Cover
Inizia ora gratuitamente 2les1830.pptx
Summary
# De Belgische Revolutie: Oorzaken en Verloop
De Belgische Revolutie van 1830 markeert de onafhankelijkheid van België van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, voortkomend uit diverse politieke, sociale en economische grieven tegen het bewind van Willem I.
## 1. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830)
Na de val van Napoleon werd op het Congres van Wenen besloten tot de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (VKN) als bufferstaat tegen Frankrijk. Koning Willem I werd de monarch van dit nieuwe rijk.
### 1.1 Kenmerken van het Verenigd Koninkrijk
Het VKN werd gekenmerkt door een aantal fundamentele spanningen:
* **Politieke inspraak:** Burgers hadden weinig tot geen inspraak. Lidmaatschap van de Adelskamer was gebaseerd op "blauw bloed" en niet op verdienste.
* **Religieuze diversiteit:** Het koninkrijk omvatte twee grote godsdiensten: het protestantisme (Noorden) en het katholicisme (Zuiden). Willem I trachtte deze te dwingen tot samenleven door zijn invloed op de benoeming van bisschoppen en de controle over priesteropleiding en onderwijs.
* **Economische verschillen:** Het Noorden kende een agrarisch-commerciële economie, terwijl het Zuiden gedomineerd werd door industrie. Willem I richtte de Société Générale op om kapitaal te verschaffen aan de industrie in het Zuiden.
* **Taalverschillen:** Het rijk was meertalig, wat leidde tot fricties.
### 1.2 Tegenstanders van Willem I
De tegenstanders van Willem I waren verdeeld in hun motivaties:
* **Katholieken:** Zij wensten een herstel van de positie van de Rooms-Katholieke Kerk zoals die vóór 1789 bestond.
* **Middenklasse (juristen, advocaten, etc.):** Zij streefden naar een breder politiek burgerschap, met vrijheid van pers en meer inspraak.
* **Taalstrijders:** De politiek van Willem I op taalgebied stuitte op verzet en belemmerde carrières.
> **Tip:** Het "monsterverbond" van conservatieven en vooruitstrevenden, katholieken en liberalen, was een cruciaal element in de aanloop naar de revolutie, gebaseerd op het principe "Eendracht maakt macht".
## 2. De Aanloop naar de Revolutie (Fase 1)
De voorbereidingen voor de revolutie begonnen met het opbouwen van een tactisch netwerk.
### 2.1 Petities en Persprocessen
* **Petities:** Vanaf eind 1828 werden petities georganiseerd. In oktober 1829 ondertekenden 360.000 mensen, wat neerkomt op 10% van de bevolking van het zuiden, petities tegen het beleid van Willem I.
* **Persprocessen:** Kopstukken die zich kritisch uitlieten, werden vervolgd. Louis de Potter werd een martelaar na een celstraf van 18 maanden en verbanning, waarbij zijn advocaat Sylvain van de Weyer een rol speelde.
## 3. De Opstand (Fase 2)
De opstand werd aangewakkerd door een combinatie van internationale en binnenlandse factoren.
### 3.1 Context van de Opstand
* **Julirevolutie in Parijs (1830):** De val van Karel X en de komst van Louis-Philippe ("roi des Français" in plaats van "roi de France") creëerde een gunstig politiek klimaat voor revolutionaire ideeën. Louis de Potter bevond zich in Parijs ten tijde van deze gebeurtenissen.
* **Economische recessie:** Een periode van economische neergang droeg bij aan de ontevredenheid.
* **Culturele Vonk: De Stomme van Portici:** De opvoering van de opera *De Stomme van Portici* (La Muette de Portici) van Daniel Auber op 25 augustus 1830 in Brussel was de directe aanleiding tot georganiseerde rellen. De aria "L'amour sacré pour la patrie" wakkerde nationalistische gevoelens aan.
* **Politieke Charivari:** Dit waren gewelddadige aanvallen op het bezit en het establishment.
* **Voedselrellen en Ludditisme:** Er waren ook volksrellen gerelateerd aan voedseltekorten en de afkeer van technologische veranderingen.
### 3.2 Willem I's Reactie en de Burgerwacht
Willem I aarzelde, wat leidde tot een machtsvacuüm. De schutterij en het leger kwamen niet in actie om de rellen te onderdrukken. In plaats daarvan herorganiseerde de voormalige Burgerwacht zich onder leiding van Emmanuel van der Linden D’Hoogvorst.
## 4. De Belgische Revolutie/Omwenteling (Fase 3)
Revolutionaire actoren grepen de gezagscrisis aan om het regime uit te dagen.
### 4.1 Revolutionaire Actoren en Conflikten
* **Voorlopig Bewind:** Revolutionaire actoren verzamelden zich in het Voorlopig Bewind.
* **Onderhandelingen vs. Confrontatie:** Gematigden probeerden te onderhandelen over bestuurlijke scheiding met Willem I in Den Haag. Extremisten stelden een verzetsleger op en gingen de confrontatie aan in de straten van Brussel (20-27 september 1830).
* **Belangrijke figuren:**
* Alexander Gendebien (Bergense advocaat) en Sylvain Van de Weyer (Brusselse collega) speelden een sleutelrol in de geheime voorbereiding en de organisatie van de opstand, met name na de opvoering van *De Stomme van Portici*.
* Charles Rogier kwam van Luik naar Brussel en vocht mee.
