Cover
Inizia ora gratuitamente 8830.pdf
Summary
# Fundamentele concepten in hygiëne en infectiepreventie
Dit hoofdstuk introduceert de kernbegrippen van hygiëne en infectiepreventie in zorginstellingen, met een focus op het voorkomen van zorginfecties en het minimaliseren van secundaire schade door hospitalisatie [9](#page=9).
### 1.1 Definities
* **Hygiëne**: Hygiëne omvat alle handelingen en werkwijzen gericht op het bevorderen en behouden van gezondheid. De term is afgeleid van Hygieia, de Griekse godin van gezondheid en reinheid. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert gezondheid als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn [9](#page=9).
* **Hygiëne in zorginstellingen vs. 'ziekenhuishygiëne'**: Hoewel 'ziekenhuishygiëne' vaak wordt gebruikt, is 'hygiëne in zorginstellingen' een bredere en accuratere term. Het omvat hygiënische maatregelen in diverse zorgcontexten (dagverblijven, woon- en zorgcentra, psychiatrische ziekenhuizen) ter waarborging van de gezondheid van zorgontvangers en ter preventie van schade door het verblijf in de instelling [9](#page=9).
* **Zorginfectie**: Een zorginfectie (ook ziekenhuisinfectie of nosocomiale infectie genoemd) is een infectie die een zorgontvanger oploopt tijdens of na een verblijf in een zorginstelling. De Belgische wetgeving (KB van 24 april 2007) stelt dat de preventie van deze infecties de primaire taak is van de 'dienst ziekenhuishygiëne' in ziekenhuizen [9](#page=9).
* **Hospitalisme of secundaire schade**: Hospitalisme verwijst naar schade die een zorgontvanger oploopt als gevolg van het verblijf in een zorginstelling, schade die niet zou zijn ontstaan zonder opname. Deze schade kan psychosociaal en fysisch zijn [9](#page=9).
* **Infectiepreventie**: Dit domein richt zich op hygiëne en de preventie en beheersing van zorginfecties. Deskundigen in infectiepreventie (ziekenhuishygiënisten) streven ernaar zorginfecties te voorkomen, identificeren en bestrijden [10](#page=10).
* **Infectiepreventiemaatregelen**: Dit zijn maatregelen gericht op het voorkomen van de verspreiding van micro-organismen van een zorgontvanger binnen de zorginstelling. Voorbeelden zijn aseptisch werken, voorzorgsmaatregelen, reiniging en desinfectie, en isolatiemaatregelen [10](#page=10).
### 1.2 Fysiek en psychosociaal hospitalisme
Hospitalisme kan zich op verschillende manieren manifesteren [10](#page=10).
#### 1.2.1 Psychosociaal hospitalisme
Dit treedt op wanneer de opname in een zorginstelling een negatieve impact heeft op het mentale welzijn van de zorgontvanger [10](#page=10).
> **Voorbeeld**: Een oudere persoon die in een ziekenhuis wordt opgenomen en zich geïsoleerd voelt van familie en vrienden, wat leidt tot eenzaamheid en verminderde interesse in activiteiten [10](#page=10).
#### 1.2.2 Fysisch hospitalisme
Dit omvat lichamelijke, materiële en financiële schade die een zorgontvanger kan ondervinden in een zorginstelling. Dit kan verder worden onderverdeeld [10](#page=10):
* **Fysisch niet-infectieus hospitalisme**: Lichamelijke, materiële en financiële schade die niet direct het gevolg is van een infectie [10](#page=10).
> **Voorbeeld**: Een zorgontvanger die tijdens een verblijf in een woonzorgcentrum valt en een heupfractuur oploopt [10](#page=10).
* **Fysisch infectieus hospitalisme**: Lichamelijke schade in de vorm van een infectie die in de zorginstelling is opgelopen (zorginfectie) [10](#page=10).
> **Voorbeeld**: Een patiënt die na een operatie in het ziekenhuis een wondinfectie ontwikkelt [11](#page=11).
### 1.3 Toewijzing van voorbeelden van hospitalisme
Hieronder volgen voorbeelden van hospitalisme, gecategoriseerd als fysiek (niet-)infectieus of psychosociaal [11](#page=11):
* Een zorgontvanger voelt zich angstig en verliest zijn toekomstperspectief door onvoldoende informatie over zijn behandeling.
* → Psychosociaal hospitalisme [11](#page=11).
* De bril van een zorgontvanger raakt beschadigd door onzorgvuldigheid van een hulpverlener.
* → Fysisch niet-infectieus hospitalisme [11](#page=11).
* Een patiënt ontwikkelt een doorligwonde tijdens een langdurige opname.
* → Fysisch niet-infectieus hospitalisme [11](#page=11).
* Een kind in een ziekenhuis toont regressief gedrag en wordt aanhankelijker dan normaal.
* → Psychosociaal hospitalisme [11](#page=11).
* Een zorgontvanger loopt een brandwonde op ten gevolge van een ontsmettingsmiddel.
* → Fysisch niet-infectieus hospitalisme [11](#page=11).
### 1.4 De vier meest voorkomende zorginfecties
Volgens data van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg behoren urineweginfecties (UWI), luchtweginfecties (LWI), postoperatieve wondinfecties (POWI) en bloedbaaninfecties (sepsis) tot de meest frequent gediagnosticeerde zorginfecties in Belgische zorginstellingen. Gedegen kennis hiervan is essentieel voor verpleegkundigen om risico's te herkennen, symptomen te interpreteren en effectieve preventieve maatregelen te implementeren [11](#page=11) .
#### 1.4.1 Urineweginfectie (UWI)
* **Pathofysiologie en omschrijving**: Een urineweginfectie omvat een inflammatoire respons in de urinewegen als gevolg van de aanwezigheid van micro-organismen, overwegend bacteriën zoals *Escherichia coli* (vaak afkomstig uit de darmflora). De infectie kan zich.. [11](#page=11).
---
# De besmettingscyclus en afweermechanismen
De besmettingscyclus beschrijft de stappen die nodig zijn voor de overdracht van infectieziekten, terwijl de afweermechanismen van het menselijk lichaam diverse manieren bieden om deze infecties te bestrijden.
### 2.1 De besmettingscyclus
De overdracht van infectieziekten is een dynamisch proces dat verloopt via een reeks opeenvolgende stappen, gezamenlijk de besmettingscyclus genoemd. Het begrijpen van deze cyclus is essentieel voor het implementeren van effectieve maatregelen ter preventie en controle van infecties in de zorgpraktijk. De besmettingscyclus bestaat uit zes cruciale elementen: het micro-organisme (de ziekteverwekker), het reservoir (de besmettingsbron), de uitgangspoort, de overdrachtsweg, de ingangspoort en de vatbare gastheer. De cyclus wordt het best gevisualiseerd als een cirkel, wat benadrukt dat een infectie een continu proces is en de uitkomst (een vatbare gastheer die geïnfecteerd raakt) kan leiden tot een nieuwe bron, waardoor de cyclus zich kan herhalen [29](#page=29) [35](#page=35).
