Cover
Inizia ora gratuitamente PPT 3b) Verwekkers van luchtweginfecties virussen.pdf
Summary
# Inleiding tot luchtweginfecties en hun verwekkers
Dit gedeelte introduceert de belangrijkste verwekkers van luchtweginfecties, met een focus op virussen, hun seizoensgebondenheid en de wekelijkse monitoring.
## 1. Inleiding tot luchtweginfecties en hun verwekkers
### 1.1 Belangrijkste verwekkers: virussen
Luchtweginfecties worden voornamelijk veroorzaakt door virussen. Dit deel van de studie richt zich op deze virale verwekkers [1](#page=1).
### 1.2 Seizoensvariatie van luchtweginfecties
Bovenste luchtweginfecties vertonen een duidelijke seizoensgebonden variatie. Deze variatie is met name zichtbaar tijdens de herfst en wintermaanden [2](#page=2) [5](#page=5).
### 1.3 Oorzaken van acute luchtweginfecties
De oorzaken van acute luchtweginfecties worden gemonitord over meerdere seizoenen, waaronder 2022-2023 en 2023-2024. Surveillance van deze infecties levert epidemiologische rapporten op [3](#page=3).
### 1.4 Wekelijkse monitoring: Respi-radar
De wekelijkse stand van zaken met betrekking tot luchtweginfecties wordt bijgehouden via de Respi-radar. Dit bulletin informeert over de actuele epidemiologische situatie, zoals bijvoorbeeld week 45 van 2025 [4](#page=4).
### 1.5 Specifieke virale verwekkers
Enkele van de meest voorkomende virale verwekkers van luchtweginfecties zijn:
* Rhinovirus [6](#page=6).
* Adenovirus [6](#page=6).
* Respiratoir Syncytieel virus (RSV) [6](#page=6).
* Influenza [6](#page=6).
* Coronavirus [6](#page=6).
---
# Specifieke virussen en hun eigenschappen
Dit gedeelte biedt een gedetailleerde analyse van verschillende belangrijke virussen, waaronder rhinovirus, adenovirus, respiratoir syncytieel virus (RSV) en influenza, met de nadruk op hun structuur, pathogenese, epidemiologie en transmissieroutes.
### 2.1 Rhinovirus
Rhinovirussen zijn de meest voorkomende oorzaak van verkoudheid [7](#page=7).
#### 2.1.1 Pathogenese
De replicatie van rhinovirussen vindt voornamelijk plaats in de bovenste luchtwegen, wat resulteert in een neusverkoudheid. Bij specifieke patiëntengroepen, zoals jonge kinderen, ouderen en immuungecompromitteerden, kunnen rhinovirussen echter ook infecties van de onderste luchtwegen veroorzaken, waaronder pneumonie. De mortaliteit geassocieerd met rhinovirussen is over het algemeen laag [8](#page=8).
#### 2.1.2 Epidemiologie en transmissie
Rhinovirussen komen wereldwijd voor en treffen met name kinderen. De verspreiding geschiedt voornamelijk via neus- en keelsecreet en komt vooral voor tijdens de wintermaanden [9](#page=9).
#### 2.1.3 Structuur
Rhinovirussen zijn enkelstrengige RNA-virussen en bezitten geen capsule [11](#page=11).
### 2.2 Adenovirus
Adenovirussen werden ontdekt in 1953 en zijn medium-size, dubbelstrengs DNA-virussen met een diameter van 90-100 nm. Ze hebben geen envelop en een eicosohedrale structuur. Er zijn 49 immunologisch verschillende typen van adenovirussen, onderverdeeld in 6 subgenera (A tot F). Adenovirussen zijn stabiel in de aanwezigheid van chemische of fysische agentia en extreme pH-condities, waardoor ze lang buiten het lichaam kunnen overleven. Sommige serotypes, met name 1, 2, 5 en 6, kunnen endemisch voorkomen. Een verhoogd voorkomen van bacteriële infecties kan geassocieerd zijn met adenovirusinfecties [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 2.2.1 Pathogenese
Adenovirussen kunnen aandoeningen veroorzaken aan de luchtwegen, conjunctiva, ogen en het darmkanaal [14](#page=14).
* **Infectie van de bovenste luchtwegen:** Voornamelijk veroorzaakt door types 1-7 bij jonge kinderen [14](#page=14).
