Cover
Inizia ora gratuitamente Algemene-wondbehandeling (6).pdf
Summary
# Opbouw en functie van de huid
De huid, het grootste orgaan van het menselijk lichaam, fungeert als een essentiële beschermende barrière en speelt cruciale rollen in regulatie en sensorische waarneming.
### 1.1 Opbouw van de huid
De huid bestaat uit twee hoofdlagen: de epidermis (opperhuid) en de dermis (lederhuid). Onder deze lagen bevindt zich de subcutis (onderhuidse vetlaag), die dient voor energieopslag, bescherming en isolatie, en bijdraagt aan de lichaamscontouren [4](#page=4).
#### 1.1.1 Epidermis (opperhuid)
De epidermis is de buitenste laag en bestaat uit verschillende strata (lagen), waarvan de dikte varieert en bepaalt of de huid dik of dun is [4](#page=4).
* **Dikke huid** (handpalmen, vingertoppen, voetzolen) heeft vijf lagen:
* **Stratum basale (stratum germinativum)**: De diepste laag, bestaande uit één rij delende keratinocyten die continu vernieuwen. Ongeveer 10-25% van de cellen zijn melanocyten [4](#page=4).
* **Stratum spinosum**: Meerdere cellagen met een webachtig systeem van rekbestendige pre-keratine filamenten, verankerd aan desmosomen, wat de cellen een spinachtig uiterlijk geeft [4](#page=4).
* **Stratum granulosum**: Drie tot vijf cellagen met plattere keratinocyten waarvan de kernen en organellen afsterven. Bevat twee soorten granules [4](#page=4):
* Keratohyaline granules: Belangrijk voor keratinevorming [4](#page=4).
* Gelamelleerde granules: Bevatten een waterafstotend glycolipide dat waterverlies remt. Cellen boven deze laag sterven af door gebrek aan diffusie van voedingsstoffen [4](#page=4).
* **Stratum lucidum**: Een transparante band bestaande uit heldere, platte, dode keratinocyten [4](#page=4).
* **Stratum corneum**: De dikste laag (twintig tot dertig cellagen), die driekwart van de epidermis vormt. Bestaat uit verhoornde cellen die bescherming bieden tegen beschadiging en indringing van ongewenste stoffen. Het glycolipide maakt de huid waterafstotend. Cellen van het stratum basale bereiken het stratum corneum in ongeveer 28 dagen, waarna ze afschilferen [4](#page=4).
* **Dunne huid** (rest van het lichaam) mist het stratum lucidum en de overige lagen zijn dunner [4](#page=4).
#### 1.1.2 Dermis (lederhuid)
De dermis is de binnenste laag, bestaande uit sterk en flexibel bindweefsel [5](#page=5).
* **Kenmerken van de dermis**: Bevat zenuwvezels, bloedvaten, lymfevaten, haarfollikels, talgklieren en zweetklieren. De dermis is opgebouwd uit twee lagen [5](#page=5):
* **Papillaire laag**: De oppervlakkige, dunne laag van areolair bindweefsel met losmazige collagene en elastische vezels, rijk aan bloedvaten. Bevat dermale papillae (uitstulpingen) die de epidermis verankeren en zenuwuiteinden (pijnreceptoren) en tastreceptoren (lichaampjes van Meissner) bevatten. Op handpalmen en voetzolen vormen deze papillae rijen die zorgen voor grip en unieke vingerafdrukken [5](#page=5).
* **Reticulaire laag**: De dieper gelegen laag (80% van de dermis) van vezelig, onregelmatig bindweefsel. De bloedvaten die deze laag voeden, vormen de cutane plexus. Dikke, verweven collageenvezels bieden stevigheid en weerstand tegen mechanische invloeden. Huidlijnen (gescheiden regio's tussen vezelbundels) zijn chirurgisch relevant omdat incisies parallel aan deze lijnen minder open trekken. Collageenvezels houden water vast en houden de huid gehydrateerd, terwijl elastinevezels zorgen voor elasticiteit. Flexielijnen bij gewrichten zorgen voor rekbaarheid [5](#page=5).
### 1.2 Functies van de huid
De huid vervult meerdere vitale functies: bescherming, temperatuurregeling, uitscheiding, waarneming en vitamineproductie [5](#page=5).
#### 1.2.1 Bescherming
De huid beschermt tegen:
* **Mechanische invloeden** (wrijving, druk) dankzij collageen en elastine [5](#page=5).
* **Vocht, chemische invloeden en micro-organismen** door de hoornlaag, talgproductie, het huidimmuunsysteem (macrofagen, mestcellen) en de natuurlijke zuurgraad van de huid (door bacteriën en transpiratievocht) [5](#page=5).
* **UV-straling** door pigmentatie [5](#page=5).
* **Vocht- en elektrolytenverlies** [5](#page=5).
#### 1.2.2 Temperatuurregeling
De huid reguleert de lichaamstemperatuur via bloedcirculatie en transpiratie. Verdamping van zweet onttrekt warmte, en vasodilatatie (warmteafgifte) en vasoconstrictie (warmte vasthouden) spelen een rol [5](#page=5).
#### 1.2.3 Uitscheiding
Via transpiratie worden water, zouten en afbraakproducten uitgescheiden [5](#page=5).
#### 1.2.4 Gevoel
Zenuwuiteinden in de huid registreren temperatuur, aanraking, pijn en druk [5](#page=5).
