Cover
Inizia ora gratuitamente strafrecht samenvatting.docx
Summary
## Overzicht van het Strafrecht: Juridische Situering en Evolutie
Dit studiehandboek biedt een diepgaande analyse van het Belgische strafrecht, beginnend met de fundamentele juridische positionering en de evolutie doorheen de geschiedenis. Er wordt ingegaan op de belangrijkste concepten, de verschillende onderdelen van het strafrecht, de historische ontwikkeling ervan, de bestanddelen van een misdrijf, de straffen zelf, de uitvoering van straffen en beveiligingsmaatregelen, en de diverse juridische principes die de toepassing ervan sturen.
## Deel I: Strafrecht - Juridische Situering
### 1. Begripsomschrijving van Strafrecht
Er bestaat geen vaste definitie van strafrecht; de invulling ervan verschilt naargelang de discipline (recht, criminologie, sociologie, psychologie). Juristen definiëren strafrecht als het geheel van rechtsregels over misdrijven, daders en straffen.
#### 1.1 Juridische definitie
Strafrecht omvat de rechtsregels die bepalen:
* Onder welke voorwaarden gedragingen als misdrijven worden beschouwd.
* Wie de dader van een misdrijf is en de strafrechtelijke verantwoordelijkheid draagt.
* Welke straffen er bestaan en welke straffen op misdrijven van toepassing zijn.
* Onder welke voorwaarden straffen aan daders kunnen worden opgelegd en uitgevoerd.
* Hoe bevoegde instanties oordelen over misdrijf, dader en straf.
#### 1.2 Enkele begrippen met betrekking tot strafrecht
Naast straffen kunnen ook **beveiligingsmaatregelen** worden opgelegd. Deze hebben niet tot doel te straffen, maar de maatschappij te beschermen. Een voorbeeld is het medisch ongeschikt verklaren van een bestuurder na drugsgebruik, waardoor diens rijbewijs wordt ingetrokken.
### 2. Strafrecht als Publiek Recht
Strafrecht is een vorm van publiek recht, gekenmerkt door een verticale rechtsverhouding tussen de dader en de staat. De overheid is exclusief bevoegd om te bepalen wat strafbaar is en om straffen op te leggen.
* **Verticale rechtsverhouding:** De overheid (enkel) mag bepalen wat strafbaar is en straffen. Elk misdrijf kan bestraft worden, ook zonder klacht van het slachtoffer. Burgers hebben geen bevoegdheid om dit te bepalen. Strafrecht dient niet ter verdediging van private belangen van burgers.
* **Openbare orde:** Strafwetten zijn van dwingend recht; burgers kunnen geen afspraken maken om de toepassing ervan te omzeilen. Toestemming van een persoon maakt een misdrijf niet per definitie legaal, tenzij de wet dit expliciet bepaalt (zoals bij seksuele handelingen). Overeenkomsten over de burgerrechtelijke gevolgen van een misdrijf (zoals schadevergoeding) staan los van de strafrechtelijke procedure.
#### Voorbeelden van de publiekrechtelijke aard:
* **Familieverlating (art. 676 N.Sw.):** Wanneer een ouder gedurende twee maanden geen alimentatie betaalt, kan dit als familieverlating worden beschouwd en strafrechtelijk worden vervolgd, ook al begon het als een privékwestie.
* **Misbruik van vertrouwen (bedrog):** Wanneer een lener van meet af aan de intentie had om niet terug te betalen of opzettelijk misleiding pleegde, wordt dit een strafbaar feit dat de tussenkomst van het strafrecht rechtvaardigt.
#### 2.3 Slachtoffers
Slachtoffers hebben geen recht om te straffen en zijn niet noodzakelijk voor de bestraffing (afschaffing van klachtmisdrijven). Zij kunnen wel deelnemen aan de strafprocedure als burgerlijke partij om hun privaatrechtelijk belang (schadevergoeding) na te streven. Sinds de zaak Dutroux is er geleidelijk meer aandacht voor slachtofferrechten, zoals inzage in het dossier en gehoord worden.
### 3. Materieel en Formeel Strafrecht
* **Materieel strafrecht:** Gaat over de inhoud van de strafbare feiten en straffen, dus welke gedragingen strafbaar zijn, daderschap, straffen en de voorwaarden voor oplegging en uitvoering.
* **Formeel strafrecht (strafprocesrecht/stravordering):** Gaat over de procedurele toepassing van het materieel strafrecht, dus hoe strafzaken verlopen (opsporing, vervolging, berechting, uitvoering).
* **Strafuitvoeringsrecht (penitentiair recht):** Omvat de regels over de uitvoering van straffen, zoals gevangenisstraffen, en bevindt zich zowel in het materieel als formeel strafrecht.
* **Verknochtheid:** Materieel en formeel strafrecht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden om toepassing en afdwinging te garanderen. Dit handboek behandelt enkel materieel strafrecht.
### 4. Nationaal en Internationaal Strafrecht
* **Nationaal strafrecht:** Hoofdzakelijk nationaal recht, bepaald door elk land voor zijn grondgebied. Dit omvat federaal strafrecht, maar ook strafrecht op deelstatelijk niveau (decreten, ordonnanties).
* **Internationaal strafrecht:** Een hybride rechtstak die internationaal recht en strafrecht combineert, met diverse componenten:
* **Nationaal materieel strafrecht met internationale achtergrond:** Staten stemmen misdrijven en straffen op elkaar af, vooral bij transnationale fenomenen (terrorisme, mensenhandel). Dit blijft in essentie nationaal strafrecht.
* **Internationale strafbaarstellingen:** Afspraken via verdragen over internationale misdrijven en hun vervolging, met berechting voor internationale strafrechtbanken (bv. Internationaal Strafhof, ISH via het Statuut van Rome). Dit betreft ernstige misdrijven zoals genocide en oorlogsmisdaden.
* **Rechtsmachtrecht:** De bevoegdheid van de staat om de reikwijdte van de strafwet te bepalen, ook buiten het eigen grondgebied (extraterritoriale rechtsmacht). Dit is voornamelijk nationaal recht.
* **Formeel internationaal strafrecht:** Procedurele regels voor internationale misdrijven voor internationale rechtbanken en internationale rechtshulp (bewijsverzameling, uitlevering).
### 5. Algemeen en Bijzonder Strafrecht
* **Algemeen strafrecht (Boek I Nieuw Strafwetboek):** Bevat de algemene regels van het strafrecht, die van toepassing zijn op de misdrijven die bij Boek II en in bijzondere wetten strafbaar zijn gesteld, tenzij anders bepaald. Dit omvat ook complementaire wetten (bv. internementswet).
