Cover
Inizia ora gratuitamente 2025 26 Lesslides BBR 668 - 696 Hfst 15.pdf
Summary
# Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
Dit onderwerp behandelt de twee fundamentele benaderingen van rechtspleging: de accusatoire, waar partijen de regie hebben, en de inquisitoire, waar de overheid een actieve rol speelt in de waarheidsvinding [3](#page=3) [4](#page=4).
### 1.1 Het accusatoire rechtspleging
De accusatoire rechtspleging kenmerkt zich doordat de partijen zelf het gedingverloop leiden, zijnde de zogenaamde *dominus litis*. De kernprincipes hierbij zijn dat partijen met gelijke middelen tegenover elkaar staan en autonoom bepalen wat het voorwerp en de oorzaak van het geding is. Dit laatste wordt ook wel het beschikkingsbeginsel genoemd, een algemeen rechtsbeginsel vastgelegd in artikel 1138, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek. De partijen zijn eveneens verantwoordelijk voor het voorleggen van bewijzen, wat geïllustreerd wordt door het adagium *da mihi factum, dabo tibi ius* (geef mij de feiten, dan geef ik u het recht). Zij bepalen ook de voortgang van de procedure [3](#page=3).
Dit type rechtspleging vindt men voornamelijk terug in het privaatrecht [3](#page=3).
De gevolgen van de accusatoire rechtspleging zijn onder meer dat de rechter niet buiten het gevorderde uitspraak mag doen (*ultra petita*) en enkel rekening kan houden met de feiten die door de partijen worden aangebracht. Wel is herkwalificatie van feiten mogelijk, mits de partijen hiervoor gehoord worden en de feitelijke grondslag van de vordering hierbij niet gewijzigd wordt [3](#page=3).
> **Tip:** In het accusatoire systeem is de rechter in essentie een neutrale scheidsrechter die oordeelt op basis van de door de partijen aangeleverde argumenten en bewijzen.
### 1.2 Het inquisitoire rechtspleging
Bij de inquisitoire rechtspleging wordt het proces ingesteld door de overheid, resulterend in een verticale processtructuur. Dit systeem is typisch voor het strafrecht [4](#page=4).
Een cruciaal kenmerk van de inquisitoire rechtspleging is de actieve rol van de rechter in het zoeken naar de waarheid. De rechter leidt het geding en is gehouden ambtshalve de nodige initiatieven te nemen wanneer het aangedragen bewijsmateriaal onvoldoende is om tot een verantwoorde beslissing te komen. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de rechter getuigen laat oproepen of een deskundigenonderzoek beveelt [4](#page=4).
Daarnaast kan de rechter de kwalificatie van het misdrijf wijzigen, mits de beklaagde voorafgaandelijk de kans krijgt om zich over de nieuwe kwalificatie te verdedigen [4](#page=4).
> **Tip:** Het inquisitoire systeem benadrukt het maatschappelijk belang van de waarheidsvinding, waarbij de overheid een proactieve rol speelt om dit doel te bereiken, met name in strafzaken.
---
# Gezag van de rechterlijke uitspraak
Dit deel behandelt het gezag dat toekomt aan rechterlijke uitspraken, inclusief het gezag van gewijsde in verschillende rechtssystemen en de implicaties ervan voor partijen en derden [6](#page=6).
### 2.1 Het concept van gezag van gewijsde
Het gezag van gewijsde, ook wel bekend als *res judicata pro veritate habetur* (een gewezen zaak wordt voor waar gehouden), houdt in dat wanneer een rechter zijn rechtsmacht heeft uitgeput, de uitspraak gezag van gewijsde verkrijgt. Dit betekent dat de rechter die de uitspraak heeft gedaan, er niet meer op terug kan komen. Bovendien mogen ook andere rechters deze uitspraak niet meer tegenspreken. Een uitzondering hierop is wanneer de uitspraak wordt bestreden met een rechtsmiddel, zoals hoger beroep, waarbij de beroepsrechter zich wel opnieuw over de zaak mag uitspreken [6](#page=6).
