Cover
Inizia ora gratuitamente all LO Praktijk.pdf
Summary
# Verkenning van bewegingsactiviteiten en spellen
Dit onderwerp verkent een breed scala aan bewegingsactiviteiten en spellen, met een focus op duo-oefeningen, het uitbeelden van voertuigen, diverse balspelen en ontspanningsoefeningen, gebaseerd op het handboek "Speelkriebels voor kleuters".
### 1.1 Duo-oefeningen met schoenen en voertuigen uitbeelden
#### 1.1.1 Dansende schoenen
De activiteit "Dansende schoenen" wordt uitgevoerd in duo's, waarbij één persoon op de knieën zit met schoenen aan de voeten, terwijl de duopartner rechtop staat. De persoon op de knieën beweegt de schoenen, en de staande partner imiteert deze bewegingen met zijn voeten in spiegelbeeld. De activiteit kan ook in grotere groepen worden aangepast, waarbij één persoon de schoenen beweegt en de rest van de groep de bewegingen naspeelt [1](#page=1).
#### 1.1.2 Voertuigen uitbeelden
Met behulp van hoepels en stokken kunnen leerlingen diverse vervoermiddelen uitbeelden in de zaal. De nadruk ligt op het creatief omgaan met het materiaal om voertuigen zoals een trein, bus, auto, vliegtuig, paard of driewieler te suggereren. Er worden beperkingen opgelegd, zoals het uitbeelden van een voertuig met slechts vier elementen of zonder beschikbaar materiaal [1](#page=1).
### 1.2 Ontspanningsoefeningen
#### 1.2.1 Relaxatie volgens Jacobson
Deze oefening is gericht op progressieve spierontspanning. Deelnemers liggen op de rug met gestrekte benen en ademen rustig. De aandacht wordt sequentieel gericht op specifieke spiergroepen [1](#page=1):
* **Benen en voeten:** Tenen naar het gezicht trekken, spanning voelen, vasthouden en loslaten. Dit wordt driemaal herhaald voor het rechter- en linkerbeen/-voet [1](#page=1).
* **Armen en vingers:** De hand tot een vuist maken en langzaam naar de schouder brengen, spanning voelen, vasthouden en loslaten. Dit wordt driemaal herhaald voor de rechter- en linkerarm/vingers [1](#page=1).
* **Schouders:** Krachtig in de grond duwen, spanning tussen de schouderbladen voelen, vasthouden en loslaten. Dit wordt driemaal herhaald [1](#page=1).
* **Hoofd:** Kin naar de borst brengen en het hoofd krachtig in de grond duwen, spanning in nek en hals voelen, vasthouden en loslaten. Dit wordt driemaal herhaald [1](#page=1).
* **Onderrug:** Bilspieren opspannen, spanning in onderrug en bekkenregio voelen, vasthouden en loslaten. Dit wordt driemaal herhaald [1](#page=1).
Vervolgens worden alle spiergroepen gezamenlijk aangespannen en ontspannen. De oefening wordt driemaal herhaald op eigen tempo. Daarna worden lichte bewegingen met ledematen gemaakt en kan men zich uitrekken alvorens langzaam recht te komen [2](#page=2).
#### 1.2.2 Eutonie
Bij eutonie ligt de focus op lichaamsbewustzijn door middel van het voelen van raakvlakken met de grond. Deelnemers liggen op de rug met gebogen benen en sluiten hun ogen. Ze voelen het contact van hun lichaam met de grond, ongeacht hoe het aanvoelt. Er wordt een denkbeeldige foto gemaakt van dit contact. Vervolgens wordt de aandacht sequentieel gericht op [3](#page=3):
* **Voeten:** Het contact van de voeten met de grond, waarbij verschillen tussen rechter- en linker voet, hielen en tenen worden opgemerkt [4](#page=4).
* **Armen:** Het contact van de armen en handen met de grond, waarbij verschillen tussen rechter- en linkerarm, handen en vingers worden opgemerkt [4](#page=4).
* **Schouders, rug, billen, hoofd:** Het contact van deze lichaamsdelen met de grond wordt op dezelfde manier onderzocht [4](#page=4).
Na deze oefening wordt opnieuw een denkbeeldige foto gemaakt en vergeleken met de eerste. Daarna volgen lichte bewegingen, rekken en het langzaam rechtkomen [4](#page=4).
