Cover
Inizia ora gratuitamente onderzoeksvaardigheden jaar 2 Samenvatting.pdf
Summary
# Het onderzoeksplan en de onderzoeksvraag
Dit gedeelte behandelt de fundamentele componenten en het proces van het opstellen van een onderzoeksplan en de formulering van een onderzoeksvraag [12](#page=12) [1](#page=1).
### 1.1 Componenten van een onderzoeksplan
Een onderzoeksplan is een gestructureerd document dat de basis vormt voor het uitvoeren van onderzoek en de richting en methode ervan bepaalt. De essentiële onderdelen zijn [12](#page=12) [1](#page=1):
#### 1.1.1 Aanleiding
De aanleiding is het startpunt van het onderzoek en beschrijft de context of observatie die de noodzaak voor het onderzoek aangeeft [12](#page=12) [1](#page=1).
#### 1.1.2 Doelstelling
De doelstelling specificeert wat het onderzoek beoogt te bereiken en welk doel nagestreefd wordt met de beantwoording van de onderzoeksvraag [12](#page=12) [1](#page=1).
#### 1.1.3 Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag is de centrale vraag die het onderzoek dient te beantwoorden. Een duidelijke en precieze onderzoeksvraag is cruciaal voor de focus en effectiviteit van het onderzoek [12](#page=12) [1](#page=1).
##### 1.1.3.1 De PICO-methode
De PICO-methode is een gestructureerde aanpak voor het formuleren van specifieke en beantwoordbare onderzoeksvragen, vooral in klinische en gezondheidswetenschappen. De componenten zijn [12](#page=12):
* **P**: Person, patient, population, problem (persoon, patiënt, populatie, probleem). Dit definieert de kenmerken van de groep die onderzocht wordt [12](#page=12).
* **I**: Intervention (interventie). Dit verwijst naar de specifieke behandeling, therapie of blootstelling die wordt onderzocht [12](#page=12).
* **C**: Comparison or control (vergelijking of controle). Dit is de alternatieve interventie, standaardzorg of geen interventie waarmee de primaire interventie wordt vergeleken [12](#page=12).
* **O**: Outcome (uitkomst). Dit is het specifieke resultaat of effect dat gemeten wordt om de impact van de interventie te evalueren [12](#page=12).
> **Tip:** Het correct toepassen van de PICO-methode leidt tot scherpere onderzoeksvragen, wat het literatuuronderzoek en het ontwerpen van het onderzoeksproces vergemakkelijkt [12](#page=12).
#### 1.1.4 Onderwerp en doelgroep
Dit onderdeel definieert het specifieke thema van het onderzoek en de groep personen of entiteiten waarop het onderzoek zich richt. Het beantwoorden van "wat?" en "wie?" is hierbij essentieel [12](#page=12) [1](#page=1).
#### 1.1.5 Onderzoeksontwerp
Het onderzoeksontwerp beschrijft de methodologie en de werkwijze die gevolgd zal worden om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Hierbij wordt bepaald "hoe?" het onderzoek uitgevoerd zal worden [12](#page=12) [1](#page=1).
### 1.2 Het proces van onderzoeksplanning
Het opstellen van een onderzoeksplan is een iteratief proces dat begint met een aanleiding en eindigt met een afgerond plan dat richting geeft aan het verdere onderzoek. Het vormt de blauwdruk voor een wetenschappelijk onderzoek en wordt opgesteld in verschillende fasen van het onderzoeksproces [12](#page=12) [1](#page=1).
> **Tip:** Het is nuttig om de verschillende componenten van het onderzoeksplan te visualiseren, zoals de niveaus van tekst in een presentatie, om de onderlinge relatie te begrijpen [1](#page=1).
### 1.3 Literatuuronderzoek
Literatuuronderzoek is een belangrijk onderdeel dat vooraf kan gaan aan of parallel kan lopen met de opstelling van het onderzoeksplan. Het vindt plaats in verschillende fasen, waaronder bij de aanleiding, het opstellen van de onderzoeksvraag en het uitwerken van het onderzoeksplan. Het doel is om bestaande kennis te verzamelen, analyseren en synthetiseren [12](#page=12) [1](#page=1).
> **Tip:** Een literatuuronderzoek kan inzicht geven in bestaande kennis, methoden en mogelijke hiaten die het eigen onderzoek kan opvullen [1](#page=1).
#### 1.3.1 Ethische eisen
Ethische eisen binnen onderzoek omvatten het recht op informatie, vrijwilligheid, anonimiteit en vertrouwelijkheid [12](#page=12).
* **Recht op informatie:** Deelnemers moeten volledig geïnformeerd worden over het onderzoek [12](#page=12).
* **Vrijwilligheid:** Deelname aan het onderzoek moet vrijwillig zijn [12](#page=12).
* **Anonimiteit en vertrouwelijkheid:**
* Onderzoek is anoniem als deelnemers door niemand herkend kunnen worden [12](#page=12).
* Onderzoek is niet anoniem als onderzoekers in contact komen met deelnemers, er opnamen worden gemaakt waarbij gelaat en/of stem aanwezig zijn, contactgegevens worden opgevraagd, of als data zodanig gecombineerd kunnen worden dat een deelnemer herkend kan worden [12](#page=12).
* Data is anoniem als niemand een deelnemer rechtstreeks of onrechtstreeks kan herkennen of heridentificeren [12](#page=12).
* Data is niet anoniem als iemand een deelnemer direct of indirect kan herkennen [12](#page=12).
* Data is pseudoniem als iemand een deelnemer kan heridentificeren [12](#page=12).
#### 1.3.2 Praktische eisen
Praktische eisen voor onderzoek omvatten efficiëntie, budgetvriendelijkheid en bruikbaarheid van de resultaten [12](#page=12).
* **Efficiënt:** Het onderzoek moet efficiënt worden uitgevoerd [12](#page=12).
* **Budgetvriendelijk:** Het onderzoek moet binnen het beschikbare budget passen [12](#page=12).
* **Bruikbaar:** De resultaten van het onderzoek moeten bruikbaar zijn [12](#page=12).
---
# Steekproefconcepten en methoden
Dit onderwerp introduceert de basisbegrippen van populatieconcepten, steekproeven, en de redenen voor inclusie- en exclusiecriteria, gevolgd door een overzicht van de verschillende methoden voor steekproeftrekking.
### 2.1 Populatieconcepten
#### 2.1.1 Theoretische populatie
De theoretische populatie is de brede groep waarover met het onderzoek een uitspraak gedaan wil worden en waarnaar de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Vlaamse hogeschoolstudenten, thuisverpleging of profvoetballers [2](#page=2).
#### 2.1.2 Operationele populatie
De operationele populatie is een afbakening van de theoretische populatie in tijd en ruimte, en vormt de groep die daadwerkelijk toegankelijk is voor het onderzoek [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Tweedejaarsstudenten bachelor Zorgtechnologie van Hogeschool VIVES campus Kortrijk in academiejaar 24-25, thuisverpleegkundigen die actief zijn bij WGK-West Vlaanderen, of profvoetballers actief in 2024 bij KVK Kortrijk [2](#page=2).
#### 2.1.3 Steekproef
Een steekproef is een selectie uit de operationele populatie, waarvan de grootte vaak wordt aangeduid met $n$ [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Een steekproef van 40 studenten ($n=40$), een steekproef van 20 thuisverpleegkundigen ($n=20$), of een steekproef van 11 profvoetballers van KVK ($n=11$) [2](#page=2).
#### 2.1.4 Gerealiseerde steekproef en uitval
De gerealiseerde steekproef is het aantal deelnemers dat daadwerkelijk deelneemt na aftrek van uitval. Uitval kan leiden tot een verschil tussen de geplande en de uiteindelijke steekproefgrootte [2](#page=2).
> **Voorbeeld:** Geplande steekproef $n=40$, gerealiseerde steekproef $n=21$ na uitval [2](#page=2).
### 2.2 Redenen voor inclusie- en exclusiecriteria
Inclusie- en exclusiecriteria (ook wel eligibility criteria genoemd) specificeren wie wel en niet tot de populatie behoort en zijn cruciaal voor elk onderzoek. De redenen hiervoor zijn divers en omvatten [2](#page=2):
* **Kosten:** Deelname kan praktisch te duur zijn, bijvoorbeeld door de noodzaak van vertalers [2](#page=2).
* **Praktische haalbaarheid:** Het kan uitdagend zijn om bepaalde groepen te bereiken, zoals mensen uit afgelegen gebieden [2](#page=2).
* **Mogelijkheid tot deelname:** De gezondheidstoestand kan deelname onmogelijk maken, bijvoorbeeld bij coma of ernstige cognitieve stoornissen [2](#page=2).
* **Onderzoeksopzet:** Soms dicteert het onderzoeksdesign specifieke keuzes met betrekking tot de deelnemers [2](#page=2).
### 2.3 Keuze voor steekproefmethoden
#### 2.3.1 Probability sampling (random sampling)
Bij probability sampling heeft elke eenheid in de populatie een bekende, niet-nul kans om geselecteerd te worden voor de steekproef [2](#page=2).
* **Simple random sampling:** Steekproeftrekking gebaseerd op een sampling frame en willekeurig gegenereerde nummers [2](#page=2).
* **Stratified random sampling:** De populatie is eerst verdeeld in strata (subgroepen) zoals geslacht of etniciteit, waarna random sampling binnen die strata plaatsvindt [2](#page=2).
#### 2.3.2 Non-probability sampling
Bij non-probability sampling is de kans op selectie niet bekend, en wordt de selectie vaak gebaseerd op gemak of andere niet-willekeurige criteria [2](#page=2).