> **Tip:** Het gezag van gewijsde garandeert rechtszekerheid door te voorkomen dat geschillen eindeloos opnieuw voor de rechter kunnen komen.
### 2.2 Gezag van gewijsde in het burgerlijk procesrecht
In het burgerlijk procesrecht geldt het **relatieve gezag van gewijsde**, wat betekent dat het *inter partes* (tussen partijen) werkt. Artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) bepaalt de reikwijdte hiervan: het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het voorwerp van de beslissing heeft uitgemaakt. Er zijn vier vereisten [7](#page=7):
1. De gevorderde zaak moet dezelfde zijn [7](#page=7).
2. De vordering moet op dezelfde oorzaak berusten, ongeacht de ingeroepen rechtsgrond [7](#page=7).
3. De vordering moet tussen dezelfde partijen bestaan [7](#page=7).
4. De partijen moeten in dezelfde hoedanigheid optreden [7](#page=7).
Dit relatieve gezag geldt niet ten aanzien van derden die geen procespartij waren, conform het principe *res inter alios judicata, aliis nec nocet nec prodest* (een zaak gewezen tussen anderen, schaadt noch baadt anderen) [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Als A en B een geschil hebben over een perceel grond, bindt de uitspraak tussen hen de partijen. Een derde, C, die ook meent recht te hebben op dat perceel, is niet gebonden door de uitspraak tussen A en B.
### 2.3 Gezag van gewijsde in het strafprocesrecht
In het strafprocesrecht heeft het gezag van gewijsde een **erga omnes** (tegenover allen) karakter. Dit komt tot uiting in het principe *ne bis in idem* (niet tweemaal voor hetzelfde). Dit betekent dat men niet tweemaal voor dezelfde feiten voor de rechter kan worden gedaagd. Elke andere rechter moet dit gezag van gewijsde erkennen [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Indien iemand in het strafrechtelijk proces wordt vrijgesproken van een feit, kan de burgerlijke rechter die later gevraagd wordt om schadevergoeding uit te spreken voor schade voortvloeiend uit hetzelfde misdrijf, niet meer oordelen dat er een fout is gebeurd. De vrijspraak in het strafrecht geldt immers als bewijs dat de fout niet bewezen is.
Echter, dit *erga omnes* karakter mag niet nadelig zijn voor partijen die niet betrokken waren bij het strafproces. Deze partijen hebben recht op een eerlijk proces en mogen hun standpunt verdedigen voor de burgerlijke rechter. Dit kan echter leiden tot tegenstrijdige rechtspraak tussen wat de strafrechter en wat de burgerlijke rechter beslist [8](#page=8).
### 2.4 Gezag van gewijsde in het objectieve contentieux
In het zogenaamde objectieve contentieux (geschillen die niet primair tussen twee specifieke partijen gaan, maar waarbij de objectieve rechtmatigheid van een beslissing centraal staat) geldt eveneens een **erga omnes** gezag van gewijsde. Dit is met name het geval bij beroepen tot vernietiging die worden ingesteld bij het Grondwettelijk Hof of de Raad van State. Uitspraken in dergelijke procedures hebben bindende kracht voor iedereen [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een vernietigingsarrest van de Raad van State betekent dat de aangevochten reglement niet langer van toepassing is, ook niet voor personen die geen partij waren in de procedure voor de Raad van State.
---
# Rechtsmiddelen in het gerechtelijk recht
Rechtsmiddelen bieden de mogelijkheid om rechterlijke beslissingen aan te vechten en zo de continuïteit van rechtspraak en de bescherming van individuele rechten te waarborgen. Ze worden onderverdeeld in gewone en buitengewone rechtsmiddelen [11](#page=11) [12](#page=12) [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16).