* **Bijzonder strafrecht:** Omvat de regels waarin specifieke gedragingen strafbaar worden gesteld en welke straffen van toepassing zijn, zoals in Boek II van het Strafwetboek en in bijzondere strafwetten (wetten, decreten, ordonnanties).
### 6. Functies en Achtergronden: Evolutie van Strafrecht
#### 6.1 Wortels en Evolutie
* **Vroege Middeleeuwen (11e-15e eeuw):** Van wraakrecht naar publiek strafrecht. Regels om wraakrecht te begrenzen en bemiddeling door feodale overheden. Ontstaan van 'bloedgeld' (schadevergoeding) en 'vredegeld' (publiekrechtelijke boete). Strafrecht wordt publiek recht, overheidstussenkomst wordt verplicht.
* **Late Middeleeuwen (15e-18e eeuw):** Strafrecht van en voor de vorst. Centralisatie van de macht leidt tot meer centraal strafrecht, vooral ter bescherming van eigen belangen. Vorsten gebruiken strafrecht naar believen, wat leidt tot willekeur. Ontstaan van straffen op het lichaam (lijfstraffen, onterende straffen), publieke en visuele straffen als illustratie van macht. Toenemend belang van doodstraf, foltering als bewijsmiddel.
* **Daad- en Schuldstrafrecht (Eind 18e-eind 19e eeuw - Verlichting):** Nieuwe denkbeelden over macht, rede en rationaliteit. Kritiek op ancien régime. Ontstaan van mensenrechten en fundamentele beginselen: legaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit, personaliteit, gelijkheid, publiciteit. Mensbeeld van 'homo economicus' (rationeel, kosten-batenanalyse). Geboorte van de gevangenisstraf als alternatief voor lijfstraffen. Klassieke leer (bv. Beccaria, Bentham) met nadruk op daad en schuld, rechtszekerheid en codificatie (Franse Code Pénal, Belgisch Strafwetboek van 1867).
* **Dader- en Gevaarstrafrecht (19e eeuw – eerste helft 20e eeuw - Positivisme):** Invloed van wetenschap (sociologie, psychologie, erfelijkheidsleer) leidt tot nieuw mensbeeld: onvrije, gedetermineerde mens. Nadruk op dader en maatschappelijke bescherming ('sociaal verweer'). Einde van de nachtwakerstaat door overheidsinterventie in sociale aangelegenheden. Mensen zijn niet gelijk, dus ook niet gelijk te behandelen. Schuld wordt vervangen door gevaar.
* **Sociaal verweer in België:** Synthese tussen wilsvrijheid en determinisme (Adolphe Prins). Schuldconcept niet volledig verworpen. Twee sporen: klassiek strafrecht voor 'gewone' delinquenten, aangevuld met complementaire wetten; tweede spoor voor 'ongewone' delinquenten (kinderbescherming, wet op abnormalen en gewoontemisdadigers). Excessen van sociaal verweer leiden tot instrumentalisering door autoritaire regimes.
* **Daderstrafrecht met een menselijk gelaat (Tweede helft 20e eeuw - Nieuw Sociaal Verweer):** Reactie op excessen van oud sociaal verweer. Nadruk op rechtsbescherming, mensenrechten (EVRM). Geloof in maakbaarheid van de mens en gedrags-/maatschappijwetenschappen. Strafrecht dient ter verbetering en resocialisatie. Welvaarts- en verzorgingsstaat. Versmelting van strafrecht met economisch beleid. Ontstaan van complementaire strafwetten geïnspireerd door nieuw sociaal verweer (bv. Probatiewet, Jeugdbeschermingswet). Optimisme botst op economische realiteit (jaren '70), wat leidt tot 'crisis van het strafrecht'.
* **Postmodern Strafrecht (Laatste kwart 20e eeuw en 21e eeuw):** Kritische houding en wantrouwen ten aanzien van de overheid. Geen dominante benadering; strafrecht wordt vanuit diverse, vaak tegenstrijdige, visies vormgegeven. Gebrek aan duidelijke beleidsvisie. Verschillende benaderingen: daderstrafrecht onverenigbaar met basisbeginselen, 'nothing works' (geen evidence-based beleid), 'what works' (sommige dadergerichte interventies werken), strafrecht en hulpverlening contraproductief, toename van daadstrafrecht met weinig schuld (regelstrafrecht), mensenrechtelijk strafrecht, strafrechtsafschaffing (abolitionisme), herstelrecht.
* **Eigentijds Nieuw Strafwetboek:** Technische, juridische actualisatie en vereenvoudiging van het bestaande strafrecht. Combinatie van klassieke daadgerichte lijnen en nieuw sociaal verweer (dadergericht, individualisering, resocialisatie). Kernbegrippen blijven legaliteit en proportionaliteit.
## Deel II: De Strafwet – Beginselen en Toepassing
### Hoofdstuk 1. Het Legaliteitsbeginsel
#### 1. Begripsomschrijving
* **Nulla poena sine lege (geen straf zonder wet):** Artikel 1 Nieuw Strafwetboek stelt dat niemand gestraft kan worden voor een feit dat niet wettelijk als misdrijf is omschreven, noch met een straf die niet bij wet is voorzien.
* **Opname in wetgeving:** Dit principe is verankerd in de Grondwet (art. 12 en 14) en internationaal recht (art. 7 EVRM, art. 15 IVBPR) vanwege het fundamentele belang voor rechtszekerheid.
* **Lex certa:** De wet moet duidelijk en precies zijn, zodat burgers weten welk gedrag strafbaar is. Vage wetgeving geeft de rechter te veel interpretatieruimte en kan tot willekeur leiden.
* **Voorbeelden:** Grafschennis (art. 370 N.Sw.) is een duidelijk omschreven misdrijf, terwijl de omschrijving van een terroristisch misdrijf (art. 371 N.Sw.) meer ruimte laat voor interpretatie.
* **Wet in materiële zin:** Omvat alle normen die strafbaarstellingen bevatten, ongeacht hun oorsprong (federaal, deelstatelijk, provinciaal, gemeentelijk). Ook genummerde Koninklijke Besluiten (in uitzonderlijke omstandigheden) en kaderwetten vallen hieronder.
#### 1.1 Uitzonderingen en Nuances
* **Algemene beginselen erkend door de volkerengemeenschap:** Artikel 1, lid 3 Nieuw Strafwetboek staat toe om personen te berechten voor handelingen die op het moment van het plegen nog niet expliciet strafbaar waren, maar wel een algemeen erkend volkenrechtelijk misdrijf vormen (bv. genocide). Deze grondslag, die voortkomt uit de berechting van oorlogsmisdadigers in Neurenberg, is thans overbodig geworden door expliciete wetgeving.