#### 1.2.3 Rusthouding
Een specifieke rusthouding wordt beschreven, waarbij deelnemers op de rug liggen met gestrekte benen en armen naast het lichaam, handen op de buik gericht om de ademhaling te observeren. Een andere houding is op de buik liggen met gekruiste armen boven het hoofd, handen op het hoofd om de in- en uitademing te focussen [8](#page=8).
### 1.3 Balspelen en exploratie
#### 1.3.1 Exploratie met diverse ballen
Leerlingen krijgen open opdrachten om te ontdekken wat ze met verschillende ballen kunnen doen. Voorbeelden van opdrachten zijn het spelen met grote of kleine ballen, alleen spelen, de bal niet in de lucht laten komen, de bal verplaatsen met andere lichaamsdelen dan de voeten, of achterwaarts bewegen met de bal [3](#page=3).
#### 1.3.2 Balspelen uit het handboek
De groep wordt verdeeld in vier subgroepen, waarbij elke groep Zweedse banken gebruikt om de zaal te verdelen. Elke groep krijgt pictogrammen van balspelen die ze moeten identificeren, uitleggen en de bijbehorende regels vastleggen. Genoemde balspelen zijn [3](#page=3):
* Chinese voetbal [3](#page=3).
* Fopbal/vliegen vangen [3](#page=3).
* Figuurstuiten [3](#page=3).
* Springbeest [3](#page=3).
Na deze activiteit wordt het spel "Hou je tuin leeg" uitgelegd. Hierbij werpen groepen ballen naar het kamp van de tegenstander en telt men de overgebleven ballen om een winnaar te bepalen [3](#page=3).
Daarnaast worden diverse tikspelen uit het handboek "Speelkriebels voor kleuters" geïntroduceerd [8](#page=8):
* Zie za zit [8](#page=8).
* Huizenruil [8](#page=8).
* Haai gespot [8](#page=8).
* Koekjes bakken [8](#page=8).
* Tikkertje drakenstaart [8](#page=8).
* Schipper mag ik overvaren (met overlooptikspelen) [7](#page=7).
#### 1.3.3 Parachutespelen
Bij parachutespelen wordt geoefend met het in beweging houden van een bal op de parachute, deze in het midden krijgen, of juist eraf laten rollen, afhankelijk van de opdracht. Kleine, lichte materialen zoals pittenzakjes of een zachte bal worden aanbevolen [6](#page=6).
### 1.4 Lichaamsperceptie en bewegingscoördinatie
#### 1.4.1 Evenwichtsoefeningen
* **Kijk en zoek je evenwicht:** Oefeningen beginnen eenvoudig (bv. op één been staan) en bouwen op in moeilijkheidsgraad. Belangrijk is een zachte ondergrond en voldoende ruimte [5](#page=5).
* **Hoofd schouder knie en teen:** De volgorde van lichaamsdelen wordt benoemd en vervolgens met langzame, duidelijke bewegingen uitgevoerd. Korte, visuele instructies en aanraking kunnen helpen. Voldoende ruimte is essentieel [5](#page=5).
* **Met een ander:** Eén kind voert bewegingen uit (rollen, kruipen, balanceren) die de anderen nadoen. Bewegingen moeten haalbaar zijn en langzaam in moeilijkheidsgraad toenemen. Voldoende ruimte ter voorkoming van botsingen is cruciaal [5](#page=5).
* **Egelhuis:** Een oefening waarbij de moeilijkheidsgraad kan worden opgebouwd door het aantal pittenzakjes te variëren. Veiligheid, haalbaarheid en onderlinge voorzichtigheid zijn belangrijk [5](#page=5).
#### 1.4.2 Zintuiglijke waarneming
* **Muis gezocht:** Gebruik een herkenbaar en veilig voorwerp (bv. knuffel) in plaats van een tennisbal om het doel van de opdracht te behouden. De regels moeten duidelijk begrepen worden [6](#page=6).
* **Stille rover:** Eén kind met gesloten ogen probeert stil pittenzakken te pakken van andere kinderen die deze stiekem proberen weg te nemen. Het kind in het midden moet raden wie de zakken heeft gepakt [6](#page=6).
### 1.5 Zelfsturing en ruimtelijk inzicht
#### 1.5.1 Ruimtegebruik met hoepels
* **Kom bij mij in de hoepel:** Kinderen bewegen vrij rond terwijl muziek speelt. Bij het stoppen van de muziek zoeken ze snel een hoepel. Variaties met minder hoepels dan kinderen stimuleren delen en samenwerking. Hoepels moeten voldoende uit elkaar liggen voor veilige beweging [6](#page=6).