### 3.1 Algemene beginselen inzake rechtsmiddelen
Het recht op een dubbele aanleg is geen algemeen rechtsbeginsel en is niet vastgelegd in de Grondwet of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het IVBPR kent wel een recht op hoger beroep in strafzaken, maar hierop bestaan Belgische voorbehouden, met name voor veroordelingen in hoger beroep na onschuld in eerste aanleg, en voor zaken die rechtstreeks voor een hoger rechtscollege komen. Artikel 2 van het Zevende Protocol bij het EVRM regelt het recht op hoger beroep, met mogelijke uitzonderingen voor lichte overtredingen of specifieke procedures [11](#page=11).
### 3.2 Gewone rechtsmiddelen
Gewone rechtsmiddelen zijn de middelen die binnen de reguliere termijnen na een uitspraak kunnen worden ingesteld [14](#page=14).
#### 3.2.1 Hoger beroep
Hoger beroep kan worden ingesteld tegen een rechterlijke beslissing die in eerste aanleg is gewezen. Het geschil wordt hierbij opnieuw ter beoordeling voorgelegd aan een hoger rechtscollege, op om het even welke feitelijke of juridische grond. Hoger beroep is in de meeste gevallen mogelijk, met enkele uitzonderingen [12](#page=12).
* **Uitzonderingen in strafzaken:** Geen hoger beroep tegen arresten van het hof van assisen of arresten die rechtstreeks voor het hof van beroep komen (wegens voorrang van rechtsmacht, zoals bij ministers) [12](#page=12).
* **Uitzonderingen in privaatrecht:**
* Zaken met een geringere financiële waarde (onder 2.000 euro voor de vrederechter en politierechter, en onder 2.500 euro voor de rechtbank van eerste aanleg en de ondernemingsrechtbank) zijn niet vatbaar voor hoger beroep [12](#page=12).
* Beslissingen over bevoegdheid en beschikkingen alvorens recht te doen [12](#page=12).
#### 3.2.2 Verzet
Verzet kan worden ingesteld in geval van verstek, waarbij de rechter de vorderingen van de eiser toekent, tenzij deze strijdig zijn met de openbare orde [13](#page=13).
* **Verzet in burgerlijke zaken:** Enkel nog mogelijk tegen uitspraken die niet vatbaar zijn voor hoger beroep, zoals zaken die in eerste en laatste aanleg worden gewezen [13](#page=13).
* **Verzet in strafzaken:** Enkel mogelijk bij overmacht of een geldige reden van rechtvaardiging. Na een tweede verstek is geen verzet meer mogelijk [13](#page=13).
#### 3.2.3 Gezag van gewijsde en kracht van gewijsde
Elke rechterlijke uitspraak geniet gezag van gewijsde zolang deze niet is ongedaan gemaakt [14](#page=14).
* **Voorlopig gezag van gewijsde:** Dit geldt zolang er nog rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, zoals verzet en hoger beroep [14](#page=14).
* In strafzaken schorst dit de tenuitvoerlegging [14](#page=14).
* In burgerlijke zaken is tenuitvoerlegging bij voorraad in principe mogelijk, tenzij bij verstek [14](#page=14).
* **Kracht van gewijsde:** Dit treedt in werking wanneer de gewone rechtsmiddelen zijn uitgeput of de termijn om ze in te stellen is verstreken. Vanaf dit moment kunnen enkel nog buitengewone rechtsmiddelen worden aangewend. De bestreden beslissing kan wel worden uitgevoerd, aangezien buitengewone rechtsmiddelen geen opschortende werking hebben [14](#page=14).
### 3.3 Buitengewone rechtsmiddelen
Buitengewone rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld wanneer de gewone rechtsmiddelen zijn uitgeput en er geen opschortende werking aan kleeft [14](#page=14) [15](#page=15).
#### 3.3.1 Voorziening in cassatie
Een voorziening in cassatie kan worden ingesteld tegen beslissingen in laatste aanleg waartegen geen verzet of hoger beroep meer mogelijk is. De cassatierechter beoordeelt enkel de schending van de wet of van de pleegvormen en zal de beslissing kunnen vernietigen indien deze schendingen aanwezig zijn. Er vindt geen nieuwe behandeling in de feiten plaats [15](#page=15).