* **Convenience sampling:** Rekrutering van deelnemers die het meest toegankelijk of beschikbaar zijn [3](#page=3).
* **Snowball sampling:** Deelnemers worden gevraagd om andere potentiële deelnemers te refereren [3](#page=3).
* **Quota sampling:** De onderzoeker identificeert strata die de afhankelijke variabele kunnen beïnvloeden en bepaalt hoeveel personen uit elke strata gewenst zijn [3](#page=3).
### 2.4 Steekproefgrootte
De bepaling van de steekproefgrootte hangt af van het type onderzoek [3](#page=3).
* **Kwantitatief onderzoek:** De steekproefgrootte wordt bepaald aan de hand van een power analyse, afhankelijk van de gewenste betrouwbaarheid (significantieniveau) [3](#page=3).
* **Kwalitatief onderzoek:** De steekproefgrootte is moeilijker vooraf te bepalen en de focus ligt meer op kwaliteit dan op kwantiteit. Men gaat door tot inhoudelijke verzadiging ('saturatie') wordt bereikt, wat betekent dat er geen nieuwe informatie meer bovenkomt [3](#page=3).
> **Tip:** Voor meer informatie over steekproefgrootte in kwalitatief onderzoek, raadpleeg https://communicatiekc.com/steekproefgrootte-verzadiging/ [3](#page=3).
#### 2.4.1 Kwantitatief onderzoek via enquêtes
Dit onderdeel verkent kwantitatief onderzoek met een focus op enquêtes, waarbij vijf verschillende methoden van enquêteafname en hun respectievelijke voor- en nadelen worden besproken [3](#page=3).
##### 3.1 Methoden van enquêteafname
Er zijn vijf veelgebruikte methoden voor het afnemen van enquêtes in kwantitatief onderzoek. De keuze hangt af van factoren zoals de aard van de kennis, de gewenste complexiteit van vragen, de mate van controle, de invloed van omgeving en onderzoeker, en de gewenste respons [3](#page=3).
###### 3.1.1 Postenquête
Een schriftelijke vragenlijst wordt per post verstuurd naar respondenten [3](#page=3).
* **Voordelen:**
* Relatief lage kosten, vooral bij grote aantallen respondenten [3](#page=3).
* Kan hoge respons genereren, hoewel traag [3](#page=3).
* Minimale invloed van omgeving of onderzoeker [3](#page=3).
* Minder sociale wenselijkheid door anonimiteit [3](#page=3).
* **Nadelen:**
* Traag proces, afhankelijk van respondenten die terugsturen [3](#page=3).
* Geen controle op vraagvolgorde of volledigheid antwoorden [3](#page=3).
* Geen mogelijkheid tot observatie van non-verbaal gedrag [3](#page=3).
* Niet geschikt voor kennis die direct opgezocht kan worden [3](#page=3).
* Mogelijk lage respons, zeker bij minder geneigde doelgroepen [3](#page=3).
###### 3.1.2 Online enquête
Respondenten vullen de enquête thuis of elders via internet in [3](#page=3).
---
# Opbouw en uitvoering van enquêtes
Dit hoofdstuk behandelt de methoden van enquêteafname, hun voor- en nadelen, en de stappen voor het opstellen van enquêtes, inclusief het definiëren van variabelen en het formuleren van vragen [16](#page=16) [3](#page=3).
### 3.1 Methoden van enquêteafname
Er zijn vijf veelgebruikte methoden voor het afnemen van enquêtes in kwantitatief onderzoek. De keuze hangt af van factoren zoals de aard van de kennis die getest moet worden, de gewenste complexiteit van de vragen, de mate van controle, de invloed van de omgeving en onderzoeker, en de gewenste respons [17](#page=17) [3](#page=3).
#### 3.1.1 Postenquête
Bij deze methode wordt een schriftelijke vragenlijst per post verstuurd [3](#page=3).
* **Voordelen:** Relatief lage kosten, kan hoge respons genereren indien goed uitgevoerd, minimale invloed van omgeving/onderzoeker, minder sociale wenselijkheid door anonimiteit [3](#page=3).
* **Nadelen:** Traag proces, geen controle op volgorde of volledigheid, geen observatie van non-verbaal gedrag, niet geschikt voor direct opzoekbare kennis, mogelijk lage respons [3](#page=3).
#### 3.1.2 Online enquête
Respondenten vullen de enquête via internet in [3](#page=3).
* **Voordelen:** Potentieel snelle dataverzameling, lage kosten, veel mogelijkheden voor complexiteit, software kan controle op volledigheid bieden, geen invloed van onderzoeker/omgeving [4](#page=4).
* **Nadelen:** Kan lage respons hebben bij digitaal minder vaardige groepen, niet geschikt voor direct opzoekbare kennis, beperkte controle op volgorde [4](#page=4).
#### 3.1.3 Telefonische enquête
De onderzoeker belt respondenten, stelt vragen en noteert antwoorden [4](#page=4).
* **Voordelen:** Hoge respons mogelijk, respondent heeft weinig tijd om informatie op te zoeken (nuttig voor kennis testen), controle op volgorde en volledigheid, beperkte invloed omgeving [4](#page=4).
* **Nadelen:** Relatief duur door telefoonkosten, tijdsduur kan oplopen, geen zicht op non-verbaal gedrag, mogelijke invloed onderzoeker door intonatie, hogere sociale wenselijkheid [4](#page=4).
#### 3.1.4 Face-to-face enquête
De onderzoeker ontmoet respondenten, stelt vragen en noteert antwoorden [4](#page=4).
* **Voordelen:** Hoge respons mogelijk (afhankelijk van locatie/verwittiging), direct testen van kennis, controle op volgorde en volledigheid, zicht op non-verbaal gedrag, kan invloed omgeving beperken [4](#page=4).
* **Nadelen:** Kan duur zijn (verplaatsingskosten, professionals), trage tijdsduur, hoge sociale wenselijkheid, invloed onderzoeker op vraagstelling/antwoorden [4](#page=4).
#### 3.1.5 Groepsenquête
Meerdere respondenten vullen tegelijkertijd de enquête in, met mogelijke aanwezigheid van de onderzoeker [4](#page=4).
* **Voordelen:** Efficiënt voor veel respondenten tegelijk, relatief goedkoop, mogelijk om kennis te testen, goede controle op volgorde en volledigheid, enig zicht op non-verbaal gedrag, minimale invloed omgeving [5](#page=5).
* **Nadelen:** Beperkte mogelijkheid tot complexiteit, mogelijke invloed onderzoeker, sociale wenselijkheid kan een rol spelen [5](#page=5).
#### 3.2 Vergelijking van enquête methodes
De keuze voor een enquête methode kan worden afgewogen aan de hand van diverse criteria [5](#page=5).
| Criterium | Post | Online | Telefonisch | Face to face | Groep |
| :-------------------------- | :--------- | :--------- | :---------- | :----------- | :--------- |
| Kennis testen | Niet | Niet | Beperkt | Mogelijk | Mogelijk |
| Complexiteit inbouwen | Weinig | Veel | Mogelijk | Veel | Weinig |
| Controle volgorde vragen | Geen | Wel | Wel | Wel | Geen |
| Controle volledigheid | Geen | Zeker | Zeker | Zeker | Eventueel |
| Non-verbaal gedrag | Geen zicht | Geen zicht | Zeker mate | Zicht op | Zeker mate |
| Invloed omgeving | Mogelijk | Mogelijk | Mogelijk | Geen | Geen |
| Invloed onderzoeker | Geen | Geen | Zeker | Beperkt | Mogelijk |
| Sociale wenselijkheid | Minder | Meer | Meer | Meer | Minder |
| Respons | Laag | Laag | Laag/matig | Matig/hoog | Hoog |
| Tijdsduur onderzoek | Traag | Snel | Tamelijk snel | Traag | Snel |
| Kostprijs | Matig | Goedkoop | Matig | Duur | Goedkoop |
### 4. Het opstellen van enquêtes
Het opstellen van een enquête is een gestructureerd proces dat begint bij de onderzoeksvraag en eindigt met concrete vragen en antwoordmogelijkheden [16](#page=16) [5](#page=5).
#### 4.1 Het proces van enquêteopbouw
Het construeren van een enquête volgt een stappenplan [16](#page=16) [5](#page=5).
##### 4.1.1 Bepalen van variabelen in de onderzoeksvraag
De eerste stap is het identificeren van de variabelen die nodig zijn om de onderzoeksvraag te beantwoorden [16](#page=16) [5](#page=5).
Voorbeeld onderzoeksvraag: 'Worden vrouwelijke scheidsrechters meer geconfronteerd met agressief gedrag tijdens een wedstrijd dan mannelijke scheidsrechters?' De variabelen in deze vraag zijn: 'Geslacht' en 'Agressief gedrag' [16](#page=16) [5](#page=5).
##### 4.1.1.1 Theorie over kenmerken van variabelen
Variabelen kunnen worden gekarakteriseerd op basis van hun complexiteit en waarnemingswijze [16](#page=16) [5](#page=5).
* **Eenvoudige kenmerken:** Bestaan uit één component [16](#page=16) [6](#page=6).
* **Complexe kenmerken:** Bestaan uit meerdere componenten [16](#page=16) [6](#page=6).
* **Concrete kenmerken:** Kunnen rechtstreeks worden waargenomen [16](#page=16) [6](#page=6).