* **Verdragen en EU-recht:** Internationale verdragen (bv. EVRM) en EU-recht kunnen directe werking hebben, wat betekent dat ze voorrang krijgen op Belgisch recht. Echter, deze bepalingen mogen nooit nieuwe misdrijven of straffen invoeren; die bevoegdheid blijft exclusief bij de nationale wetgever. EVRM-bepalingen bevatten voornamelijk garanties die de wetgever verplichten bepaalde gedragingen strafbaar te stellen (positieve werking) en andere te vermijden (negatieve werking).
* **Prejudiciële vraag:** Rechterlijke instanties kunnen het Europees Hof van Justitie of het Hof van Cassatie vragen om de verenigbaarheid van een wetsbepaling met het EVRM of EU-recht te toetsen.
#### 1.2 Legaliteitscontrole en Scheiding der machten
De rechterlijke macht, via het Grondwettelijk Hof (vernietigingsberoep) en prejudiciële vragen aan hogere rechtscolleges, controleert of de wetgever het legaliteitsbeginsel en andere grondwettelijke beginselen respecteert. Dit waarborgt de scheiding der machten en beschermt tegen willekeur.
### 2. Toepassing van de Strafwet in de Tijd
#### 2.1 Tijdlijn van Wetgeving
* **Inwerkingtreding:** Wetten treden in werking 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, tenzij anders bepaald.
* **Opheffing van wetten:** Kan expliciet (door een nieuwe wet) of impliciet (wanneer een nieuwe wet een oudere benadering vervangt). De opheffing van een wet heeft ook de opheffing van uitvoeringsbesluiten tot gevolg, tenzij de nieuwe wet deze expliciet behoudt.
* **Vernietiging door het Grondwettelijk Hof:** Een vernietigde wet kan leiden tot een beroep tot intrekking door reeds definitief veroordeelde personen.
* **Opheffing door onbruik:** Bestaat niet; een wet verdwijnt niet automatisch door niet-toepassing.
#### 2.2 Conflicten in de Tijd: Gunstiger of Strenger?
* **Artikel 2 Nieuw Strafwetboek (Lex mitior):**
* **Niet strafbaar:** Een handeling is niet strafbaar indien ze op het moment van het plegen niet bij wet strafbaar was.
* **Geen zwaardere straf:** Een zwaardere straf kan niet worden opgelegd indien deze pas na het plegen van het misdrijf is ingevoerd.
* **Gunstiger bepalingen:** Indien de strafwet na het plegen van het misdrijf wordt gewijzigd ten gunste van de dader, zijn de gunstigste bepalingen van toepassing (retroactiviteit in bonam partem).
* **Uitzonderingen:**
* **Tijdelijke wetgeving:** De gunstigere bepalingen zijn niet van toepassing op tijdelijke wetten (bv. coronamaatregelen).
* **Procedurewetten:** Krijgen onmiddellijke toepassing, ongeacht de datum van het misdrijf (bv. verjaring).
* **Specifieke wetten buiten art. 2:** Sommige wetten bepalen expliciet dat ze van toepassing zijn op feiten die aan hun inwerkingtreding voorafgaan.
* **Interpretatieve of preciserende wetten:** Deze verduidelijken bestaande wetten zonder de strafbaarheid te verzwaren en kunnen dus retroactief werken.
### 3. Toepassing van de Strafwet in de Ruimte
#### 3.1 Territorialiteitsbeginsel (Basisregel)
De Belgische strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd, ongeacht de nationaliteit van dader of slachtoffer. Dit grondgebied omvat land, water (Belgische territoriale zee) en luchtruim, met uitzondering van ambassades en buitenlandse oorlogsschepen (relatieve onschendbaarheid).
#### 3.2 Localisatietheorieën (Art. 3, lid 3 Nieuw Sw.)
Deze theorieën bepalen op welk grondgebied een misdrijf wordt geacht te zijn gepleegd:
* **Ubiquiteitleer:** Een misdrijf is gepleegd op het Belgische grondgebied wanneer een materieel of verzwarend bestanddeel zich daar heeft voorgedaan. Dit omvat ook daden van deelneming gesteld in het buitenland bij een in België gepleegd misdrijf, en voortdurende misdrijven.
#### 3.3 Extraterritorialiteit (Uitzondering)
België kan zijn strafrecht toepassen op misdrijven die buiten het Belgische grondgebied zijn gepleegd, op basis van:
* **Persoonlijke aanknopingspunten:**
* **Actief personaliteitsbeginsel:** Toepassing van Belgisch strafrecht op misdrijven buiten België gepleegd door Belgen.
* **Passief personaliteitsbeginsel:** Toepassing van Belgisch strafrecht op misdrijven buiten België gepleegd tegen Belgen.
* **Zakelijke aanknopingspunten:**
* **Beschermingsbeginsel:** Bescherming van essentiële staatsbelangen.
* **Universaliteitsbeginsel:** Toepassing op misdrijven die universeel als strafbaar worden beschouwd (bv. genocide, oorlogsmisdaden), zelfs zonder directe band met België.
* **Afgeleide rechtsmacht:** België oefent rechtsmacht uit in plaats van een andere staat (bv. bij uitlevering-of-berechten-principe).
* **Beperkingen op extraterritoriale toepassing:**
* **Dubbele incriminatie:** Het misdrijf moet ook strafbaar zijn in het land waar het gepleegd werd.
* **Ne bis in idem:** Geen dubbele bestraffing voor hetzelfde misdrijf.
* **Aanwezigheid van de verdachte in België:** Soms vereist voor extraterritoriale bevoegdheden.
* **Klacht of voorafgaand bericht:** Soms vereist om rechtsmacht uit te oefenen.
* **Vervolgingsfilter:** Beperking van vervolging voor ernstige internationale misdrijven door het federaal parket, om de goede rechtsbedeling te waarborgen (bv. zaken beter laten behandelen in het land waar het misdrijf plaatsvond).
* **Straftribunalen:** Internationale straftribunalen (bv. ISH) kunnen bevoegd zijn voor bepaalde misdrijven, waar België mee samenwerkt.
#### 3.4 Interpretatie van de Strafwet (Art. 4 Nieuw Sw.)
* **Strikte interpretatie:** De strafwet moet strikt en letterlijk worden geïnterpreteerd.