#### 2.1.1 Het micro-organisme (ziekteverwekker)
In het centrum van de besmettingscyclus staat het micro-organisme, de specifieke entiteit die in staat is om een infectie te veroorzaken. Dit kan variëren van eencellige organismen zoals bacteriën en parasieten, tot fungi (schimmels en gisten) en acellulaire agentia zoals virussen. Elk type micro-organisme heeft unieke eigenschappen wat betreft virulentie, overlevingsvermogen en de wijze waarop het een gastheer infecteert [31](#page=31).
#### 2.1.2 De besmettingsbron (reservoir)
Het reservoir is de plaats waar het micro-organisme van nature leeft, groeit en zich vermenigvuldigt. Dit kan een levend organisme zijn, zoals de mens (geïnfecteerde individuen of dragers), of dieren die ziekten kunnen overdragen (zoönosen). Ook water, voedsel en de omgeving/voorwerpen (oppervlakken en objecten) kunnen tijdelijk als reservoir dienen. Voorbeelden van micro-organismen die in deze reservoirs kunnen overleven zijn Legionella in water en Salmonella of Escherichia coli in voedsel [31](#page=31).
#### 2.1.3 De uitgangspoort
De uitgangspoort is de wijze waarop het micro-organisme het reservoir verlaat. Deze correspondeert vaak met de plaats van de infectie of kolonisatie. Voorbeelden van uitgangspoorten zijn de mond en neus (via respiratoire secreties), lichaamsvocht (bloed, urine, feces) en stoelgang [32](#page=32).
#### 2.1.4 De overdrachtsweg
De overdrachtsweg is de manier waarop het micro-organisme van de uitgangspoort van het reservoir naar de ingangspoort van de vatbare gastheer wordt getransporteerd. Er zijn verschillende categorieën van overdracht [32](#page=32):
* **Contact (handen, voorwerpen):**
* Direct contact: Fysiek contact tussen een besmette bron en een vatbare gastheer [32](#page=32).
* Indirect contact: Contact van de vatbare gastheer met een besmet tussenoppervlak of object. Handen van zorgverleners spelen hierbij een cruciale rol [32](#page=32).
* **Druppels (spreken, niezen, hoesten,...):** Grote respiratoire druppels die over een korte afstand (ongeveer 1 meter) de slijmvliezen van een vatbare persoon kunnen bereiken [32](#page=32).
* **Lucht / Aërogeen:** Kleinere respiratoire deeltjes (aerosolen) die langer in de lucht kunnen zweven en over grotere afstanden kunnen worden ingeademd [32](#page=32).
* Een combinatie van de bovenstaande [32](#page=32).
#### 2.1.5 De ingangspoort
De ingangspoort is de plaats waar het micro-organisme het lichaam van de vatbare gastheer binnendringt. Vaak is de ingangspoort dezelfde als de uitgangspoort van het reservoir. Voorbeelden van ingangspoorten zijn de mond, neus, ogen, maag-darmkanaal, ademhalingswegen, en niet-intacte huid (wondjes) [33](#page=33).
#### 2.1.6 De vatbare gastheer
De laatste schakel in de besmettingscyclus is de vatbare gastheer, een persoon die gevoelig is voor de infectie. De mate van vatbaarheid wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder ouderen, kinderen, personen met een verzwakt immuunsysteem (door ziekte, medicatie of andere condities), en zelfs gezonde individuen voor zeer virulente pathogenen [33](#page=33).
#### 2.1.7 Doorbreken van de besmettingscyclus
Preventie van infecties is gericht op het doorbreken van één of meerdere schakels in de besmettingscyclus. Door te begrijpen hoe micro-organismen zich verspreiden, kunnen gerichte maatregelen worden genomen om transmissie te voorkomen en vatbare personen te beschermen. Dit omvat onder andere handhygiëne, het correct toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen, omgevingsreiniging en desinfectie, en isolatiemaatregelen [34](#page=34).
> **Voorbeeld:** De besmettingscyclus van *Streptococcus pyogenes*.
> 1. **Micro-organisme:** De bacterie *Streptococcus pyogenes*.
> 2. **Reservoir:** Mens, specifiek de orofarynx (keel en neusholte) van geïnfecteerde personen of asymptomatische dragers [34](#page=34).
> 3. **Uitgangspoort:** Mond en neus, via respiratoire druppeltjes bij spreken, hoesten en niezen [34](#page=34).
> 4. **Overdrachtsweg:** Druppelinfectie door direct contact met respiratoire secreties of indirect contact via besmette voorwerpen [34](#page=34).
> 5. **Ingangspoort:** Mond en neus, door inhalatie van besmette druppeltjes of zelf-inoculatie [34](#page=34).
> 6. **Vatbare Gastheer:** Factoren zoals nauwe contacten, leeftijd (kinderen) en verminderde lokale immuniteit van de slijmvliezen verhogen de vatbaarheid [34](#page=34).
> **Tip:** Visualiseer de besmettingscyclus als een cirkel, niet als een rechte lijn, om de dynamische en potentieel voortdurende aard van infectieoverdracht te benadrukken [35](#page=35).
### 2.2 Afweermechanismen van het menselijk lichaam
De integriteit van het menselijk lichaam wordt constant bedreigd door micro-organismen. Om zich hiertegen te beschermen, beschikt het lichaam over een complex en gelaagd systeem van afweermechanismen, onderverdeeld in de uitwendige (innate) en inwendige (adaptieve) responsen [38](#page=38).
#### 2.2.1 De eerste linie van defensie: uitwendige afweer
De huid en de slijmvliezen vormen de primaire barrière tegen de invasie van micro-organismen. Deze uitwendige afweer berust op zowel mechanische als chemische factoren [39](#page=39).
##### 2.2.1.1 Mechanische barrières
* **Intacte huid en slijmvliezen:** De continue structuur van de huid (stratum corneum) en de mucusproductie door slijmvliezen vormen een fysieke ondoordringbare grens [39](#page=39).
* **Desquamatie:** Het constante afschilferen van huid- en slijmvliescellen verwijdert micro-organismen [39](#page=39).
* **Ciliaire actie:** In de luchtwegen transporteren trilhaarcellen mucus met gevangen micro-organismen omhoog [39](#page=39).
* **Peristaltiek:** In het spijsverteringskanaal helpt peristaltiek bij het verwijderen van micro-organismen [39](#page=39).
* **Urineflow:** De urinestroom spoelt urethra schoon [39](#page=39).
* **Traanvocht:** Het continue aanmaken van traanvocht en de knipperreflex verwijderen micro-organismen van het oogoppervlak [39](#page=39).
##### 2.2.1.2 Chemische barrières
Verschillende lichaamssecreties bezitten antimicrobiële eigenschappen [40](#page=40):
* **Speeksel:** Bevat lysozym dat bacteriële celwanden afbreekt [40](#page=40).
* **Maagzuur:** De lage pH denatureert veel micro-organismen [40](#page=40).
* **Galvocht:** Heeft antimicrobiële eigenschappen die de microbiële populatie in de dunne darm controleren [40](#page=40).
* **Traanvocht:** Bevat ook lysozym [40](#page=40).
