ten opzichte van de bekken-as, inclusief aanwijspunten zoals de fontanellen (bv. grote en kleine fontanel).
* **Bekkenevaluatie:** Beoordeling van het beenderige en weke baringskanaal op eventuele afwijkingen.
* **Observatie weeënactiviteit:** Klinisch-manuele observatie van de weeën.
#### 3.1.3 Uitdrijvingsfase
De uitdrijvingsfase begint zodra de cervix volledig ontsloten is en eindigt met de geboorte van de baby. In deze fase perst de barende actief om de baby uit te drijven.
* **Kenmerken:** Krachtige persweeën, waarbij de barende actief meeprest.
* **Monitoring:** Foetale harttonen worden doorgaans na elke contractie gecontroleerd, zeker bij pathologie of hoog risico.
* **Onderzoek:** Voortzetting van het uitwendig en inwendig onderzoek ter beoordeling van de voortgang van de baring en de positie van de foetus.
#### 3.1.4 Placentaire fase
Deze fase omvat de periode na de geboorte van de baby tot aan de geboorte van de placenta.
* **Kenmerken:** De baarmoeder blijft samentrekken om de placenta los te maken en uit te drijven.
* **Monitoring:** Vroedvrouw controleert op tekenen van loslating van de placenta en op eventuele complicaties zoals bloedingen.
#### 3.1.5 Post-placentaire fase
De post-placentaire fase begint na de geboorte van de placenta en omvat de eerste uren na de bevalling.
* **Doel:** Monitoring van de barende op tekenen van herstel en eventuele complicaties, zoals nabloedingen.
* **Controles:** Vitale functies, bloeddruk, pols, temperatuur, uteruscontractie en lochia (postpartum bloedverlies).
### 3.2 Verloskundig onderzoek durante partu
Het verloskundig onderzoek tijdens de baring is essentieel om de voortgang van de bevalling te monitoren, risico's te identificeren en tijdig in te grijpen indien nodig. Het omvat uitwendig onderzoek, inwendig onderzoek en observatie van de weeënactiviteit.
#### 3.2.1 Uitwendig onderzoek
Dit onderzoek omvat inspectie, palpatie, percussie en auscultatie.
* **Inspectie:** Beoordeling van de algemene toestand van de barende, huidskleur, etc.
* **Palpatie:** Handgrepen van Leopold om de ligging, presentatie en indaling van de foetus te bepalen.
* **Percussie:** Minder frequent gebruikt tijdens de baring zelf, maar kan deel uitmaken van een algemeen onderzoek.
* **Auscultatie:** Luisteren naar de foetale harttonen (FHT) met verschillende methoden:
* **Doptoon:** Gebruikt vanaf 11-12 weken zwangerschap, maakt gebruik van het Doppler-effect om beweging van het foetale hart om te zetten in geluid.
* **Hoorn van Pinard:** Een stethoscoop met een hoorn, gebruikt vanaf ongeveer 20-24 weken zwangerschap. Vereist oefening om het FHT te lokaliseren.
* **Cardiotocografie (CTG):** Een continue registratie van zowel de hartslag van de foetus als de weeënactiviteit. Wordt ingezet bij pathologie of hoog risico.
* **Indicaties voor FHT-controle:** Bij opname, regelmatig tijdens de ontsluitingsfase, voor en na interventies (zoals kunstmatig breken van vliezen of toedienen van pijnstilling), en na elke contractie tijdens de uitdrijvingsfase.
* **Doel van FHT-monitoring:** Nagaan of er sprake is van foetaal lijden (bv. bradycardie of tachycardie) en de conditie van de foetus inschatten.
#### 3.2.2 Inwendig onderzoek
Dit betreft primair het vaginaal toucher (VT) en eventueel rectaal onderzoek (RT).
* **Vaginaal toucher (VT):** Beoordeling van de cervix en het voorliggende deel van de foetus.
* **POVIAS/POVASI:** Een systematische beoordeling die de volgende aspecten omvat: Portio (verstrijking, vorm, consistentie, lokalisatie), Ontsluiting (0-10 cm), Vliezen (geboren of intact, met beoordeling van hoeveelheid, aspect, kleur en geur), Indaling (via Hodge-vlakken), Aard voorliggend deel (welk deel van de foetus), en Stand voorliggend deel (positie ten opzichte van het bekken, met aanwijspunten).
* **Interpretatie:** De resultaten van het vaginaal toucher geven essentiële informatie over de voortgang van de baring en de positie van de baby.
* **Rectaal onderzoek (RT):** Kan aanvullende informatie verschaffen, bijvoorbeeld in situaties waar vaginaal toucher gecontra-indiceerd is of ter beoordeling van de bekkenbodem.
#### 3.2.3 Observatie weeënactiviteit
Naast het inwendig en uitwendig onderzoek, is de continue observatie van de weeënactiviteit cruciaal. Dit kan klinisch-manueel gebeuren door de vroedvrouw die let op frequentie, duur, intensiteit, regelmaat en de pijnbeleving van de barende. Grafische registratie via CTG kan hierbij ondersteuning bieden.
> **Tip:** Een grondige kennis van de POVIAS/POVASI-methode is essentieel voor een accurate beoordeling tijdens het vaginaal toucher. Oefening baart kunst bij het correct interpreteren van de stand van het voorliggend deel.
> **Tip:** Vergeet niet dat de FHT-monitoring vergelijkbaar is met het controleren van de pols bij een volwassene; het geeft direct inzicht in de toestand van de foetus.