* De Franse generaal Anne-François Mellinet leidde het revolutionaire leger in Brussel.
### 4.2 Onafhankelijkheidsverklaring en Verdrijving van het Leger
* **4 oktober 1830:** Het Voorlopig Bewind van de Zuidelijke Nederlanden riep de onafhankelijkheid uit.
* **Militaire Reactie:** Het regeringsleger reageerde op de Belgische troepen in Brussel, maar was niet voorbereid op een guerrillaoorlog in de stadsstraten.
* **Ontbinding van het Leger:** Na gevechten, vaak in de noordelijke provincies, viel het grotendeels Franstalige leger van Willem I uiteen. Het werd uit de zuidelijke provincies verdreven of liep over naar de Belgische zijde.
* **27 oktober 1830:** Willem I bombardeert Antwerpen, wat leidde tot verzet van orangisten in België.
## 5. De Vorming van de Belgische Staat
De onafhankelijkheid van België werd bevestigd door verkiezingen, een grondwet en internationale erkenning.
### 5.1 Verkiezingen voor het Nationaal Congres
* **9-11 oktober 1830:** De Voorlopige regering legde de regels vast voor de verkiezingen van het Nationaal Congres (de constituante).
* **Kiesrecht:** Mannen vanaf 25 jaar mochten stemmen mits ze voldoende belastingen betaalden (38.429 kiezers). Universitair afgestudeerden hadden ook stemrecht (7.670 kiezers).
* **3 november 1830:** Verkiezingen voor het Nationaal Congres vonden plaats.
### 5.2 België in het Internationaal Systeem
* **Conferentie van Londen (november 1830 - januari 1831):** De Europese grootmachten grepen militair niet in. De Russische tsaar onderdrukte ondertussen een opstand in Polen.
* **Onafhankelijk, Gematigd en Neutraal België:** Dit was het resultaat van de Conferentie, vastgelegd in het Verdrag der XVIII Artikelen.
* **20 december 1830:** Feitelijke erkenning van de onafhankelijkheid.
* **Leopold I:** De Britse kandidaat Leopold von Sachsen-Coburg-Gotha werd gekozen als eerste koning der Belgen (1831-1865).
### 5.3 De Belgische Grondwet van 1831
De grondwet legde de fundamenten van de liberale rechtsstaat en verankerde burgerlijke vrijheden.
* **Inperking van de uitvoerende macht:** De grondwet was gericht op het beperken van willekeur door de uitvoerende macht.
* **Burgerlijke vrijheden:** Vrijheid van pers, meningsuiting, vereniging en godsdienst werden voor alle inwoners van België gegarandeerd. De vreemdelingenwetgeving vormde hierop een uitzondering door de mogelijkheid tot uitwijzing om politieke redenen, hoewel deze bevoegdheid na drie jaar moest worden verlengd door het Parlement.
* **Vrijheid van de arbeider:** Het livret (werkboekje) werd afgeschaft.
* **Decentralisatie:** Gemeenten kregen ruime bevoegdheden.
* **Scheiding der machten:**
* **Uitvoerende macht:** Ministeriële verantwoordelijkheid.
* **Rechterlijke & Wetgevende macht:**
* **Wetgevende macht:** Tweekamerstelsel (Kamer en Senaat) met verkozen leden die een parlementaire vergoeding ontvingen. Bevoegdheden omvatten wetgeving en toezicht (interpellatierecht, jaarlijkse controle op de begroting met steun van het Rekenhof).
* **Rechterlijke macht:** Gekenmerkt door jurisdictioneel pluralisme. Conflicten over politieke rechten werden aanvankelijk toegewezen aan bestendige deputaties van de provincies als administratief rechtscollege. Geschillen werden grotendeels beslecht door de rechterlijke macht. Rechters werden voor het leven benoemd en kregen een goede verloning. Het Hof van Cassatie beslecht bevoegdheidsconflicten tussen uitvoerende en rechterlijke macht. Het Hof van Assissen, met volksjury, behandelt persmisdrijven en andere zwaardere misdrijven. De magistratuur (parket) stond functioneel bij de rechterlijke macht, maar was in feite gelieerd aan de uitvoerende macht, met benoeming en ontslag door de Minister van Justitie. De Koning benoemde rechters, grotendeels uit lijsten voorgedragen door de rechtscolleges, provincieraden en de Senaat. Er waren 27 gerechtelijke arrondissementen met meerdere handelsrechtbanken en kantons.
* **Nationaliteit:** Vreemdelingen konden Belg worden via grote naturalisatie (uitzonderlijke diensten) of kleine naturalisatie (politiek onbevoegde Belg).
### 5.4 Scheiding Kerk en Staat
De grondwet van 1831 (artikelen 14, 15, 16 en 117) waarborgde de vrijheid van eredienst en de vrije uitoefening ervan, alsook de vrijheid van meningsuiting. Niemand kon gedwongen worden deel te nemen aan religieuze handelingen. De staat mocht zich niet bemoeien met de benoeming of bevestiging van bedienaren der erediensten. De wedden en pensioenen van bedienaren der erediensten waren ten laste van het Rijk en werden jaarlijks op de begroting uitgetrokken, wat de financiële overheidsondersteuning voor erkende godsdiensten verklaart.