* **Abstracte kenmerken:** Zijn niet rechtstreeks waarneembaar [16](#page=16) [6](#page=6).
| Kenmerktype | Voorbeelden |
| :-------------------------- | :--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
| Eenvoudig en concreet | Geslacht, leeftijd, haarkleur, frequentie alcoholgebruik, aantal sigaretten per dag. | [6](#page=6).
| Complex en concreet | Inkomen, gezinssituatie. | [16](#page=16).
| Eenvoudig en abstract | Generatie (mensen over een periode van 10 jaar geboren). | [6](#page=6).
| Complex en abstract | Agressie, onveiligheidsgevoel, angst. | [16](#page=16) [6](#page=6).
| Variabele 'gebruik AI chatbot' | JA/NEEN (eenvoudig concreet), frequentie of duur (complex concreet), beleving (complex abstract). | [16](#page=16).
| Variabele 'Stress' | Complex abstract, onderverdeelbaar in lichamelijke, mentale, acute of langdurige stress. | [16](#page=16).
##### 4.1.2 Definiëren van variabelen
Bij het definiëren van variabelen wordt vastgelegd wat er precies onder een variabele wordt verstaan, vooral bij complexe of abstracte kenmerken [16](#page=16) [6](#page=6).
Voorbeeld definitie: Geslacht: eenvoudig kenmerk – genderidentificatie (man, vrouw, geen van beide). Agressief gedrag: complex kenmerk – vereist definitie, zoals fysieke, verbale, relationele, directe of indirecte agressie [16](#page=16) [6](#page=6).
##### 4.1.3 Bepalen welke componenten onderzocht worden
Bij complexe kenmerken is het noodzakelijk om te beslissen welke specifieke componenten van de variabele onderzocht zullen worden, omdat niet alles tegelijk kan worden onderzocht [16](#page=16) [6](#page=6).
Voorbeeld: Voor de variabele 'agressief gedrag' wordt gekozen om 'verbale agressie' te onderzoeken [16](#page=16) [6](#page=6).
##### 4.1.4 Omzetten naar indicatoren
De variabelen of de gekozen componenten worden vervolgens omgezet naar meetbare indicatoren. Indicatoren zijn concrete, waarneembare uitingen van een variabele of component [16](#page=16) [6](#page=6).
Geslacht (eenvoudig kenmerk): Indicatoren: man, vrouw, andere. Agressief gedrag (complex kenmerk) - focus op verbale agressie (component): Indicatoren: schelden, roepen, verwijten, vloeken [16](#page=16) [6](#page=6).
##### 4.1.5 Omzetten naar vragen en antwoordmogelijkheden
De laatste stap is het vertalen van de indicatoren naar concrete vragen met bijbehorende antwoordmogelijkheden voor de enquête [16](#page=16) [6](#page=6).
Voorbeelden:
* Geslacht: "Wat is uw geslacht?" of "Gender?" [16](#page=16) [6](#page=6).
* Agressief gedrag (verbale agressie): "Bent u de afgelopen 12 maand uitgescholden tijdens een wedstrijd?", "Werd er de afgelopen 12 maand geroepen naar u tijdens een wedstrijd?", "Werd u de afgelopen 12 maand betrokken in een felle discussie tijdens een wedstrijd?" [16](#page=16) [6](#page=6).
#### 4.2 Soorten vragen in enquêtes
Er zijn verschillende soorten vragen die gebruikt kunnen worden [6](#page=6).
* **Gesloten vragen:** Antwoordmogelijkheden zijn vooraf gespecificeerd [6](#page=6).
* **Open vragen:** Respondenten kunnen hun antwoord vrij formuleren [7](#page=7).
* **Halfopen vragen:** Bieden antwoordmogelijkheden met ruimte voor alternatieven [7](#page=7).
* **Enkelvoudige vragen:** Slechts één antwoord mag worden aangeduid [7](#page=7).
* **Meervoudige vragen:** Meerdere antwoorden mogen worden aangeduid [7](#page=7).
* **Rangschikkingsvragen:** Respondenten plaatsen antwoorden in een specifieke volgorde [7](#page=7).
* **Dichotome vragen:** Slechts twee antwoordmogelijkheden (bv. ja/nee) [7](#page=7).
* **Schaalvragen:** Meerdere antwoorden in een bepaalde volgorde (bv. ontevreden tot tevreden) [7](#page=7).
* **Likertschalen:** 5- of 7-puntsschalen (bv. sterk mee oneens tot sterk mee eens) [7](#page=7).
#### 4.3 Richtlijnen voor het opstellen van vragen
Het formuleren van effectieve vragen vereist aandacht voor detail en doelgroep [7](#page=7).
* **Kort en bondig formuleren:** Vermijd onnodige woorden [7](#page=7).
* **Afstemmen op de doelgroep:** Gebruik taal die de respondent begrijpt [7](#page=7).
* **Vervangen van moeilijke woorden:** Zorg voor begrijpelijkheid [7](#page=7).
* **Korte, gemakkelijke zinnen:** Maak de vragen toegankelijk [7](#page=7).
* **Geen suggestieve vragen stellen:** Vermijd formuleringen die een bepaald antwoord aanmoedigen [7](#page=7).
* **Vermijden van het woord ‘ook’:** Dit kan de mening van de onderzoeker suggereren [7](#page=7).
* **Geen dubbele vragen stellen:** Splits vragen die meerdere zaken tegelijk bevragen [7](#page=7).
* **Concreet formuleren met tijdsaanduiding:** Wees specifiek over de tijdsperiode (bv. 'De voorbije maand' of 'afgelopen 12 maand') [8](#page=8).
* **Vermijden van dubbele negaties:** Gebruik niet twee of meer negatieve termen in één zin [8](#page=8).
* **Zo weinig mogelijk open vragen gebruiken:** Open vragen vragen veel inspanning van respondent en onderzoeker bij de verwerking in kwantitatief onderzoek [8](#page=8).
#### 4.4 Richtlijnen voor het formuleren van antwoordmogelijkheden
De antwoordmogelijkheden moeten logisch, duidelijk en relevant zijn voor de vraag [8](#page=8).
* **Keuze tussen even of oneven antwoordmogelijkheden:** Maak een bewuste keuze [8](#page=8).
* **Kies bewust het aantal antwoordmogelijkheden:** Overweeg het optimale aantal [8](#page=8).
* **Vermijd bij schaalvragen meer dan 7 antwoordmogelijkheden met labels:** Gebruik bij langere schalen cijfers [8](#page=8).
* **Vermijd het antwoord ‘ik weet het niet’:** Tenzij het specifieke kennisvragen betreft [8](#page=8).
* **Antwoordmogelijkheden moeten passen bij de vraag:** Zorg voor coherentie [8](#page=8).
* **Zet antwoordmogelijkheden in een logische volgorde:** Dit vergemakkelijkt de beantwoording [8](#page=8).
* **Vermijd overlap in antwoordmogelijkheden:** Zorg ervoor dat de opties elkaar niet overlappen [8](#page=8).
### 5. Opbouw van de enquête
Richtlijnen voor de algemene opbouw van een enquête omvatten [17](#page=17):
* Beperk het gebruik van doorverwijzingen, aangezien dit verwarrend kan zijn [17](#page=17).
* Bundel vragen per thema voor een logische flow [17](#page=17).
* Plaats sociaal-demografische kenmerken bovenaan om de achtergrond van de deelnemer te peilen [17](#page=17).
### 6. Afname van de enquête
De effectieve dataverzameling hangt af van een effectieve afname [17](#page=17).
* **Pretest:** Voer altijd een pretest uit om de enquête te evalueren en bij te werken [17](#page=17).
* **Rekrutering:** Stuur tijdig herinneringen uit om deelnemers te werven [17](#page=17).
Diverse methoden voor enquêteafname bestaan, elk met eigen voor- en nadelen wat betreft kennis testen, complexiteit, controle, zichtbaarheid van non-verbaal gedrag, invloed van omgeving/onderzoeker, sociale wenselijkheid, respons, tijdsduur en kostprijs. Deze methoden omvatten: post, online, telefonisch, face-to-face en groepsafname [17](#page=17).
### 7. Betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid en validiteit zijn cruciale concepten in enquêteonderzoek [17](#page=17).
* **Betrouwbaarheid:** Verwijst naar de consistentie van metingen. Een betrouwbare enquête geeft bij herhaalde meting vergelijkbare resultaten [17](#page=17).
* **Validiteit:** Verwijst naar de mate waarin de enquête meet wat het beoogt te meten. Een betrouwbare enquête is niet per se valide [17](#page=17).
Problemen met betrouwbaarheid en validiteit kunnen ontstaan door [17](#page=17):
* Selectieve antwoorden of minder subvragen beantwoorden [17](#page=17).
* Problemen met respons (bv. niet thuis zijn) [17](#page=17).
* Aanpassen van de vraagstelling [17](#page=17).
* Onjuiste vragen [17](#page=17).
* Externe verstoringen (bv. een vechtpartij) [17](#page=17).
* Sociaal wenselijke antwoorden [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Een vraag als "Hoe vaak heb je afgelopen academiejaar een fiets gestolen?" kan sociaal wenselijke antwoorden opleveren, waarbij respondenten geneigd zijn minder vaak te antwoorden dan de realiteit, wat de validiteit ondermijnt [17](#page=17).
---
# Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden en data-analyse
Dit gedeelte biedt een uitgebreid overzicht van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden, hun toepassing en de analyse van de verzamelde data.
### 4.1 Grondprincipes en indeling van onderzoek
Onderzoek wordt gedefinieerd als een doelgericht, systematisch proces op basis van een onderzoeksontwerp, waarbij data wordt verzameld en geanalyseerd om onderzoeksvragen te beantwoorden. Onderzoek kan worden ingedeeld naar doel (fundamenteel of praktijkgericht), grondvorm (kwantitatief of kwalitatief) en tijdsperspectief (cross-sectioneel of longitudinaal). Wetenschappelijke eisen aan onderzoek zijn empirisch, onafhankelijk, betrouwbaar en valide [11](#page=11).
