Cover
Inizia ora gratuitamente Vroeg neonatale zorg(1).pptx
Summary
# Identificatie van de probleemneonatus en perinatale risico's
Dit onderwerp behandelt de identificatie van pasgeborenen met een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit, en de gevolgen van intra-uteriene en perinatale problemen.
### 1.1 Definitie en categorisatie van pasgeborenen
Geboorte is een normaal fysiologisch proces, maar een klein percentage pasgeborenen loopt risico op morbiditeit en mortaliteit na de geboorte. Intra-uteriene en perinatale problemen kunnen blijvende gevolgen hebben voor de kwaliteit van overleving.
#### 1.1.1 Tijdstip van geboorte
* **Op tijd geboren (a term):** 37 tot en met 41 weken zwangerschapsduur (PML).
* **Te vroeg geboren (prematuur/preterme geboorte):** Minder dan 37 weken PML.
* **Te laat geboren (postterme geboorte):** Meer dan 42 weken PML.
#### 1.1.2 Gewicht gerelateerd aan zwangerschapsduur
Biometrische gegevens worden uitgezet op groeicurven.
* **P 50:** Gemiddeld gewicht.
* **AGA (appropriate for gestational age):** Normaal gewicht voor de zwangerschapsduur, gedefinieerd als gewicht groter dan P 10 en kleiner dan P 90.
* **SGA (small for gestational age):** Te laag gewicht voor de zwangerschapsduur, gedefinieerd als gewicht kleiner dan P 10.
* **LGA (large for gestational age):** Te hoog gewicht voor de zwangerschapsduur, gedefinieerd als gewicht groter dan P 90.
### 1.2 Onderzoek van de neonatus
De neonatus wordt onderzocht door een (kinder)arts. De neonatale periode omvat de eerste 28 dagen na de geboorte.
#### 1.2.1 Doelen van het onderzoek
* Opsporen van aangeboren afwijkingen.
* Opsporen van infecties.
* Beoordelen van de algemene conditie en voedingstoestand.
* Beoordelen van vitale functies.
* Identificatie van aangeboren afwijkingen.
#### 1.2.2 Onderdelen van het klinisch onderzoek
* **Biometrie:** Gewicht, lengte, hoofdomtrek (vergelijken met groeicurven).
* **Orthopedisch onderzoek:**
* **Heupen:**
* Ortolani-test.
* Barlow-manoeuvre.
* Doel: Opsporen van congenitale heupdysplasie.
* Ultrasound kan gebruikt worden om de femorale kop, abductoren en ilium te beoordelen.
* **Neurologisch onderzoek:**
* **Apgar-score:** Beoordeling van de algemene toestand van de pasgeborene direct na de geboorte.
* **Primaire reflexen:** Zoekreflex, zuigreflex, Galant-reflex, Moro-reflex.
* **Schedel- en hersenstructuren:** Beoordeling van de dura mater, subarachnoïdale ruimte en pia mater, en durasinussen om afwijkingen of letsels te identificeren.
#### 1.2.3 Soorten afwijkingen en letsels
* **Epiduraal hematoom.**
* **Subgaleaal hematoom.**
* **Caput succedaneum:** Erytheem veroorzaakt door vacuümextractie, waarvan de locatie afhangt van waar het vacuüm is aangebracht.
* **Cephaal hematoom:** Bloedcollectie binnen de schedelnaden.
* **Erbse parese:** Beschadiging van de zenuwen C5 en C7.
### 1.3 Adaptatieproblemen en icterus neonatorum
#### 1.3.1 Tijdschaal van adaptatieproblemen bij een normale voldragen baby
Dag(en)AdemhalingDrinkgedragStoelgangUrineHartBloedLever (icterus)1XX2XXX3XXXXX4XXXXXX5XXXXXX6XXXXXX7XXXXXX8-14XXXXXX15-21XXXXXX
> **Tip:** Kernicterus door bilirubine is vermijdbaar, maar komt nog steeds voor. Adequate preventie en tijdige herkenning met behandeling zijn cruciaal. Goede samenwerking en een multidisciplinaire richtlijn zijn hierbij essentieel.
#### 1.3.2 Fysiologische icterus neonatorum
Vrijwel alle pasgeborenen worden kortdurend geel als gevolg van een toename van bilirubine in bloed en huid.
* **Ontwikkeling:** Begint meestal op de 2e tot 4e dag na de geboorte en duurt tot het einde van de eerste week.
* **Verloop:** De geelverkleuring begint bij het hoofd en verspreidt zich naar romp, armen en benen.
* **Maximum:** Het bilirubinegehalte bereikt een piek op de 3e tot 4e dag, met waarden tussen 4 en 8 mg/dl.