* **Huidsmeer (Sebum):** Bevat vetzuren die de groei van bacteriën en fungi remmen en creëert een licht zure omgeving (pH 5.5) die ongunstig is voor veel pathogenen [40](#page=40).
#### 2.2.2 De tweede linie van defensie: inwendige (innate) afweer
Wanneer micro-organismen de uitwendige barrières doorbreken, treedt de inwendige (aangeboren of innate) afweer in werking. Deze snelle, niet-specifieke respons is gericht op het elimineren van de indringer en het herstellen van weefselschade [40](#page=40).
##### 2.2.2.1 De inflammatoire respons
Dit is een lokale reactie, geactiveerd door weefselbeschadiging en pathogenen. De klassieke tekenen van ontsteking zijn [40](#page=40):
* **Rubor (roodheid):** Door vasodilatatie van lokale bloedvaten [41](#page=41).
* **Calor (warmte):** Ook als gevolg van verhoogde bloedtoevoer [41](#page=41).
* **Tumor (zwelling):** Door verhoogde capillaire permeabiliteit waardoor plasma en eiwitten lekken (exsudaatvorming), leidend tot oedeem [41](#page=41).
* **Dolor (pijn):** Door prikkeling van zenuwuiteinden door chemische mediatoren en druk van zwelling [41](#page=41).
* **Functieverlies (functio laesa):** Soms beschreven als vijfde teken, als gevolg van pijn en zwelling [41](#page=41).
##### 2.2.2.2 Fagocytose
Fagocyten zijn gespecialiseerde witte bloedcellen die vreemd materiaal (micro-organismen, debris) opnemen en vernietigen door fagocytose. Belangrijke fagocyten zijn [41](#page=41):
* **Neutrofielen:** Meest abundante witte bloedcellen, migreren snel naar infectieplaatsen en fagocyteren pathogenen [41](#page=41).
* **Macrofagen:** Ontstaan uit monocyten in weefsels. Spelen een bredere rol in de afweer, waaronder fagocytose, antigeenpresentatie en cytokineproductie [41](#page=41).
#### 2.2.3 De derde linie van defensie: inwendige (adaptieve) afweer
Als de innate afweer de infectie niet kan elimineren, treedt de adaptieve (verworven of specifieke) afweer in werking. Deze respons is trager maar zeer specifiek en genereert immunologisch geheugen, wat bescherming biedt tegen toekomstige infecties [42](#page=42).
##### 2.2.3.1 Humorale immuniteit: antistoffen
Bacteriën en virussen bezitten antigenen op hun oppervlak die door het immuunsysteem als lichaamsvreemd worden herkend. De humorale immuniteit wordt gemedieerd door B-lymfocyten. Geactiveerde B-cellen differentiëren tot plasmacellen die antistoffen (immunoglobulinen) produceren. Antistoffen binden specifiek aan antigenen, vormen antigeen-antistofcomplexen die pathogenen neutraliseren, opsoniseren voor fagocytose, of het complementsysteem activeren. De primaire immuunrespons vergt tijd; bij een tweede contact met hetzelfde antigeen is de secundaire immuunrespons veel sneller en krachtiger dankzij geheugen-B-cellen. Dit principe ligt ten grondslag aan vaccinaties [42](#page=42).
##### 2.2.3.2 Cellulaire immuniteit
De cellulaire immuniteit wordt gemedieerd door T-lymfocyten. Verschillende soorten T-cellen zijn onder andere [42](#page=42):
* **Cytotoxische T-cellen (CD8+):** Herkennen en doden lichaamseigen cellen geïnfecteerd met virussen of intracellulaire pathogenen, alsook tumorcellen [42](#page=42).
* **Helper T-cellen (CD4+):** Produceren cytokines die de activiteit van andere immuuncellen reguleren en versterken [42](#page=42).
Net als bij humorale immuniteit, genereert cellulaire immuniteit ook geheugencellen die een snellere respons mogelijk maken bij herhaalde blootstelling [42](#page=42).
#### 2.2.4 Koorts als systemische respons
De normale lichaamstemperatuur (rond de 37°C) wordt gereguleerd door de hypothalamus. Tijdens een infectie kan de lichaamstemperatuur stijgen, resulterend in koorts (pyrexie) . Stimuli zoals infecties, antigeen-antistofcomplexen en bacteriële toxinen kunnen de productie van pyrogenen stimuleren. Een belangrijk endogeen pyrogeen is interleukine-1 (IL-1), geproduceerd door immuuncellen zoals macrofagen. IL-1 beïnvloedt de hypothalamus, waardoor het 'setpoint' voor de lichaamstemperatuur wordt verhoogd. Het lichaam reageert hierop door warmteproductie te verhogen (bv. rillen) en warmteverlies te verminderen (bv. vasoconstrictie van de huid), wat resulteert in een stijging van de lichaamstemperatuur. Koorts kan een nuttige afweerreactie zijn, omdat een verhoogde temperatuur de groei van sommige micro-organismen kan remmen en de activiteit van immuuncellen kan versterken. Hoge koorts kan echter belastend zijn en wordt symptomatisch behandeld met antipyretische medicatie [43](#page=43).
---
# Bacteriologie en virologie
Dit onderdeel verkent de morfologie, vermenigvuldiging en pathogene factoren van bacteriën, alsook de structuur, replicatie en klinisch relevante voorbeelden van virussen [52](#page=52).
## 3. Bacteriologie
### 3.1 Inleiding tot de microbiologie
Microbiologie is de wetenschappelijke discipline die een breed scala aan levensvormen bestudeert. Medische microbiologie, een tak van de algemene microbiologie, richt zich specifiek op ziekten veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels, protozoa en parasieten die de mens ziek kunnen maken. Kennis van micro-organismen is essentieel voor het begrijpen, herkennen en bestrijden van infectieziekten [53](#page=53).
### 3.2 Bacteriële morfologie en virulentiefactoren
#### 3.2.1 Morfologie van bacteriën
Bacteriën zijn overwegend eencellige micro-organismen met een gemiddelde diameter van ongeveer 1 micrometer (μm), waardoor microscopie noodzakelijk is voor hun studie. De morfologie en het arrangement van bacteriële cellen zijn belangrijk voor hun identificatie en classificatie [54](#page=54).
* **Coccen:** Bolvormige cellen, die voorkomen als losse coccen, streptococcen (in ketens), stafylococcen (in clusters) of diplococcen (in paren) [54](#page=54).
* **Bacillen (Staven):** Staafvormige cellen met variabele lengte, diameter en vorm [54](#page=54).
* **Spiraalvormige micro-organismen:** Inclusief spirillen (kurkentrekkerachtig) en vibrionen (kommavormig) [54](#page=54).
De wijze waarop bacteriële cellen na deling geassocieerd blijven, is een diagnostisch kenmerk [54](#page=54).
#### 3.2.2 Inwendige structuur van bacteriën
Bacteriën zijn prokaryoten; hun genetisch materiaal (DNA) ligt vrij in het cytoplasma, niet omgeven door een kernmembraan. De celstructuur omvat een celmembraan, cytoplasma met ribosomen en genetisch materiaal, en meestal een celwand [55](#page=55).