* **Analogie in malam partem verboden:** De strafwet kan niet naar analogie worden toegepast ten nadele van de vervolgde persoon.
* **Teleologische interpretatie (doel van de wetgever):** Toegestaan wanneer de wet onduidelijk is, om het doel van de wetgever te achterhalen en feiten die onder dit doel vallen, ook al zijn ze niet letterlijk in de wet opgenomen, strafbaar te stellen. Dit kan bv. door technologische ontwikkelingen.
* **Analogie in bonam partem:** Wel toegestaan indien dit in het voordeel van de vervolgde persoon is.
### Hoofdstuk 3. Het Misdrijf
#### 1. Bestanddelen van het Misdrijf (Art. 5 Nieuw Sw.)
Een misdrijf vereist de aanwezigheid van drie essentiële bestanddelen:
1. **Materieel bestanddeel (actus reus):** De concrete gedraging (handeling of nalaten) die de wet strafbaar stelt. Dit kan ook een gevolg zijn dat door de gedraging wordt veroorzaakt.
2. **Moreel bestanddeel (mens rea):** De verwijtbaarheid of schuld van de dader, wat inhoudt dat hij bewust en uit vrije wil moest kunnen handelen. Dit wordt vermoed, tenzij er sprake is van schuldontheffingsgronden (bv. dwang, dwaling). Naast dit basisvereiste kan de wet opzet (algemeen of bijzonder) of zware fout vereisen.
3. **Wederrechtelijkheid:** De gedraging moet wederrechtelijk zijn, d.w.z. niet wettelijk gerechtvaardigd. Wederrechtelijkheid wordt vermoed indien het materieel en moreel bestanddeel vervuld zijn.
* **Vierde bestanddeel (discussiepunt):** Sommige visies houden rekening met 'strafwaardigheid' als vierde bestanddeel. Als de wet expliciet bepaalt dat een gedraging, hoewel materieel, moreel en wederrechtelijk, niet strafwaardig is (bv. diefstal binnen een huwelijk), dan is er geen misdrijf. Dit verschilt van strafverminderende of strafuitsluitende verschoningsgronden.
#### 2. Materieel Bestanddeel (Art. 6 Nieuw Sw.)
Het materiële bestanddeel is de gedraging (handeling of nalaten) die strafbaar is. Het correct koppelen van een feitelijke gedraging aan een misdrijfomschrijving (kwalificeren) is cruciaal.
* **Handeling:** Actieve gedraging.
* **Nalaten (verzuim):** Het niet verrichten van een geboden gedraging (bv. schuldig verzuim art. 299 Nieuw Sw.).
* **Oneigenlijke verzuimmisdrijven:** Een nalaten dat leidt tot een strafbaarstelling die normaal door een handeling zou worden veroorzaakt (bv. door niet te handelen, een dodelijk gevolg veroorzaken).
* **Gevolg:** Soms is het gevolg van de gedraging het materiële bestanddeel (bv. letsel veroorzaken, dood tot gevolg hebben). Hierbij spelen causaliteitsvragen een rol.
* **Equivalentieleer:** Elke handeling die een noodzakelijke voorwaarde was voor het gevolg, wordt als evenwaardig beschouwd (streng).
* **Adequatieleer:** Vereist niet alleen noodzakelijkheid, maar ook dat het gevolg normaal te verwachten was van de handeling (dader-vriendelijker). België volgt de equivalentieleer.
#### 3. Moreel Bestanddeel (Art. 7 Nieuw Sw.)
* **Basisvereiste:** Bewust en uit vrije wil handelen, wat wordt vermoed. Dit kan worden tegengesproken door schuldontheffingsgronden (dwang, dwaling).
* **Bijkomende vereisten:** De wet kan **opzet** (voor opzettelijke misdrijven) of **zware fout** (voor onopzettelijke misdrijven) eisen.
* **Algemeen opzet:** Voornemen om met kennis van zaken strafbaar gedrag aan te nemen. Kennis van zaken wordt vermoed en kan worden weerlegd door tegenbewijs (bv. m.b.t. leeftijd, hoedanigheid, gevolg).
* **Bijzonder opzet:** Naast algemeen opzet, vereist de wet een specifiek resultaat (bv. intentie om te doden) of een bijzondere geestesgesteldheid (bv. bedrieglijk wegnemen bij diefstal). Dit moet altijd expliciet in de wet staan.
* **Zware fout:** Ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid.
#### 4. Verzwarende Bestanddelen (Art. 8 Nieuw Sw.)
Omstandigheden die een basismisdrijf zwaarder maken en leiden tot een hoger strafniveau. Dit zijn geen bestanddelen van het misdrijf zelf, maar factoren die de strafmaat beïnvloeden.
#### 5. Strafbare Poging (Art. 9 Nieuw Sw.)
* **Voorwaarden:** Crimineel voornemen + begin van uitvoering. Poging is enkel mogelijk bij opzettelijke misdrijven.
* **Voorbereidingshandelingen:** In principe niet strafbaar, behalve voor specifieke misdrijven zoals terrorisme.
* **Begin van uitvoering:** Gedraging die normaal tot voltooiing leidt; het moment waarop het strafrecht kan ingrijpen. De interpretatie hiervan kan ruim zijn.
* **Objectivisme vs. Subjectivisme:** België volgt objectivisme (nadruk op gedraging), maar met invloed van subjectivisme (ruimere interpretatie begin van uitvoering bij duidelijk crimineel voornemen).
* **Strafmaat:** Poging wordt met een lager strafniveau bestraft dan het voltooide misdrijf.
* **Crimineel aanbod:** Strafbaarheid ontstaat door het doen of aanvaarden van een aanbod voor een ernstig misdrijf, zelfs zonder begin van uitvoering. Zowel aanbieder als aanvaarder zijn strafbaar.
* **Vrijwillige terugtreding:** Een strafuitsluitende grond indien de dader, vóór voltooiing en uit eigen wil, besluit te stoppen. Werkt niet indien de terugtrekking gedwongen was door externe factoren (bv. betrapping).
#### 6. Rechtvaardigingsgronden (Art. 10 Nieuw Sw.)
Omstandigheden die de wederrechtelijkheid van een gedraging opheffen, waardoor deze geoorloofd wordt. Ze werken door naar deelnemers.
1. **Gebod of toelating bij de wet:** Wettelijke toestemming (expliciet of impliciet).
2. **Bevel van de overheid:** Rechtmatig bevel van een wettige overheid.
3. **Noodtoestand:** Beschermen van een hoger belang tegen een ernstig en onmiddellijk gevaar, mits subsidiariteit en proportionaliteit.