#### 1.2.5 Vitamineproductie
Onder invloed van zonlicht draagt de huid bij aan de productie van vitamine D, essentieel voor botkwaliteit [5](#page=5).
---
# Fasen en beïnvloedende factoren van wondgenezing
Wondgenezing is een complex proces dat zich in meerdere fasen voltrekt, waarbij een breed scala aan factoren de snelheid en kwaliteit van dit proces kan beïnvloeden [6](#page=6).
### 2.1 De fasen van wondgenezing
Ongecompliceerde wondgenezing verloopt volgens een vast patroon dat uit drie fasen bestaat: de reactiefase, de regeneratiefase en de rijpingsfase. In grote wonden kunnen fasen tegelijkertijd optreden, maar de uiteindelijke sluiting is pas voltooid na het doorlopen van alle fasen. Stagnatie van het genezingsproces en de ontwikkeling van complexe wonden treden op wanneer een van deze fasen niet volledig wordt doorlopen door het ontbreken van cruciale factoren [6](#page=6).
#### 2.1.1 Reactiefase
De reactiefase, ook wel ontstekingsfase genoemd, heeft als doel de uitbreiding van de verwonding te voorkomen en het wondgebied voor te bereiden op genezing. Deze fase wordt gekenmerkt door [6](#page=6):
* **Hemostase:** Het stoppen van de bloeding door vasoconstrictie en activatie van de stollingscascade, leidend tot de vorming van een fibrinenetwerk en een bloedprop die de wond afsluit en een beschermende korst vormt [6](#page=6).
* **Ontstekingsreactie:** Vasodilatatie, verhoogde doorlaatbaarheid van de vaatwand en de aanvoer van ontstekingscellen zoals granulocyten en monocyten. Deze cellen ruimen dode weefsels (debris) en micro-organismen op [7](#page=7).
* **Klassieke ontstekingsverschijnselen:** Rubor (roodheid), calor (warmte), tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesie (gestoorde functie) zijn zichtbaar in de wondomgeving. Bij grote wonden kan dit leiden tot een licht verhoogde lichaamstemperatuur [7](#page=7).
#### 2.1.2 Regeneratiefase
Deze fase, ook bekend als de fibroblastenfase of proliferatiefase, begint typisch twee tot drie dagen na het ontstaan van de wond. Het belangrijkste doel is de vervanging van beschadigd dermis door nieuw, rijk doorbloed granulatieweefsel en de sluiting van de wond door epitheelregeneratie. Belangrijke processen zijn [7](#page=7):
* **Angiogenese:** Stimulatie van de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes, voornamelijk door macrofagen [7](#page=7).
* **Fibroblastactiviteit:** Fibroblasten produceren collageenfibrillen voor de aanmaak van collageenvezels en de extracellulaire matrix, die essentieel is voor het vochtgehalte in de wond. Ook vormen zij myofibroblasten, die bijdragen aan wondcontractie [7](#page=7).
* **Granulatieweefselvorming:** Dit weefsel is vochtig, helderrood en korrelig, en bevat macrofagen, fijne bloedvaatjes, proteoglycanen en collageen in verschillende stadia. Het dient als steiger voor de groei van bloedvaatjes en epitheelcellen. Voldoende voedingsstoffen zoals eiwitten, mineralen, vitamines A en C, zuurstof, groeifactoren, enzymen en hormonen zijn cruciaal voor de vorming van granulatieweefsel [7](#page=7).
* **Epithelialisatie:** Epitheelcellen vermenigvuldigen zich aan de wondranden en bedekken het granulatieweefsel om de wond te sluiten. De jonge epitheellaag is kwetsbaar [7](#page=7) [8](#page=8).
#### 2.1.3 Rijpingsfase
Ook wel maturatiefase of remodelleringsfase genoemd, duurt deze fase zes maanden tot twee jaar en omvat de omzetting van granulatieweefsel tot een dun, soepel en wit bindweefsel (litteken). Macrofagen en fibroblasten zorgen voor de afbraak van overmaat aan bloedvaatjes en de omvorming van jong naar rijp collageen, wat de uiteindelijke trekkracht van het litteken bepaalt. Een disbalans in collageenproductie kan leiden tot atrofische (te weinig collageen) of hypertrofische (te veel collageen) littekens [7](#page=7).
### 2.2 Vochtige wondgenezing
Een vochtig wondmilieu versnelt de reactieve en regeneratieve fasen. Een droge korst vertraagt het genezingsproces doordat epitheelcellen zich eronder een weg moeten banen en barsten voor micro-organismen kunnen vormen. Moderne (semi-)occlusieve wondbedekkers creëren een optimaal vochtig milieu door overmatig wondvocht te absorberen, terwijl belangrijke cellen en wondgenezingsfactoren behouden blijven. Het vinden van een juiste balans tussen exsudaat en absorptiecapaciteit is essentieel [8](#page=8).
### 2.3 WCS Classificatiemodel voor wondbereiding
Dit model, toepasbaar op mechanische wonden, helpt bij het bepalen van behandeldoelen op basis van de kleur van het wondbed, vochtigheid, infectie en wondrand. Het model onderscheidt [8](#page=8):
* **Zwarte wond:** Bevat necrotisch weefsel dat gedebrideerd moet worden om de vorming van granulatieweefsel mogelijk te maken [8](#page=8).
* **Gele wond:** Bedekt met een gelige beslag van necrose of fibrine, wat reiniging en absorptie van exsudaat vereist [8](#page=8).