### 5.5 Politiek Burgerschap en Cijnskiesrecht
Het politiek burgerschap was beperkt:
* **Stemrecht voor het Parlement:** Mannen vanaf 25 jaar mochten stemmen mits ze een minimum aan belastingen betaalden (kiescijns: minimum 43 Belgische frank, circa 3534 euro in 2020). De som van grondbelasting, personele belasting en patentrecht moest deze drempel overschrijden.
* **Stemrecht voor Gemeenten:** Mannen vanaf 21 jaar zonder minimumcijnsvereiste in de grondwet. In kleine gemeenten (< 2000 inwoners) lag de cijns vast op 15 Belgische frank of lager.
* **Verkiesbaarheid:**
* **Kamer:** Vanaf 25 jaar, zonder cijnsvereiste. Naast economische elites konden ook vrije beroepen (advocaten) en ambtenaren verkozen worden.
* **Senaat:** Vereiste een zeer hoge cijnsdrempel, waardoor enkel de rijkste burgers (circa 400) verkozen konden worden. Vooral grootgrondbezitters (adel) hadden hier toegang.
* **Verkiezingen:** Er gold een meerderheidsstelsel per arrondissement in twee ronden. Kiezers schreven de naam van de kandidaat op, de mate van kiesgeheim is onduidelijk. Verkiezingen vonden plaats in 41 arrondissementshoofdplaatsen.
> **Tip:** Het cijnskiesrecht, een direct gevolg van de liberale en conservatieve invloeden, bepaalde wie mocht stemmen en wie verkiesbaar was, wat leidde tot een selectief politiek burgerschap.
### 5.6 Financiële Middelen van de Staat
De staat verkreeg inkomsten uit diverse belastingen:
* **Directe belastingen:**
* **Grondbelasting:** Op onroerend goed (kadaster).
* **Personele belasting:** Gebaseerd op uiterlijke tekenen van rijkdom, zonder inquisitie.
* **Patentrecht:** Een vergunning om een beroep uit te oefenen.
* **Indirecte belastingen:** (verreweg de belangrijkste bron)
* **Gemeenten:** Mochten opcentiemen heffen op directe belastingen en ontvingen tolontvangsten.
* **Société Générale:** Fungeerde als rijkskassier en emissiebank.
* **Internationale Lening:** Eind 1831 sloot België een levensnoodzakelijke lening af bij de Huis Rothschild met een hoge interestvoet van 7,26%.
### 5.7 Staatsambtenaren en Nationaliteit
* **Nationaliteitseis:** Voor staatsambtenaren gold een nationaliteitseis, vooral voor leidinggevende posities, hoewel uitzonderingen mogelijk waren (bv. aantrekken van Franse officieren voor het leger).
* **Ambtenaren van Willem I:** Ambtenaren uit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden konden in dienst blijven mits een eed van trouw aan België.
* **Revolutionaire Activisten:** Activisten van de revolutie van 1830 bekleedden hoge posten en hadden vaak een verkozen politiek mandaat, zonder onverenigbaarheid.
## 6. De Tiendaagse Veldtocht en het Verdrag van de XXIV Artikelen (1839)
De relatie met Nederland bleef gespannen.
### 6.1 Militaire Conflikten
* **1 augustus 1831:** Willem I valt België aan met zijn leger.
* **Franse Steun:** Leopold I vraagt Franse steun en overschrijdt daarbij zijn constitutionele beperkingen.
* **November 1831:** België aanvaardt het Verdrag der XXIV Artikelen, wat resulteert in het verlies van Nederlands-Limburg en het Groothertogdom Luxemburg.
* **8 juni 1839:** Ratificatie van het verdrag.
> **Tip:** België werd een "revolutionaire staat", maar de internationale verhoudingen en de resterende aanspraken van Nederland leidden tot verdere diplomatieke en soms militaire spanningen, zoals de Tiendaagse Veldtocht.
## 7. Mogelijke Vragen uit deze Les
* Welke motieven hadden de verschillende groepen om zich te verzetten tegen Willem I en wat hebben zij verkregen bij het vastleggen van de staatsordening?
* Hoe kon het dat erkende godsdiensten financiële overheidssteun kregen in België?
* In welke opzichten gaf de vreemdelingenwet aan dat België een liberaal regime was, en waar zaten de beperkingen?
* Waarom is België in 1830 geen republiek geworden?
* Verklaar hoe en waarom de rechterlijke macht bij het ontstaan van België zo'n groot vertrouwen genoot.
---
# De Belgische Grondwet van 1831
De Belgische Grondwet van 1831 vormde de hoeksteen van de nieuwe Belgische natiestaat, ingevoerd na de revolutie tegen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
## 2. De Belgische grondwet van 1831
De Belgische Grondwet van 1831 legde de fundamenten voor de Belgische rechtsstaat, met een sterke focus op de scheiding der machten, de bescherming van burgerlijke vrijheden en de definitie van politiek burgerschap.
### 2.1 Totstandkoming en context
De revolutie van 1830 was een reactie op het beleid van koning Willem I van Nederland, die een autoritair bewind voerde en de noordelijke en zuidelijke Nederlanden, ondanks hun verschillende economische, religieuze en culturele achtergronden, probeerde te verenigen. De oppositie tegen Willem I was heterogeen en bestond uit katholieken die de positie van de Kerk wilden herstellen, en de burgerij (juristen, advocaten) die streefde naar meer politieke inspraak, persvrijheid en een breder politiek burgerschap. De Franse Julirevolutie van 1830 fungeerde als een katalysator, en de opvoering van de opera "De Stomme van Portici" op 25 augustus 1830 in Brussel leidde tot georganiseerde rellen die uitmondden in de onafhankelijkheidsverklaring op 4 oktober 1830.