#### 4.1.1 Indeling naar doel
* **Fundamenteel onderzoek:** Richt zich op het vergroten van theoretische kennis en wetenschappelijke inzichten, met weinig directe praktische meerwaarde [11](#page=11).
* **Praktijkgericht onderzoek:** Zoekt antwoorden op vragen uit de praktijk om producten, processen of diensten te verbeteren of implementeren [11](#page=11).
#### 4.1.2 Indeling naar grondvorm
* **Kwantitatief onderzoek:** Focust op de breedte van een onderwerp [11](#page=11).
* **Kwalitatief onderzoek:** Focust op de diepte van een onderwerp [11](#page=11).
* Deze grondvormen zijn gelijkwaardig, complementair en kunnen gecombineerd worden in 'mixed methods' onderzoeken [11](#page=11) [47](#page=47).
#### 4.1.3 Indeling naar tijdsperspectief
* **Cross-sectioneel onderzoek:** Eenmalige meting op een specifiek tijdstip [11](#page=11).
* **Longitudinaal onderzoek:** Onderzoek over een langere periode met meerdere meetmomenten [11](#page=11).
* **Trendonderzoek:** Regelmatige metingen met wisselende deelnemers [11](#page=11).
* **Panelonderzoek:** Regelmatige metingen met dezelfde deelnemers [11](#page=11).
* **Retrospectief onderzoek:** Terugkijken op gebeurtenissen uit het verleden gekoppeld aan huidige resultaten [11](#page=11).
* **Prospectief onderzoek:** Vooruitkijken in de tijd, het volgen van de situatie over verschillende tijdsmomenten [11](#page=11).
#### 4.1.4 Wetenschappelijke eisen aan onderzoek
* **Empirisch:** Gebaseerd op zintuiglijk waarneembare gegevens [11](#page=11).
* **Onafhankelijk:** Niet beïnvloed door externe factoren [11](#page=11).
* **Betrouwbaar:** Resultaten zijn reproduceerbaar onder dezelfde omstandigheden [11](#page=11).
* **Valide/Geldig:** Meet wat het beoogt te meten [11](#page=11).
### 4.2 Kwantitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek verzamelt en analyseert numerieke data om objectieve conclusies en voorspellingen te formuleren [74](#page=74).
#### 4.2.1 Opbouw en uitvoering van enquêtes
Het opbouwen van een enquête omvat vijf stappen:
1. **Bepaal de variabelen in de onderzoeksvraag:** Identificeer directe relevante variabelen [16](#page=16).
* **Kenmerktypes:** Eenvoudige/complexe, concrete/abstracte kenmerken (bv. geslacht, leeftijd, inkomen, agressie) [16](#page=16).
2. **Definieer de variabelen:** Zeker cruciaal voor complexe kenmerken [16](#page=16).
3. **Bepaal welke componenten onderzocht worden:** Selecteer specifieke componenten voor complexe variabelen [16](#page=16).
4. **Zet indicatoren om naar componenten:** Vertaal variabelen/componenten naar meetbare indicatoren [16](#page=16).
5. **Zet indicatoren om naar vragen en antwoordmogelijkheden:** Formuleer de concrete vragen voor de enquête [16](#page=16).
> **Tip:** Stel directe, eenduidige vragen en vermijd sociaal wenselijke antwoorden [17](#page=17).
**Opbouw van de enquête:** Beperk doorverwijzingen, bundel vragen per thema, plaats sociaal-demografische kenmerken bovenaan [17](#page=17).
**Afname van de enquête:** Voer een pretest uit, verstuur tijdig herinneringen. Methodes (post, online, telefonisch, face-to-face, groepsafname) hebben elk hun voor- en nadelen [17](#page=17).
**Betrouwbaarheid en validiteit:**
* **Betrouwbaarheid:** Consistentie van metingen; reproduceerbare resultaten [17](#page=17).
* **Validiteit:** Mate waarin gemeten wordt wat bedoeld is [17](#page=17).
* Problemen kunnen ontstaan door selectieve antwoorden, respons, aanpassing vraagstelling, onjuiste vragen, externe verstoringen, sociaal wenselijke antwoorden [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** Vragen over diefstal kunnen leiden tot sociaal wenselijke antwoorden, wat de validiteit ondermijnt [17](#page=17).
#### 4.2.2 Data-analyse met Excel
Kwantitatieve data-analyse begint met **voorbereidend werk**:
* **Opschonen van data:** Behoud origineel bestand, kopieer naar nieuw tabblad, verwijder overtollige data [18](#page=18) [37](#page=37).
* **Codeboek opstellen:** Documenteert kenmerken, vragen, antwoorden en bijbehorende codes [18](#page=18) [37](#page=37).
> **Voorbeeld codeboek:**
> | Kenmerk | Vraag | Antwoord | Code |
> | :--------------- | :------------------------------------------------------------------------ | :------------------------ | :--- |
> | Geslacht | Je bent een … | man, vrouw, andere | 1, 2, 3 |
> | Leeftijd | Je leeftijd is ... jaar. | (getal) | (getal) |
> | Alcoholverbruik | Hoe vaak drink je alcohol? | Nooit, Eén/enkele keer/jaar, ... | 1, 2, ... |
> | Stelling 1 | Ik ben in staat de meeste dingen evengoed te doen als de meeste studenten. | Helemaal niet akkoord, ... | 1, 2, ... |
* **Datamatrix opstellen:** Tabel met numerieke codes voor antwoorden per respondent [19](#page=19) [38](#page=38).
##### 4.2.2.1 Frequentietabellen
Overzicht van antwoordverdelingen:
* **Absolute frequentie:** Aantal keren dat een antwoord voorkomt [20](#page=20) [39](#page=39).
* **Relatieve frequentie:** Percentage respondenten met een antwoord [20](#page=20) [39](#page=39).
* **Absolute cumulatieve frequentie:** Totaal aantal respondenten tot en met een categorie [20](#page=20).
* **Relatieve cumulatieve frequentie:** Percentage respondenten tot en met een categorie [20](#page=20).
> **Voorbeeld frequentietabel:**
> | Leeftijd | Aantal (Absoluut) | Percentage (Relatief) |
> | :------- | :---------------- | :-------------------- |
> | 18 | 6 | 16% |
> | 19 | 16 | 43% |
> | ... | ... | ... |
> | Totaal | 37 | 100,00% |
* Excel-formule voor absolute frequentie: `=AANTAL.ALS(bereik; criterium)` [39](#page=39).
* Draaitabellen in Excel zijn ook nuttig [39](#page=39).
##### 4.2.2.2 Grafische weergave van data
* **Cirkeldiagram:** Weergave van categorieën in percentages [20](#page=20).
* **Staafdiagram:** Vergelijken van aantallen of percentages [20](#page=20).
* **Strookdiagram:** Verhouding subcategorieën binnen een categorie [40](#page=40).
* **Lijndiagram:** Trends over tijd of gerangschikte data [40](#page=40).
* **Boxplot:** Visualiseert minimum, Q1, mediaan, Q3, maximum, en uitschieters [40](#page=40).
* Formules voor boxplotcomponenten: `=GEMIDDELDE(bereik)`, `=MEDIAAN(bereik)`, `=MIN(bereik)`, `=MAX(bereik)`, `=KWARTIEL.EXC(bereik;1)` (Q1), `=KWARTIEL.EXC(bereik;3)` (Q3) [40](#page=40) [43](#page=43).
* **Normale verdeling/Gausscurve:** Klokvormige curve, metingen rond gemiddelde [40](#page=40) [43](#page=43).
* **Puntenwolk/Spreidingsdiagram:** Relatie tussen twee numerieke variabelen [40](#page=40) [43](#page=43).
##### 4.2.2.3 Beschrijvende statistiek
Vat belangrijkste kenmerken van data samen [20](#page=20) [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Centrummaten:** Indicatie van het midden of typische punt.
* **Gemiddelde:** Som van waarden / totaal aantal. Excel: `=GEMIDDELDE(bereik)` [21](#page=21) [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Mediaan:** Middelste waarde in gesorteerde dataset. Excel: `=MEDIAAN(bereik)` [21](#page=21) [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Modus:** Meest voorkomende waarde. Excel: `=MODUS(bereik)` [21](#page=21) [39](#page=39) [41](#page=41).
* **Spreidingsmaten:** Hoe verspreid de data is.
* **Bereik:** Verschil tussen maximum en minimum waarde. Excel: `=MAX(bereik) - MIN(bereik)` [21](#page=21) [39](#page=39) [42](#page=42).
* **Standaardafwijking (Standaarddeviatie):** Meet spreiding rond het gemiddelde. Excel (steekproef): `=STDEV.S(bereik)` [21](#page=21) [39](#page=39) [42](#page=42).
* **Interkwartielafstand (IQR):** Verschil tussen Q3 en Q1 [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Andere statistieken:** Standaardfout, steekproefvariantie, kurtosis, scheefheid, minimum, maximum, som, aantal [21](#page=21) [39](#page=39).
> **Voorbeeld beschrijvende statistiek voor leeftijd:**
> | Statistiek | Waarde |
> | :----------------- | :----- |
> | Gemiddelde | 20 |
> | Mediaan | 19 |
> | Modus | 19 |
> | Standaarddeviatie | 3,43 |
> | ... | ... |
#### 4.2.3 Correlatie
Correlatie meet de samenhang of het lineaire verband tussen twee variabelen [31](#page=31) [40](#page=40).