* **Rode wond:** Bevindt zich in de regeneratiefase met granulatieweefsel dat beschermd moet worden tegen uitdroging en mechanische beschadiging [8](#page=8).
* **Gemengd gekleurde wond:** Behandeling richt zich op de meest storende factor [9](#page=9).
#### 2.3.1 Wondvoorbereidingsmodel (WBP-model)
Dit model, nog in ontwikkeling, integreert patiëntgerelateerde zaken (psychosociaal, comorbiditeit), wonddiagnose (TIME-model: Tissue, Infection, Moisture, Edge) en systematische wondbedpreparatie [9](#page=9).
### 2.4 Beïnvloedende factoren van wondgenezing
Diverse factoren kunnen de wondgenezing beïnvloeden en worden ingedeeld in vier categorieën [9](#page=9):
#### 2.4.1 Patiëntgerelateerde factoren
Deze factoren omvatten pathologie, comorbiditeit, medicatiegebruik, leeftijd en psychische, sociale en economische aspecten [9](#page=9).
* **Pathologie en comorbiditeit:** Ziekten zoals veneuze of arteriële insufficiëntie, diabetes mellitus, nierfalen, maligniteiten, reumatoïde artritis en sepsis kunnen de wondgenezing negatief beïnvloeden door verminderde doorbloeding, verhoogde infectiekans of neuropathie. De algemene gezondheidstoestand, mobiliteit en voedingstoestand spelen ook een rol; obesitas verhoogt het infectierisico, terwijl ondervoeding tekorten aan essentiële voedingsstoffen veroorzaakt [9](#page=9).
* **Medicatie:** Immunosuppressiva, anti-inflammatoire medicatie, cytostatica en anticoagulantia kunnen de wondgenezing belemmeren. Systemisch toegediende antibiotica, goede pijnbestrijding en vitamines A en C kunnen positieve effecten hebben [10](#page=10).
* **Leeftijd:** Oudere patiënten hebben een verhoogd risico op wondgenezingsproblemen door onderliggende ziekten, medicatiegebruik en vertraagde cellulaire processen zoals fibroblastactiviteit en re-epithelialisatie. Ze hebben ook een verhoogde kans op infecties, die atypisch kunnen verlopen [10](#page=10).
* **Gedrag, psychische, sociale en economische aspecten:**
* **Gedrag:** Roken en drugsgebruik leiden tot circulatieafwijkingen en vitamine C-deficiëntie. Nicotine veroorzaakt vasoconstrictie, koolmonoxide vermindert oxygenatie en waterstofcyanide beïnvloedt het celmetabolisme negatief. Therapietrouw is essentieel; motivatie, informatievoorziening en de kwaliteit van de behandelrelatie bevorderen dit [10](#page=10).
* **Psychische aspecten:** Stress en depressie kunnen de doorbloeding verminderen door vasoconstrictie en de werking van het immuunsysteem negatief beïnvloeden, wat leidt tot vertraagde wondgenezing [10](#page=10).
* **Sociale en economische aspecten:** Een lage sociaaleconomische status en alleenstaand zijn kunnen leiden tot vertraagde wondgenezing en een hogere incidentie van ulcera met grotere recidiefkans [11](#page=11).
#### 2.4.2 Wondgerelateerde factoren
Deze factoren betreffen het ontstaan en de kenmerken van de wond zelf [11](#page=11).
* **Oorzaak:** Wonden door onderliggende ziekten (ulcera, decubitus, brandwonden, bestralingswonden) hebben vaak een verstoorde genezingstendens [11](#page=11).
* **Bestaansduur:** Lang bestaande wonden (> 4-6 weken) vertonen veranderingen in cellen en moleculen die het genezingsproces verstoren, en hebben een hogere kans op infectie [11](#page=11).
* **Afmeting:** Grote, diepe wonden met aanzienlijke weefselschade genezen langzamer [11](#page=11).
* **Conditie:** Necrose, debris, vreemde voorwerpen, te veel vocht, een te droog wondbed, ondermijnde of gesloten wondranden, callusvorming en oedeem vertragen de genezing door bacteriële groei te bevorderen of de zuurstoftoevoer te verminderen [11](#page=11).
* **Ischemie:** Slechte doorbloeding belemmert de uitwisseling van gassen en voedingsstoffen, wat de bloedvaten permeabeler maakt en de genezing vertraagt [11](#page=11).
* **Ontsteking en infectie:** Deze leiden tot verhoogde cytokines, zuurstofradicalen en proteolytische enzymen, inactiviteit van groeifactoren en verminderde proliferatie en angiogenese. Biofilmvorming door bacteriën beschermt hen tegen afweer en antibiotica [11](#page=11).
* **Locatie en weefseltype:** De locatie en het type beschadigd weefsel beïnvloeden de genezingssnelheid; wonden in het gelaat genezen sneller dan op de extremiteiten. Stuit, hielen en ellebogen zijn gevoelig voor druk en wrijving [11](#page=11).
* **Reactie op behandeling:** Weinig voortgang duidt op een inadequate behandeling [11](#page=11).
#### 2.4.3 Professionalgerelateerde factoren
Deze factoren betreffen de kennis en vaardigheden van de zorgprofessional [11](#page=11).
* **Anamnese:** Een grondige anamnese die patiënt- en wondgerelateerde factoren omvat, is cruciaal [11](#page=11).
* **Onderzoek:** Adequate lichamelijke inspectie, metingen en aanvullend onderzoek zijn noodzakelijk voor een juiste diagnose [12](#page=12).