* **Duur:** Meestal 8 tot maximaal 14 dagen.
* **Oorzaak:** Onrijpheid van de lever, waardoor de conjugatie en uitscheiding van bilirubine vertraagd is.
#### 1.3.3 Icterus (geelzien) en hyperbilirubinemie
Icterus is de gele verkleuring van huid en slijmvliezen, veroorzaakt door de stapeling van bilirubine. Een te hoog bilirubinegehalte kan invloed hebben op de hersenen, wat kan leiden tot sufheid, slecht drinken, dehydratie en een risico op hersenschade (kernicterus).
#### 1.3.4 Pathofysiologische hyperbilirubinemie
Pathologische hyperbilirubinemie kenmerkt zich door:
* Vroege aanvang (binnen 24 uur na geboorte).
* Zeer hoge totale serum bilirubine (TSB) waarden.
* Langdurig verhoogde TSB waarden.
**Oorzaken van hyperbilirubinemie:**
1. **Te veel bilirubine aangemaakt:**
* **Verhoogde bloedafbraak (hemolyse):**
* Hematomen (bijv. caput succedaneum, cephaal hematoom).
* Polycytemie (te veel rode bloedcellen).
* Bloedgroepantagonismen (zie verder).
* Aandoeningen van de erytrocyten (bijv. G6PD, sferocytose).
* **Hematomen:** Blauwe stuit, cephaal hematoom.
2. **Te trage omzetting (conjugatie) van bilirubine door de lever:**
* Leverenzymrijping ("fysiologische icterus").
* Borstvoedingsicterus: gerelateerd aan onvoldoende voedinginname in de eerste levensweek, of mogelijk door factoren in moedermelk na de eerste week.
* Leverenzymdeficiëntie.
* Aangeboren leverziekten.
* Congenitale infecties (bijv. viraal).
3. **Te trage uitscheiding van bilirubine:**
* Borstvoedingsicterus (in eerste levensweek).
* Leverziekten.
* Galwegatresie.
* Darmobstructie.
##### 1.3.4.1 Bloedgroepantagonismen
* **Algemeen principe:** De moeder maakt antistoffen aan tegen de bloedgroep van het kind. Deze antistoffen gaan via de placenta naar het kind en breken het bloed van het kind af.
* **Rhesus antagonisme:** Moeder is rhesus negatief en het kind is rhesus positief.
* **ABO antagonisme:** Moeder heeft bloedgroep O en het kind heeft bloedgroep A, B of AB. Antistoftesten zijn hierbij vaak niet afwijkend, ondanks potentiële hemolyse.
* **Andere bloedgroepen:** Naast Rhesus en ABO zijn er nog andere bloedgroep systemen die antagonisme kunnen veroorzaken.
##### 1.3.4.2 Bilirubine metabolisme
Bilirubine wordt geproduceerd uit de afbraak van rode bloedlichaampjes. Ongeconjugeerd bilirubine wordt in de lever omgezet in geconjugeerd bilirubine, dat vervolgens via de gal in de ontlasting wordt uitgescheiden. Een heropname van bilirubine uit de darmen kan optreden (enterohepatische kringloop).
$$ \\text{Bloedafbraak} \\rightarrow \\text{Bilirubine} \\xrightarrow{\\text{Lever (omzetting)}} \\text{Geconjugeerd bilirubine} \\xrightarrow{\\text{Gal}} \\text{Ontlasting} $$
Als de omzetting of uitscheiding vertraagd is, kan bilirubine zich ophopen in het bloed en weefsels, inclusief de hersenen.
#### 1.3.5 Limieten van de fysiologische icterus: Wanneer exploreren?
Bepaalde icterusgevallen vereisen nader onderzoek:
* Icterus die optreedt binnen de eerste 24 uur na de geboorte.
* Een stijging van het bilirubinegehalte van meer dan 5 mg/dl per dag.
* Een bilirubinegehalte van meer dan 12 mg/dl bij een prematuur geboren baby.
* Een bilirubinegehalte van meer dan 15 mg/dl bij een voldragen baby.
* Een directe bilirubinemie van meer dan 1 mg/dl.
* Aanhoudende icterus (bilirubinemie van meer dan 12 mg/dl) na de eerste levensweek.
#### 1.3.6 Behandeling van hyperbilirubinemie: Fototherapie
Fototherapie maakt gebruik van blauw licht om bilirubine af te breken tot wateroplosbare producten die gemakkelijker kunnen worden uitgescheiden.
> **Tip:** Aandachtspunten bij fototherapie zijn temperatuurcontrole, vochtverlies, bescherming van de ogen, huiduitslag en het "bronze baby syndrome".
**Soorten fototherapie apparatuur:**
* Conventionele lampen.