* **Positief verband:** Scores nemen gezamenlijk toe of af [31](#page=31).
* **Negatief verband:** Score op de ene variabele neemt toe, de andere neemt af [31](#page=31).
* **Correlatiecoëfficiënt (r):** Waarde tussen -1 en +1 die sterkte en richting aangeeft [31](#page=31) [40](#page=40).
* 0: Geen lineair verband [31](#page=31).
* Interpretatie:
* < 0,20: Heel zwak [31](#page=31) [41](#page=41).
* 0,20 – 0,39: Zwak [31](#page=31) [41](#page=41).
* 0,40 – 0,59: Matig [31](#page=31) [41](#page=41).
* 0,60 – 0,79: Sterk [31](#page=31) [41](#page=41).
* ≥ 0,80: Heel sterk [31](#page=31) [41](#page=41).
> **Voorbeeld correlatie:** Een coëfficiënt van 0,910054258 duidt op een heel sterk lineair verband tussen gewicht en lengte [31](#page=31) [41](#page=41).
* Excel formule: `=CORRELATIE(matrix1; matrix2)` [31](#page=31) [41](#page=41).
* **Correlatie versus causaliteit:** Correlatie betekent niet automatisch oorzakelijkheid. Criteria voor causaliteit zijn temporaliteit, empirische relatie, geen confounders, coherentie en consistentie [31](#page=31) [43](#page=43).
#### 4.2.4 Statistische significantie
Geeft aan of een resultaat waarschijnlijk niet op toeval berust [32](#page=32) [43](#page=43).
* **P-waarde (p):** Kans dat een gevonden verband puur toevallig is [32](#page=32) [43](#page=43).
* Kleine p-waarde (typisch $< 0,05$): Resultaat is betrouwbaarder, waarschijnlijk een echt effect [32](#page=32) [43](#page=43).
* Grote p-waarde: Resultaat is toevalliger, minder betrouwbaar [32](#page=32) [43](#page=43).
* **Statistische significantietests met Excel:**
* **T-test:** `=T.TEST(matrix1; matrix2; zijden; type_getal)` [32](#page=32) [43](#page=43).
* **Zijden:** Eenzijdig (specifieke richting) of tweezijdig (geen richting verwacht) [32](#page=32) [43](#page=43).
* **Type_getal:** Gekoppeld (zelfde subjecten) of twee steekproeven (onafhankelijke groepen) [32](#page=32) [43](#page=43).
> **Voorbeeld significantie:** p-waarde 0,00401 < 0,05 betekent een statistisch significant verschil in hartslag na koffie [32](#page=32) [43](#page=43).
#### 4.2.5 Kwantitatieve onderzoeksmethoden en hun toepassingen
* **Descriptief onderzoek:** Beschrijft een populatie of fenomeen nauwkeurig en systematisch. Focust op "wat is" en gebruikt beschrijvende statistiek [74](#page=74).
* **Correlationeel onderzoek:** Onderzoekt de relatie tussen variabelen zonder manipulatie [74](#page=74).
* **Experimenteel onderzoek:** Onderzoekt causale verbanden door manipulatie van onafhankelijke variabelen. Stappen: vraag/variabelen definiëren, hypothese formuleren, condities ontwerpen, participanten verdelen [74](#page=74).
* **Randomisatie:** Gelijke kans voor elke participant om aan een groep toegewezen te worden [75](#page=75).
* **Blindering:** Minimaliseert vertekening door verwachtingen (enkel-, dubbel-, driedubbelblind) [75](#page=75).
### 4.3 Kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek richt zich op het verkrijgen van diepgaand inzicht in ervaringen, ideeën, motieven, belevingen en gevoelens van mensen. Het proces is flexibel en open, en kan aanpassing vereisen op basis van tussentijdse resultaten [32](#page=32) [46](#page=46) [47](#page=47) [55](#page=55).
#### 4.3.1 Grondbeginselen en kenmerken
* **Gelijkwaardig en complementair** aan kwantitatief onderzoek, te combineren in 'mixed methods' [47](#page=47) [55](#page=55).
* **Onderzoek in de diepte** versus "onderzoek in de breedte" van kwantitatief onderzoek [47](#page=47) [55](#page=55).
* **Flexibele uitvoering** en aanpassingsvermogen van het onderzoeksproces [47](#page=47) [55](#page=55).
* **Doelgroep en steekproef:** Grootte ligt niet vooraf vast; bepaald door data tot saturatie (verzadiging) [32](#page=32) [55](#page=55).
* **Onderzoeksontwerp:** Flexibel, nieuwe kenmerken kunnen opduiken [32](#page=32) [55](#page=55).
* **Data-analyse:** Vindt continu plaats tijdens het onderzoek [32](#page=32) [48](#page=48).
* **Onderzoekerhouding:** Open en flexibel [49](#page=49).
#### 4.3.2 Methodes van kwalitatief onderzoek
* **Interview:** Face-to-face, telefonisch, videobellen, online chat [33](#page=33) [49](#page=49) [57](#page=57).
* **Open interview:** Hoge mate van sturing [51](#page=51) [57](#page=57).
* **Semi-gestructureerd interview:** Gebruikt een topiclijst [34](#page=34) [51](#page=51) [57](#page=57).
* **Interviewschema:** Inleiding, kern (topiclijst), slot [34](#page=34) [51](#page=51).
> **Tip:** Een beknopt schema heeft weinig onderwerpen/vragen, een uitgebreid schema veel [51](#page=51) [57](#page=57).
* **Focusgroep:** Groepsgesprekken, face-to-face, videobellen, online chat [26](#page=26) [49](#page=49) [57](#page=57).
* **Voorbereiding:** Homogene groep (6-8 deelnemers), ideaal 3-5 groepen tot saturatie [26](#page=26) [27](#page=27).
* **Moderator:** Verwelkomt, bewaakt onderwerp, sfeer, luistert, vraagt door, rondt af [27](#page=27).
* **Constructief gedrag:** Actief luisteren, respect, openheid, vragen stellen [27](#page=27).
* **Ongewenst gedrag:** Domineren, negativiteit, passiviteit; moderator moet ingrijpen [28](#page=28).
* **Observatie:** Systematisch registreren van gedrag en gebeurtenissen [28](#page=28).
* **Soorten:** Participerend/niet-participerend, open/gesloten, individueel/groep [28](#page=28).
* **Uitvoering:** Noteer feiten, letterlijke quotes, vraag naar voorbeelden. Vermijd gesprekken, interpretaties, onderbrekingen [28](#page=28) [29](#page=29).
* **Casestudy:** Combinatie van methoden voor individu, groep, organisatie, etc. [49](#page=49) [57](#page=57).
* **Enquêtes:** Vragenlijsten met open vragen [49](#page=49) [57](#page=57).
* **Secundair onderzoek:** Gebruik van bestaande data [49](#page=49) [57](#page=57).
> **Keuze van methode:**
> * **Betekenissen:** Interviews (individueel, persoonlijk), focusgroepen (interactie, gedeelde ervaringen) [33](#page=33) [50](#page=50).
> * **Gedrag:** Observaties (individueel voor specifieke gedragingen, groep voor interacties) [33](#page=33) [50](#page=50).
> * **Direct waarneembaar gedrag:** Letterlijke uitingen, acties [33](#page=33) [50](#page=50).
> * **Indirect waarneembaar gedrag:** Subjectieve beoordeling van signalen [33](#page=33) [50](#page=50).
#### 4.3.3 Specifieke methoden van kwalitatief onderzoek
* **Etnografie:** Onderdompeling in een gemeenschap/organisatie, observatie van gedrag en interacties. Focus op 'lived experience' in open of gesloten settings [48](#page=48) [55](#page=55) [56](#page=56).
* **Grounded theory:** Ontwikkelen van theorieën gegrond in data, focus op processen/trajecten van interacties. Cyclus van dataverzameling, analyse en reflectie tot theoretische saturatie [48](#page=48) [56](#page=56).
* **Fenomenologie:** Verklaren van fenomenen via de 'lived experience' (geleefde ervaring) [48](#page=48) [56](#page=56).
* **Narratief onderzoek:** Verzamelen, analyseren en interpreteren van verhalen voor inzicht in ervaringen. Belangrijk zijn temporaliteit, betekenisgeving en sociale context [49](#page=49) [56](#page=56).
* **Actieonderzoek:** Gericht op het oplossen van praktische problemen en praktijkverbetering, vereist verandering [49](#page=49) [57](#page=57).
#### 4.3.4 Verwerking van data in kwalitatief onderzoek
Dataverwerking is een **cyclisch proces** van dataverzameling en -analyse tot saturatie [52](#page=52) [58](#page=58).
* **Fasen van dataverwerking:**
1. **Grondige kennismaking met de data:** Herhaaldelijk lezen om begrip te ontwikkelen [52](#page=52) [58](#page=58).
2. **Opdelen en open coderen:** Tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en codes (labels) toekennen [52](#page=52) [58](#page=58) [59](#page=59).
> **Tip:** Gebruik plakbriefjes, software (Miro, Trello, NVivo) voor coderen [52](#page=52) [59](#page=59).
3. **Beschrijven en theorievorming (axiaal en selectief coderen):**
* **Axiaal coderen:** Codes samenvoegen onder hoofd-categorieën [52](#page=52) [59](#page=59).
* **Selectief coderen:** Hoofd-categorieën gebruiken om theorie op te bouwen, relaties leggen. Groepeer gegevens op gedrag, acties, denkbeelden, etc., niet demografisch [52](#page=52) [59](#page=59).