* **Diagnose:** Een incomplete of inaccurate diagnose leidt tot een verkeerd behandelplan [12](#page=12).
* **Behandeling:** De behandeling moet gericht zijn op zowel wondgenezing als onderliggend lijden, waarbij de keuze van chirurgische ingrepen, aanvullende therapieën en verbandmateriaal zorgvuldig wordt afgewogen. Hygiëne en protocolgestuurd werken zijn essentieel [12](#page=12).
* **Evaluatie:** Nauwkeurige registratie en evaluatie van het behandelverloop maken bijstelling van het plan mogelijk [12](#page=12).
* **Preventie:** Preventieve maatregelen voorkomen nieuwe wonden of verergering [12](#page=12).
* **Informatievoorziening:** Het informeren en motiveren van de patiënt en diens naasten is belangrijk voor therapietrouw en herstel [12](#page=12).
#### 2.4.4 Zorgsysteemgerelateerde factoren
Organisatie van zorg, zoals gespecialiseerde wondklinieken en multidisciplinaire teams, en adequate opleidingen voor professionals dragen bij aan optimale wondzorg [12](#page=12).
#### 2.4.5 Voeding
Een optimale voedingstoestand is cruciaal voor wondgenezing. Een tekort aan eiwitten en energie kan leiden tot verminderde spierkracht, vermoeidheid en een trager genezingsproces. De benodigde hoeveelheid eiwit voor volwassenen met een wond is 1,2 tot 1,7 gram per kilogram lichaamsgewicht per dag. De energiebehoefte varieert van 1.900 tot 2.600 kcal, met een verhoging bij koorts of ernstige infecties. Specifieke voedingsstoffen zoals arginine, antioxidanten (vitamine C, E, carotenoïden, flavonoïden, selenium) en B-vitamines, zink en vitamine A spelen een belangrijke rol. Voldoende vochtinname (minimaal twee liter per dag) is nodig voor afvoer van afvalstoffen en aanvoer van voedingsstoffen [12](#page=12) [13](#page=13).
#### 2.4.6 Pijn
Pijn, gedefinieerd als een onaangename sensorische en/of emotionele ervaring, kan acuut of chronisch zijn. Adequaat bestreden wondpijn voorkomt stress, verhoogt het patiëntencomfort en verbetert het vertrouwen tussen patiënt en behandelteam. Multimodale pijnbestrijding, inclusief medicatie en niet-farmacologische interventies, is effectief [13](#page=13).
#### 2.4.7 Wondinfectie
Wondinfecties worden veroorzaakt door micro-organismen die zich vermenigvuldigen in het beschadigde weefsel. Tekenen van infectie zijn roodheid, zwelling, warmte, pijn en gestoorde functie. Een wondkweek is essentieel voor gerichte behandeling. Factoren zoals het achterlaten van lichaamsvreemd materiaal, operatieduur, chirurgische wondklasse en de opnameduur voorafgaand aan de operatie verhogen het infectierisico. Behandeling kan systemisch met antibiotica of lokaal met antibacteriële middelen plaatsvinden, waarbij resistentieontwikkeling voorkomen moet worden [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 2.4.8 Observatie en rapportage
Zorgvuldige observatie van de kleur, grootte, diepte, vorm, wondranden, exudaat, geur, pijn en ontstekingsverschijnselen is cruciaal voor het beoordelen van het genezingsproces. Schriftelijke rapportage garandeert continuïteit van zorg en maakt evaluatie en bijstelling van het behandelplan mogelijk [15](#page=15).
#### 2.4.9 Hygiëne
Hygiëne, inclusief handhygiëne en het schoonhouden van materialen en omgeving, is essentieel om de verspreiding van micro-organismen te voorkomen en zorggerelateerde infecties te minimaliseren [16](#page=16).
---
# WCS classificatiemodel en wondbehandelingsmethoden
Het WCS classificatiemodel biedt een gestructureerd kader voor wondbeoordeling en behandelingsdoelen, gebaseerd op de kleur van het wondbed, aangevuld met diverse wondbehandelingsmethoden [8](#page=8).
### 3.1 Het WCS classificatiemodel
Het WCS classificatiemodel is primair toepasbaar op mechanische wonden en dient als hulpmiddel bij het bepalen van de behandeldoelen van de lokale wondbehandeling. Het model beoordeelt de fase van wondgenezing door middel van observatie van het wondbed (kleur), vochtigheid, aanwezigheid van infectie en de aard van de wondranden. Het model is een valide en betrouwbaar instrument voor het vaststellen van de wondkleur. Het is echter niet toepasbaar op brandwonden en oncologische wonden of ulcera [8](#page=8).
#### 3.1.1 Zwarte wond
Een zwarte wond kenmerkt zich door de aanwezigheid van necrotisch weefsel, wat ook bruin-grijs-gelig van kleur kan zijn. Deze wond bevindt zich in de reactiefase, waarbij debridement (verwijdering van dood, beschadigd of geïnfecteerd weefsel) noodzakelijk is voor de vorming van gezond granulatieweefsel. Methoden voor debridement omvatten necrotectomie (indien er een duidelijke demarcatie is tussen necrotisch en vitaal weefsel), enzymatische of autolytische afbraak, mechanische verwijdering door spoelen en poetsen, en biochirurgie (maden) [8](#page=8).