#### 3.2.3 Bacteriële celwand
De bacteriële enveloppe bestaat typisch uit:
* **Celmembraan:** Een semipermeabele fosfolipide dubbellaag die transport, enzymsynthese en ATP-productie faciliteert [55](#page=55).
* **Celwand:** Een rigide laag die structurele ondersteuning biedt en beschermt tegen osmotische druk. De celwand bevat peptidoglycaan, een uniek polymeer voor bacteriën en een doelwit voor antibiotica [55](#page=55).
* **Gram-positieve bacteriën:** Hebben een dikke laag peptidoglycaan [55](#page=55).
* **Gram-negatieve bacteriën:** Hebben een dunne laag peptidoglycaan, omgeven door een buitenmembraan [55](#page=55).
* **Kapsel of Slijmlaag:** Een externe, niet altijd aanwezige laag die beschermt tegen fagocytose en adhesie bevordert [55](#page=55).
Vanuit de celwand kunnen flagellen (motiliteit) en pili of fimbriae (adhesie) uitsteken [55](#page=55).
#### 3.2.4 Cytoplasma
Het cytoplasma is de waterige matrix die metabolisme, synthese van bouwstenen en energieproductie faciliteert. Het bevat ribosomen voor eiwitsynthese en kan plasmiden bevatten, circulaire DNA-moleculen met genen voor bijvoorbeeld antibioticaresistentie [56](#page=56).
### 3.3 Multiplicatie
Bacteriën vermenigvuldigen zich voornamelijk door binaire deling, een asexueel proces dat leidt tot een exponentiële toename van het aantal bacteriën [56](#page=56).
### 3.4 Factoren die bacteriële groei beïnvloeden
De groei van bacteriën wordt beïnvloed door:
* **Voedingsstoffen:** Essentiële elementen zoals water, koolstof, stikstof, fosfor, zwavel, mineralen en spoorelementen [56](#page=56).
* **pH:** De zuurgraad van de omgeving; de meeste bacteriën hebben een optimaal pH-bereik [56](#page=56).
* **Temperatuur:** Elke bacteriesoort heeft een optimale temperatuur, veel pathogenen groeien optimaal bij 37°C [56](#page=56).
* **Zuurstof:** Bacteriën kunnen aëroob, anaëroob of facultatief anaëroob zijn [56](#page=56).
* **Vocht:** De meeste bacteriën vereisen een vochtige omgeving [56](#page=56).
### 3.5 Pathogeen karakter van bacteriën
Pathogene bacteriën bezitten virulentiefactoren die hen in staat stellen ziekte te veroorzaken [57](#page=57).
* **Vasthechting (Adhesie):** Binding aan gastheercellen [57](#page=57).
* **Toxinen:** Giftige stoffen, onderverdeeld in exotoxinen (uitgescheiden) en endotoxinen (componenten van gram-negatieve buitenmembranen) [57](#page=57).
* **Enzymen:** Bevorderen verspreiding en beschermen tegen de afweer van de gastheer [57](#page=57).
* **Antifagocytosefactoren:** Mechanismen die fagocytose remmen [57](#page=57).
* **Antigene Variatie:** Verandering in oppervlaktestructuren om immuunrespons te ontwijken [57](#page=57).
**Pathogeniteit** verwijst naar het inherente vermogen om ziekte te veroorzaken, terwijl **virulentie** de mate van dit vermogen aangeeft [57](#page=57).
### 3.6 Significant belangrijke bacteriën in de gezondheidszorg
De volgende bacteriën zijn klinisch relevant:
1. **Staphylococcus aureus en MRSA:** Commensaal van huid en neus, kan diverse huid- en invasieve infecties veroorzaken. MRSA is een multiresistente variant. Overdracht via direct contact, huidschilfers, aerosolen. Preventie door algemene voorzorgsmaatregelen, bronisolatie en rationeel antibioticagebruik. Diagnose via kweek, screening is gebruikelijk [58](#page=58).
2. **Staphylococcus epidermidis:** Commensaal van huid en slijmvliezen, conditioneel pathogeen bij immuungecompromitteerden, veroorzaakt nosocomiale infecties, met name geassocieerd met protheses. Preventie berust op aseptisch werken [59](#page=59).
3. **Treponema pallidum:** Verwekker van syfilis, seksueel overdraagbaar. Behandeling met antibiotica, preventie door veilige seks [59](#page=59).
4. **Streptococcus pyogenes:** Commensaal van de huid, veroorzaakt huidinfecties, faryngitis en roodvonk. Sepsis is een zeldzame complicatie [59](#page=59).
5. **Streptococcus viridans:** Commensaal van mond, darm en vagina, kan endocarditis veroorzaken bij risicopatiënten na tandextractie. Profylactische antibiotica bij stomatologische ingrepen [59](#page=59).
6. **Streptococcus pneumoniae:** Commensaal van bovenste luchtwegen, veroorzaakt faryngitis, otitis, bronchitis, pneumonie en meningitis. Vaccinatie vermindert incidentie [59](#page=59).
7. **Haemophilus influenzae type b:** Commensaal van nasofarynx, kan meningitis veroorzaken. Vaccinatie vermindert dragerschap [60](#page=60).
8. **Neisseria meningitidis (Meningokokken):** Commensaal van mond- en keelflora, respiratoir overgedragen, hoge virulentie met potentieel fatale meningitis of sepsis [60](#page=60).
9. **Streptococcus agalactiae (Groep B streptokok):** Commensaal in de vagina, kan ernstige infecties bij pasgeborenen veroorzaken. Screening tijdens zwangerschap en intrapartum profylaxe [60](#page=60).
10. **Salmonella enterica:** Overdracht via besmet voedsel of water, veroorzaakt gastro-enteritis en urineweginfecties. Salmonella typhi veroorzaakt buiktyfus [60](#page=60).
11. **Escherichia coli:** Massaal voorkomende darmcommensaal, verantwoordelijk voor veel nosocomiale urineweginfecties. Toenemende antibioticaresistentie (ESBL) is een probleem [60](#page=60).
12. **Pseudomonas aeruginosa:** Komt voor in besmet water, produceert toxinen, veroorzaakt diverse nosocomiale infecties en is vaak multiresistent. Preventie richt zich op vermijden van stilstaand water [61](#page=61).
13. **Carbapenemase Producerende Enterobacteriaceae (CPE):** Resistente bacteriën door carbapenemaseproductie, overdracht via direct contact, beperkte behandelingsopties [61](#page=61).
14. **Vancomycine Resistente Enterokokken (VRE):** Darmcommensaal, resistent tegen vancomycine, bedreiging bij immuungecompromitteerden. Preventie door handhygiëne en handschoengebruik [61](#page=61).
15. **Mycobacterium leprae (Lepra):** Overgedragen via druppelbesmetting of direct contact met wonden [61](#page=61).
16. **Mycobacterium tuberculosis (Tuberculose):** Overgedragen via druppelbesmetting, veroorzaakt een besmettelijke luchtweginfectie. Strikte isolatie (FFP2-masker) bij vermoedelijke besmetting [61](#page=61).