> **Tip:** Gebruik een matrix om informatie te bundelen [52](#page=52) [59](#page=59).
4. **Concluderen:** Onderzoeksvragen/hypothesen erbij nemen. Niet te snel concluderen [52](#page=52) [58](#page=58) [59](#page=59).
> **Tip:** Voer een 'member check' uit door conclusies voor te leggen aan deelnemers [52](#page=52) [59](#page=59).
* **Transcriberen:** Uitschrijven van gesproken opnames. Kan woordelijk, letterlijk of samenvattend. Letterlijk transcriberen behoudt nuances [51](#page=51) [58](#page=58).
> **Praktisch voorbeeld:**
> * **Onderzoeksvraag:** Op welke manier kunnen jongeren gestimuleerd worden om meer te bewegen? [52](#page=52) [59](#page=59).
> * **Open vragen:** Hoe kan de omgeving jou stimuleren? Hoe ben jijzelf te stimuleren? Wat zijn belemmeringen? [52](#page=52) [59](#page=59).
### 4.4 Mixed Methods Onderzoek
Combineert kwantitatieve en kwalitatieve data voor een completer beeld [47](#page=47) [60](#page=60).
#### 4.4.1 Waarom Mixed Methods?
* **Generaliseerbaarheid:** Combinatie van grote (kwant.) en kleine (kwal.) steekproef [60](#page=60).
* **Context:** Kwalitatieve data duidt kwantitatieve bevindingen [60](#page=60).
* **Geloofwaardigheid:** Versterkt door triangulatie [60](#page=60).
#### 4.4.2 Onderzoeksdesigns
* **Convergent parallel:** Kwantitatieve en kwalitatieve dataverzameling tegelijk; aparte analyses, daarna vergelijken [60](#page=60).
* **Embedded:** Dataverzameling tegelijk; één datatype primeert (bv. kwantitatief); middelenbesparend [60](#page=60).
* **Explanatory sequential:** Eerst kwantitatief, daarna kwalitatief om resultaten te verklaren [60](#page=60).
* **Exploratory sequential:** Eerst kwalitatief om te verkennen en hypothesen te formuleren, daarna kwantitatief om te controleren [61](#page=61).
### 4.5 Specifieke onderzoekstechnieken en analyses
#### 4.5.1 Forrest plots
Grafische weergave van resultaten in een meta-analyse. Toont effectgrootte per studie en gecombineerd effect [76](#page=76).
* **Componenten:** Effectgrootte, betrouwbaarheidsinterval (BI), gewicht van studie, samenvattend effect [76](#page=76).
* **Interpretatie:** Homogeniteit (studies lijken op elkaar), heterogeniteit (studies verschillen), statistische significantie (als 95% BI geen effect kruist) [76](#page=76).
#### 4.5.2 Meta-analyse
Statistische techniek om resultaten van meerdere studies te combineren voor een preciezere schatting van het werkelijke effect [76](#page=76).
* **Stappen:** Vraagformulering (bv. PICO), systematische literatuursearch, selectie studies, data-extractie, kwaliteitsbeoordeling, statistische analyse, interpretatie/rapportage [76](#page=76).
* **Soorten:** Fixed-effect (één werkelijk effect) en Random-effects (houdt rekening met variatie) [77](#page=77).
* **Interpretatie:** Afhankelijk van Forrest plot, heterogeniteitsmaten (bv. $I^2$), en studiekwaliteit [77](#page=77).
> **Tip:** Begrijp de onderzoeksvraag, inclusiecriteria en methode van de meta-analyse voor correcte interpretatie [77](#page=77).
---
# Rapportagevormen en het belang van wetenschappelijk schrijven
Rapportage is de essentiële laatste fase van het onderzoeksproces, waarbij bevindingen worden gecommuniceerd en onderzoek waarde krijgt, en verschilt wezenlijk tussen wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke teksten [63](#page=63) [66](#page=66).
### 5.1 Functies van rapportage
Rapportage vervult diverse cruciale functies die bijdragen aan de impact en waarde van onderzoek [63](#page=63):
* **Informatieverstrekking:** Het delen van opgedane kennis met opdrachtgevers en een breder publiek, waardoor onderzoek toegankelijk wordt [63](#page=63).
* **Verantwoording afleggen:** Transparant zijn over methoden en beslissingen, om de onderbouwing en kwaliteit van het onderzoek te presenteren en te verdedigen [63](#page=63).
* **Een correct beeld geven:** Eerlijk en volledig rapporteren over het onderzoek, inclusief beperkingen, voordelen, nadelen en afwijkingen van het plan [63](#page=63).
* **Kwaliteitscontrole en kwaliteitsverhoging:** Door gedetailleerde beschrijvingen van de uitvoering kunnen anderen de methodiek controleren en het onderzoek herhalen, wat de algehele kwaliteit verhoogt [63](#page=63).
* **Feedback genereren:** Het faciliteren van externe communicatie die kan leiden tot positieve bevestiging of kritische bedenkingen voor bijsturing en groei van de onderzoeker [63](#page=63).
* **Verdere opvolging faciliteren:** Mogelijkheden creëren voor vervolgonderzoek, praktische toepassingen, of de uitbreiding van wetenschappelijke kennis [63](#page=63).
> **Tip:** Beschouw rapportage niet als een louter administratieve last, maar als een cruciale stap die de waarde en impact van je onderzoek bepaalt [63](#page=63).
> **Example:** Een marktonderzoek dat enkel de resultaten bevat zonder de methodiek van steekproeftrekking te beschrijven, biedt onvoldoende basis voor verantwoording en kwaliteitscontrole. Rapportage moet dit detailleren [63](#page=63).
### 5.2 Verschillende rapportagevormen
Rapportagevormen kunnen schriftelijk of mondeling zijn, elk met hun eigen kenmerken en toepassingen [64](#page=64).
#### 5.2.1 Schriftelijke rapportagevormen
Schriftelijke vormen variëren van uitgebreide rapporten tot beknopte visuele weergaven [64](#page=64).
* **Onderzoeksrapport:** Een uitgebreid verslag met details over het gehele onderzoeksproces, bedoeld voor opdrachtgevers en onderzoekers. Volgt vaak de IMRaD-structuur (Titel, Inhoudsopgave, Inleiding, Methode, Resultaten, Conclusies, Discussie/Aanbevelingen, Referenties) [64](#page=64).
* **Wetenschappelijk artikel (A1 publicatie):** Een beknopte samenvatting van inhoud, doel, methode en belangrijkste bevindingen, vaak ook gebaseerd op IMRaD [64](#page=64).
* **Artikel in een vaktijdschrift:** Publicaties binnen een specifiek domein, gericht op academici of professionals. Onderwerpt aan beoordeling door redactie of experts [64](#page=64).
* **Boek en/of luisterboek:** Biedt meer ruimte voor verhalen en anekdotes, gericht op een breed publiek [64](#page=64).
* **Brochure:** Een beknopte beschrijving met accent op onderzoeksresultaten, gericht op specifieke belanghebbenden uit het werkveld [64](#page=64).
* **Poster of flyger:** Een beknopte weergave van de belangrijkste onderzoeksresultaten op één A4-blad, gemakkelijk te verspreiden [64](#page=64).
* **Infographic:** Een visuele presentatie van de belangrijkste informatie voor snelle en begrijpelijke overdracht, geschikt voor diverse doelgroepen [64](#page=64).
* **Persartikel:** Zeer beknopte berichtgeving in kranten of tijdschriften, vaak door journalisten geschreven, gericht op een breed publiek met toegankelijke taal [64](#page=64).
#### 5.2.2 Mondelinge rapportagevormen
Mondelinge vormen zijn vaak toegankelijker en dynamischer, met ruimte voor interactie [64](#page=64).
* **Mondelinge presentatie:** Een veelvoorkomende vorm van mondelinge rapportage [64](#page=64).
* **Mediaberichtgeving:** Rapportage van onderzoeken via verschillende media [64](#page=64).
* **Posterpresentatie:** Onderzoeksresultaten presenteren op een poster, gevolgd door mondelinge toelichting [65](#page=65).
### 5.3 Het kiezen van de juiste rapportagevorm
De keuze voor een rapportagevorm moet afgestemd zijn op communicatiedoelstellingen, publiek en praktische randvoorwaarden [65](#page=65).
#### 5.3.1 Criteria voor het kiezen van een rapportagevorm
* **Afstemming op de doelstelling:**
* **Informeren:** Traditionele rapporten, artikelen, presentaties [65](#page=65).
* **Overtuigen:** Betogen, pitches, opiniestukken [65](#page=65).
* **Feedback verzamelen:** Enquêtes, focusgroepen, workshops [65](#page=65).
* **Handvaten aanreiken:** Handleidingen, best practices, demo's [65](#page=65).
* **Afstemming op het doelpubliek:**
* Identificeren van opdrachtgevers en hun verwachtingen [65](#page=65).
* Begrijpen van de ontvangers (academici, professionals, breed publiek, etc.) [65](#page=65).
* Anticiperen op verwachtingen qua vorm, lengte, taal en diepgang [65](#page=65).
* **Afstemming op de randvoorwaarden:**
* **Beschikbare tijd:** Voor schrijven, produceren en communiceren [65](#page=65).
* **Beschikbaar budget:** Financiële middelen bepalen de haalbaarheid van bepaalde vormen [65](#page=65).
* **Beschikbare hulp of hulpmiddelen:** Expertise, technologieën of personeel kunnen de keuze beïnvloeden [65](#page=65).