#### 3.1.2 Gele wond
Het wondbed van een gele wond is doorgaans bedekt met een gelige beslag, bestaande uit gele necrose of fibrine. Dit kan een dikke, halfvloeibare of taaie laag zijn met celresten en samengeklonterde eiwitten, die verwijderd moet worden. Deze wond bevindt zich eveneens in de reactiefase, met een wondbed dat nog niet geschikt is voor granulatie. Gele wonden produceren vaak veel exsudaat; de behandeling richt zich op het reinigen van het wondbed en het absorberen van overtollig exsudaat, waarbij vochtophoping voorkomen moet worden in een vochtig milieu [8](#page=8).
#### 3.1.3 Rode wond
De rode wond bevindt zich in de regeneratiefase, met een wondbed bedekt door granulatieweefsel (korrelig, vochtig-glanzend, helderood). Het doel is bescherming van dit weefsel en voorkoming van uitdroging. Wondbedekkers mogen niet met het wondbed verkleven. Epithelisatie begint vanuit de wondranden wanneer het granulatieweefsel op huidniveau is, waarbij de kleur aan de randen naar roze verandert. Bij oppervlakkige wonden ontstaan roze, doffe eilandjes door deling van kiemcellen. Een huidvriendelijke kleeflaag van het verbandmiddel is belangrijk om beschadiging van de kwetsbare epitheellaag te voorkomen [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 3.1.4 Gemengd gekleurde wond
Wonden vertonen in de praktijk vaak meerdere kleuren tegelijk. In dergelijke gevallen, bijvoorbeeld een gele wond met zwarte plekken en enig doorschemerend rood, moet de behandeling gericht zijn op de meest verstorende factor, startend met de aanpak voor de zwarte wond. Bij voorkeur wordt een product gekozen dat andere kleurgebieden niet negatief beïnvloedt [9](#page=9).
### 3.2 Wondpreparatie model
Voor slecht genezende wonden kan in de toekomst, naast het WCS classificatiemodel, het wondbedpreparatie model (WBP-model) worden gebruikt. Dit systematische model omvat patiëntgerelateerde aspecten (psychosociaal, comorbiditeit) en de diagnose van de wond, die gesteld kan worden met het TIME-model [9](#page=9).
* **T**issue: beoordeling van vitaal weefsel of necrose [9](#page=9).
* **I**nfection: beoordeling van infectie of inflammatie (klinische kenmerken zoals rubor, tumor, calor) [9](#page=9).
* **M**oisture: beoordeling van de vochtbalans [9](#page=9).
* **E**dge: beoordeling van wondranden (niet sluitend, niet vitaal, ondermijnd) [9](#page=9).
Hoewel dit model de ernst van de pathologie helpt inschatten, zijn er nog geen betrouwbare meetinstrumenten of specifieke wondbedekkers aan gekoppeld; het model vereist verdere ontwikkeling [9](#page=9).
### 3.3 Wondbehandelingsmethoden
Diverse methoden worden ingezet voor wondbehandeling, gericht op het bevorderen van de genezing en het voorkomen van complicaties.
#### 3.3.1 Spoelen
Directe wondreiniging door middel van spoelen is van belang bij verontreinigde wonden, onoverzichtelijke wondbodems, overmatige wondvochtproductie, los debris, of bij gebruik van verbandmiddelen die partikels kunnen achterlaten [18](#page=18).
* **Spoelvloeistof:** Idealiter schoon, op kamertemperatuur of lichaamstemperatuur, niet agressief of pijnlijk [18](#page=18).
* **Kraanwater:** In Nederland geschikt, mits de kraan eerst dertig seconden heeft doorgelopen [18](#page=18).
* **Steriel gedestilleerd water of NaCl 0,9%:** Aanbevolen bij een verlaagde weerstand tegen infecties, bij voorkeur uit eenmalige verpakkingen [18](#page=18).
* **Antibacteriële vloeistof:** Bij geïnfecteerde wonden [18](#page=18).
Het mechanisch reinigende effect kan versterkt worden door de vloeistof met kracht in de wond te spuiten, bijvoorbeeld tijdens het douchen of met een 20 ml spuit. Bij ondermijnde wonden kan een katheter op de spuit worden gezet [18](#page=18).
#### 3.3.2 Drains
Drains kunnen door de chirurg worden aangebracht om bloed, pus of andere vloeistoffen uit de wond te verwijderen en wonden te spoelen. Er zijn open (bv. gaas, latex) en gesloten drains (vacuüm of niet-vacuüm). Gesloten drains kunnen verbonden zijn met een opvangzakje of een vacuüm fles [18](#page=18) [19](#page=19).
#### 3.3.3 Madentherapie (Maggot Debridement Therapy - MDT)
Madentherapie, ook wel larventherapie, biotherapie of biochirurgie genoemd, gebruikt steriel gekweekte maden (larve van *Lucilia sericata*) om wonden te reinigen. De maden eten necrotisch weefsel en hun excreten kunnen antibioticum-resistente debris reduceren en de ontstekingsreactie moduleren, wat de overgang naar de proliferatiefase bevordert. MDT verwijdert selectief dood weefsel zonder gezond weefsel te beschadigen, kan chirurgisch debridement vermijden en vereist geen anesthesie [19](#page=19).
* **Indicaties:** Geïnfecteerde en necrotische traumatische wonden, ulcera cruris, decubitus, brandwonden, diabetische voetwonden [20](#page=20).
* **Contra-indicaties/Voorzorgen:** Wonden nabij inwendige organen, slagaders, patiënten met stollingsproblemen, te droge of sterk exsuderende wonden (verweken of afzuigen noodzakelijk) [20](#page=20).