17. **Clostridium botulinum (Botulisme):** Anaërobe bodem- en watersaprofyt, veroorzaakt botulisme door exotoxineproductie, leidt tot spierparalyse [62](#page=62).
18. **Clostridium tetani (Tetanus):** Anaërobe commensaal, veroorzaker van tetanus na binnendringen via wonden, produceert een exotoxine dat het CZS aantast. Preventie door vaccinatie (dTP-vaccin) [62](#page=62).
19. **Clostridium difficile:** Belangrijkste veroorzaker van antibioticageassocieerde diarree (CDAD) door verstoring van de darmflora. Sporen zijn resistent en persisteren in de omgeving [62](#page=62).
20. **Neisseria gonorrhoeae (Gonorroe):** Seksueel overgedragen, veroorzaakt pijn bij plassen en genitale afscheiding [62](#page=62).
21. **Borrelia burgdorferi (Ziekte van Lyme):** Verwekker van de ziekte van Lyme, overgedragen door tekenbeten. Preventie door tekenbeten te voorkomen en teken snel te verwijderen [62](#page=62) [65](#page=65).
22. **Helicobacter pylori:** Commensaal in het maagslijmvlies, veroorzaakt gastritis, maagulcera en verhoogt het risico op maagkanker [63](#page=63).
23. **Legionella pneumophila (Legionellose):** Komt voor in stilstaand warm water, overdracht respiratoir via besmette aerosolen [63](#page=63).
24. **Vibrio cholerae (Cholera):** Verspreid via besmet voedsel en water, veroorzaakt ernstige diarree en uitdroging [63](#page=63).
25. **Chlamydia trachomatis (Chlamydia):** Veelvoorkomende seksueel overdraagbare infectie [63](#page=63).
## 3.7 Virologie
Virussen zijn de kleinste bekende infectieuze agentia en zijn volledig afhankelijk van de gastheercel voor replicatie. Een begrip van hun structuur, replicatie en transmissie is essentieel voor de verpleegkundige praktijk [67](#page=67).
### 3.7.1 Morfologie van Virussen
#### 3.7.1.1 Afmetingen
Virussen zijn significant kleiner dan bacteriën, variërend van 20 tot 300 nanometer (nm). Visualisatie vereist elektronenmicroscopie [67](#page=67).
#### 3.7.1.2 Uitwendige vorm
De uitwendige vorm wordt bepaald door de structuur van de eiwitmantel (capside) [67](#page=67).
#### 3.7.1.3 Inwendige structuur
Een typisch viruspartikel (virion) bestaat uit:
* **Enveloppe (envelop):** Een lipidebilayer membraan dat sommige virussen omgeeft, afgeleid van het celmembraan van de gastheercel [67](#page=67).
* **Capside (eiwitmantel):** Een beschermende eiwitstructuur die het genetisch materiaal omhult. Cruciale functies zijn: bescherming van het genoom, bepaling van gastheercelspecificiteit en initiatie van de infectie [68](#page=68).
* **Nucleïnezuur (viraal genoom):** DNA óf RNA, codeert voor virale eiwitten. Het capside en nucleïnezuur vormen het nucleocapside [68](#page=68).
### 3.7.2 Fysiologie: virale replicatie
Virale replicatie verloopt in zes fasen [68](#page=68):
1. **Adsorptie (Binding):** Het virus bindt aan specifieke receptoren op de gastheercel [68](#page=68).
2. **Penetratie (Binnendringen):** Het virus dringt de gastheercel binnen [68](#page=68).
3. **Ontmanteling (Uncoating):** Het virale genoom komt vrij [68](#page=68).
4. **Replicatie (Vermenigvuldiging):** Het virale genoom wordt gekopieerd en virale eiwitten worden gesynthetiseerd met behulp van de gastheer [68](#page=68).
5. **Assemblage (Samenstelling):** Nieuwe viruspartikels worden gevormd [68](#page=68).
6. **Release (Vrijkomen):** Nieuwe virionen verlaten de gastheercel door lysis of budding [69](#page=69).
De specificiteit van de virus-gastheercel interactie is cruciaal voor de pathogenese [69](#page=69).
### 3.7.3 Bespreking van enkele klinisch relevante virussen
#### 3.7.3.1 Parvovirussen
* **Parvovirus B19:** Veroorzaakt erythema infectiosum (vijfde ziekte), verspreidt zich via druppelinfectie. Meestal mild bij kinderen; bij volwassenen kan het gewrichtspijn veroorzaken. Risicogroepen: zwangere vrouwen (risico op hydrops foetalis, miskraam), personen met chronische bloedarmoede (aplastische crisis) en immuungecompromitteerden (chronische infectie) [69](#page=69) [70](#page=70).
#### 3.7.3.2 Papovavirussen
* **Humaan Papillomavirus (HPV):** Seksueel overdraagbaar, met subtypes geassocieerd met genitale wratten en verhoogd risico op kanker (o.a. baarmoederhalskanker). Preventie door vaccinatie en screening (Pap-uitstrijkje). Veel infecties verlopen asymptomatisch [70](#page=70).
#### 3.7.3.3 Herpesvirussen
Deze familie veroorzaakt primoinfecties gevolgd door latente infectie met reactivatiepotentieel [71](#page=71).
* **Herpes Simplex Virus type 1 (HSV-1):** Oraal overgedragen, veroorzaakt herpes labialis (koortslip) na reactivatie. Primo-infectie kan stomatitis veroorzaken. Neonatale HSV-1 infectie kan ernstig verlopen. Behandeling met lokale antivirale crèmes of orale antivirale medicatie. Risicogroepen: neonaten, immuungecompromitteerden [71](#page=71) [72](#page=72).
* **Herpes Simplex Virus type 2 (HSV-2):** Genitaal overgedragen, veroorzaakt herpes genitalis. Condoomgebruik is cruciaal in de preventie. Behandeling met antivirale medicatie. Risicogroepen: seksueel actieve personen, neonaten [72](#page=72) [73](#page=73).
* **Varicella Zoster Virus (VZV):** Veroorzaakt waterpokken (varicella) bij primoinfectie en gordelroos (herpes zoster of zona) na reactivatie. Behandeling van waterpokken is symptomatisch; zoster bij risicogroepen met aciclovir. Risicogroepen: waterpokken vooral kinderen, zona vooral ouderen en immuungecompromitteerden [73](#page=73) [74](#page=74).
* **Cytomegalovirus (CMV):** Wijdverspreid, levenslang latent aanwezig, primaire infectie vaak asymptomatisch. Risicogroepen: immuungecompromitteerden en zwangere vrouwen (risico op congenitale CMV-infectie) [74](#page=74).
#### 3.7.3.4 Paramyxovirussen
* **Bofvirus:** Druppelinfectie, veroorzaakt parotitis (zwelling speekselklieren). Complicaties: epididymitis, meningitis, doofheid. Preventie door MMR-vaccinatie [75](#page=75).
* **Respiratoir Syncytieel Virus (RSV):** Belangrijke veroorzaker van luchtweginfecties, van milde verkoudheid tot bronchiolitis en pneumonie bij jonge kinderen. Transmissie via druppels en contact. Behandeling is voornamelijk ondersteunend. Profylaxe met monoklonale antilichamen voor risicogroepen [76](#page=76).