4. **Wettige verdediging (noodweer):** Proportionele verdediging tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval.
5. **Wettig verzet tegen de overheid:** Verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid indien onverwijld en proportioneel ingegrepen moet worden om onherstelbare schade te voorkomen.
* **Toestemming:** Is in principe geen rechtvaardigingsgrond, behalve in specifieke gevallen zoals seksueel strafrecht, euthanasie, of handelingen binnen bepaalde internationale verdragen (bv. SM-praktijken indien niet-ernstig en met toestemming).
### Hoofdstuk 4. De Straf
#### 1. Begripsbepaling
Een straf is een wettelijk bepaalde vorm van leed die door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf. Ze heeft vier kenmerken: wettelijk, rechterlijk, persoonlijk en individueel. Strafdoelen zijn maatschappelijke afkeuring, herstel, rehabilitatie en maatschappijbescherming.
#### 2. Strafen Toepasselijk op Natuurlijke Personen
* **Hoofdstraffen:** Zelfstandig door de rechter op te leggen straffen, onderverdeeld in:
* **Vrijheidsbenemende straffen:** Gevangenisstraf, behandeling onder vrijheidsberoving (nieuwe straf, 2035, voor personen met psychiatrische stoornis en gevaar, zonder volledig ontoerekeningsvatbaar te zijn). Deze zijn 'ultimum remedium'.
* **Vrijheidsbeperkende straffen:** Elektronisch toezicht, probatiestraf, werkstraf, verlengde opvolging, ontzetting uit rechten, beroepsverbod, verval van het recht tot sturen, verblijfs-/plaats-/contactverbod.
* **Vermogensstraffen:** Geldboete, verbeurdverklaring, verruimde verbeurdverklaring, geldstraf gebaseerd op voordeel.
* **Veroordeling bij schuldigverklaring:** Lichtste hoofdstraf, vaak bij geringe ernst of lange procedure.
* **Bijkomende straffen:** Worden toegevoegd aan een hoofdstraf (bv. geldboete, verbeurdverklaring, beroepsverbod).
#### 3. Strafen Toepasselijk op Rechtspersonen
* **Eigen strafarsenaal:** In het Nieuw Strafwetboek zijn specifieke straffen voor rechtspersonen voorzien, waaronder geldboetes, dienstverlening ten gunste van de gemeenschap en verbod op uitoefening van bepaalde activiteiten.
* **Veroordeling bij schuldigverklaring:** Ook van toepassing op publiekrechtelijke rechtspersonen.
#### 4. Uitvoering van Straffen en Maatregelen
* **Strafuitvoeringsrechtbanken (SURB):** Spelen een centrale rol in de uitvoering van straffen, met een multidisciplinaire samenstelling.
* **Strafuitvoeringsmodaliteiten:** Mogelijkheden zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling, om de strafuitvoering te individualiseren en re-integratie te bevorderen.
* **Interne rechtspositie:** Regels die de rechten van gedetineerden in de gevangenis regelen (bv. legaliteitsbeginsel, normaliseringsbeginsel).
* **Externe rechtspositie:** Mogelijkheden om de gevangenis te verlaten (bv. uitgaansvergunning, penitentiair verlof, voorwaardelijke invrijheidstelling).
* **Internering en Beveiligingsmaatregelen:** Maatregelen gericht op bescherming van de maatschappij en behandeling van personen met geestesstoornissen, die geen straffen zijn maar wel vrijheidsberoving kunnen inhouden. De uitvoering hiervan kent echter structurele problemen wat betreft capaciteit en menswaardigheid.
#### 5. Straftoemeting
* **Discretionaire ruimte rechter:** De rechter heeft een zekere vrijheid bij het bepalen van de straf, rekening houdend met de doelstellingen van de straf, de strafniveaus, verzachtende en verzwarende omstandigheden, en de sociale toestand van de beklaagde.
* **Voorlichtingsrapporten en adviezen:** De rechter kan informatie inwinnen bij bevoegde diensten of deskundigen ter ondersteuning van zijn beslissing.
* **Motivering:** De rechter moet zijn straftoemeting motiveren, met name bij facultatieve straffen of afwijkingen van de vordering van het Openbaar Ministerie.
* **Samenloop:** Regels voor de situatie waarbij één dader meerdere misdrijven heeft gepleegd, met het oog op het vermijden van onredelijk zware bestraffing.
* **Gunstiger bepalingen:** Bij wetswijzigingen na het misdrijf, zijn de gunstigste bepalingen voor de dader van toepassing.
## Deel III: Misdrijf en Strafbare Poging
### Hoofdstuk 1. Bestanddelen van het Misdrijf
Een misdrijf bestaat uit een materieel bestanddeel (gedraging), een moreel bestanddeel (schuld, opzet of zware fout) en wederrechtelijkheid. Deze zijn essentieel en worden vermoed wanneer de eerste twee vervuld zijn. Verzwarende bestanddelen verhogen de strafmaat.
#### 1. Materieel Bestanddeel
Dit is de concrete gedraging (handeling of nalaten) die strafbaar is gesteld. Het kan ook een gevolg zijn dat door de gedraging is veroorzaakt (bv. letsel, dood). De causaliteit tussen gedraging en gevolg wordt beoordeeld aan de hand van de equivalentieleer.
#### 2. Moreel Bestanddeel
Dit omvat de schuld van de dader: het bewust en uit vrije wil handelen, wat wordt vermoed. De wet kan specifieke vereisten stellen zoals opzet (algemeen of bijzonder) of zware fout.
#### 3. Strafbare Poging
Strafbaar vanaf een begin van uitvoering, met een crimineel voornemen. Poging geldt enkel voor opzettelijke misdrijven en wordt lager bestraft dan het voltooide misdrijf. Een crimineel aanbod, waarbij een misdrijf wordt voorgesteld en aanvaard, is ook strafbaar zonder begin van uitvoering. Vrijwillige terugtreding kan de strafbaarheid van de poging opheffen.
## Deel IV: Rechtvaardigingsgronden
Rechtvaardigingsgronden heffen de wederrechtelijkheid van een gedraging op, waardoor deze geoorloofd wordt en het misdrijf vervalt. Ze werken door naar alle deelnemers aan het misdrijf. De belangrijkste zijn:
* **Gebod of toelating bij de wet:** Gedragingen die wettelijk zijn toegestaan of verplicht.
* **Bevel van de overheid:** Het volgen van een rechtmatig bevel van een wettige overheid.