* **Toediening:** Direct op de wond (ca. 10 maden/cm²) met fixatie, of in kant-en-klare gaaszakjes. De maden worden na drie tot vier dagen vervangen [20](#page=20).
#### 3.3.4 Negatieve drukbehandeling (Negative Pressure Wound Therapy - NPWT)
Negatieve drukbehandeling (ook wel 'sealen' of wondbehandeling met negatieve druk genoemd) verbetert de doorbloeding, bevordert angiogenese, verkleint het wondoppervlak, vermindert inhiberende factoren en stimuleert celproliferatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge drukken [20](#page=20).
* **Negatieve druk met lage drukken (foliesuctie):** Wordt voornamelijk toegepast bij ernstige abdominale sepsis. Katheters worden in de wond gelegd, afgedekt met folie, en aangesloten op een laag vacuüm (7,5-15 mmHg) om bacteriën en wondvocht af te zuigen. Continu spoelen is ook mogelijk. Voordelen zijn onder andere een gemakkelijkere patiëntenzorg en gecontroleerde vochtophanging. Nadelen kunnen zijn dat het arbeidsintensief is, langere genezingstijd vereist, en er risico is op lekkage en 'puspockets' [21](#page=21).
* **Negatieve druk met hoge drukken:** Toepasbaar bij acute en complexe wonden, open buikwonden, huidtransplantaten en thoraxwonden. De wondbodem wordt bedekt met een spons (polyurethaan of polyvinylalcohol) of gazen en afgedekt met folie. Een vacuümpomp stelt drukken in van 75 tot 125 mmHg [21](#page=21).
* **Polyurethaan spons:** Vooral voor reiniging van de wond [21](#page=21).
* **Polyvinylalcohol spons:** Voor oppervlakkige, schone wonden en huidplastieken [21](#page=21).
Voordelen van hoge druk negatieve drukbehandeling zijn effectieve exsudaatafzuiging, weinig lekkage, krachtige reiniging, verbeterde angiogenese, activatie van granulatie en epithelialisatie, en vermindering van oedeem en bacteriële kolonisatie. Verbandwisselingen vinden slechts eens per drie tot vijf dagen plaats [21](#page=21).
---
# Observatie, rapportage en hygiëne in wondzorg
Een zorgvuldige observatie en nauwkeurige rapportage zijn essentieel voor de continuïteit en kwaliteit van wondzorg, waarbij hygiëne en infectiepreventie cruciaal zijn om complicaties te voorkomen.
### 5.1 Observatie van wonden
Zorgverleners moeten de nodige kennis bezitten om het belang van juiste observaties te waarderen. De volgende observatiepunten helpen bij het beoordelen van de wond en het genezingsproces :
#### 5.1.1 Kleur
De kleur van de wond is een indicator van de genezingsfase en beïnvloedt de keuze van wondbehandelingsproducten [15](#page=15).
#### 5.1.2 Grootte, diepte en vorm
* **Meting:** Er bestaan eenvoudige methoden om grootte en diepte te meten. Het is belangrijk om consequent dezelfde methode te hanteren die door iedereen herhaald kan worden. Registraties moeten specifiek aangeven welke wond het betreft en het 12-uurspunt (richting hoofd) [15](#page=15).
* **Houding van de patiënt:** De houding van de patiënt tijdens het meten is van belang, aangezien de vorm van diepe wonden kan veranderen bij houdingswisselingen, wat tot niet-vergelijkbare meetgegevens kan leiden [15](#page=15).
* **Vormverandering:** Observatie van vormverandering is belangrijk voor productkeuze, vooral bij diepe, veranderlijke wonden waar een soepel product nodig is om decubitus door plaatselijke druk te voorkomen [15](#page=15).
* **Meetmethoden:**
* Dieptemeters zijn beschikbaar voor objectieve dieptegegevens [15](#page=15).
* Digitale fotografie met matrix kan gebruikt worden voor grootte, oppervlakte en vorm [16](#page=16).
* Wondkaartjes met een matrix zijn verkrijgbaar bij fabrikanten [16](#page=16).
* Wondmeetsystemen met een doorzichtig rastervel maken nauwkeurig overtrekken van de wondomtrek mogelijk [16](#page=16).
#### 5.1.3 Wondranden
* **Maceratie:** Verweking van de hoornlaag (maceratie) van de wondranden verliest de afdekkende functie van het epitheel. Dit kan leiden tot een grotere kans op infectie, vertraagde wondgenezing, vergroting van de wond, pijn en jeuk. Adequate absorptie van wondvocht door de wondbedekker is essentieel om maceratie te voorkomen [16](#page=16).
* **Callusvorming:** Eelt of verhoorning aan de wondranden (callusvorming) kan de wondgenezing stagneren en treedt vaak op bij neuropathische ulcera (bv. diabetische voet). Callus moet verwijderd worden [16](#page=16).
#### 5.1.4 Exudaat
Wonden kunnen variërende hoeveelheden fibrineus vocht (exsudaat) produceren [16](#page=16).
* **Eisen aan producten:** De hoeveelheid exsudaat stelt eisen aan het absorptievermogen van het wondbehandelingsproduct, de hoeveelheid die gebruikt wordt en de frequentie van verbandwissels [16](#page=16).