> **Tip:** Het zogenaamde "monsterverbond" tussen conservatieven en vooruitstrevenden, katholieken en liberalen, was cruciaal voor het welslagen van de revolutie, gebaseerd op de leuze "eendracht maakt macht".
De oprichting van een Voorlopig Bewind leidde tot verkiezingen voor een Nationaal Congres (Constituante) in oktober 1830, waarbij het stemrecht beperkt was tot mannen vanaf 25 jaar die een aanzienlijke belasting betaalden of een universitair diploma hadden. De Conferentie van Londen, die na de onafhankelijkheidsverklaring plaatsvond, greep niet militair in en legde de basis voor een onafhankelijk, gematigd en neutraal België via het Verdrag der XVIII Artikelen.
De keuze voor een constitutionele monarchie resulteerde in de kroning van Leopold I in 1831. Het Verdrag der XXIV Artikelen in 1839 bevestigde de Belgische onafhankelijkheid, maar ging gepaard met het verlies van Nederlands-Limburg en het Groothertogdom Luxemburg.
### 2.2 De scheiding der machten
De Belgische Grondwet van 1831 implementeerde een strikte scheiding der machten, geïnspireerd door liberale principes, met als doel de willekeur van de uitvoerende macht in te perken.
#### 2.2.1 Wetgevende macht
De wetgevende macht was toevertrouwd aan een tweekamerstelsel:
* **Kamer van volksvertegenwoordigers:** Verkozen leden met een parlementaire onkostenvergoeding.
* **Senaat:** Verkozen leden, echter met een zeer hoge cijnsdrempel, waardoor enkel de rijkste burgers (voornamelijk grootgrondbezitters en adel) verkiesbaar waren.
De bevoegdheden van de wetgevende macht omvatten de wetgeving zelf en het toezicht op de uitvoerende macht door middel van het interpellatierecht en de jaarlijkse controle op de begroting, ondersteund door het Rekenhof.
#### 2.2.2 Uitvoerende macht
De uitvoerende macht lag bij de Koning, die werd bijgestaan door ministers. Een cruciaal principe was de **ministeriële verantwoordelijkheid**: ministers waren verantwoordelijk voor hun daden en konden ter verantwoording geroepen worden door het parlement. Dit principe limiteerde de macht van de monarch aanzienlijk.
#### 2.2.3 Rechterlijke macht
De rechterlijke macht genoot een grote mate van autonomie en onafhankelijkheid.
* **Jurisdictionel pluralisme:** Geschillen over politieke rechten werden aanvankelijk behandeld door bestendige deputaties van de provincies, maar de meeste geschillen vielen onder de bevoegdheid van de rechterlijke macht.
* **Benodiging en ontslag:** Rechters werden voor het leven benoemd met een goede verloning, wat hun onafhankelijkheid moest garanderen.
* **Hof van Cassatie:** Beslecht bevoegdheidsconflicten tussen de uitvoerende en rechterlijke macht.
* **Hof van Assissen:** Beoordeelde zaken met een volksjury, wier beslissingen niet gemotiveerd hoefden te worden en waartegen geen beroep openstond. Dit hof was ook bevoegd voor persmisdrijven.
* **Magistratuur:** De staande magistratuur (parket) stond functioneel weliswaar bij de rechterlijke macht, maar was feitelijk ondergeschikt aan de uitvoerende macht via de benoemings- en ontslagbevoegdheid van de Minister van Justitie. De zittende magistratuur, waaronder vrederechters en rechters van de rechtbanken van eerste aanleg, werd benoemd door de Koning via de Minister van Justitie. Rechters van de Hoven van Beroep en het Hof van Cassatie werden uit specifieke lijsten voorgedragen.
Er bestond een uitgebreid netwerk van rechtbanken, met 27 gerechtelijke arrondissementen, handelbanken en kantons.
### 2.3 Burgerlijke vrijheden
De grondwet verankerde een reeks fundamentele burgerlijke vrijheden voor alle inwoners van België:
* **Vrijheid van eredienst:** Vrijheid van religie, vrije openbare uitoefening en vrijheid om meningen te uiten, met uitzondering van misdrijven begaan ter gelegenheid van deze vrijheden. Niemand kon gedwongen worden deel te nemen aan erediensten of de rustdagen ervan te onderhouden. De staat bemoeide zich niet met de benoeming van bedienaren van erediensten. De wedden en pensioenen van bedienaren der erediensten waren ten laste van het Rijk.
* **Vrijheid van meningsuiting:** Inclusief persvrijheid.
* **Vrijheid van vereniging.**
* **Vrijheid van de arbeider:** Gevolg gegeven door de afschaffing van het livret (werkboekje) in 1830.
De vreemdelingenwetgeving vormde echter een mogelijke inbreuk op deze vrijheden, aangezien uitwijzing om politieke redenen mogelijk was, zij het met een tijdsbeperking of verlenging door het Parlement.
### 2.4 Politiek burgerschap
De definitie van politiek burgerschap was een resultaat van het politieke proces van geven en nemen tussen liberalen en conservatieven/katholieken.