* Spots.
* LED-lampen.
* Fibre-optische lampen (biliblanket).
#### 1.3.7 Bilirubine niveaus en locatie
Indicatieve bilirubine waarden gerelateerd aan de locatie van de geelverkleuring:
* Hoofd: 6 mg/dl.
* Borstkas: 9 mg/dl.
* Buik en bovenbenen: 12 mg/dl.
* Onderbenen: 15 mg/dl.
* Voeten en handen: meer dan 15 mg/dl.
### 1.4 Andere perinatale risico's
Het document noemt kort "vernauwing aorta boog, coarctatio aortae" als een mogelijke perinatale risico, wat wijst op cardiovasculaire afwijkingen die tijdens de perinatale periode geïdentificeerd of veroorzaakt kunnen worden. De adaptatieproblemen in de tabel dekken ook de hartfunctie.
* * *
# Klinisch onderzoek en varianten van het normale bij pasgeborenen
Dit onderwerp behandelt het initiële klinisch onderzoek van pasgeborenen, inclusief de evaluatie van biometrische gegevens, orthopedische en neurologische aspecten, en de identificatie van zowel normale variaties als aangeboren afwijkingen.
### 2.1 Algemene principes van neonatale evaluatie
De geboorte wordt gezien als een normaal fysiologisch proces, maar een klein percentage pasgeborenen loopt een verhoogd risico op morbiditeit en mortaliteit. Intra-uteriene en perinatale problemen kunnen blijvende gevolgen hebben voor de kwaliteit van overleving.
#### 2.1.1 Terminologie rondom de geboorte
* **Voldragen (a term):** Geboorte tussen 37 en 41 weken zwangerschapsduur (PML).
* **Te vroeg (premature/preterme):** Geboorte vóór 37 weken zwangerschapsduur (PML).
* **Te laat (postterme):** Geboorte na 42 weken zwangerschapsduur (PML).
#### 2.1.2 Biometrische evaluatie
De biometrische gegevens van de pasgeborene worden uitgezet op groeicurven om de ontwikkeling te beoordelen:
* **P50:** Mediaan (gemiddeld) op de groeicurve.
* **AGA (appropriate for gestational age):** Normaal gewicht voor de zwangerschapsduur, tussen het 10e en 90e percentiel ($> p\_{10}$ en $< p\_{90}$).
* **SGA (small for gestational age):** Te laag gewicht voor de zwangerschapsduur, onder het 10e percentiel ($< p\_{10}$).
* **LGA (large for gestational age):** Te hoog gewicht voor de zwangerschapsduur, boven het 90e percentiel ($> p\_{90}$).
#### 2.1.3 Doelen van het neonatale onderzoek
Het klinisch onderzoek door een arts (kinderarts) richt zich op:
* Opsporen van aangeboren afwijkingen.
* Opsporen van infecties.
* Beoordelen van de algemene conditie en voedingstoestand.
* Beoordelen van vitale functies.
* Identificeren van varianten van het normale.
#### 2.1.4 Belangrijke onderdelen van het eerste klinisch onderzoek
Het eerste onderzoek omvat doorgaans:
* **Biometrie:** Lengte, gewicht, hoofdomtrek.
* **Orthopedische evaluatie:** Specifieke aandacht voor de heupen.
* **Neurologische evaluatie:** Beoordelen van reflexen en bewustzijn.
### 2.2 Orthopedisch onderzoek
Bij het orthopedisch onderzoek wordt specifiek gelet op de heupen om aangeboren heupdysplasie op te sporen.
#### 2.2.1 Specifieke tests voor heupdysplasie
* **Ortolani test:** Gericht op het reduceren van een ontwrichte heup.
* **Barlow maneuver:** Gericht op het provoceren van een ontwrichting van een stabiele heup.
Bij verdenking op heupdysplasie kan echografie van de heupen (femurkop, ilium) worden ingezet.
### 2.3 Neurologisch onderzoek
Het neurologisch onderzoek bij pasgeborenen evalueert de cerebrale functie en primitieve reflexen.
#### 2.3.1 Apgar-score
De Apgar-score is een snelle beoordeling van de vitale functies van de pasgeborene vijf minuten na de geboorte, die de mate van aanpassing aan het leven buiten de baarmoeder aangeeft.
#### 2.3.2 Primaire reflexen
De aanwezigheid en kracht van primaire reflexen geven inzicht in de neurologische integriteit:
* **Zoekreflex:** Hoofd draaien naar aanraking van de wang.
* **Zuigreflex:** Zuigen bij stimulatie van de mond.
* **Galant reflex:** Kromming van de romp naar de gestimuleerde zijde bij aanraking van de rug.