* **Aantasting van weefsel:** Veel of agressief exsudaat, bijvoorbeeld bij fistels, kan de wondranden aantasten. Onvoldoende absorptie kan leiden tot vochtpockets in het wondbed, waardoor het wondbed zelf kan macereren [16](#page=16).
#### 5.1.5 Geur
Een sterke of afwijkende geur is vaak een indicatie van een wondinfectie, met name bij oncologische of diepe decubitus ulcera. Dit wordt vaak veroorzaakt door aanwezige bacteriën (anaeroben) [16](#page=16).
* **Geurbestrijding:** Elementaire maatregelen omvatten het spoelen van de wond, tijdig verwisselen van verzadigde verbanden, ventilatie van de kamer en het gebruik van antibacteriële producten [16](#page=16).
* **Geurneutraliserende producten:** Wondbedekkers met actieve kool kunnen geurneutraliserend werken [16](#page=16).
#### 5.1.6 Pijn
Toename van pijn kan diverse oorzaken hebben, zoals wondinfectie, onjuiste verzorgingstechniek of een ongeschikte wondbedekker. Pijnregistratie met meetinstrumenten is een belangrijk hulpmiddel [16](#page=16).
#### 5.1.7 Ontstekingsverschijnselen
Klassieke ontstekingsverschijnselen zoals roodheid, zwelling, warmte, pijn en een gestoorde functie kunnen duiden op een infectie. Bij een geïnfecteerde wond dient de infectie bestreden te worden [16](#page=16).
### 5.2 Rapportage
Schriftelijke rapportage is onmisbaar voor de continuïteit van het wondbehandelingsproces en dient als belangrijk communicatiemiddel om de genezingstendens objectief te evalueren [16](#page=16).
* **Multidisciplinaire zorg:** Omdat wondbehandeling multidisciplinair is, moeten observatiegegevens eenduidig zijn voor alle betrokkenen [16](#page=16).
* **Fotografie:** Fotografie kan als extra hulpmiddel worden gebruikt [16](#page=16).
* **Evaluatie:** Elke wondbehandeling dient gerapporteerd te worden. Successieve rapportages maken evaluatie mogelijk, waarbij gestelde (sub)doelen uit het verpleegplan als leidraad dienen [16](#page=16).
* **Bijstelling plan:** Indien er binnen drie weken geen positieve verandering in de observatiepunten is, dient het behandelingsplan bijgesteld te worden [16](#page=16).
* **Gestandaardiseerde registratie:** Gestandaardiseerde registratie via een wondregistratieprogramma levert objectieve gegevens op over wondgenezing. Dit programma biedt ook inzicht in kosten, materiaalverbruik en behandelresultaten, wat bijdraagt aan hoogwaardige wondzorg en het nemen van investeringsbeslissingen op basis van feiten [16](#page=16).
### 6. Hygiëne en infectiepreventie
Hygiëne omvat het verwijderen van vuil en ziekteverwekkers. Ziekteverwekkers zijn onzichtbaar maar kunnen zich gemakkelijk verspreiden via oppervlakken, handen en lichaamsvloeistoffen [16](#page=16).
#### 6.1 Micro-organismen en ziekteverwekkers
* **Zorggerelateerde infecties:** In Europa komen jaarlijks circa 4 miljoen zorggerelateerde infecties voor, waarvan 1% (35.000 gevallen) fataal is. Deze infecties leiden tot hoge zorgkosten en de toenemende antibioticaresistentie vormt een groeiende bedreiging [17](#page=17).
* **Definitie:** Micro-organismen (bacteriën, virussen, parasieten, schimmels) zijn onzichtbaar voor het blote oog en overal aanwezig. De meeste zijn onschuldig, maar ziekteverwekkers kunnen infectieziekten veroorzaken [17](#page=17).
#### 6.2 Verspreidingswegen van ziekteverwekkers
Ziekteverwekkers kunnen verspreid worden via:
* Handen [17](#page=17).
* Voedsel en water [17](#page=17).
* Voorwerpen en oppervlakken (bv. deurklinken, stoelen, toiletbediening, toetsenborden) [17](#page=17).
* Lichamelijke vloeistoffen (bv. bloed, ontlasting, braaksel, speeksel) [17](#page=17).
* Lucht (via druppels bij hoesten, huidschilfers, stof, kleine waterdruppels) [17](#page=17).
* Dieren (bv. huisdieren, insecten, knaagdieren) [17](#page=17).
#### 6.3 Infectiepreventie
Als zorgverlener is men verantwoordelijk voor het voorkomen van infecties. Hygiënisch werken is essentieel om besmetting met ziekteverwekkers te voorkomen en zo patiënten, cliënten en medewerkers te beschermen [17](#page=17).
* **Besmetting vs. Infectie:**
* **Besmetting:** Overdracht van ziektekiemen naar iemand anders. Zonder voldoende afweer hoeft dit niet tot ziekte te leiden, maar bij kwetsbaarheid of een grote hoeveelheid/agressieve ziekteverwekkers kan een infectie ontstaan [17](#page=17).
* **Infectie:** Besmetting van een organisme met ziektekiemen die zich vermeerderen, waardoor de persoon ziek wordt en het lichaam een afweerreactie vertoont [17](#page=17).
* **Kwetsbare personen:** Ouderen, kinderen en reeds zieke personen zijn vatbaarder voor ziekteverwekkers en kunnen ernstig ziek worden, soms met fatale gevolgen [17](#page=17).