* **Stemrecht:** Voor het Parlement mochten mannen vanaf 25 jaar stemmen mits zij een minimumbedrag aan belastingen betaalden (kiescijns). Voor gemeenteverkiezingen gold dit minimum niet in alle gevallen, met name in kleine gemeenten.
* **Verkiesbaarheid:** Voor de Kamer van volksvertegenwoordigers was er geen cijnsvereiste, wat de toegang voor een bredere groep mogelijk maakte. Voor de Senaat gold echter wel een zeer hoge cijnsdrempel, waardoor enkel de allerrijksten verkiesbaar waren.
* **Meerderheidsstelsel:** Verkiezingen vonden plaats per arrondissement in twee ronden. Het kiesgeheim was niet expliciet gegarandeerd in het begin, aangezien de kiezer de naam van de kandidaat opschreef.
* **Nationaliteitseisen:** Staatsambtenaren moesten in principe Belgen zijn, hoewel dit voor leidinggevende posities en in uitzonderlijke gevallen flexibel kon zijn. Ambtenaren uit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden konden hun positie behouden mits trouw aan België.
### 2.5 Financiële middelen en economie
De financiële middelen van de staat werden voornamelijk gegenereerd uit belastingen:
* **Directe belastingen:** Grondbelasting (op onroerend goed), personele belasting (op uiterlijke tekenen van rijkdom) en patentrecht (beroepsvergunning).
* **Indirecte belastingen:** Waaronder zegelbelasting op de pers.
* **Opcentiemen:** Gemeenten konden opcentiemen heffen op directe belastingen.
* **Tolontvangsten:** Ook een bron van inkomsten voor gemeenten.
De oprichting van de **Société Générale** was cruciaal voor kapitaalverschaffing aan de industrie. Deze instelling fungeerde als rijkskassier en emissiebank, maar was sterk afhankelijk van de internationale kapitaalmarkt. De financiering van de staat in de beginjaren was afhankelijk van kredieten, zoals het levensnoodzakelijke krediet van het Huis Rothschild met een aanzienlijke rentevoet van 7,26% in 1831.
### 2.6 Decentralisatie
De grondwet voorzag in een systeem van decentralisatie met ruime bevoegdheden voor de gemeenten, wat paste binnen het liberale streven naar beperking van de centrale uitvoerende macht.
### 2.7 De staat en de kerk
De Belgische grondwet van 1831 kenmerkte zich door een "welwillende scheiding van kerk en staat". Hoewel de staat niet intervenieerde in de organisatie van de kerken (art. 16), garandeerde hij wel de vrijheid van eredienst (art. 14) en de financiële ondersteuning van de bedienaren van erkende erediensten (art. 117). Dit was een compromis tussen liberale en katholieke visies.
---
# Internationale positie van België
Dit onderwerp behandelt de internationale erkenning van België en de rol van grootmachten, evenals de internationale implicaties van de Belgische onafhankelijkheid.
## 3.1 De Belgische revolutie in het internationale systeem
De Belgische revolutie van 1830 vond plaats in een context van Europese restauratiepolitiek, maar werd mede beïnvloed door gebeurtenissen elders. De Julirevolutie in Parijs, die leidde tot de installatie van een meer liberale monarchie, gaf een signaal af aan andere Europese naties. De grootmachten, aanwezig op de Conferentie van Londen van november 1830 tot januari 1831, kozen ervoor om militair niet in te grijpen in de Belgische onafhankelijkheidsprocedure. Dit was mede ingegeven door de situatie in Polen, waar de Russische tsaar de opstand onderdrukte, wat de aandacht van andere mogendheden elders vestigde.
### 3.1.1 Grote mogendheden en de erkenning van België
De Conferentie van Londen speelde een cruciale rol in de internationale legitimering van de Belgische onafhankelijkheid. De grootmachten kwamen tot een akkoord om België als een onafhankelijke, gematigde en neutrale staat te erkennen. Dit werd formeel vastgelegd in het Verdrag van 18 Artikelen, dat op 20 december 1830 de feitelijke erkenning van de Belgische onafhankelijkheid bekrachtigde.
### 3.1.2 De rol van Leopold I
Als kandidaat voor de Belgische troon werd Leopold I von Saksen-Coburg-Gotha (regeerperiode 1831-1865) naar voren geschoven. Zijn aanstelling markeerde de oprichting van een constitutionele monarchie, waarin de koninklijke macht werd beperkt door de grondwet.
### 3.1.3 De Tiendaagse Veldtocht en het Verdrag van de XXIV Artikelen
Ondanks de erkenning kende België uitdagingen. Op 1 augustus 1831 lanceerde Willem I een aanval, bekend als de Tiendaagse Veldtocht. Koning Leopold I, die in deze situatie zijn constitutionele beperkingen niet volledig respecteerde, vroeg Franse militaire steun. In november 1831 aanvaardde België het Verdrag van de XXIV Artikelen. Dit verdrag had als gevolg dat België Nederlands-Limburg en het Groothertogdom Luxemburg verloor. Op 8 juni 1839 werd dit verdrag geratificeerd.
## 3.2 België als revolutionaire staat
België werd in 1830 opgericht als een revolutionaire staat, wat betekende dat de staatsordening werd gevormd door middel van opstand en politieke hervormingen.