#### 3.3.2 Herroeping van gewijsde
Herroeping van gewijsde is enkel mogelijk op specifieke gronden die in de wet zijn opgesomd. Deze gronden omvatten onder meer persoonlijk bedrog, achtergehouden beslissende stukken, onverenigbare beslissingen, recht gedaan op valse stukken of getuigenissen, en beslissingen gebaseerd op een naderhand vernietigd vonnis of arrest in strafzaken. Tevens kan herroeping plaatsvinden indien de beslissing berust op een proceshandeling die is ingesteld zonder behoorlijke lastgeving. De verzoekende partij mag tot na het verstrijken van de termijn voor de normale rechtsmiddelen geen kennis hebben gehad van deze gronden [16](#page=16).
* **In strafzaken:**
* Er bestaat een aanvraag tot herziening [16](#page=16).
* Na een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan er sprake zijn van een heropening van de rechtspleging [16](#page=16).
---
# Aansprakelijkheid voor foutieve rechtspraak
Dit deel onderzoekt de aansprakelijkheid van de Belgische Staat voor fouten begaan door de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, met een specifieke focus op de ANCA-arresten en de principes van foutaansprakelijkheid.
### 4.1 Algemene principes van aansprakelijkheid van de Staat
De Belgische Staat kan aansprakelijk worden gesteld voor fouten begaan door de wetgevende en uitvoerende macht op basis van de algemene beginselen van foutaansprakelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 1382-1383 oud BW, thans artikel 6.5 BW. Het Hof van Cassatie heeft in het **Flandria-arrest** van 5 november 1920 reeds bepaald dat de rechtbanken zich kunnen uitspreken over schade die voortvloeit uit een onrechtmatige overheidsdaad die een burgerlijk recht schendt. Later, in het **Sekten-arrest** van 1 juni 2006, bevestigde het Hof dat de rechter het foutieve karakter van een schadeveroorzakende handeling van de wetgevende macht die een burgerlijk recht schendt, kan beoordelen en de Staat tot herstel kan veroordelen. Deze aansprakelijkheid vereist de miskenning van een norm die een specifieke verplichting inhoudt om iets te doen of na te laten [20](#page=20).
### 4.2 Aansprakelijkheid voor foutieve rechtspraak: de ANCA-arresten
De aansprakelijkheid van de Staat ten aanzien van de rechterlijke macht is complex en is met name geëvolueerd door de zogenaamde **ANCA-arresten**.
#### 4.2.1 De casus ANCA
De zaak begon met de faillietverklaring van Anderlecht Café PVBA (ANCA) door de rechtbank van koophandel te Brussel op 1 februari 1982. Dit gebeurde echter zonder de schuldeisers te horen, waardoor het principe van tegenspraak werd geschonden. Bovendien werd de beslissing in raadkamer genomen, zonder openbaarheid van de terechtzitting. Het verzet van Anca werd op 5 mei 1982 verworpen. Op 16 december 1982 werd het faillissement echter ingetrokken in hoger beroep wegens miskenning van artikel 6 EVRM en het recht van verdediging. Helaas had de curator de handelszaak reeds verkocht vóór het arrest. De Europese Commissie voor de Rechten van de Mens verklaarde de klacht van PVBA ANCA op 10 december 1984 onontvankelijk [21](#page=21).
#### 4.2.2 De juridische strijd om schadevergoeding
De vereffenaars van Anca dagvaardden vervolgens de Belgische Staat voor schadevergoeding. Deze vordering werd afgewezen door de rechtbank van Brussel op 24 december 1987 en vervolgens door het hof van beroep te Brussel op 21 november 1989. Het hof van beroep oordeelde dat de aansprakelijkheid van de Staat voor ambtsfouten van magistraten slechts mogelijk is wanneer het gaat om fouten die een grond tot verhaal op de rechter zelf opleveren, zoals rechtsweigering, conform het Gerechtelijk Wetboek. De civielrechtelijke quasi-immuniteit van de magistraat moet ook de rechtspersoon (de Staat) ten goede komen, om de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen [22](#page=22).