* **Risico in zorgomgevingen:**
* **Intramurale zorg:** Grotere kans op besmetting door nabijheid (verpleeg- en verzorgingstehuizen, gehandicaptenzorg) [17](#page=17).
* **Ziekenhuis:** Risico op besmetting en infectie (bv. ziekenhuisbacterie) [17](#page=17).
* **Extramurale zorg:** Risico bestaat ook wanneer zorgverleners van de ene naar de andere patiënt/cliënt gaan [17](#page=17).
#### 6.4 Persoonlijke hygiëne
Persoonlijke hygiëne begint bij de zorgverlener zelf en verkleint de kans op overdracht van micro-organismen. Belangrijke aspecten op de werkvloer zijn [17](#page=17):
* **Kleding:**
* Draag dienstkleding indien beschikbaar, of eigen kleding die voldoet aan de eisen van de werkgever [17](#page=17).
* Draag schone kleding per werkdienst, of verschoon bij zichtbare verontreiniging [17](#page=17).
* Draag eigen kleding enkel tijdens werktijd [17](#page=17).
* Knoop of rits kleding goed dicht; deze mag niet loshangen [17](#page=17).
* Draag korte mouwen (ook in de winter), laat onderarmen onbedekt [17](#page=17).
* Trek vesten of bodywarmers uit vóór zorgverlening [17](#page=17).
* Kies kleding die goed te reinigen is (machinewasbaar) [17](#page=17).
* Was kleding met een volledig programma op minimaal 60°C, of op 40-60°C [17](#page=17).
* Droog kleding op minimaal stand kastdroog, of strijk op minimaal 150°C [17](#page=17).
* Kledingmateriaal dient glad, niet pluizend en bij voorkeur licht van kleur te zijn [17](#page=17).
* **Haren:**
* Zorg voor schoon haar, was regelmatig [17](#page=17).
* Bind lang haar op of bijeen om contact met patiënten te voorkomen (vuistregel: zodra het haar de kraag raakt) [17](#page=17).
* Houd baarden en snorren kort geknipt, schoon en regelmatig gewassen [17](#page=17).
* **Nagels:**
* Zorg voor kortgeknipte en schone nagels [17](#page=17).
* Draag geen nagellak en/of (gel-)kunstnagels, omdat deze een verblijfplaats voor micro-organismen vormen en niet volledig verwijderd worden bij handreiniging [17](#page=17).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Epidermis | De buitenste laag van de huid, ook wel opperhuid of epitheellaag genoemd, die bescherming biedt tegen invloeden van buitenaf en die opgebouwd is uit verschillende cellagen zoals het stratum basale, stratum spinosum, stratum granulosum, stratum lucidum en stratum corneum. |
| Dermis | De middelste laag van de huid, onder de epidermis gelegen, die bestaat uit sterk en flexibel bindweefsel en zenuwvezels, bloedvaten en lymfevaten bevat, en bijdraagt aan de stevigheid, elasticiteit en hydratatie van de huid. |
| Stratum corneum | De buitenste, dikste laag van de epidermis, bestaande uit twintig tot dertig lagen verhoornde cellen, die essentieel is voor de bescherming tegen beschadiging, het binnendringen van ongewenste stoffen en het voorkomen van waterverlies. |
| Granulatieweefsel | Nieuw, rijk doorbloed weefsel dat de beschadigde dermis vervangt tijdens de regeneratiefase van wondgenezing; het heeft een vochtig, helderrood en korrelig aspect en bevat onder andere macrofagen, bloedvaatjes en fibroblasten. |
| Epithelialisatie | Het proces waarbij epitheelcellen zich vermenigvuldigen en de wondranden naar elkaar toe groeien om het wondoppervlak te bedekken en de wond te sluiten, wat essentieel is voor de regeneratiefase van wondgenezing. |
| Debridement | De chirurgische of mechanische verwijdering van dood, beschadigd of geïnfecteerd weefsel uit een wond, noodzakelijk om de vorming van gezond granulatieweefsel mogelijk te maken en de genezing te bevorderen. |
| Necrose | Het afsterven van weefsel, vaak herkenbaar aan een zwarte, bruin-grijze of gelige kleur, wat een belemmering vormt voor wondgenezing en verwijderd moet worden. |
| Exsudaat | Wondvocht dat door de wond geproduceerd wordt, bestaande uit fibrine, celresten en andere stoffen, waarvan de hoeveelheid en aard bepalend zijn voor de keuze van wondbedekkers en de frequentie van verbandwisselingen. |
| Angiogenese | Het proces van vorming van nieuwe bloedvaatjes, gestimuleerd door onder andere macrofagen, cruciaal voor de zuurstof- en nutriëntentoevoer naar het wondgebied tijdens de regeneratiefase. |
| Biofilm | Een symbiotische levensvorm van diverse bacteriën die zichzelf beschermen door zich in te kapselen in een matrix, wat de bacteriën resistent maakt tegen lichaamsafweer en antibiotica en wondgenezing vertraagt. |
| Negatieve drukbehandeling (NDT) | Een wondbehandelingstechniek waarbij continu een gecontroleerde negatieve druk op de wond wordt uitgeoefend om wondexsudaat af te zuigen, de doorbloeding te verbeteren, celgroei te stimuleren en infectie te verminderen. |
| Madentherapie | Een vorm van wondreiniging waarbij steriel gekweekte maden (larven van de Lucilia sericata vlieg) worden ingezet om necrotisch weefsel selectief te verwijderen en de wondgenezing te bevorderen door hun excreten en interactie met het wondmilieu. |