* **Moro reflex:** Spreiden van armen en benen als reactie op een plotseling schrikreactie.
#### 2.3.3 Beoordeling van schedel- en hersenstructuren
Er wordt gekeken naar mogelijke afwijkingen of letsels in de schedel en hersenvliezen, zoals:
* **Epiduraal hematoom:** Bloeding tussen de dura mater en de schedel.
* **Subgaleaal hematoom:** Bloeding onder de aponeurose (galea aponeurotica).
* **Caput succedaneum:** Zwelling van zacht weefsel over de schedel, veroorzaakt door druk tijdens de bevalling (vaak door vacuümextractie). De locatie is afhankelijk van waar het vacuüm werd aangebracht.
* **Cephaal hematoom:** Bloeduitstorting binnen de schedelnaden, beperkt door de suturen.
#### 2.3.4 Zenuwletsels
Een voorbeeld van een specifiek zenuwletsel is de Erbse parese, die kan ontstaan door schade aan de zenuwen C5 en C7.
### 2.4 Varianten van het normale en adaptatieproblemen
De eerste week na de geboorte is een periode van adaptatie voor de pasgeborene. Hoewel de meeste pasgeborenen deze periode zonder problemen doorkomen, zijn er fysiologische veranderingen en mogelijke knelpunten.
#### 2.4.1 Tijdschaal van adaptatieproblemen bij een normale voldragen baby
DagAdemhalingDrinkgedragStoelgangUrineHartBloedLever (icterus)12345678-1415-21
\_Tabel is een visuele weergave van de informatie in de brontekst.
#### 2.4.2 Knelpunten rondom hyperbilirubinemie
* **Kernicterus:** Ernstige hersenschade veroorzaakt door hoge bilirubinespiegels. Dit is vermijdbaar, maar komt nog steeds voor.
* **Preventie en vroege herkenning:** Essentieel voor adequate behandeling.
* **Oplossing:** Goede samenwerking tussen zorgverleners en een multidisciplinaire richtlijn.
### 2.5 Fysiologische icterus neonatorum (geelzien)
Bijna alle pasgeborenen worden kortdurend geel door een tijdelijke ophoping van bilirubine in bloed en huid.
* **Ontstaan:** Meestal vanaf de 2e tot 4e dag na de geboorte, tot het einde van de eerste week.
* **Verloop:** Begint in het gezicht en verspreidt zich naar romp en ledematen.
* **Maximum:** Meestal op dag 3-4, met waarden van 4-8 mg/dl.
* **Duur:** Meestal 8 tot maximaal 14 dagen.
* **Oorzaak:** Onrijpheid van de leverenzymen die bilirubine moeten verwerken.
#### 2.5.1 Hyperbilirubinemie: symptomen en risico's
Hyperbilirubinemie (te veel bilirubine) kan leiden tot:
* Sufheid.
* Slecht drinken.
* Dehydratie.
* **Risico op hersenschade (kernicterus)** wanneer de bilirubinespiegel te hoog wordt en de bloed-hersenbarrière passeert.
#### 2.5.2 Pathofysiologische hyperbilirubinemie
Dit betreft een te snelle of te hoge stijging van het totaal serum bilirubine (TSB), of een icterus die te lang aanhoudt. Oorzaken kunnen zijn:
* **Te veel bilirubine aangemaakt:** Verhoogde afbraak van rode bloedcellen (hemolyse), hematomen, polycytemie, bloedgroepantagonismen, of afwijkingen van de rode bloedcellen (bv. G6PD-deficiëntie, sferocytose).
* **Te trage omzetting van bilirubine:** Door leverenzymrijpingstoornissen (zie "fysiologische icterus"), borstvoedingsicterus (gerelateerd aan onvoldoende inname in de eerste levensweek), of aangeboren leverziekten.
* **Te trage uitscheiding van bilirubine:** Leverenzymdeficientie, aangeboren leverziekten, congenitale infecties (viraal).
#### 2.5.3 Oorzaken van verhoogde bilirubineproductie
* **Hematomen:** Zoals een blauwe stuit of caput succedaneum, waarbij bloed afbreekt.
* **Bloedgroepantagonismen:**
* **Rhesus antagonisme:** Moeder is rhesus negatief en kind is rhesus positief. Moeder maakt antistoffen aan die de placenta passeren en de rode bloedcellen van het kind afbreken.
* **ABO antagonisme:** Moeder is bloedgroep O en kind is bloedgroep A, B of AB. Antistoffen van de moeder breken de rode bloedcellen van het kind af.
#### 2.5.4 Oorzaken van vertraagde omzetting/uitscheiding
* **Leverenzymrijping:** De onrijpe leverenzymen bij pasgeborenen zijn minder efficiënt in het omzetten van ongeconjugeerd naar geconjugeerd bilirubine.