#### 3.7.3.5 Retrovirussen
* **Human Immunodeficiency Virus (HIV):** Tast het immuunsysteem aan en veroorzaakt aids. Transmissie via bloed, seksueel contact en verticaal. Preventie omvat veilige seks, preventie van naaldenprikaccidenten en antiretrovirale therapie (ART) [77](#page=77).
#### 3.7.3.6 Flavivirussen
* **Zikavirus:** Overgedragen door de Aedes-mug. Infectie tijdens zwangerschap kan leiden tot microcefalie bij de foetus. Preventie richt zich op het vermijden van muggenbeten. Behandeling is symptomatisch. Risicogroep: zwangere vrouwen [78](#page=78).
#### 3.7.3.7 Picornavirussen
* **Hepatitis A Virus (HAV):** Faeco-oraal overgedragen, veroorzaakt hepatitis A, een meestal zelflimiterende leverontsteking. Vaccinatie is beschikbaar. Geen specifieke antivirale behandeling, behandeling is ondersteunend [79](#page=79).
#### 3.7.3.8 Hepadnavirussen
* **Hepatitis B Virus (HBV):** Zeer besmettelijk, overgedragen via bloed, seksueel contact en verticaal. Chronische HBV-infectie kan leiden tot levercirrose en leverkanker. Vaccinatie is een effectieve preventieve maatregel. Behandeling met antivirale medicijnen voor chronische infectie [80](#page=80).
#### 3.7.3.9 Flaviviridae
* **Hepatitis C Virus (HCV):** Voornamelijk via bloedcontact overgedragen, leidt vaak tot chronische infectie met risico op levercirrose en leverkanker. Geen vaccin, maar effectieve antivirale behandelingen (DAA's) zijn beschikbaar [81](#page=81).
#### 3.7.3.10 Coronavirussen
Een familie van virussen die voornamelijk luchtweginfecties veroorzaken [82](#page=82).
* **SARS-CoV (Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus):** Veroorzaakte een epidemie van ernstige pneumonie. Behandeling voornamelijk ondersteunend [82](#page=82).
* **SARS-CoV-2 (Severe Acute Respiratory Syndrome Coronavirus 2):** Veroorzaker van COVID-19. Transmissie via druppels en indirect contact. Vaccinatie is cruciaal, diagnostiek via PCR. Behandeling afhankelijk van de ernst, met onder andere antivirale middelen en corticosteroïden [82](#page=82).
#### 3.7.3.11 Filoviridae
* **Ebolavirus:** Veroorzaakt ebola, een ernstige hemorragische koorts met hoge mortaliteit. Overdracht via direct contact met lichaamsvochten. Strikte isolatie en beschermende maatregelen zijn cruciaal. Behandeling is ondersteunend, met specifieke antivirale medicijnen en monoklonale antilichamen [83](#page=83).
---
# Reinigen, ontsmetten, steriliseren en afvalmanagement
Effectieve reiniging, desinfectie en sterilisatie vormen de basis van infectiepreventie in zorgomgevingen, cruciaal voor het minimaliseren van micro-organismenoverdracht en het waarborgen van patiënt- en personeelsveiligheid [99](#page=99).
### 10.1 Reiniging, desinfectie en sterilisatie in de zorg
#### 10.1.1 Reiniging
Reiniging is het proces waarbij zichtbaar vuil en organisch materiaal van oppervlakken en instrumenten wordt verwijderd, wat het aantal micro-organismen reduceert maar ze niet noodzakelijk doodt. Het doel is het fysiek verwijderen van micro-organismen en het creëren van omstandigheden die hun overleving en verspreiding bemoeilijken. Natte of droge reiniging kan worden toegepast, waarbij het principe van "schoon naar vuil" essentieel is om hercontaminatie te voorkomen. Zepen en detergenten helpen bij de verwijdering door emulsificatie en het verlagen van de oppervlaktespanning [99](#page=99).
#### 10.1.2 Desinfectie
Desinfectie (ontsmetting) is een proces dat pathogene micro-organismen inaktiveert of doodt met thermische of chemische middelen, waardoor een oppervlak of object kiemarm wordt. Het hoofddoel is het onderbreken van de overdracht van schadelijke micro-organismen. Bacteriële sporen kunnen het proces overleven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen [99](#page=99):
* **Desinfectantia**: Gebruikt voor niet-levende objecten en oppervlakken [100](#page=100).
* **Antiseptica**: Gebruikt voor levend weefsel, zoals de huid [100](#page=100).
#### 10.1.3 Sterilisatie
Sterilisatie is een proces dat alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, elimineert, waardoor een object steriel wordt. Dit intensievere proces wordt toegepast op kritisch materiaal dat de huid of slijmvliezen penetreert; levend weefsel kan niet steriel worden gemaakt. Factoren die de effectiviteit beïnvloeden zijn het type en het aantal micro-organismen, en de bereikbaarheid van het steriliserend agens [100](#page=100).
#### 10.1.4 Preventie van besmetting
Het minimaliseren van de introductie en verspreiding van micro-organismen is de meest effectieve strategie voor infectiepreventie. Dit omvat het beperken van onnodig personeel in gevoelige zones, het dragen van geschikte werkkleding en luchtfiltratie in specifieke ruimten [100](#page=100) .
#### 10.1.5 Reiniging en desinfectie van oppervlakken
Oppervlakken in zorginstellingen zijn gecontamineerd door micro-organismen. High-touch oppervlakken en horizontale oppervlakken herbergen vaak de hoogste concentraties. Besmettingsbronnen zijn extern (bezoekers) en endogeen (patiënten, personeel). De aanpak hangt af van de risicoclassificatie van de zone :
* **Niet-kritische zones** (gangen, patiëntenkamers): Dagelijkse reiniging is meestal voldoende .
* **Semi-kritische zones** (omgekeerde isolatie): Desinfectie voor en na gebruik, met dagelijkse reiniging .
* **Kritische zones** (operatiezalen): Systematische reiniging en desinfectie na elke procedure .
High-touch oppervlakken kunnen frequent worden gedesinfecteerd, waarbij wegwerpdoekjes voor apparatuur de voorkeur verdienen .
#### 10.1.6 Reiniging, desinfectie en sterilisatie van materialen
De Spaulding-classificatie bepaalt de vereiste decontaminatiemethode voor medische hulpmiddelen op basis van hun contact met het lichaam:
| Onderverdeling | Komt in contact met | Voorbeelden | Besmettingsrisico | Decontaminatiemethode |
| :------------- | :------------------ | :--------------------------------------------------------- | :---------------- | :------------------------ |
| Niet-kritisch | Intacte huid | Bloeddrukmeter, stethoscoop | Laag | Reinigen en drogen |
| Semi-kritisch | Slijmvliezen | Endoscopen, beademingsmateriaal, maagsonde | Gemiddeld | Reinigen, ontsmetten, drogen |
| Kritisch | Niet-intacte huid of slijmvliezen | Chirurgische instrumenten, naalden, katheters | Hoog | Reinigen en steriliseren |
Alle materialen moeten worden gereinigd vóór desinfectie of sterilisatie, omdat organisch materiaal de effectiviteit kan belemmeren. Machinale reiniging wordt steeds vaker toegepast .