* **Pharyngoconjunctivitis:** Voornamelijk veroorzaakt door type 3 en 7, veelvoorkomend bij schoolgaande kinderen, met spontane genezing. Frequent zwemmen is een oorzakelijke factor [14](#page=14).
* **Keratoconjunctivitis:** Hoofdzakelijk veroorzaakt door type 8, kan epidemisch voorkomen, met name in oogklinieken. Er is sprake van spontane genezing zonder blijvende letsels [14](#page=14).
* **Bronchopneumonie:** Veroorzaakt door types 1, 2, 3 en 7, komt voor bij kleine kinderen en jonge volwassenen en kan fataal zijn bij kinderen jonger dan 2 jaar [14](#page=14).
* **Gastro-enteritis:** Veroorzaakt door types 40-47, voornamelijk bij kinderen tussen 2 en 18 maanden oud [14](#page=14).
#### 2.2.2 Epidemiologie en transmissie
Adenovirussen worden voornamelijk overgedragen via direct contact, zoals druppelinfecties en contact met handen, evenals via besmette instrumenten. Sommige types kunnen asymptomatische infecties veroorzaken in de tonsillen, adenoiden en ingewanden, waarbij het virus gedurende maanden tot jaren kan worden uitgescheiden. Uitbraken van luchtweginfecties komen voornamelijk voor in de late winter, herfst en begin van de zomer, soms epidemisch (bv. in recrutenkampen). Gastro-enteritis treedt op in het koude jaargetijde, terwijl pharyngoconjunctivitis en keratoconjunctivitis niet-seizoensgebonden zijn en in de vorm van epidemieën optreden. De behandeling is meestal symptomatisch, aangezien er geen specifieke therapie beschikbaar is voor ernstige infecties en vaccins niet succesvol zijn gebleken [15](#page=15).
### 2.3 Respiratoir syncytieel virus (RSV)
RSV werd geïsoleerd in 1956 en is een belangrijke oorzaak van respiratoire infecties. Het virus is niet stabiel buiten de gastheer bij 37°C [16](#page=16).
#### 2.3.1 Pathogenese
De pathogenese van RSV begint met replicatie in de slijmvliezen van neus en keel, wat leidt tot rhinopharyngitis (verkoudheid). Het virus kan vervolgens via de larynx naar de trachea, bronchi, bronchioli en alveoli migreren. Bij jonge kinderen kan dit leiden tot longinfecties zoals pneumonie. Bij oudere kinderen en volwassenen met immuundeficiëntie kan RSV griepachtige klachten en pneumonie veroorzaken [16](#page=16).
#### 2.3.2 Epidemiologie
RSV heeft een jaarlijks epidemisch verloop, meestal van oktober tot maart. Het treft vooral pasgeborenen tot 4-jarige leeftijd, waarbij tot 70% van de zuigelingen bronchiolitis kan ontwikkelen. RSV is wereldwijd verspreid. Herinfecties zijn mogelijk, maar leiden meestal tot een neusverkoudheid zonder koorts [17](#page=17).
### 2.4 Influenza
Influenza is een RNA-virus dat een lipide-envelop bevat met hemagglutinine (H) en neuraminidase (N). Het virus heeft een gesegmenteerd genoom bestaande uit 8 losse genen. Er zijn drie typen: A, B en C [19](#page=19) [21](#page=21).
#### 2.4.1 Influenza A
Influenza A vertoont zowel antigene 'shift' als antigene 'drift'. Subtypes worden aangeduid met de H/N-samenstelling. Het virus heeft 8 RNA-genomische segmenten die coderen voor 10 eiwitten, waaronder HA en NA. Neuraminidase (NA) kent typen 1-9 en hemagglutinine (HA) kent typen 1-15. Influenza A subtypes hebben diverse natuurlijke gastheren [21](#page=21) [25](#page=25) [26](#page=26).
##### 2.4.1.1 Antigene variatie: drift versus shift
Antigene variatie bij influenza A omvat 'drift' en 'shift'. 'Shift' is een significante verandering in het virus, terwijl 'drift' een geleidelijke accumulatie van kleine mutaties is. Re-assortiment tussen verschillende influenza A-virussen kan leiden tot nieuwe combinaties van H en N-eiwitten [24](#page=24) [43](#page=43).