* **Borstvoedingsicterus:** Soms wordt icterus versterkt door onvoldoende melkinname in de eerste levensweek, wat leidt tot minder uitscheiding van bilirubine via de ontlasting.
* **Leverenzymdeficienties of aangeboren leverziekten.**
* **Congenitale infecties:** Met name virale infecties kunnen de leverfunctie beïnvloeden.
#### 2.5.5 Limieten van de fysiologische icterus en indicaties voor verder onderzoek
Een icterus dient verder te worden onderzocht indien deze:
* Optreedt binnen de eerste 24 uur na de geboorte.
* Een stijging van het bilirubine vertoont van meer dan 5 mg/dl per dag.
* De bilirubinespiegel hoger is dan 12 mg/dl bij prematuren en meer dan 15 mg/dl bij voldragen kinderen.
* De directe bilirubinemie meer dan 1 mg/dl bedraagt.
* Persisteert met een bilirubinespiegel van meer dan 12 mg/dl na de eerste levensweek.
#### 2.5.6 Behandeling van hyperbilirubinemie: Fototherapie
Fototherapie maakt gebruik van blauw licht om bilirubine in de huid af te breken tot wateroplosbare producten die gemakkelijker uitgescheiden kunnen worden.
**Aandachtspunten bij fototherapie:**
* **Temperatuurcontrole:** De couveuse temperatuur moet goed worden gemonitord.
* **Vochtverlies:** Er kan meer vochtverlies optreden.
* **Oogbescherming:** De ogen van de baby moeten worden afgedekt.
* **Huiduitslag:** Kan een bijwerking zijn.
* **Bronze baby syndrome:** Een zeldzame, donkere verkleuring van de huid bij kinderen met problemen met de galafvoer.
**Soorten fototherapie:**
* Conventionele lampen.
* Spots.
* LED-lampen.
* Fiber-optische lampen (biliblanket).
#### 2.5.7 Richtlijnen voor bilirubinespiegels en behandeling
De indicatie voor fototherapie kan variëren afhankelijk van de bilirubinespiegel, die per lichaamsdeel kan worden ingeschat:
* Hoofd: 6 mg/dl
* Borstkas: 9 mg/dl
* Buik en bovenbenen: 12 mg/dl
* Onderbenen: 15 mg/dl
* Voeten en handen: > 15 mg/dl
De percentages (8, 10 of 12%) die in de brontekst worden genoemd, zijn waarschijnlijk gerelateerd aan de gewichtsprocentages die overeenkomen met de gegeven bilirubinespiegels.
### 2.6 Verdere differentiële diagnose van aangeboren afwijkingen
De documentatie noemt een vernauwing van de aortaboog (coarctatio aortae) als een voorbeeld van een aangeboren hartafwijking die verder onderzoek behoeft. Dit illustreert het belang van een brede diagnostische benadering na het initiële onderzoek.
* * *
# Hyperbilirubinemie bij pasgeborenen
Dit onderwerp behandelt de fysiologische en pathologische icterus neonatorum, de oorzaken van hyperbilirubinemie en de behandeling hiervan met fototherapie.
### 3.1 Icterus neonatorum: definitie en algemeenheden
Icterus, oftewel geelzien, is de gele verkleuring van de huid en slijmvliezen bij een pasgeborene, veroorzaakt door de stapeling van bilirubine in het lichaam. Een teveel aan bilirubine kan invloed hebben op de hersenen en leiden tot symptomen zoals sufheid, slecht drinken en dehydratie, met als risico hersenschade (kernicterus). Kernicterus is vermijdbaar, maar komt nog steeds voor, wat het belang van preventie, tijdige herkenning en adequate behandeling onderstreept. Een goede samenwerking en een multidisciplinaire richtlijn zijn essentieel voor een optimale aanpak.
#### 3.1.1 Fysiologische icterus neonatorum
Bij vrijwel alle pasgeborenen treedt er kortdurend geelzien op. Dit wordt vanaf de tweede tot vierde dag na de geboorte waargenomen en kan duren tot het einde van de eerste levensweek. De geelverkleuring begint typisch aan het hoofd en de romp, en breidt zich uit naar de armen en benen. Het bilirubinegehalte in het bloed piekt rond dag 3-4, met waarden tussen de 4 en 8 milligram per deciliter ($4-8\\ \\text{mg/dl}$). De duur van de fysiologische icterus is meestal 8 tot maximaal 14 dagen en wordt voornamelijk veroorzaakt door de onrijpheid van de lever van de pasgeborene.