> **Tip:** Soms zijn meerdere rapportagevormen geschikt. Een combinatie van verschillende vormen kan de kracht en effectiviteit van de rapportage aanzienlijk vergroten. Denk bijvoorbeeld aan een schriftelijk rapport aangevuld met een korte video-samenvatting of een podcastserie [65](#page=65) [80](#page=80).
### 5.4 Verschillen tussen wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke teksten
De aard en doelgroep van een tekst bepalen de verschillen in opbouw, taalgebruik en presentatie [65](#page=65) [82](#page=82).
#### 5.4.1 Algemene opbouw
* **Wetenschappelijke teksten:** Volgen een gestructureerde opbouw, vaak IMRAD, voor logische leesbaarheid [66](#page=66).
* **Populair-wetenschappelijke teksten:** Minder strikt structureel, gericht op het boeien van een breder publiek [66](#page=66).
#### 5.4.2 Titels
* **Wetenschappelijke teksten:** Direct, informatief, soms met genummerde subtitels [66](#page=66).
* **Populair-wetenschappelijke teksten:** Gebruiken vaak een hoofd- en subtitel om inhoud aantrekkelijker te maken [66](#page=66).
#### 5.4.3 Taalgebruik
* **Wetenschappelijke teksten:** Objectief, zakelijk, gericht op precisie en neutraliteit [66](#page=66).
* **Populair-wetenschappelijke teksten:** Rijk gevarieerd taalgebruik voor levendigheid en begrijpelijkheid [66](#page=66).
* **Gemeenschappelijke regel:** Vermijden van directe verwijzingen zoals 'ik', 'jij', 'u' [66](#page=66).
#### 5.4.4 Referenties
* **Wetenschappelijke teksten:** Nauwkeurige, vaak genummerde in-text verwijzingen en een volledige literatuurlijst [66](#page=66).
* **Populair-wetenschappelijke teksten:** Enkel vermelding van voornaamste bronnen aan het einde [66](#page=66).
#### 5.4.5 Illustraties
* **Wetenschappelijke teksten:** Primair inhoudelijk (tabellen, grafieken) ter ondersteuning van data [66](#page=66).
* **Populair-wetenschappelijke teksten:** Dragen bij aan inhoud en maken de tekst aantrekkelijker [66](#page=66).
> **Tip:** Bij het bestuderen van deze verschillen, focus op de functie van elk element (bv. waarom gebruikt een populair-wetenschappelijke tekst rijkere taal? Om te informeren en te boeien) [66](#page=66).
> **Tip:** Onthoud dat de doelgroep een cruciale rol speelt in de keuze van opbouw, taal en illustraties [66](#page=66).
### 5.5 Structuur en elementen van een wetenschappelijk artikel
Wetenschappelijke artikelen volgen een specifieke structuur om de lezer te begeleiden [79](#page=79).
* **Titel:** Verleidt de lezer en informeert over het onderwerp [79](#page=79).
* **Auteur(s):** Volgorde geeft belangrijkheid aan; auteurs moeten significant bijdragen en de inhoud goedkeuren [79](#page=79).
* **Abstract:** Een samenvatting (150-500 woorden) die de kern van het onderzoek weergeeft (onderwerp, vraag, methode, resultaten, conclusies) [79](#page=79).
* **Inleiding:** Presenteert het algemene onderwerp en leidt naar het specifieke onderzoek [79](#page=79).
* **Literatuurstudie:** Samenvatting van relevant bestaand onderzoek [79](#page=79).
* **Methode:** Beschrijft de uitgevoerde onderzoeksaanpak [79](#page=79).
* **Resultaten:** Presenteert de bevindingen en uitkomsten [79](#page=79).
* **Discussie:** Interpreteert de resultaten, vergelijkt met literatuur en beantwoordt vragen over betekenis, bijdrage en mogelijke verbeteringen [79](#page=79).
* **Conclusie:** Vat het artikel samen, beantwoordt de onderzoeksvraag en inspireert zonder nieuwe informatie te introduceren [79](#page=79).
* **Bronvermelding:** Lijst van gebruikte bronnen, bij voorkeur in APA-stijl [79](#page=79).
> **Tip:** Eindig met een sterke, krachtige laatste zin [79](#page=79).
### 5.6 Analyse van wetenschappelijke literatuur
Bij het analyseren van een wetenschappelijk artikel, moeten kritische vragen gesteld worden over diverse aspecten [81](#page=81).
* **Aanleiding van het onderzoek:** De context en het probleem dat tot het onderzoek leidde [81](#page=81).
* **Onderzoeksvraag:** De centrale, heldere en specifieke vraag die het onderzoek beoogt te beantwoorden [81](#page=81).
* **Methodiek voor dataverzameling:** De systematische aanpak, inclusief methoden en instrumenten [81](#page=81).
* **De gerealiseerde steekproef:** Omvang, samenstelling en representativiteit van de onderzochte groep [81](#page=81).
* **Deelnemers en inclusiecriteria:** Wie deelnamen aan het onderzoek en hoe zij geselecteerd zijn [81](#page=81).
* **Ethische overwegingen:** Voldoen aan normen zoals geïnformeerde toestemming, anonimiteit en vertrouwelijkheid [81](#page=81).
* **Dataverzameling en -verwerking:** Hoe kwantitatieve en kwalitatieve data zijn verzameld en geanalyseerd [81](#page=81).
* **Betrouwbaarheid van het onderzoek:** Consistentie en reproduceerbaarheid van de resultaten [81](#page=81).
* **Beperkingen van het onderzoek:** Factoren die de reikwijdte en generaliseerbaarheid beïnvloeden [82](#page=82).
* **Aanbevelingen voor vervolgonderzoek:** Suggesties voor toekomstige studies [82](#page=82).
### 5.7 Bronnen en checklists voor wetenschappelijk schrijven
Diverse online bronnen en checklists ondersteunen het schrijven van wetenschappelijke teksten [82](#page=82).
* **Nuttige websites:**
* Phrasebank (University of Manchester): Collectie zinnen voor verschillende secties van artikelen [82](#page=82).
* Equator Network: Richtlijnen en hulpmiddelen voor het rapporteren van onderzoek [82](#page=82).
* **Specifieke checklists:**
* COREQ: Voor het rapporteren van kwalitatief onderzoek [82](#page=82).
* PRISMA: Voor systematische reviews [82](#page=82).
* **Tekst niveaus en structuur:**
* Niveau 1: Hoofdtekst (titel) [82](#page=82).
* Niveau 2: Subsecties [82](#page=82).
* Niveaus 3, 4, 5: Verdere onderverdelingen voor gedetailleerde structuur [82](#page=82).
> **Tip:** Het correct toepassen van tekstniveaus helpt bij het creëren van een logische leesvolgorde en verbetert de leesbaarheid van wetenschappelijke teksten [82](#page=82).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Onderzoeksplan | Een gestructureerd document dat de basis vormt voor het uitvoeren van een onderzoek, waarin de aanleiding, doelstelling, onderzoeksvraag, onderwerp, doelgroep en het onderzoeksontwerp worden uiteengezet. |
| Aanleiding | Het startpunt van het onderzoek, beschrijft de context of observatie die de noodzaak voor het onderzoek creëert. |
| Doelstelling | Specificeert wat het onderzoek beoogt te bereiken en welk doel nagestreefd wordt met de beantwoording van de onderzoeksvraag. |
| Onderzoeksvraag | De centrale vraag die het onderzoek dient te beantwoorden, cruciaal voor de focus en effectiviteit van het onderzoek. |
| Onderzoeksontwerp | Beschrijft de methodologie en de werkwijze die gevolgd zal worden om de onderzoeksvraag te beantwoorden, inclusief hoe het onderzoek uitgevoerd zal worden. |
| Literatuuronderzoek | Een belangrijk onderdeel van het onderzoek dat helpt bij het verfijnen van de onderzoeksvraag en het bepalen van de meest geschikte onderzoeksopzet door bestaande kennis te verzamelen. |
| Theoretische populatie | De brede groep waarover men met het onderzoek een uitspraak wil doen; de ideale groep waarnaar de resultaten gegeneraliseerd zouden kunnen worden. |
| Operationele populatie | Een afbakening van de theoretische populatie in tijd en ruimte; de groep die daadwerkelijk toegankelijk is voor het onderzoek. |
| Steekproef | Een selectie uit de operationele populatie, waarbij de grootte vaak wordt aangeduid met 'n'. |
| Inclusie- en exclusiecriteria | Duidelijke specificaties die bepalen wie wel en wie niet tot de populatie behoort, om redenen als kosten, praktische haalbaarheid, mogelijkheid tot deelname en onderzoeksopzet. |
| Probability sampling | Een steekproefmethode waarbij elke eenheid in de populatie een bekende, niet-nul kans heeft om geselecteerd te worden. |
| Non-probability sampling | Een steekproefmethode waarbij de kans op selectie niet bekend is, en de selectie vaak gebaseerd is op gemak of andere niet-willekeurige criteria. |
| Steekproefgrootte | De bepaling van het aantal deelnemers, wat afhangt van het type onderzoek; bij kwantitatief onderzoek via een poweranalyse, bij kwalitatief onderzoek tot inhoudelijke verzadiging. |
| Kwantitatief onderzoek | Onderzoek dat zich richt op de breedte van een onderwerp en data numeriek verzamelt en analyseert voor objectieve conclusies. |
| Kwalitatief onderzoek | Onderzoek dat zich richt op de diepte van een onderwerp en diepgaand inzicht verkrijgt in ervaringen, ideeën en gevoelens van mensen. |
| Mixed Methods | Een onderzoeksbenadering die kwantitatieve en kwalitatieve data combineert om een completer beeld te verkrijgen en de voordelen van beide methoden te benutten. |
| Betrouwbaarheid (onderzoek) | De consistentie en reproduceerbaarheid van een meetinstrument of onderzoeksproces; geeft aan of resultaten vergelijkbaar zijn bij herhaalde meting onder dezelfde omstandigheden. |