##### 2.4.1.2 Typen influenza-infecties
Er zijn drie hoofdtypes te onderscheiden:
1. **Seizoensgriep (interpandemische griep):** Deze infectie wordt elk winterseizoen verwacht. Vaccinatie van hoogrisicogroepen kan de ziektelast voorkomen. Antivirale middelen kunnen helpen de morbiditeit te verminderen [28](#page=28) [29](#page=29).
2. **Menselijke gevallen van vogelgriep:** Mensen geïnfecteerd door zieke dieren (bv. kippen) tijdens een vogelpest-epidemie. De eerste beschrijving van vogelgriep was in Italië in 1878. HPAI (Highly Pathogenic Avian Influenza) werd voor het eerst gebruikt in 1959 en 1961. De eerste uitbraak van H5N1 bij vogels in Hong Kong was in 1997, wat leidde tot menselijke gevallen. Het risico op uitbraken bij pluimvee neemt toe. De huidige situatie (CDC) geeft aan dat H5 vogelgriep wijdverspreid is in wilde vogels wereldwijd en uitbraken veroorzaakt bij pluimvee en melkkoeien in de VS, met enkele recente menselijke gevallen [28](#page=28) [33](#page=33) [34](#page=34) [38](#page=38) [40](#page=40).
3. **Pandemische griep:** Een nieuw influenzavirus bij mensen, dat niet noodzakelijkerwijs afkomstig is van een vogelpest-epidemie. Een pandemische griep wordt gedefinieerd door drie criteria: een nieuw influenzavirus met een hemagglutinine (HA) die verschilt van reeds circulerende stammen, lage of geen antilichaamtiters tegen dit nieuwe HA in de populatie, en hoge persoon-tot-persoon transmissie met bijbehorende menselijke ziekte. Sinds het begin van de 20e eeuw zijn er vier influenzapandemieën geweest: in 1918 (H1N1), 1957 (H2N2), 1968 (H3N2) en 2009 (H1N1). Het H1N1-virus dat in 2009 opdook, werd ook wel 'Mexicaanse griep' genoemd en was een nieuw subtype met genen van varken-, vogel- en menselijke influenza virussen, resulterend uit een combinatie van twee varkensgriepvirussen. De oorsprong van het H1N1-virus in 2009 is complex, met re-assortiment van genen [28](#page=28) [42](#page=42) [45](#page=45) [47](#page=47) [48](#page=48) [49](#page=49).
##### 2.4.1.3 Transmissieroutes van influenza bij mensen
Influenza kan op verschillende manieren worden overgedragen:
* **Druppels:** Partikels groter dan 5 micrometer [30](#page=30).
* **Luchtgedragen druppelkernen:** Partikels kleiner dan 5 micrometer [30](#page=30).
* **Fomieten:** Besmette voorwerpen [30](#page=30).
Preventieve maatregelen omvatten het dragen van gezichtsmaskers, sociale afstand, gezicht-tot-gezicht contact vermijden, en handhygiëne [30](#page=30).
##### 2.4.1.4 Ziektebelasting en mortaliteit van seizoensgriep
Seizoensgriep kent een hoge incidentie (tot 20%), hoewel lager bij ouderen, met een aanvalsratio tot 60% in verpleeghuizen. De kans op complicaties is aanzienlijk: 9.5% in de algemene populatie en 73% bij personen boven de 70 jaar. De sterftecijfers gerelateerd aan seizoensgriep zijn significant; in de VS werden in 2023-2024 tussen 17.000 en 100.000 sterfgevallen per jaar gemeld. In Europa waren er in 2021 15.000 tot 70.000 excessieve sterfgevallen [31](#page=31) [32](#page=32).
##### 2.4.1.5 Kenmerken van H1N1-sterfgevallen (2009-2011)
Het patroon van sterfgevallen door H1N1 in 2009-2011 verschilde van eerdere seizoensgriep:
* Bijna 80% van de doden waren personen onder de 65 jaar, terwijl dit bij seizoensgriep ongeveer 90% boven de 65 jaar was [51](#page=51).
* 30% van de pandemische sterfgevallen waren bij volledig gezonde personen [51](#page=51).
* Er was een toename van sterfgevallen bij kinderen tijdens de pandemie [51](#page=51).
* Een aantal sterfgevallen werd veroorzaakt door Acute Respiratory Distress Syndrome (ARDS), wat zeldzaam is bij seizoensgriep [51](#page=51).