#### 3.1.2 Pathologische hyperbilirubinemie
Pathologische hyperbilirubinemie onderscheidt zich van fysiologische icterus door:
* Vroege optreden van geelzien (binnen 24 uur na geboorte).
* Een te snel stijgende totaal serumbilirubine (TSB) concentratie, met meer dan 5 milligram per dag.
* Een TSB-waarde boven de 12 milligram per deciliter ($12\\ \\text{mg/dl}$) bij prematuren en boven de 15 milligram per deciliter ($15\\ \\text{mg/dl}$) bij voldragen pasgeborenen.
* Een directe bilirubinemie van meer dan 1 milligram per deciliter ($1\\ \\text{mg/dl}$).
* Aanhoudende verhoogde bilirubinemie (meer dan 12 milligram per deciliter, $12\\ \\text{mg/dl}$) na de eerste levensweek.
#### 3.1.3 Oorzaken van hyperbilirubinemie
De oorzaken van hyperbilirubinemie kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:
1. **Te veel bilirubine aangemaakt:** Dit kan het gevolg zijn van verhoogde afbraak van rode bloedcellen (hemolyse), hematomen (zoals bij een cefaal hematoom of blauwe stuit), policytemie (te veel rode bloedcellen) of bloedgroepantagonismen. Aandoeningen van de erytrocyten, zoals G6PD-deficiëntie of sferocytose, kunnen ook bijdragen.
2. **Te trage omzetting van bilirubine:** Dit betreft problemen in de conjugatie van bilirubine in de lever. De onrijpheid van leverenzymen (wat leidt tot fysiologische icterus) en leverenzymdeficiënties (aangeboren leverziekten) vallen hieronder.
3. **Te trage uitscheiding van bilirubine:** Problemen met de galafvoer of de uitscheiding van bilirubine via de darmen kunnen leiden tot een ophoping. Congenitale infecties (viraal) kunnen ook de leverfunctie beïnvloeden en de uitscheiding vertragen.
> **Tip:** Bij het beoordelen van icterus bij pasgeborenen is het cruciaal om onderscheid te maken tussen fysiologische en pathologische oorzaken om tijdig te kunnen ingrijpen bij potentieel schadelijke verhogingen van bilirubine.
##### 3.1.3.1 Verhoogde bilirubineproductie
* **Hematomen:** Zoals een cefaal hematoom of blauwe stuit, waar bloed extravasatie optreedt, wat leidt tot verhoogde afbraak van rode bloedcellen.
* **Bloedgroepantagonismen:**
* **Rhesus antagonisme:** Wanneer een rhesus-negatieve moeder een rhesus-positieve foetus draagt. De moeder kan antistoffen tegen de rode bloedcellen van de foetus produceren, die via de placenta worden overgedragen en leiden tot hemolyse bij de baby.
* **ABO antagonisme:** Wanneer een moeder met bloedgroep O een kind heeft met bloedgroep A, B of AB. De moeder heeft antistoffen tegen A en/of B, wat kan leiden tot hemolyse. De antistoffentesten zijn hierbij niet altijd afwijkend.
* Naast Rhesus en ABO kunnen ook andere bloedgroepenantagonismen een rol spelen.
* **Andere oorzaken:** Polycytemie en aangeboren afwijkingen van de erytrocyten (bv. G6PD-deficiëntie, sferocytose).
##### 3.1.3.2 Vertraagde omzetting en uitscheiding van bilirubine
* **Leverenzymrijping:** De onrijpheid van leverenzymen bij pasgeborenen, vooral bij prematuren, is de belangrijkste oorzaak van "fysiologische icterus".
* **Borstvoedingsicterus:** Dit kan optreden in de eerste levensweek door onvoldoende voedingsinname, wat leidt tot minder uitscheiding van bilirubine via de ontlasting en een verhoogde heropname uit de darmen (enterohepatische kringloop). Na de eerste week kan er ook nog een vorm van borstvoedingsgerelateerde icterus optreden die langer aanhoudt, mogelijk gerelateerd aan stoffen in de moedermelk die de conjugatie beïnvloeden.
* **Leverziekten:** Aangeboren leverziekten of congenitale infecties (zoals virale infecties) kunnen de conjugatie- en/of uitscheidingscapaciteit van de lever aantasten.
> **Tip:** Het bepalen van de directe bilirubine is belangrijk. Een verhoogd gehalte aan directe bilirubine kan wijzen op een probleem in de uitscheiding, zoals galwegatresie, en vereist verdere diagnostiek.
#### 3.1.4 Limieten van de fysiologische icterus en indicatie voor diagnostiek
Niet elke geelverkleuring behoeft uitgebreide diagnostiek. De volgende criteria geven aanleiding om icterus nader te onderzoeken:
* Icterus die optreedt binnen de eerste 24 uur na de geboorte.