Methoden van desinfectie van materiaal:
1. **Thermische desinfectie**: Voorkeursmethode, vaak in instrumentenwasmachines .
2. **Onderdompelen in een desinfectiemiddel**: Vereist grondige reiniging vooraf .
3. **Chemische desinfectie**: Afwrijven met een desinfectiemiddel, voor grotere apparatuur .
Sterilisatie is essentieel voor kritisch materiaal. Stoomsterilisatie in een autoclaaf is de meest gangbare methode en is effectief tegen alle micro-organismen, inclusief sporen .
### 10.2 Linnen en afvalmanagement in de zorg
#### 10.2.1 Linnen in de zorg
Al het gebruikte linnen in een zorgomgeving wordt als potentieel besmet beschouwd vanwege contact met micro-organismen en lichaamsvloeistoffen. Een gestandaardiseerde reinigingsprocedure en, waar geïndiceerd, sterilisatie zijn essentieel .
Verschillende textielsoorten worden gebruikt:
* **Katoenen linnen**: Hoge absorptie, comfort, wasbaar op hoge temperaturen, maar kan kreuken en micro-organismen in de vezels herbergen .
* **Synthetisch linnen**: Slijtvast, sneldrogend, kreukt weinig, beperkt aanhechting micro-organismen, maar minder comfort en beperkte wastgemperatuur .
* **Mengweefsels**: Combineren voordelen van katoen en synthetisch .
#### 10.2.2 Werkkledij in de zorg
Werkkledij wordt gecategoriseerd op basis van afdeling en risiconiveau:
* **Hospitalisatie-afdelingen**: Katoen of polyesterkatoen, wasbaar op hoge temperaturen, broekpak met korte mouwen, dagelijkse vervanging, gesloten schoenen .
* **Risicodiensten**: Katoen, gekleurd, nauwsluitende mouwen en enkels, dagelijkse verwisseling. Bij specifieke procedures worden aanvullende PBM gedragen .
#### 10.2.3 Behandelfasen van linnen
Een gestandaardiseerde procedure omvat:
* **Verzameling**: Directe inzameling in linnenzakken op de plaats van gebruik, voorkeur voor plastic wegwerpzakken .
* **Intern vervoer en opslag**: Strikte scheiding tussen vuil en schoon linnen, gebruik van dedicated transportkarren .
* **Extern vervoer**: Geen direct contact tussen vuil en schoon linnen .
* **De wasserij**: Strikte scheiding vuil/schoon, opslag in koele, geventileerde ruimte, sortering .
* **Wasproces**: Desinfectie door thermische methoden en geschikte wasmiddelen, elk linnen met een specifiek programma .
#### 10.2.4 Professioneel afvalmanagement
Een gestructureerd afvalmanagementbeleid is cruciaal om gezondheids- en milieurisico's te minimaliseren .
##### 10.2.4.1 Classificatie van ziekenhuisafval
Ziekenhuisafval wordt onderverdeeld in:
* **Niet-Risicohoudend Medisch Afval (NRMA)**: Afval zonder bijzonder gezondheids- of milieurisico (bv. verbandmateriaal, lege infuusrecipiënten, etensresten) .
* **Risicohoudend Medisch Afval (RMA)**: Afval met een bijzonder risico (microbiologisch, vergiftiging, verwonding) of om ethische redenen speciale behandeling vereist (bv. scherpe voorwerpen, cytostatica, anatomisch afval, labo-afval) .
##### 10.2.4.2 Sorteren van ziekenhuisafval
Correct sorteren aan de bron is essentieel in specifieke recipiënten:
* **Naaldcontainer**: Voor alle risicohoudende scherpe medische voorwerpen .
* **Kartonnen doos met gele zak**: Voor RMA zoals naaldcontainers, bloedbuizen, onverzadigde kompressen .
* **Geel kunststofvat**: Voor RMA met kans op lekkage (bv. afgesloten redonbokalen, aspiratiezakken) .
* **Blauwe zak**: Voor alle NRMA (bv. lege infuuszakken, sondes, zuurstofmaskers) .
##### 10.2.4.3 Medisch afval in de thuiszorg
Thuisverpleegkundigen zijn verantwoordelijk voor RMA en mogen dit niet achterlaten bij de zorgontvanger. NRMA mag met huisvuil ingezameld worden mits voorzorgen. RMA kan worden opgehaald door privébedrijven, gemeenten, of naar een inzamelpunt gebracht worden. Bij zelfzorg thuis wordt afval als huishoudelijk beschouwd, met uitzondering van naalden (naaldcontainer). Afval van thuisdialysepatiënten moet naar het ziekenhuis .
Professioneel linnen- en afvalmanagement zijn integrale onderdelen van infectiebeheersing en dragen bij aan een veilige en hygiënische zorgomgeving .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Hygiëne | Hygiëne omvat alle handelingen en handelingswijzen die erop gericht zijn de gezondheid te bevorderen en te behouden. Het is afgeleid van het Griekse 'Hygieia', de godin van gezondheid en reinheid. |
| Zorginfectie | Een zorginfectie, ook wel ziekenhuisinfectie of nosocomiale infectie genoemd, is een infectie die een zorgontvanger oploopt tijdens of in aansluiting op een verblijf in een zorginstelling. |
| Hospitalisme | Hospitalisme, of secundaire schade, verwijst naar de schade die een zorgontvanger oploopt als gevolg van het verblijf in een zorginstelling, schade die niet zou zijn ontstaan indien de zorgontvanger niet was opgenomen. Dit kan zich uiten op psychosociaal en fysisch vlak. |
| Infectiepreventie | Het domein van infectiepreventie richt zich op hygiëne en de preventie en beheersing van zorginfecties door deskundigen om deze te voorkomen, identificeren en bestrijden. |
| Besmetting (Contaminatie) | Besmetting refereert naar de overdracht van levensvatbare, potentieel pathogene micro-organismen (MO) of hun resistente vormen van een reservoir naar een nieuwe locatie, waarbij de locatie of het weefsel de aanwezigheid van deze MO vertoont. |
| Transmissie (Overdracht) | Transmissie beschrijft het mechanisme waarmee micro-organismen zich van een bron naar een andere gastheer of een vatbaar oppervlak verplaatsen; het begrijpen van deze routes is essentieel voor effectieve preventie. |
| Kolonisatie | Kolonisatie impliceert de succesvolle vestiging en handhaving van micro-organismen op of in het lichaam van een gastheer, zonder dat dit noodzakelijkerwijs leidt tot klinisch manifeste ziekte, hoewel een gekoloniseerde persoon wel een reservoir kan vormen. |
| Infectie | Een infectie ontstaat wanneer micro-organismen de afweermechanismen van de gastheer doorbreken, zich actief vermenigvuldigen en schade toebrengen, hetzij direct door destructie, hetzij indirect door toxinen of de immuunrespons van de gastheer. |
| Normale microbiële flora (Commensale flora) | De normale microbiële flora omvat de diverse populatie van micro-organismen die permanent aanwezig zijn op de huid en de slijmvliezen van gezonde individuen, en speelt een cruciale rol in de gezondheid van de gastheer door competitie, productie van inhiberende stoffen en ondersteuning van de immuniteit. |