#### 4.2.3 Cassatiearresten en de evolutie van de staatsaansprakelijkheid
Het Hof van Cassatie heeft zich in twee belangrijke arresten over deze materie uitgesproken:
* **Cass. 19 december 1991 (Anca I)**: In dit arrest aanvaardde het Hof dat de Staat aansprakelijk kan worden gesteld, omdat de rechter een orgaan van de Staat is. Vereist is wel dat de rechter optreedt binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheid, of redelijkerwijs geacht kan worden daarbinnen te hebben gehandeld. Bovendien moet de aangevochten handeling zijn ingetrokken, hervormd of vernietigd door een in kracht van gewijsde getreden beslissing wegens schending van een rechtsregel [23](#page=23).
> **Tip:** Het is cruciaal dat de rechterlijke beslissing die de fout veroorzaakte, achteraf formeel is gecorrigeerd of vernietigd [23](#page=23).
* **GwH 30 juni 2014, nr. 99/2014**: Het Grondwettelijk Hof bepaalde later dat de interpretatie die stelt dat een vordering niet kan worden ingesteld tegen uitspraken die niet meer vatbaar zijn voor een rechtsmiddel (zoals arresten van het Hof van Cassatie en de Raad van State) discriminerend is [23](#page=23).
* **Cass. 8 december 1994 (Anca II)**: Dit arrest verduidelijkte het begrip "ambtsfout" van een magistraat. Een ambtsfout is een gedraging die [24](#page=24):
* ofwel niet voldoet aan het criterium van het handelen op de wijze van de normale, zorgvuldige en omzichtige magistraat in dezelfde concrete omstandigheden [24](#page=24).
* ofwel, onder voorbehoud van een onoverkomelijke dwaling of andere rechtvaardigingsgrond, een schending inhoudt van een internrechtelijke norm of een internationaal verdrag met rechtstreekse werking, die de magistraat verplicht iets niet te doen of op een welbepaalde manier te handelen [24](#page=24).
> **Example:** In de ANCA-zaak werd geoordeeld dat er geen sprake was van een ambtsfout omdat destijds zowel in de rechtspraak als in de rechtsleer controverse bestond over de toepasselijke normen met betrekking tot het horen van schuldeisers en het nemen van beslissingen in raadkamer. Hierdoor was er geen duidelijkheid over welk gedrag van de magistraat kon worden verwacht [24](#page=24).
---
# Semi-private rechtsbedeling: arbitrage en bemiddeling
Dit onderwerp verkent alternatieve geschillenbeslechtingsmethoden buiten de overheidsrechter om, namelijk arbitrage en bemiddeling, en hun juridische kader en overheidscontrole.
### 5.1 Arbitrage
Arbitrage is een vorm van alternatieve geschillenbeslechting waarbij partijen een bindende uitspraak wensen te verkrijgen buiten de overheidsrechtspraak om. Het juridisch kader hiervoor is terug te vinden in de artikelen 1676 tot 1723 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) [26](#page=26).
#### 5.1.1 Voorwaarden en kenmerken van arbitrage
Om een arbitrageprocedure te starten, is een arbitrageovereenkomst tussen de betrokken partijen vereist. De aard van de geschillen die voor arbitrage in aanmerking komen, is ruim: het betreft geschillen van vermogensrechtelijke aard en ook niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading. Geschillen die de openbare orde of de goede zeden raken, zoals familierechtelijke kwesties, zijn hier niet vatbaar voor [26](#page=26).
De arbitrageprocedure wordt gevoerd door een oneven aantal arbiters. Deze arbiters kunnen worden gekozen uit nationale of internationale arbitrage-instellingen, of ze kunnen ad hoc worden aangeduid. De arbiters lossen het geschil op door de door de partijen gekozen rechtsregels toe te passen, met de mogelijkheid om, indien overeengekomen, naar billijkheid te oordelen [26](#page=26).