* Een snelle stijging van het bilirubinegehalte, namelijk meer dan 5 milligram per dag ($> 5\\ \\text{mg/dag}$).
* Een TSB-waarde boven de 12 milligram per deciliter ($> 12\\ \\text{mg/dl}$) bij prematuren en boven de 15 milligram per deciliter ($> 15\\ \\text{mg/dl}$) bij voldragen pasgeborenen.
* Een directe bilirubinemie van meer dan 1 milligram per deciliter ($> 1\\ \\text{mg/dl}$).
* Aanhoudende icterus (bilirubinemie $> 12\\ \\text{mg/dl}$) na de eerste levensweek.
#### 3.1.5 Behandeling: fototherapie
Fototherapie is de hoeksteen van de behandeling van hyperbilirubinemie. Hierbij wordt blauw licht gebruikt om bilirubine af te breken tot wateroplosbare producten die gemakkelijker door het lichaam kunnen worden uitgescheiden.
> **Tip:** Fototherapie is effectief omdat bilirubine de eigenschap heeft om onder invloed van licht fotogradeerd te worden tot minder toxische, wateroplosbare isomeren die via de urine en gal worden uitgescheiden.
##### 3.1.5.1 Aandachtspunten bij fototherapie
Tijdens fototherapie zijn er diverse aandachtspunten om complicaties te voorkomen en de effectiviteit te maximaliseren:
* **Temperatuurcontrole:** De pasgeborene kan warmer worden door de lamp, dus nauwkeurige temperatuurmonitoring is noodzakelijk.
* **Vochtverlies:** Er kan meer vocht worden verloren door de warmte van de lampen en een verhoogde ademhaling, dus adequate hydratatie is belangrijk.
* **Oogbescherming:** De ogen van de baby moeten zorgvuldig worden beschermd met een oogmasker om beschadiging door het licht te voorkomen.
* **Huiduitslag:** Soms kan er huiduitslag optreden als reactie op de behandeling.
* **Bronze baby syndrome:** Een zeldzame, maar ernstige complicatie waarbij de huid een donkerbruine, bronskleurige tint krijgt. Dit treedt met name op bij baby's met een gestoorde excretie van bilirubine-metabolieten.
##### 3.1.5.2 Typen fototherapieapparatuur
Er zijn verschillende soorten fototherapieapparatuur beschikbaar:
* Conventionele lampen
* Spots
* LED-lampen
* Fiber-optische lampen (ook wel biliblankets genoemd)
> **Tip:** De effectiviteit van fototherapie hangt af van de golflengte van het licht, de intensiteit en het huidoppervlak dat belicht wordt. LED- en fiber-optische lampen worden vaak als efficiënter en veiliger beschouwd.
##### 3.1.5.3 Bilirubine-streefwaarden per lichaamsdeel
De noodzaak tot fototherapie wordt mede bepaald door de bilirubineconcentratie en de lichaamsregio:
* Hoofd: 6 milligram per deciliter ($6\\ \\text{mg/dl}$)
* Borstkas: 9 milligram per deciliter ($9\\ \\text{mg/dl}$)
* Buik en bovenbenen: 12 milligram per deciliter ($12\\ \\text{mg/dl}$)
* Onderbenen: 15 milligram per deciliter ($15\\ \\text{mg/dl}$)
* Voeten en handen: meer dan 15 milligram per deciliter ($> 15\\ \\text{mg/dl}$)
Deze waarden dienen als richtlijn en moeten geïnterpreteerd worden in de context van de klinische toestand van de pasgeborene en de snelheid van de bilirubine-stijging. Een bilirubine stijging van 8, 10 of 12% per dag kan indicatie geven voor interventie.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Neonatus | Een kind vanaf de geboorte tot de leeftijd van 28 dagen. |
| Morbiditeit | De staat van ziek zijn of de prevalentie van ziekte in een populatie. |
| Mortaliteit | Het aantal sterfgevallen in een bepaalde populatie gedurende een specifieke periode. |
| Perinatale periode | De periode rondom de geboorte, meestal gedefinieerd als vanaf 22 weken zwangerschap tot 7 dagen na de geboorte. |
| Premature geboorte | Een geboorte die plaatsvindt vóór de 37e zwangerschapsweek. |
| Postterme geboorte | Een geboorte die plaatsvindt na de 42e zwangerschapsweek. |
| Biometrische gegevens | Metingen van het lichaam, zoals lengte, gewicht en hoofdomtrek, die worden gebruikt om groei te beoordelen. |
| Gestational age (GA) | Zwangerschapsduur, de periode vanaf de laatste menstruatie tot de geboorte. |