| Virulentie | Virulentie is het inherente vermogen van een micro-organisme om ziekte te veroorzaken, en omvat factoren zoals adhesievermogen, invasiviteit, productie van toxinen en mechanismen om de afweer van de gastheer te ontwijken. |
| Minimale Infectieuze Dosis (MID) | De minimaal infectieuze dosis is het kleinste aantal micro-organismen dat nodig is om bij een vatbare gastheer een infectie te veroorzaken, en varieert sterk per micro-organisme, waarbij een overschrijding van de MID de kans op infectie verhoogt. |
| Endogene infectie (Auto-infectie) | Een endogene infectie ontstaat door micro-organismen die reeds bij de opname van de zorgvrager in de instelling aanwezig waren, vaak commensale flora die onder bepaalde omstandigheden pathogeen worden, bijvoorbeeld door verminderde immuniteit of doorbreken van natuurlijke barrières. |
| Exogene infectie (Kruisinfectie) | Een exogene infectie of kruisinfectie is een zorginfectie die wordt veroorzaakt door micro-organismen afkomstig van andere zorgvragers, zorgverleners of de omgeving van de zorginstelling, vaak veroorzaakt door resistente micro-organismen. |
| Besmettingscyclus | De besmettingscyclus is een reeks opeenvolgende stappen (micro-organisme, reservoir, uitgangspoort, overdrachtsweg, ingangspoort, vatbare gastheer) die de overdracht van infectieziekten mogelijk maken, en het begrijpen ervan is essentieel voor infectiepreventie. |
| Fagocytose | Fagocytose is een proces waarbij fagocyten, gespecialiseerde witte bloedcellen zoals neutrofielen en macrofagen, vreemd materiaal, zoals micro-organismen en cellulair debris, opnemen en vernietigen. |
| Humorale immuniteit | Humorale immuniteit wordt gemedieerd door B-lymfocyten en de productie van antistoffen die specifiek binden aan pathogenen om ze te neutraliseren, opsoniseren voor fagocytose, of het complementsysteem te activeren. |
| Cellulaire immuniteit | Cellulaire immuniteit wordt gemedieerd door T-lymfocyten, waarbij cytotoxische T-cellen geïnfecteerde cellen doden en helper T-cellen de activiteit van andere immuuncellen reguleren. |
| Koorts (Pyrexie) | Koorts is een verhoogde lichaamstemperatuur die optreedt als systemische respons op infectie of andere stimuli, waarbij het thermoregulatiecentrum in de hypothalamus het setpoint verhoogt, wat nuttig kan zijn voor de afweer maar ook belastend kan zijn. |
| Antibioticaresistentie | Antibioticaresistentie is een fenomeen waarbij bacteriën mechanismen ontwikkelen waardoor ze ongevoelig worden voor de werking van één of meerdere antibiotica, wat de behandeling van bacteriële infecties bemoeilijkt. |
| Rationeel antibioticagebruik | Rationeel antibioticagebruik houdt in dat antibiotica alleen worden ingezet wanneer ze daadwerkelijk geïndiceerd zijn voor een bacteriële infectie, om de verdere ontwikkeling en verspreiding van antibioticaresistentie tegen te gaan. |
| Algemene voorzorgsmaatregelen | Algemene voorzorgsmaatregelen zijn basisprincipes van infectiepreventie die altijd worden toegepast bij de zorg voor elke patiënt, ongeacht de vermoedelijke of bevestigde infectiestatus, zoals handhygiëne en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. |
| Bijkomende voorzorgsmaatregelen | Bijkomende voorzorgsmaatregelen zijn specifieke isolatiemaatregelen die worden toegepast bovenop de algemene voorzorgsmaatregelen, gebaseerd op de overdrachtswijze van de ziekteverwekker, zoals contact-, druppel- of luchtisolatie. |
| Isolatiemaatregelen | Isolatiemaatregelen zijn specifieke procedures die worden toegepast om de verspreiding van infectieziekten te voorkomen door patiënten te scheiden van anderen, gebaseerd op de manier waarop de ziekte wordt overgedragen (contact, druppel, lucht). |
| Bacteriologie | Bacteriologie is de tak van de microbiologie die zich bezighoudt met de studie van bacteriën, inclusief hun structuur, groei, pathogeniteit en behandeling van infecties. |
| Morfologie | Morfologie verwijst naar de vorm en structuur van micro-organismen, zoals de vorm van bacteriële cellen (coccen, bacillen) en hun arrangement. |
| Virulentiefactoren | Virulentiefactoren zijn eigenschappen van bacteriën die hen in staat stellen zich in de gastheer te ontwikkelen en ziekte te veroorzaken, zoals adhesie, productie van toxinen, enzymen en antifagocytosefactoren. |
| Virologie | Virologie is de studie van virussen, hun structuur, replicatie, transmissie en de ziekten die ze veroorzaken. |
| Virale replicatie | Virale replicatie is het proces waarbij virussen zich vermenigvuldigen binnen een gastheercel, bestaande uit stappen als adsorptie, penetratie, ontmanteling, replicatie, assemblage en vrijkomen. |
| Mycologie | Mycologie is de wetenschappelijke studie van fungi (schimmels en gisten), inclusief hun kenmerken, classificatie, en de infecties die ze kunnen veroorzaken. |
| Parasitologie | Parasitologie is de studie van parasieten en de ziekten die zij veroorzaken, zowel protozoa als metazoa. |
| Reiniging | Reiniging is het proces van fysiek verwijderen van vuil en organisch materiaal van oppervlakken en instrumenten, wat het aantal micro-organismen reduceert maar ze niet noodzakelijkerwijs doodt. |
| Desinfectie | Desinfectie (ontsmetting) is een proces dat gericht is op het inactiveren of doden van pathogene micro-organismen door thermische of chemische middelen, waardoor een oppervlak of object kiemarm wordt gemaakt. |
| Sterilisatie | Sterilisatie is een proces dat alle micro-organismen, inclusief bacteriële sporen, op of in een object elimineert, waardoor het object steriel (kiemvrij) wordt. |
| Linnenmanagement | Linnenmanagement omvat de procedures voor het verzamelen, transporteren, wassen en opslaan van textiel in zorginstellingen om de verspreiding van micro-organismen te voorkomen. |
| Afvalmanagement | Afvalmanagement in de zorg betreft de gestructureerde inzameling, sortering, afvoer en verwerking van medisch afval om gezondheids- en milieurisico's te minimaliseren. |
| Voedselveiligheid | Voedselveiligheid omvat alle maatregelen die nodig zijn om voedselgerelateerde infecties en vergiftigingen te voorkomen, van de productie tot consumptie, met nadruk op hygiëne en temperatuurbeheersing. |
| HACCP | HACCP (Hazard Analysis Critical Control Point) zijn principes die worden toegepast om risico's op besmetting in de voedselketen te beheersen door gevarenanalyse en het identificeren van kritische controlepunten. |