* **Noodtoestand:** Een gedraging om een hoger belang tegen een onmiddellijk gevaar te beschermen, mits subsidiariteit en proportionaliteit.
* **Wettige verdediging (noodweer):** Proportionele verdediging tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval.
* **Wettig verzet tegen de overheid:** Verzet tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid om onherstelbare schade te voorkomen.
## Deel V: Strafen
Het strafrecht kent een breed arsenaal aan straffen, zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen. Deze kunnen worden ingedeeld in hoofdstraffen en bijkomende straffen, en variëren in ernst, vastgelegd in strafniveaus.
### 1. Hoofdstraffen
* **Vrijheidsbenemende straffen:** Gevangenisstraf en behandeling onder vrijheidsberoving (voor personen met psychiatrische stoornis die een gevaar vormen maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar zijn).
* **Vrijheidsbeperkende straffen:** Elektronisch toezicht, probatiestraf, werkstraf, verlengde opvolging, ontzetting uit rechten, beroepsverbod, verval van recht tot sturen, verblijfs-/plaats-/contactverbod.
* **Vermogensstraffen:** Geldboete, verbeurdverklaring (van goederen die het voorwerp of instrument van het misdrijf uitmaken, of die eruit voortkomen), verruimde verbeurdverklaring (voordelen uit diverse criminele activiteiten) en geldstraf gebaseerd op voordeel.
* **Veroordeling bij schuldigverklaring:** Een lichte straf die enkel de schuld vaststelt.
### 2. Bijkomende Straffen
Deze straffen worden naast een hoofdstraf opgelegd, zoals de reeds genoemde vermogensstraffen, de bekendmaking van de veroordeling, sluiting van de inrichting, en diverse verboden (beroepsverbod, rijverbod, verblijfsverbod).
### 3. Uitvoering van Straffen
De uitvoering van straffen wordt geregeld door de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB) en chambres van de strafuitvoeringsrechtbank (KBM), die bevoegd zijn voor modaliteiten zoals beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling en de aanpassing van probatie- en werkstraffen. De regels voor de uitvoering zijn in volle evolutie, met het oog op een meer dadergerichte aanpak en een betere bescherming van de rechten van gedetineerden.
### 4. Beveiligingsmaatregelen
Deze zijn geen straffen, maar hebben tot doel de maatschappij te beschermen door het gevaar van bepaalde personen of goederen weg te nemen. Voorbeelden zijn vernietiging of verbeurdverklaring van gevaarlijke zaken, ontbinding van rechtspersonen, en de interneringsmaatregel. De 'beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij' is een nieuwe maatregel die kan worden opgelegd aan personen met een ernstige psychiatrische aandoening die een gevaar vormen, vaak naast een gevangenisstraf en TBS.
### 5. Straffen in het Nieuwe Strafwetboek
Het Nieuw Strafwetboek, dat geleidelijk in werking treedt, hervormt de straffen met o.a. de invoering van acht strafniveaus, nieuwe strafvormen (bv. behandeling onder vrijheidsberoving, verlengde opvolging) en een aanpassing van de bestaande straffen. De nadruk ligt op proportionaliteit, individualisering en rechtszekerheid.
## Deel VI: Burgerrechtelijke Bepalingen en Beveiligingsmaatregelen
### Hoofdstuk 1. Burgerrechtelijke Bepalingen
Naast straffen kunnen ook burgerrechtelijke bepalingen worden opgelegd, zoals teruggave van goederen, schadevergoeding aan slachtoffers (burgerlijke partijstelling), onwaardigheid om te erven, en de hoofdelijkheid voor gerechtskosten. Er bestaat een voorrangsregeling voor de kwijting van schulden.
### Hoofdstuk 2. Beveiligingsmaatregelen
Deze maatregelen, zoals vernietiging/verbeurdverklaring van gevaarlijke zaken, ontbinding van rechtspersonen, internering en de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, zijn dadergericht en beogen bescherming van de maatschappij en zorg voor de dader, zonder leedtoevoeging.
---
**Veelvoorkomende Fouten om te Vermijden:**
* **Verwarring tussen materieel en formeel strafrecht:** Begrijp het onderscheid tussen de inhoud van de wet en de procedurele toepassing ervan.
* **Onjuiste interpretatie van het legaliteitsbeginsel:** Vergeet niet dat vage wetgeving kan leiden tot willekeur en ontoelaatbare interpretatie door de rechter.
* **Miskenning van de bestanddelen van een misdrijf:** Zorg dat u de drie essentiële bestanddelen (materieel, moreel, wederrechtelijkheid) correct kunt identificeren en toepassen.
* **Verwarring tussen straffen en beveiligingsmaatregelen:** Begrijp dat beveiligingsmaatregelen geen straffende bedoeling hebben, maar gericht zijn op bescherming.
* **Onderscheid tussen algemeen en bijzonder strafrecht:** Weet welke regels van algemene aard zijn en welke specifiek voor bepaalde misdrijven gelden.
* **Onjuiste toepassing van de temporele en ruimtelijke toepassing van de strafwet:** Let op de geldigheid van wetten in de tijd (lex mitior) en de toepasselijkheid van de wet op verschillende territoria.
* **Verwarring tussen verschillende soorten opzet en fout:** Begrijp de nuance tussen algemeen opzet, bijzonder opzet en zware fout.
* **Incorrecte toepassing van rechtvaardigingsgronden:** Weet dat deze grondig moeten worden bewezen en aan strikte voorwaarden moeten voldoen.
* **Verwarring tussen de verschillende straffen en hun toepassingsvoorwaarden:** Let goed op de strafniveaus en de specifieke criteria voor elke straf.
* **Onderschatten van de rol van de strafuitvoeringsrechtbanken:** Begrijp hun bevoegdheden bij de uitvoering en aanpassing van straffen.
* **Verwarring tussen de verschillende interpretatiemethoden:** Weet wanneer strikte, teleologische of analogische interpretatie mag worden toegepast.