| Validiteit (onderzoek) | De mate waarin de enquête meet wat het beoogt te meten; een betrouwbare enquête is niet per se valide. |
| Data-analyse | Het proces van het onderzoeken, opschonen, transformeren en modelleren van data met het doel om bruikbare informatie te ontdekken, conclusies te trekken en beslissingen te ondersteunen. |
| Correlatie | De statistische maat die de samenhang of het lineaire verband tussen twee variabelen aangeeft, variërend van -1 (sterk negatief) tot +1 (sterk positief). |
| Causaliteit | Het principe dat een gebeurtenis (de oorzaak) een andere gebeurtenis (het gevolg) direct veroorzaakt. |
| P-waarde | Een statistische maat die de kans aangeeft dat het waargenomen resultaat (bijvoorbeeld een verband) puur op toeval berust. Een lage p-waarde (bv. <0,05) duidt op statistische significantie. |
| Rigor | De zorgvuldigheid en nauwkeurigheid waarmee een studie wordt uitgevoerd, zowel in kwantitatief als kwalitatief onderzoek. |
| Interview | Een gesprek waarbij de onderzoeker vragen stelt aan een respondent om informatie te verzamelen over ervaringen, ideeën of belevingen. |
| Focusgroep | Een onderzoeksmethode waarbij groepsgesprekken plaatsvinden over ervaringen, ideeën, gevoelens en belevingen van deelnemers, met nadruk op interactie. |
| Observatie | Een onderzoeksmethode waarbij systematisch gedrag en gebeurtenissen worden geregistreerd om feitelijke informatie te verzamelen. |
| Wetenschappelijk artikel | Een publicatie die de resultaten van wetenschappelijk onderzoek presenteert, gestructureerd volgens academische normen (bv. IMRaD). |
| Populair-wetenschappelijk artikel | Een tekst die wetenschappelijke onderwerpen vereenvoudigt en toegankelijk maakt voor een breed publiek, vaak met een aantrekkelijker taalgebruik en opbouw. |
| Codeboek | Een document dat de betekenis van gecodeerde antwoorden vastlegt, inclusief kenmerken, vragen, antwoorden en bijbehorende codes, essentieel voor data-analyse. |
| Datamatrix | Een tabel waarin de antwoorden van respondenten zijn omgezet naar numerieke codes, conform het codeboek, voor kwantitatieve analyse. |
| Frequentietabel | Een overzichtelijke weergave die laat zien hoe vaak bepaalde antwoorden of categorieën voorkomen binnen een variabele. |
| Beschrijvende statistiek | Statistische methoden die de belangrijkste kenmerken van een dataset samenvatten, zoals gemiddelde, mediaan, modus en standaarddeviatie. |
| Gemiddelde | De som van alle waarden gedeeld door het totale aantal waarden, een centrummaat voor de dataset. |
| Mediaan | De middelste waarde in een gesorteerde dataset, een centrummaat die minder gevoelig is voor uitschieters dan het gemiddelde. |
| Modus | De waarde die het vaakst voorkomt in een dataset, een centrummaat. |
| Standaarddeviatie | Een maat voor de spreiding van de antwoorden rond het gemiddelde, die de variabiliteit in de dataset aangeeft. |
| Bereik (Spreidingsbreedte) | Het verschil tussen de hoogste en de laagste waarde in een dataset, een spreidingsmaat. |
| PICO-methode | Een gestructureerde aanpak voor het formuleren van onderzoeksvragen, waarbij P staat voor Patiënt/Populatie, I voor Interventie, C voor Comparison/Control en O voor Outcome. |
| Randomisatie | Een essentieel principe in experimenteel onderzoek waarbij participanten willekeurig worden toegewezen aan groepen om bias te minimaliseren en interne en externe validiteit te waarborgen. |
| Blindering | Een techniek in experimenteel onderzoek waarbij participanten (en soms onderzoekers) niet weten tot welke groep zij behoren om vertekening te voorkomen. |
| Etnografie | Een kwalitatieve onderzoeksmethode die zich kenmerkt door onderdompeling in een gemeenschap of organisatie om gedragingen en interacties van dichtbij te observeren. |
| Grounded theory | Een sociologische benadering die een theorie ontwikkelt die gegrond is in de data, met focus op processen en interacties. |
| Fenomenologie | Een filosofische benadering die fenomenen verklaart door de 'geleefde ervaring' te onderzoeken, gericht op de essentie van een fenomeen. |
| Narratief onderzoek | Een kwalitatieve methode die verhalen verzamelt, analyseert en interpreteert om dieper inzicht te krijgen in menselijke ervaringen, met focus op tijdelijkheid en betekenisgeving. |
| Actieonderzoek | Een praktijkgericht onderzoek gericht op het oplossen van problemen en het verbeteren van de praktijkvoering, vaak met een participatieve aanpak. |
| Transcriberen | Het uitschrijven van gesproken opnames (zoals interviews) tot tekst, een tijdrovende stap in kwalitatieve dataverwerking. |
| Coderen | Het aanbrengen van orde in kwalitatieve data door labels of codes toe te kennen aan betekenisvolle eenheden van tekst, om patronen en thema's te identificeren. |
| Saturatie (verzadiging) | Het punt in kwalitatief onderzoek waarbij geen nieuwe informatie meer wordt verkregen uit de data, wat aangeeft dat de data-analyse voltooid kan worden. |
| Forrest plot | Een grafische weergave die de resultaten van meerdere studies in een meta-analyse samenvat, inclusief effectgroottes en betrouwbaarheidsintervallen. |
| Meta-analyse | Een statistische techniek die de resultaten van meerdere onafhankelijke studies combineert om een preciezere schatting van het werkelijke effect te verkrijgen. |
| Generaliseerbaarheid | De mate waarin de bevindingen van een onderzoek toegepast kunnen worden op bredere populaties of situaties; ook wel externe validiteit genoemd. |
| Context | De omstandigheden en achtergrond waartegen een onderzoek plaatsvindt en dat de resultaten kan beïnvloeden. |
| Geloofwaardigheid | De mate waarin de bevindingen van een onderzoek als betrouwbaar en waarachtig worden beschouwd, vaak versterkt door triangulatie. |
| Rapportage | Het proces van het communiceren van onderzoeksbevindingen naar een publiek, essentieel voor het delen van kennis en het verantwoorden van het onderzoek. |
| IMRaD-formaat | Een standaard structuur voor wetenschappelijke artikelen: Introductie, Methode, Resultaten en Discussie. |
| Abstract | Een korte samenvatting van een wetenschappelijk artikel die de kern van het onderzoek weergeeft. |
| Titel | De naam van een wetenschappelijk artikel, bedoeld om lezers te informeren en nieuwsgierig te maken. |
| Bronvermelding | Een opsomming van alle relevante bronnen die zijn gebruikt in een wetenschappelijk artikel. |
| Kritische beoordeling (critical appraisal) | Het systematisch en kritisch beoordelen van wetenschappelijke artikelen om de betrouwbaarheid, validiteit en klinische relevantie te waarborgen. |
| Rigor (onderzoek) | De zorgvuldigheid en nauwkeurigheid waarmee een studie wordt uitgevoerd, essentieel voor de geloofwaardigheid van bevindingen. |
| Test-hertest betrouwbaarheid | De mate waarin een test consistente resultaten oplevert wanneer deze op verschillende tijdstippen wordt afgenomen bij dezelfde personen. |
| Interne validiteit | De mate waarin de bevindingen van een studie accuraat zijn en een ware reflectie vormen van de studieopzet en de werkelijkheid. |
| Externe validiteit | De mate waarin de bevindingen en conclusies uit de studie toegepast kunnen worden op vergelijkbare settings en populaties; generaliseerbaarheid. |
| Objectiviteit | De mate waarin onderzoek vrij is van persoonlijke voorkeuren, vooroordelen of bias. |
| Onderwerp | Het brede thema of veld waarbinnen het onderzoek zich richt. |
| Probleemstelling | Beschrijft de 'research gap', oftewel de leemte of het onopgeloste probleem dat het onderzoek beoogt te adresseren. |
| Hypothese | Een verwachte uitkomst of een voorspelling van wat het onderzoek zal aantonen. |
| SMART-criteria | Criteria voor het formuleren van onderzoeksvragen: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. |
| RCT (Randomized Controlled Trial) | Een onderzoeksdesign waarbij deelnemers willekeurig worden toegewezen aan een interventiegroep of een controlegroep, beschouwd als de gouden standaard voor het vaststellen van causaliteit. |
| Forrest plot | Een grafische weergave die de resultaten van meerdere studies in een meta-analyse samenvat, inclusief effectgroottes en betrouwbaarheidsintervallen. |
| Meta-analyse | Een statistische techniek die de resultaten van meerdere onafhankelijke studies combineert om een preciezere schatting van het werkelijke effect te verkrijgen. |
| Homogeniteit (in meta-analyse) | Suggereert dat de effectgroottes van individuele studies grotendeels rond de samenvattende lijn liggen en de betrouwbaarheidsintervallen elkaar overlappen. |
| Heterogeniteit (in meta-analyse) | Grote verschillen in effectgroottes en wijd uiteenlopende betrouwbaarheidsintervallen tussen studies, wat kan duiden op variatie in studiepopulaties, interventies of methodologieën. |