* De meerderheid van de sterfgevallen deed zich voor bij mensen met chronische onderliggende aandoeningen, wat overeenkomt met het patroon van seizoensgriep [51](#page=51).
#### 2.4.2 Influenza B
Influenza B-virussen hebben H- en N-antigenen die duidelijk te onderscheiden zijn van die van influenza A. Ze zijn uitsluitend pathogeen bij de mens. Epidemieën van influenza B treden om de 3 tot 4 jaar op, zijn beperkt tot kleinere regio's, verspreiden zich minder en hebben een lagere morbiditeit. Influenza B kan soms samen met influenza A voorkomen. De mogelijke complicaties zijn vergelijkbaar, maar met een lagere mortaliteit. Pandemieën met influenza B komen niet voor, en er treedt geen antigene 'shift' op, wel een langzamere antigene 'drift' [53](#page=53).
#### 2.4.3 Geobserveerde circulatie van influenzatypen
De afgelopen twee winters (2022-2023 en 2023-2024) werden verschillende typen influenza circuleerden, zoals gerapporteerd in epidemiologische rapporten [55](#page=55) [56](#page=56).
#### 2.4.4 Evolutie en preparedness
De evolutie van preparedness in de context van influenza is een continu proces. Er is aandacht voor de evolutie van virussen zoals H7N9 [46](#page=46) [52](#page=52).
> **Tip:** Het onderscheid tussen 'drift' en 'shift' is cruciaal voor het begrijpen van de evolutie van influenzavirussen en de noodzaak van vaccinaanpassingen.
> **Tip:** De transmissieroutes van influenza benadrukken het belang van persoonlijke hygiëne en publieke gezondheidsmaatregelen tijdens griepseizoenen.
---
# Coronavirus en COVID-19
Dit gedeelte biedt een gedetailleerd overzicht van coronavirussen, de isolatie ervan, de structuur van het virus, de opkomst van COVID-19, de transmissie, het ziektespectrum, pathofysiologie, diagnose, complicaties, behandelingen en pandemische aanpak.
## 3. Coronavirus en COVID-19
### 3.1 Coronavirus: algemene kenmerken
Coronavirussen (HCoV) werden voor het eerst geïsoleerd in 1937. Ze bevatten een envelop die is uitgerust met twee belangrijke glycoproteïnen: het S (Spike) glycoproteïne, dat verantwoordelijk is voor receptorbinding en cel fusie, en het M (Membraan) glycoproteïne, dat essentieel is voor de transmembraanactiviteit, budding en envelope vorming. Sommige coronavirustypes bezitten daarnaast een derde glycoproteïne, het HE (Haemagglutinine-esterase). Het precieze aantal humane isolaten van coronavirussen is onbekend, deels omdat ze moeilijk te kweken zijn. Voorbeelden van humane coronavirussen zijn HCoV-OC43, HCoV-229E, SARS-CoV, HCoV-NL63, en HCoV HKU1 [58](#page=58).
Het virusmateriaal van coronavirussen bestaat uit enkelstrengs RNA met een positieve polariteit (+). Genoomproducten omvatten pp1ab, dat codeert voor niet-structurele eiwitten, en de structurele eiwitten Spike (S), Envelope (E), Membraan (M) en Nucleocapside (N) [62](#page=62).
### 3.2 De opkomst van COVID-19
De nieuwe infectieziekte COVID-19 werd geboren in januari 2020. Dit markeerde het begin van de noodzaak om diverse aspecten van de ziekte te onderzoeken, waaronder transmissie, ziektespectrum, pathofysiologie, diagnose, complicaties, effectieve behandelingen en effectieve maatregelen [64](#page=64) [65](#page=65).
De pandemie heeft een aanzienlijke impact gehad op wereldwijde gezondheidssystemen. Tussen 2020 en 2024 werd een aanzienlijk aantal COVID-gevallen geregistreerd, evenals een tragisch hoog aantal sterfgevallen [68](#page=68) [69](#page=69).
### 3.3 Klinische presentatie en ernst van COVID-19
Ongeveer 5% van de patiënten met COVID-19 ervaart ernstige symptomen waarvoor intensieve zorg nodig is. Dit percentage stijgt tot 20% onder gehospitaliseerde patiënten. Meer dan 75% van de gehospitaliseerde COVID-19 patiënten heeft aanvullende zuurstof nodig [66](#page=66).