### 3.2.1 Politiek burgerschap en stemrecht
De grondwet van 1831 legde de basis voor een liberaal rechtsstaatmodel. Het politieke burgerschap was echter beperkt. Voor het parlement mochten mannen vanaf 25 jaar stemmen, mits ze een minimum aan belastingen betaalden. Dit kiescijns bedroeg minimaal 43 Belgische frank (ongeveer 3534 euro in 2020). De som van de vereiste grondbelasting, personele belasting en patentrecht lag in orangistische steden vaak hoger dan dit minimum. Voor gemeenteraadsverkiezingen mochten mannen vanaf 21 jaar stemmen zonder minimumcijns, hoewel in kleinere gemeenten (minder dan 2000 inwoners) de cijns nog lager kon zijn. Verkiesbaarstelling voor de Kamer vereiste geen cijns, terwijl voor de Senaat een zeer hoge cijnsdrempel gold, waardoor slechts een kleine groep zeer rijke individuen zich kandidaat kon stellen.
### 3.2.2 De Belgische grondwet van 1831
De grondwet van 1831 was fundamenteel voor de liberale rechtsstaat.
* **Beperking van de uitvoerende macht:** De grondwet had tot doel willekeur van de uitvoerende macht te voorkomen.
* **Burgerlijke vrijheden:** Er werden burgerlijke vrijheden gegarandeerd, zoals persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst. Echter, de vreemdelingenwetgeving vormde een uitzondering, daar ze uitwijzing om politieke redenen toestond.
* **Decentralisatie:** De grondwet voorzag in ruime bevoegdheden voor het lokaal bestuursniveau.
* **Scheiding der machten:** De scheiding der machten werd ingesteld met ministeriële verantwoordelijkheid voor de uitvoerende macht, en een tweekamerstelsel voor de wetgevende macht (Kamer en Senaat) met verkozen leden die een parlementaire vergoeding ontvingen.
### 3.2.3 De scheiding van kerk en staat
De Belgische grondwet verankerde een principe van scheiding van kerk en staat, met financiële overheidsondersteuning voor erkende godsdiensten.
* **Vrijheid van eredienst:** Artikel 14 garandeerde de vrijheid van eredienst en de vrije openbare uitoefening ervan.
* **Financiële steun:** Artikel 117 bepaalde dat de wedden en pensioenen van de bedienaren der erediensten ten laste van het Rijk waren en jaarlijks op de begroting werden uitgetrokken. Dit verklaart waarom erkende godsdiensten financiële overheidsondersteuning konden ontvangen.
### 3.2.4 Politiek proces van geven en nemen
De totstandkoming van de staatsordening was het resultaat van een compromis tussen liberalen en katholieke conservatieven.
* **Liberalen:** Streefden naar persvrijheid, vrijheid van geloof en vereniging, geen cijnsvereiste voor kandidaatstelling voor de Kamer, beperking van de uitvoerende macht, autonomie van de rechterlijke en wetgevende macht, en ruime bevoegdheden voor het lokaal bestuursniveau.
* **Katholieke conservatieven:** Verdedigden de zegelbelasting op de pers, een welwillende scheiding van kerk en staat, en selectief politiek burgerschap met een cijnsdrempel voor stemgerechtigden en een zeer hoge cijnsdrempel voor kandidaatstelling voor de Senaat.
### 3.2.5 Financiële middelen voor de staat
De financiering van de staat werd voornamelijk gegarandeerd door indirecte belastingen, maar ook door directe belastingen.
* **Directe belastingen:** Grondbelasting (op onroerend goed), personele belasting (gebaseerd op uiterlijke tekenen van rijkdom) en patentrecht (beroepsvergunning). Gemeenten konden opcentiemen heffen op deze directe belastingen en genereren inkomsten uit tolontvangsten.
* **Société Générale:** Deze instelling fungeerde als rijkskassier en emissiebank, maar was afhankelijk van de internationale kapitaalmarkt. In 1831 verleende het Huis Rothschild een levensnoodzakelijk krediet tegen een hoge rentevoet van 7,26 procent.
### 3.2.6 Nationaliteitseisen en ambtenaren
Voor staatsambten waren er in beginsel nationaliteitseisen, hoewel deze vooral golden voor leidinggevende posities en uitzonderingen mogelijk waren, bijvoorbeeld om ervaren Franse officieren aan te trekken voor het leger. Ambtenaren van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden konden in dienst blijven mits ze een eed van trouw aan België aflegden. Revolutionaire activisten van 1830 bekleedden hoge posten en hadden tevens een verkozen politiek mandaat, aangezien er geen onverenigbaarheid bestond tussen deze functies.
### 3.2.7 Internationale positie en neutraliteit
België werd opgericht als een constitutionele monarchie met een grondwettelijke neutraliteit. Dit paste in het Europese machtsevenwicht, waarbij de grootmachten een bufferstaat wensten te creëren tussen Frankrijk en Duitsland. De positie van België werd verder gedefinieerd door de internationale erkenning en de verdragen die de grenzen en de neutraliteit garandeerden.
> **Tip:** Het is essentieel om de oorzaken van de Belgische Revolutie te koppelen aan de internationale context. De inmenging van de grootmachten, de rol van de Conferentie van Londen en de uiteindelijke erkenning van België als neutrale staat zijn cruciale elementen om de internationale positie van België in 1830-1839 te begrijpen.