> **Voorbeeld:** Bij een vaginaal toucher kan de vroedvrouw vaststellen dat de portio volledig verstreekt is (100%), de ontsluiting 10 centimeter bedraagt, de vliezen gebroken zijn en het hoofdje van de baby op station H3 staat, met het achterhoofd (occiput) naar voren gericht (R a). Dit duidt op een vergevorderde ontsluitingsfase en een gunstige positie voor de uitdrijving.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neurofysiologie | De studie van het zenuwstelsel, inclusief de functie en organisatie van neuronen en hun interacties. Dit omvat hoe zenuwcellen signalen doorgeven en hoe dit leidt tot waarneming, beweging en gedrag. |
| Hormonen tijdens de zwangerschap | Chemische stoffen geproduceerd door het lichaam die belangrijke functies reguleren tijdens de zwangerschap, zoals de groei van de foetus, de ontwikkeling van de placenta en de voorbereiding van het lichaam op de bevalling. |
| Prodromale fase | De vroege, vaak langdurige fase van de bevalling die voorafgaat aan de actieve ontsluitingsfase, gekenmerkt door lichte weeën, veranderingen in de cervix en andere voortekenen van de naderende bevalling. |
| Ontsluitingsfase | De fase van de baring waarin de baarmoederhals (cervix) zich opent (dilateert) van 0 tot 10 centimeter, wat essentieel is voor de passage van de baby door het geboortekanaal. |
| Uitdrijvingsfase | De fase van de baring waarin de vrouw actief perst om de baby uit de baarmoeder te helpen, na volledige ontsluiting van de baarmoederhals. |
| Placentaire fase | De fase na de geboorte van de baby, waarin de placenta (moederkoek) wordt uitgedreven uit de baarmoeder. |
| Post-placentaire fase | De periode direct na de geboorte van de placenta, waarin de baarmoeder samentrekt om bloedverlies te minimaliseren en de genezing begint. |
| Verloskundig onderzoek durante partu | De reeks klinische onderzoeken die door een verloskundige worden uitgevoerd terwijl de bevalling plaatsvindt, om de voortgang van de baring, de toestand van moeder en foetus te beoordelen. |
| Uitwendig onderzoek | Een type verloskundig onderzoek waarbij de verloskundige de buik van de zwangere inspecteert, palpeert en beluistert zonder de vaginaal in te gaan, om informatie te verkrijgen over de ligging, grootte en hartslag van de foetus. |
| Inwendig onderzoek (Vaginaal toucher) | Een verloskundig onderzoek waarbij de verloskundige met de hand de vagina en baarmoederhals aftast om de ontsluiting, de stand van het kind en de staat van de vliezen te beoordelen. |
| Observatie weeënactiviteit | Het beoordelen van de frequentie, duur, intensiteit en regelmaat van de weeën van de moeder, essentieel voor het monitoren van de voortgang van de bevalling. |
| Risicoselectie | Het proces waarbij zwangere vrouwen worden geïdentificeerd die een verhoogd risico lopen op complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling, om gepaste zorg en monitoring te garanderen. |
| Auscultatie | Het beluisteren van lichaamsgeluiden, in deze context specifiek het luisteren naar de foetale hartslag (FHT) om de gezondheid van de foetus te beoordelen. |
| Foetale hartslag (FHT) | De hartslag van de foetus, die tijdens de zwangerschap en bevalling gemonitord kan worden om de conditie van de baby te beoordelen. |
| Cardiotocografie (CTG) | Een techniek om tegelijkertijd de hartslag van de foetus en de weeënactiviteit van de moeder te registreren, vaak gebruikt bij risicovolle zwangerschappen of om de foetale conditie te evalueren. |
| Punctum maximum | Het punt op de buik van de moeder waar de foetale hartslag het best te horen is, afhankelijk van de ligging en indaling van de foetus. |
| Bekken als doorlaatorgaan | De rol van het bekken van de moeder als het kanaal waar de foetus doorheen passeert tijdens de geboorte. |
| POVIAS/POVASI | Een acroniem dat de belangrijkste aspecten van een vaginaal toucher samenvat: Portio (verstrijking, vorm, consistentie, lokalisatie), Ontsluiting, Vliezen (gebroken/niet gebroken, kleur, geur, hoeveelheid), Indaling (vlakken van Hodge), Aard (voorliggend deel), Stand (aanwijspunten, fontanellen, standen, kwadranten). |
| Vlakken van Hodge | Een systeem om de diepte van de indaling van het voorliggende deel van de foetus in het bekken van de moeder te classificeren (H1 tot H4). |
| Aanwijspunt | Een anatomisch punt op het hoofd van de foetus (zoals de grote of kleine fontanel) dat wordt gebruikt om de houding en stand van het hoofdje van de foetus in het bekken te bepalen. |
| Bekken-as | De denkbeeldige lijn die door het bekken van de moeder loopt, waarlangs het hoofd van de foetus zich tijdens de bevalling beweegt. |
| Amniotomie | Het kunstmatig breken van de vliezen om de bevalling op te wekken of te versnellen, door het vruchtwater te laten wegvloeien. |
| Inductie | Het kunstmatig opwekken van de bevalling, vaak met medicatie, wanneer de bevalling niet spontaan op gang komt of om medische redenen. |
| Pijnstilling | Methoden die worden gebruikt om de pijn tijdens de bevalling te verlichten, variërend van niet-medicamenteuze technieken tot medicatie en epidurale anesthesie. |
| Dola | Een term die de efficiëntie van de weeënactiviteit en de progressie van de bevalling beschrijft, vaak geëvalueerd in relatie tot cervicale dilatatie en foetale indaling. |