COVID-19 wordt niet langer uitsluitend beschouwd als een longontsteking, maar als een multisystemische ziekte die meerdere organen kan aantasten. De wekelijkse bulletins van acute luchtweginfecties van Sciensano toonden in week 39 van 2024-2025 de prevalentie van virussen bij patiënten die gehospitaliseerd worden voor een ernstige acute luchtweginfectie (SARI) [67](#page=67) [71](#page=71).
Varianten van het virus, zoals alpha, delta en omicron, kwamen en gingen, elk met hun eigen klinische impact. De bezetting van ziekenhuisbedden en IC-bedden fluctueerde gedurende de pandemie, met een significante stijging op bepaalde momenten [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74).
### 3.4 Pandemische aanpak en strategieën
Het aanpakken van een pandemie vereist een veelzijdige benadering, vaak vergeleken met het snijden van vele sneetjes Zwitserse kaas, wat de complexiteit en het gelaagde karakter van de maatregelen benadrukt. De rol van ventilatie in de context van COVID-19 werd ook onderzocht, waarbij vragen werden gesteld over het heruitvinden van bestaande kennis [75](#page=75) [76](#page=76).
Antivirale strategieën vormen een belangrijk onderdeel van de behandeling van COVID-19 [78](#page=78).
### 3.5 Long/post COVID
Er is meer onderzoek nodig naar het voorkomen, het natuurlijke verloop, mogelijke behandelingen en de gelijkenissen of verschillen met andere post-virale klachten van long COVID. Een duidelijke afbakening en definitie van long COVID is essentieel [79](#page=79).
Factoren die het risico op long COVID beïnvloeden, zowel beschermende als risicofactoren, zijn een onderwerp van huidig onderzoek [82](#page=82).
De pathogenese van long COVID is complex en kan verband houden met verschillende mechanismen, waaronder het pathogenenreservoir, auto-immuniteit, dysbiose en weefselschade [83](#page=83).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Luchtweginfectie | Een infectie die het ademhalingssysteem aantast, variërend van de bovenste luchtwegen (neus, keel) tot de onderste luchtwegen (longen). |
| Virussen | Microscopisch kleine infectieuze agentia die zich alleen kunnen repliceren in levende cellen van een gastheer. |
| Rhinovirus | Een veelvoorkomend virus dat verkoudheid veroorzaakt, voornamelijk in de bovenste luchtwegen. |
| Adenovirus | Een groep virussen die diverse infecties kunnen veroorzaken, waaronder ademhalingsaandoeningen, ooginfecties en maag-darmklachten. |
| Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) | Een veelvoorkomend ademhalingsvirus dat vooral bij jonge kinderen ernstige infecties zoals bronchiolitis en longontsteking kan veroorzaken. |
| Influenza | Een groep virussen die griep veroorzaken, een besmettelijke ademhalingsziekte die seizoensgebonden voorkomt en kan leiden tot ernstige complicaties. |
| Coronavirus (HCoV) | Een familie van virussen die diverse ziekten kunnen veroorzaken, van verkoudheid tot ernstigere aandoeningen zoals SARS en COVID-19. |
| COVID-19 | Een besmettelijke ziekte veroorzaakt door het SARS-CoV-2 virus, gekenmerkt door symptomen variërend van mild tot ernstig en potentieel levensbedreigend. |
| Pathogenese | Het mechanisme waarmee een ziekteverwekker ziekte veroorzaakt in een gastheer. |
| Epidemiologie | De studie van de verspreiding, oorzaken en effecten van ziekten en gezondheidstoestanden in gespecificeerde populaties. |
| Antigene drift | Kleine, continue genetische veranderingen in een virus, waardoor het immuunsysteem het virus minder goed herkent. |
| Antigene shift | Grote, plotselinge veranderingen in het virusgenoom, vaak door genetische uitwisseling met andere virussen, wat kan leiden tot pandemieën. |
| Fomieten | Levensloze objecten die ziekteverwekkers kunnen overdragen, zoals deurklinken of speelgoed. |
| Acute Respiratory Distress Syndrome (ARDS) | Een ernstige longbeschadiging die snel optreedt, resulterend in ernstige ademhalingsmoeilijkheden. |
| Long COVID (post-COVID-19 syndroom) | Langdurige gezondheidsproblemen die optreden na een infectie met SARS-CoV-2, met diverse symptomen die weken tot maanden aanhouden. |