> **Voorbeeld:** De Franse Julirevolutie van 1830 had een directe impact op de opkomst van separatistische sentimenten in België, wat de interne onrust tegen Willem I versterkte en de weg vrijmaakte voor de onafhankelijkheid. De grootmachten, bang voor verdere destabilisatie van Europa, kozen voor een diplomatieke oplossing en erkenden de Belgische onafhankelijkheid, zij het onder bepaalde voorwaarden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Restauratie | Periode na de Napoleontische oorlogen waarin Europese monarchieën werden hersteld en de oude orde, voorafgaand aan de Franse Revolutie, zoveel mogelijk werd teruggebracht. |
| Verenigde Koninkrijk der Nederlanden | Een staat die van 1815 tot 1830 bestond en de huidige landen Nederland, België en Luxemburg omvatte, opgericht na het Congres van Wenen. |
| Willem I | Koning der Nederlanden van 1815 tot 1840, die probeerde een eenheidsstaat te creëren uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, maar geconfronteerd werd met aanzienlijke weerstand. |
| Burgerij | De sociale klasse van burgers, doorgaans middenstanders, die door hun economische positie inspraak in het openbaar bestuur verlangden. |
| Katholieken | Aanhangers van de Rooms-Katholieke Kerk, die tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden streefden naar herstel van hun kerkelijke positie van vóór de Franse Revolutie. |
| Liberalen | Politieke stroming die pleitte voor individuele vrijheden, zoals persvrijheid en politieke inspraak, en zich verzette tegen autoritair bestuur. |
| Fransgezind | Gezind jegens Frankrijk; in de context van de Belgische revolutie, verlangen naar een nauwere band met of aansluiting bij Frankrijk. |
| Separatistisch | Streven naar afscheiding van een groter geheel, in dit geval het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. |
| Muntschouwburg | Een theatergebouw in Brussel, bekend om de rol die een opvoering daar speelde als aanleiding voor de start van de Belgische Revolutie. |
| Voorlopig Bewind | Een tijdelijke regering die na de uitbraak van de revolutie werd ingesteld om het land te besturen en de onafhankelijkheid voor te bereiden. |
| Guerrillaoorlog | Oorlogsvoering door kleine, mobiele groepen strijders die gebruikmaken van tactieken zoals hinderlagen en sabotage, vaak in stedelijke of bergachtige gebieden. |
| Louis de Potter | Een politiek activist en journalist die een sleutelrol speelde in de vroege fase van de Belgische Revolutie en werd vervolgd en verbannen. |
| Monsterverbond | Een ongebruikelijke samenwerking tussen politieke groepen met tegengestelde belangen, zoals katholieken en liberalen, om een gemeenschappelijk doel te bereiken. |
| Julirevolutie | Revolutie in Parijs in 1830 die leidde tot de val van Karel X en de troonsbestijging van Lodewijk Filips, wat de revolutionaire geest in België aanwakkerde. |
| Charivari | Een volksopstand of demonstratie, vaak met lawaai en verstoring, gericht tegen autoriteiten of bepaalde personen. |
| Ludditisme | Een beweging van ambachtslieden in Engeland in de vroege 19e eeuw die machines vernielden uit angst voor werkloosheid en verlies van inkomen. |
| Burgerwacht | Een militie bestaande uit burgers die werd opgericht om de openbare orde te handhaven, vaak ter aanvulling van het reguliere leger. |
| Charles Rogier | Een van de leiders van de Belgische Revolutie en later een belangrijk politicus in het onafhankelijke België. |
| Nationaal Congres | De grondwetgevende vergadering die na de revolutie bijeenkwam om de Belgische grondwet op te stellen en de eerste koning te kiezen. |
| Conferentie van Londen | Internationale conferentie van de Europese grootmachten die de Belgische kwestie behandelde en de onafhankelijkheid van België bekrachtigde. |
| Verdrag van 18 Artikelen | Een voorlopig verdrag dat de grenzen en de status van België vastlegde, opgesteld door de Conferentie van Londen. |
| Leopold I | De eerste koning der Belgen, gekroond in 1831, die een constitutionele monarchie vestigde. |
| Constitutionele monarchie | Een staatsvorm waarbij de macht van de monarch beperkt is door een grondwet en de wetgevende macht. |
| Tiendaagse Veldtocht | De militaire campagne die koning Willem I in augustus 1831 lanceerde om de Belgische opstand neer te slaan, die echter mislukte. |
| Verdrag van de XXIV Artikelen | Het definitieve vredesverdrag van 1839 dat de grenzen van België vastlegde en de onafhankelijkheid van België formeel erkende, met concessies aan Nederland. |
| Kiescijns | De drempel van te betalen belastingen die iemand moest halen om stemrecht te hebben. |
| Cijns | Belasting, specifiek grondbelasting of een andere directe belasting. |
| Kamer | Het lagerhuis van het Belgische parlement, waarvan de leden rechtstreeks werden gekozen. |
| Senaat | Het hogerhuis van het Belgische parlement, waarvan de leden deels rechtstreeks en deels indirect werden gekozen, met een hogere cijnsdrempel. |
| Meerderheidsstelsel | Kiesstelsel waarbij de kandidaat met de meeste stemmen in een kieskring wint. |
| Scheiding der machten | Het principe van Montesquieu waarbij de staatsmacht wordt verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht om machtsmisbruik te voorkomen. |