Hoger beroep tegen een arbitrale uitspraak is enkel mogelijk indien dit expliciet is voorzien in de arbitrageovereenkomst [26](#page=26).
#### 5.1.2 Toezicht door de overheidsrechter op arbitrage
Hoewel arbitrage een alternatief is voor de overheidsrechtspraak, blijft er een finaal toezicht door de overheidsrechter bestaan. De overheidsrechter heeft de mogelijkheid om een arbitrale uitspraak te vernietigen in bepaalde gevallen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk indien het geschil niet vatbaar was voor arbitrage, bij bedrog, of bij strijdigheid met de openbare orde. Deze bevoegdheid tot vernietiging is geregeld in artikel 1717 Ger.W. [27](#page=27).
Voor de daadwerkelijke uitvoering van een arbitrale uitspraak is het exequatur van de rechtbank van eerste aanleg nodig. Dit houdt in dat de rechter controleert of aan bepaalde voorwaarden is voldaan alvorens de uitspraak uitvoerbaar te verklaren. Weigeringsgronden voor het exequatur omvatten onder meer de onbekwaamheid van een procespartij, de onmogelijkheid om het recht van verdediging uit te oefenen, een procedure die niet in overeenstemming is met de arbitrageovereenkomst, of strijdigheid met de openbare orde. De procedure voor exequatur is vastgelegd in artikel 1721 Ger.W. [27](#page=27).
> **Tip:** Onthoud dat arbitrage weliswaar een alternatief is voor de overheidsrechter, maar dat deze laatste nog steeds een rol speelt bij de controle op de geldigheid en uitvoerbaarheid van de arbitrale uitspraak.
### 5.2 Bemiddeling
Bemiddeling, geregeld in de artikelen 1723/1 tot 1737 Ger.W., is een andere vorm van alternatieve geschillenbeslechting. Het is van toepassing op geschillen die vatbaar zijn voor dading, maar omvat ook familiegeschillen [28](#page=28).
#### 5.2.1 Kenmerken en proces van bemiddeling
Bemiddeling is gebaseerd op vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen. Dit overleg wordt geleid door een onafhankelijke derde, de bemiddelaar, wiens rol het is om de communicatie te vergemakkelijken en de partijen te ondersteunen bij het zelf vinden van een oplossing. Bemiddeling kan zowel vrijwillig als gerechtelijk plaatsvinden [28](#page=28).
Het resultaat van een succesvolle bemiddeling is een bemiddelingsakkoord tussen de partijen [28](#page=28).
#### 5.2.2 Controle door de overheidsrechter op bemiddeling
Ook bij bemiddeling speelt de overheidsrechter een rol, met name bij de controle op het bemiddelingsakkoord. Dit akkoord dient gehomologeerd te worden door de rechter [29](#page=29).
De rechter kan de homologatie weigeren indien het bemiddelingsakkoord strijdig is met de openbare orde. Specifiek in het geval van familiegeschillen, kan de homologatie ook geweigerd worden indien het akkoord strijdig is met het belang van de kinderen. De bepalingen rond homologatie zijn terug te vinden in artikel 1733 Ger.W. [29](#page=29).