Glossary
## Woordenlijst
| Term | Definitie |
| :-------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Actus reus** | Het materieel bestanddeel van een misdrijf, verwijzend naar de concrete gedraging (een handeling of een nalaten) die strafbaar gesteld is door de wet. |
| **Analogie (in malam partem)** | De toepassing van een wetsbepaling op een geval dat hier strikt genomen niet onder valt, met als gevolg dat de persoon die de gedraging verricht, zwaarder bestraft wordt. Dit is in het strafrecht verboden. |
| **Begin van uitvoering** | Het moment waarop een strafbare gedraging aanvangt die, indien ononderbroken, zou leiden tot de voltooiing van het misdrijf; het is het kritieke punt vanaf waar een poging strafbaar wordt gesteld. |
| **Bijzonder strafrecht** | Omvat het geheel aan regels waarin specifieke gedragingen strafbaar gesteld worden en welke straffen daarop van toepassing zijn, zoals opgenomen in Boek II van het Strafwetboek en in bijzondere strafwetten. |
| **Crimineel aanbod** | Een specifieke vorm van strafbare poging waarbij iemand strafbaar wordt geacht voor het doen of aanvaarden van een aanbod om een misdrijf te plegen, zelfs zonder begin van uitvoering, mits dit aanbod vasthoudend en zeker is en betrekking heeft op zwaardere misdrijven. |
| **Daderstrafrecht** | Een visie op strafrecht waarbij de nadruk ligt op de persoon van de dader en diens omstandigheden, met als doel bescherming van de maatschappij en resocialisatie, in tegenstelling tot het klassieke daadstrafrecht. |
| **Eendaadse samenloop** | Situaties waarbij door één enkele gedraging meerdere misdrijven worden gepleegd, waarbij één hoofdstraf wordt opgelegd die het zwaarste strafniveau volgt. |
| **Equivalentieleer** | Een leer bij de beoordeling van causaliteit waarbij elke oorzaak die noodzakelijk was voor het intreden van het gevolg als evenwaardig wordt beschouwd, wat resulteert in een strenge toerekening van gevolgen aan de dader. |
| **Formeel strafrecht** | Gaat over de wijze waarop het materieel strafrecht wordt toegepast en afgedwongen, ook wel strafprocesrecht of strafvordering genoemd, en omvat de procedurele regels voor opsporing, vervolging, berechting en uitvoering van straffen. |
| **Gerechtvaardigde proportionaliteit** | Een beginsel dat stelt dat de straf in verhouding moet staan tot de ernst van het misdrijf en de schuld van de dader, en dat ongewenste neveneffecten voor de samenleving en de betrokkene zoveel mogelijk vermeden moeten worden. |
| **Gevangenisstraf** | Een vrijheidsbenemende straf waarbij de veroordeelde gedurende een wettelijk bepaalde termijn in een strafinrichting wordt opgesloten, als hoofdstraf voor feiten die binnen bepaalde strafniveaus vallen. |
| **Internering** | Een beveiligingsmaatregel voor personen met een geestesstoornis die een misdrijf hebben gepleegd, waarbij de nadruk ligt op behandeling en bescherming van de maatschappij, zonder dat de persoon als moreel verantwoordelijk wordt beschouwd. |
| **Klassieke leer** | Een strafrechtelijke visie die uitgaat van de vrije en rationele mens, waarbij de nadruk ligt op de daad en de schuld, en de straf proportioneel moet zijn aan het begane misdrijf, zonder rekening te houden met de persoonlijke achtergrond van de dader. |
| **Legaliteitsbeginsel** | Het principe dat er geen misdrijf of straf kan zijn zonder een wettelijke basis; 'nulla poena sine lege', wat impliceert dat strafwetten duidelijk en precies moeten zijn omschreven. |
| **Materieel bestanddeel** | Het concrete gedrag (handeling of nalaten) dat strafbaar gesteld is in de wet en dat het materieel element van een misdrijf vormt. |
| **Materieel strafrecht** | Omvat de inhoudelijke regels van het strafrecht, die bepalen welke gedragingen strafbaar zijn, wie als dader kan worden aangemerkt, welke straffen er bestaan en onder welke voorwaarden deze opgelegd en uitgevoerd kunnen worden. |
| **Moreel bestanddeel** | Het element van verwijtbaarheid of schuld bij de dader, dat aangeeft of de gedraging verwijtbaar is en waarbij het opzet of de zware fout een rol speelt. |
| **Noodtoestand** | Een rechtvaardigingsgrond waarbij een misdrijf wordt gepleegd om een hoger en onmiddellijk dreigend belang te vrijwaren, mits aan strikte voorwaarden zoals subsidiariteit en proportionaliteit wordt voldaan. |
| **Noodweerexces** | Een strafverminderende verschoningsgrond die van toepassing is wanneer een verdedigingshandeling onevenredig of niet-noodzakelijk was als reactie op een aanval, maar wel voortvloeide uit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door die aanval. |
| **Nieuw sociaal verweer** | Een strafrechtelijke benadering die na de Tweede Wereldoorlog opkwam, met nadruk op rechtsbescherming, resocialisatie en de individuele kenmerken van de dader, als reactie op de excessen van het oud sociaal verweer. |
| **Objectivisme** | Een visie binnen het strafrecht waarbij de gedraging centraal staat bij de beoordeling van een poging, en de strafbaarheid ervan wordt bepaald door het begin van uitvoering, met een lagere strafmaat dan bij een voltooid misdrijf. |
| **Oud sociaal verweer** | Een strafrechtelijke doctrine uit de 19e en vroege 20e eeuw, voortkomend uit het positivisme, die de nadruk legde op de dader en diens (onvrije, gedetermineerde) aard, met als doel maatschappelijke bescherming tegen gevaarlijke personen. |
| **Poging tot misdrijf** | De strafbaarheid van een misdrijf dat nog niet voltooid is, maar waarvoor een crimineel voornemen zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering. |
| **Positivisme** | Een wetenschappelijke stroming uit de 19e eeuw die de nadruk legde op empirische observatie en de ontwikkeling van disciplines als sociologie en psychologie, wat leidde tot een deterministische kijk op menselijk gedrag en een dadergericht strafrecht. |
| **Publiekrecht** | Een rechtsgebied dat de verhouding tussen burgers en de staat regelt, waarbij het strafrecht als publiekrecht wordt beschouwd vanwege de onlosmakelijke tussenkomst van de overheid in de handhaving van de rechtsorde. |
| **Recidive** | Het opnieuw plegen van een misdrijf na een eerdere veroordeling, wat kan leiden tot strafverzwaring op grond van herhaling. |
| **Rechtvaardigingsgrond** | Wettelijk bepaalde omstandigheden die de wederrechtelijkheid van een gedraging opheffen, waardoor deze geoorloofd of gerechtvaardigd wordt en het misdrijf komt te vervallen. |