| Ministeriële verantwoordelijkheid | Het principe dat ministers verantwoording verschuldigd zijn aan het parlement voor hun beleid. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België dat zich bezighoudt met de rechtseenheid en controleert of wetten correct zijn toegepast. |
| Hof van Assisen | Een rechtbank met een volksjury die zich buigt over ernstige misdrijven, zoals moord en persmisdrijven. |
| Magistratuur | Het geheel van rechters en openbare aanklagers. |
| Staande magistratuur (parket) | De openbare aanklagers die deel uitmaken van het openbaar ministerie en verbonden zijn aan de rechterlijke macht. |
| Zittende magistratuur | De rechters die rechtspreken. |
| Kadaster | Een openbaar register waarin de eigendommen van onroerende goederen zijn opgenomen, met vermelding van hun ligging, grootte en waarde, ten behoeve van de belastingheffing. |
| Patentrecht | Een belasting die werd geheven op het uitoefenen van een beroep of handel; een soort beroepsvergunning. |
| Opcentiemen | Een toeslag die gemeenten konden heffen op de rijksbelastingen. |
| Société Générale | Een bank opgericht door Willem I om de industrie te financieren, die later een belangrijke rol speelde in de Belgische financiële wereld. |
| Huis Rothschild | Een prominente Europese bankiersfamilie die in de 19e eeuw aanzienlijke leningen verstrekte aan staten, waaronder België. |
| Grote naturalisatie | Procedure om de Belgische nationaliteit te verkrijgen met alle rechten, voor personen die uitzonderlijke diensten aan het land hebben bewezen. |
| Kleine naturalisatie | Procedure om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, waarbij men politiek onbevoegd blijft. |
| Jurisdictioneel pluralisme | Het bestaan van meerdere, naast elkaar functionerende rechtssystemen of rechtbanken voor verschillende geschillen. |
| Bestendige deputatie | Een provinciaal bestuursorgaan dat ook rechtsprekende taken had met betrekking tot politieke rechten. |
| Onkostenvergoeding | Een vergoeding die parlementsleden ontvingen om hun onkosten te dekken tijdens hun mandaat. |
| Interpellatierecht | Het recht van parlementsleden om de regering ter verantwoording te roepen over haar beleid. |
| Rekenhof | Een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op de ontvangsten en uitgaven van de staat en de gemeenten. |
| Vreemdelingenwetgeving | Wetgeving die regelt hoe vreemdelingen in het land verblijven en welke rechten en plichten zij hebben, inclusief de mogelijkheid tot uitwijzing. |
| Livret | Een werkboekje dat arbeiders moesten bij zich dragen en waarin hun werkgeschiedenis en het arbeidscontract stonden vermeld. |
| Grondwet | De fundamentele wet van een land die de staatsinrichting, de rechten en vrijheden van burgers en de bevoegdheden van staatsorganen vastlegt. |
| Vrijheid van eredienst | Het recht om een godsdienst naar keuze te belijden en uit te oefenen. |
| Wederzijdse erkenning | Het principe dat staten elkaars onafhankelijkheid en soevereiniteit respecteren. |
| Delegatie | Het overdragen van bevoegdheden van een hoger naar een lager bestuursniveau. |
| Parlementaire immuniteit | De bescherming die parlementsleden genieten tegen strafrechtelijke vervolging voor uitspraken gedaan in de uitoefening van hun mandaat. |
| Ministeriële onschendbaarheid | De onschendbaarheid die ministers genieten in bepaalde omstandigheden. |
| Rekenhof | Een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op de ontvangsten en uitgaven van de staat. |
| Boek van Opmerkingen | Een document waarin het Rekenhof zijn bevindingen en aanbevelingen vastlegt. |
| Grote verdiensten | Uitzonderlijke prestaties die in aanmerking komen voor naturalisatie. |
| Kleine verdiensten | Minder uitzonderlijke prestaties, die wel kunnen leiden tot naturalisatie maar met beperktere rechten. |
| Hoven van Beroep | Rechtbanken die uitspraken van rechtbanken van eerste aanleg in hoger beroep behandelen. |
| Bestendige deputatie | Een door de provincieraad gekozen orgaan dat permanente taken uitvoert. |
| Administratief rechtscollege | Een rechtbank die zich bezighoudt met geschillen tussen burgers en de overheid. |
| Volksjury | Een groep burgers die, samen met rechters, deelneemt aan de berechting van bepaalde misdrijven. |
| Pressmisdrijven | Delicten die gepleegd worden via de pers, zoals smaad of laster. |
| Vrederechters | Rechters die zich buigen over kleine geschillen en zaken op het niveau van kantons. |
| Rechtbanken van eerste aanleg | De rechtbanken die in eerste aanleg oordelen over burgerlijke, strafrechtelijke en handelszaken. |
| Minister van Justitie | De minister die verantwoordelijk is voor het beleid van het Ministerie van Justitie en het aansturen van de rechterlijke macht. |
| Oranjegezinde | Aanhangers van het Huis van Oranje, de Nederlandse koninklijke familie, die tegen de Belgische afscheiding waren. |
| Oranje | Het Nederlandse koningshuis. |
| Gevestigde orde | De bestaande politieke en sociale structuur. |
| Constituante | Grondwetgevende vergadering. |
| Aartsbisschop | De hoogste geestelijke in een rooms-katholiek bisdom. |
| Onverenigbaarheid | Het principe dat een persoon niet tegelijkertijd bepaalde functies kan bekleden, bijvoorbeeld een politiek mandaat en een functie in de uitvoerende macht. |