| Appropriate for gestational age (AGA) | Een baby met een gewicht dat passend is voor de zwangerschapsduur, typisch tussen het 10e en 90e percentiel. |
| Small for gestational age (SGA) | Een baby met een gewicht dat lager is dan het 10e percentiel voor de zwangerschapsduur. |
| Large for gestational age (LGA) | Een baby met een gewicht dat hoger is dan het 90e percentiel voor de zwangerschapsduur. |
| Aangeboren afwijking | Een structurele of functionele abnormaliteit die aanwezig is bij de geboorte. |
| Hyperbilirubinemie | Een abnormaal hoge concentratie bilirubine in het bloed. |
| Icterus neonatorum | Geelzucht bij pasgeborenen, veroorzaakt door een ophoping van bilirubine in de huid en slijmvliezen. |
| Fysiologische icterus | Normale, goedaardige geelzucht die optreedt bij de meeste pasgeborenen na de eerste 24 uur van het leven. |
| Pathologische hyperbilirubinemie | Geelzucht bij pasgeborenen die snel optreedt, zeer hoge bilirubinespiegels bereikt of langer aanhoudt dan normaal, wat duidt op een onderliggend probleem. |
| Bilirubine stofwisseling | Het proces waarbij bilirubine wordt geproduceerd, getransporteerd, geconjugeerd en uitgescheiden door het lichaam. |
| Hemolyse | De afbraak van rode bloedlichaampjes. |
| Bloedgroepantagonisme | Een immuunreactie die optreedt wanneer de antistoffen van de moeder de rode bloedlichaampjes van de foetus aanvallen, wat leidt tot hemolyse. |
| Conjugatiestoornis | Een probleem met de chemische omzetting (conjugatie) van bilirubine in de lever, waardoor het moeilijker uitscheidbaar wordt. |
| Fototherapie | Een behandeling waarbij het pasgeboren kind wordt blootgesteld aan specifieke golflengten van licht om bilirubine af te breken en de huid te helpen elimineren. |
| Kernicterus | Een zeldzame, ernstige vorm van hersenbeschadiging veroorzaakt door extreem hoge bilirubinespiegels. |
| Apgar-score | Een snelle evaluatie van de fysieke conditie van een pasgeboren baby kort na de geboorte, gebaseerd op vijf criteria: hartslag, ademhaling, spiertonus, reflexprikkelbaarheid en kleur. |
| Ortolani test | Een klinische manoeuvre die wordt gebruikt om congenitale heupdysplasie bij pasgeborenen te screenen door de mobiliteit van de heupkop te beoordelen. |
| Barlow maneuver | Een manoeuvre die wordt gebruikt om heuplaxiteit bij pasgeborenen te evalueren om instabiliteit te detecteren die kan leiden tot heupdislocatie. |
| Congenitale heupdysplasie | Een aandoening waarbij de heupkom niet goed is gevormd, waardoor de heupkop eruit kan schieten. |
| Epiduraal hematoom | Een bloedophoping die zich vormt tussen het harde hersenvlies (dura mater) en de schedel. |
| Subgaleaal hematoom | Een bloeding die zich vormt onder het galea aponeurotica, een fibreus weefsel dat de hoofdhuid bedekt. |
| Caput succedaneum | Zwelling van de hoofdhuid van een pasgeborene die ontstaat door druk tijdens de bevalling, vaak door een vacuümextractie of langdurige weeën. |
| Cefaal hematoom | Een bloeding die zich vormt tussen het beenvlies van de schedel en het periost. |
| Erytrocyten | Rode bloedlichaampjes, verantwoordelijk voor het transport van zuurstof. |
| Polycytemie | Een aandoening waarbij het aantal rode bloedlichaampjes in het bloed te hoog is. |
| G6PD-deficiëntie | Glucose-6-fosfaatdehydrogenase-deficiëntie, een erfelijke aandoening die rode bloedlichaampjes kwetsbaarder maakt voor afbraak. |
| Sferocytose | Een aandoening waarbij rode bloedlichaampjes een bolvorm (sferisch) hebben in plaats van de gebruikelijke schijfvorm, wat kan leiden tot vroegtijdige afbraak. |
| ABO-antagonisme | Een vorm van bloedgroepongevoeligheid die optreedt wanneer de bloedgroep van de moeder niet compatibel is met die van de baby, met name wanneer de moeder bloedgroep O heeft en de baby A, B of AB. |
| Rhesus-antagonisme | Een vorm van bloedgroepongevoeligheid die optreedt wanneer de moeder rhesus-negatief is en de foetus rhesus-positief, wat kan leiden tot de productie van antistoffen door de moeder tegen de rode bloedcellen van de foetus. |