> **Tip:** Bemiddeling focust op het faciliteren van een door de partijen zelf gevonden oplossing, terwijl arbitrage meer gericht is op een door een derde opgelegde bindende beslissing. De controle door de overheidsrechter is bij beide vormen aanwezig, maar verschilt in aard.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Accusatoire rechtspleging | Een procesvorm waarbij de partijen de leiding van het geding hebben en autonoom bepalen wat het voorwerp en de oorzaak van het geschil is, inclusief het aanbrengen van bewijs. Dit principe is voornamelijk van toepassing in het privaatrecht. |
| Inquisitoire rechtspleging | Een procesvorm waarbij de overheid een verticale processtructuur hanteert en de rechter actief deelneemt aan het zoeken naar de waarheid. De rechter leidt het geding en neemt ambtshalve initiatieven om onvoldoende bewijsmateriaal aan te vullen, wat vooral voorkomt in het strafrecht. |
| Gezag van gewijsde | Het principe dat een rechterlijke uitspraak, nadat deze onherroepelijk is geworden, niet meer kan worden betwist door dezelfde of andere rechters, tenzij via specifieke rechtsmiddelen. Het betekent dat de rechtsmacht van de rechter is uitgeput. |
| Res judicata pro veritate habetur | Een Latijnse uitdrukking die aangeeft dat een rechterlijke uitspraak als waarheid wordt beschouwd en niet meer ter discussie kan worden gesteld. |
| Inter partes | Betekent dat de gevolgen van een rechterlijke uitspraak alleen gelden tussen de partijen die bij het proces betrokken waren en hun rechtsopvolgers. Derden worden niet gebonden door deze uitspraak. |
| Erga omnes | Betekent dat een rechterlijke uitspraak geldt ten aanzien van iedereen, dus niet beperkt is tot de directe procespartijen. Dit principe geldt onder meer voor uitspraken in het strafrecht en in beroepen tot vernietiging. |
| Ne bis in idem | Een rechtsbeginsel dat stelt dat niemand tweemaal voor hetzelfde feit mag worden berecht of bestraft. Dit principe is van toepassing in het strafrecht om dubbele bestraffing te voorkomen. |
| Dubbele aanleg | Het recht om, na een beslissing in eerste aanleg, in hoger beroep te gaan bij een hogere rechtbank om de zaak opnieuw te laten beoordelen, zowel op feitelijke als juridische gronden. Dit is niet altijd een universeel recht. |
| Hoger beroep | Een rechtsmiddel waarbij een partij die niet akkoord is met een uitspraak in eerste aanleg, de zaak kan laten heropenen en beoordelen door een hogere rechterlijke instantie. Dit geldt voor zowel feitelijke als juridische kwesties. |
| Verzet | Een rechtsmiddel dat kan worden aangewend door een partij die bij verstek is veroordeeld. De zaak wordt opnieuw voorgelegd aan dezelfde rechter om een uitspraak te verkrijgen in een procedure waar beide partijen wel aanwezig waren. |
| Kracht van gewijsde | Dit treedt in wanneer de termijn voor het instellen van gewone rechtsmiddelen is verstreken of wanneer deze zijn uitgeput. De uitspraak is dan definitief en enkel nog vatbaar voor buitengewone rechtsmiddelen, die geen opschortende werking hebben. |
| Voorziening in cassatie | Een rechtsmiddel dat gericht is tegen beslissingen in laatste aanleg. De cassatierechter toetst de beslissing op schendingen van de wet of procedurele vormen, zonder de feiten opnieuw te beoordelen. |
| Herroeping van gewijsde | Een buitengewoon rechtsmiddel dat onder zeer specifieke gronden kan worden ingeroepen om een reeds in kracht van gewijsde getreden beslissing aan te vechten, zoals bij ontdekking van bedrog of nieuwe bewijzen. |
| Dwangsom | Een bijkomende veroordeling tot het betalen van een geldsom per dag of per oponthoud, opgelegd aan een veroordeelde die nalaat de hoofdveroordeling tijdig na te komen. Het dient als prikkel tot uitvoering. |
| Arbitrage | Een vorm van alternatieve geschillenbeslechting waarbij partijen hun geschil voorleggen aan een of meerdere neutrale personen (arbiters) wiens beslissing bindend is. Het is van toepassing op vermogensrechtelijke en dadingvatbare niet-vermogensrechtelijke geschillen. |
| Bemiddeling | Een proces waarbij conflicterende partijen onder leiding van een onafhankelijke derde vrijwillig trachten tot een oplossing te komen voor hun geschil. De bemiddelaar faciliteert de communicatie en de onderhandelingen. |
| Exequatur | Een rechterlijke verklaring die een buitenlandse rechterlijke uitspraak of een arbitrale uitspraak uitvoerbaar verklaart binnen het rechtsgebied van de verzoekende rechter. Het is een voorwaarde voor gedwongen tenuitvoerlegging. |