| **Rechtsmachtrecht** | Bepaalt de bevoegdheid van een staat om haar strafwetgeving toe te passen, zowel op het eigen grondgebied (territorialiteit) als daarbuiten (extraterritorialiteit), op basis van verschillende aanknopingspunten. |
| **Rechtszekerheid** | Een fundamenteel rechtsbeginsel dat zorgt voor voorspelbaarheid en duidelijkheid in de toepassing van de wet, mede gewaarborgd door het legaliteitsbeginsel dat vereist dat strafbaarstellingen en straffen helder in de wet zijn omschreven. |
| **Resocialisatie** | Het proces waarbij veroordeelden worden begeleid en gestimuleerd om zich opnieuw te integreren in de maatschappij en hun leven weer op te bouwen, met als doel recidive te voorkomen. |
| **Retributivisme** | Een straftheorie die stelt dat straf een vergelding is voor het begane misdrijf, gericht op het herstellen van de door het misdrijf verstoorde rechtsorde en het uitdrukken van maatschappelijke afkeuring. |
| **Samenloop** | Situaties waarbij één dader meerdere misdrijven heeft gepleegd die gelijktijdig voor de rechter komen, wat kan leiden tot de toepassing van specifieke regels voor de strafoplegging en -uitvoering. |
| **Schuld** | Het morele verwijt dat aan de dader kan worden gemaakt voor het plegen van een misdrijf, voortvloeiend uit opzet, zware fout of het bewust en uit vrije wil handelen. |
| **Schuldontheffingsgrond** | Wettelijk erkende omstandigheden (zoals dwang of dwaling) die de verwijtbaarheid van de dader wegnemen, waardoor het moreel bestanddeel van het misdrijf ontbreekt en er geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid is. |
| **Schuldverklaring** | Een vorm van veroordeling waarbij de rechter de feiten bewezen verklaart en de beklaagde schuldig acht, maar geen straf oplegt, wat kan gebeuren bij feiten van geringe ernst, bij overschrijding van de redelijke termijn, of als autonome hoofdstraf voor lichtere misdrijven. |
| **Straf** | Een wettelijk bepaalde vorm van leed die door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf, met als doel maatschappelijke afkeuring te uiten, herstel te bevorderen, de dader te rehabiliteren en de maatschappij te beschermen. |
| **Strafbaarstelling** | Het proces waarbij een bepaalde gedraging door de wet als misdrijf wordt aangemerkt, met de bijbehorende wettelijke consequenties in termen van straffen en andere sancties. |
| **Strafdoelen** | De nagestreefde doelen van de straf, zoals maatschappelijke afkeuring uiten, herstel bevorderen, maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader, en bescherming van de maatschappij, die de rechter leidraad bieden bij straftoemeting. |
| **Strafuitvoeringsrecht** | Het geheel aan rechtsregels dat betrekking heeft op de voorwaarden, modaliteiten en procedures met betrekking tot de uitvoering van de opgelegde straf, zoals gevangenisstraffen, probatiestraffen en elektronisch toezicht. |
| **Strafmaat** | De door de rechter bepaalde omvang of intensiteit van de straf, rekening houdend met het strafniveau, verzachtende en verzwarende omstandigheden, en de doelstellingen van de straf. |
| **Strafniveau** | Een door het Nieuw Strafwetboek ingesteld systeem van acht niveaus dat de ernst van misdrijven classificeert, waarbij aan elk niveau een corresponderende strafmaat is gekoppeld, wat de straftoemeting uniformiseert en verduidelijkt. |
| **Subjectivisme** | Een visie binnen het strafrecht die de intentie van de dader centraal stelt bij de beoordeling van een poging, wat kan leiden tot een ruimere interpretatie van het begin van uitvoering. |
| **Subsidiariteit** | Een beginsel dat inhoudt dat strafrechtelijke middelen enkel mogen worden ingezet als laatste redmiddel wanneer andere, minder ingrijpende maatregelen ontoereikend zijn om het beoogde doel te bereiken. |
| **Teleologische interpretatie** | Een interpretatiemethode waarbij de rechter de betekenis van een wetsbepaling vaststelt door het doel van de wetgever en de ontstaansgeschiedenis ervan te onderzoeken, vooral bij onduidelijke wetsteksten of bij technologische ontwikkelingen. |
| **Territorialiteit** | Het principe dat de strafwet van een staat van toepassing is op alle misdrijven die op het eigen grondgebied worden gepleegd, ongeacht de nationaliteit van de dader of het slachtoffer. |
| **Toestemming** | Een element dat in specifieke rechtsdomeinen, zoals het seksueel strafrecht, de strafbaarheid van gedragingen kan beïnvloeden, maar in het algemeen geen rechtvaardigingsgrond vormt voor het plegen van misdrijven. |
| **Ubiquiteitleer** | Een theorie die stelt dat een misdrijf wordt geacht te zijn gepleegd op een grondgebied wanneer een materieel of verzwarend bestanddeel zich daar heeft voorgedaan, waardoor de territoriale rechtsmacht wordt gevestigd. |
| **Vrijheidsbenemende straffen** | Strafrechtelijke sancties die de persoonlijke vrijheid van een persoon beperken, zoals gevangenisstraf en behandeling onder vrijheidsberoving, met als doel maatschappijbescherming en resocialisatie. |
| **Vrijheidsbeperkende straffen** | Strafrechtelijke sancties die de bewegingsvrijheid van een veroordeelde beperken zonder hem volledig op te sluiten, zoals straf onder elektronisch toezicht, probatiestraf, werkstraf en verlengde opvolging. |
| **Vrijwillige terugtreding** | Een strafuitsluitende grond bij strafbare pogingen, waarbij de dader, vóór de voltooiing van het misdrijf en uit eigen wil, besluit het misdrijf niet te voltooien, waardoor hij niet langer strafbaar is voor de poging. |
| **Wederrechtelijkheid** | Het aspect van een misdrijf dat aangeeft dat de gedraging niet wettelijk is toegelaten en waarvoor geen rechtvaardigingsgrond bestaat; het ontbreken hiervan leidt tot vrijspraak. |
| **Wettige verdediging (noodweer)** | Een rechtvaardigingsgrond die toelaat zich proportioneel te verdedigen tegen een onrechtmatige, ernstige en ogenblikkelijke aanval, waardoor de begane gedraging gerechtvaardigd wordt en er geen sprake is van een misdrijf. |
| **Wettig verzet tegen de overheid** | Een rechtvaardigingsgrond die toelaat om zich, onder strikte voorwaarden, actief of passief te verzetten tegen een kennelijk onwettige daad van de overheid om onherstelbare schade te voorkomen, zonder zelf strafbaar te zijn. |
| **Zware fout** | Een moreel bestanddeel vereist bij onopzettelijke misdrijven, dat een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid inhoudt, resulterend in strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het veroorzaakte gevolg. |