#### 1.5.2 Richting kiezen en reageren
* **Schipper mag ik overvaren:** Duidelijke zone-aanduiding en korte, eenvoudige instructies zijn nodig. Vermijd discriminerende criteria en kies neutrale eigenschappen (bv. kinderen met rode schoenen). Tactische plaatsing van tikkers kan het spel uitdagender maken [7](#page=7).
* **Recht op het doel af:** Duidelijke instructies (bv. "Loop naar de bank") moeten worden gevolgd. Doelen moeten duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn [7](#page=7).
* **Eén, twee, drie piano:** Spel wordt bij voorkeur in de lengte van de ruimte gespeeld voor meer tijd om te lopen. De teller kan afwisselend naar verschillende richtingen kijken voor een eerlijke kans [7](#page=7).
* **Pinguïn, opgelet!:** Gebruik de hele ruimte van de zaal voor veilige beweging. Matten worden verspreid geplaatst om duidelijke plekken te creëren [7](#page=7).
#### 1.5.3 Verplaatsingsvormen
Thematisch, zoals rond Sinterklaas, worden diverse verplaatsingsvormen verkend:
* **Paarden in de wei:** Galopperen, stilstaan bij fluit, wisselen van been [8](#page=8).
* **Paarden ontsnappen:** Springen over hindernissen, rusten [8](#page=8).
* **Piet op de daken:** Lopen op lijnen (dakranden), heen- en weer bewegen, kruisen zonder de lijn te verlaten, zijwaartse verplaatsingen [8](#page=8).
* **Sint aankleden:** Alle kledingstukken benoemen [8](#page=8).
* **Vervoermiddelen uitbeelden:** In groepen de Sint en zijn vervoermiddel uitbeelden (stoomboot, paard en kar, te voet) [8](#page=8).
### 1.6 Fysieke fitheid
#### 1.6.1 Balspel voor fitheid
* **Onstuimige bal:** Gebruik een zachte bal en begin eenvoudig, bouw langzaam op naar meerdere ballen om de kinderen het spel te laten volgen en plezier te behouden [6](#page=6).
#### 1.6.2 Tikspel voor fitheid
* **Oma is het hoe laat is het?:** Speel op grotere afstand voor voldoende tijd om weg te lopen. Speel bij voorkeur in de lengte van de zaal. Kinderen moeten de regels goed begrijpen. Variaties met wie de 'oma' is en verschillende bewegingsvormen (lopen, huppelen, kruipen) worden aangemoedigd [6](#page=6).
### 1.7 Afronding en tot rust komen
De afsluiting van activiteiten richt zich op het focussen op de ademhaling (buik- en borstademhaling) en het fysiek en mentaal tot rust komen. Specifieke oefeningen hiervoor zijn onder andere de rusthouding en "Tuinkriebels" en "Pizza maken" [7](#page=7) [8](#page=8).
> **Tip:** Bij het uitvoeren van deze activiteiten is het cruciaal om rekening te houden met de leeftijd en vaardigheden van de deelnemers, vooral bij kleuters, door de moeilijkheidsgraad geleidelijk op te bouwen en te zorgen voor een veilige omgeving met voldoende ruimte. Het gebruik van visuele aanwijzingen en duidelijke instructies is daarbij essentieel [5](#page=5) [7](#page=7).
---
# Focus op lichaamsperceptie en bewegingscoördinatie
Dit onderdeel omvat oefeningen gericht op het verbeteren van lichaamsperceptie en bewegingscoördinatie, met specifieke aandacht voor evenwicht en het benoemen van lichaamsdelen.
### 2.1 Lichaamsperceptie en evenwichtsoefeningen
Oefeningen die gericht zijn op het verbeteren van het lichaamsgevoel en het bewaren van evenwicht zijn cruciaal voor de motorische ontwikkeling van jonge kinderen.
#### 2.1.1 Principes voor het aanbieden van evenwichtsoefeningen
* **Haalbaarheid:** Bied bewegingen aan die aangepast zijn aan het niveau van de kleuters [5](#page=5).
* **Geleidelijke opbouw:** Begin met eenvoudige oefeningen en bouw de moeilijkheidsgraad stap voor stap op zodra kinderen succes ervaren. Een voorbeeld hiervan is beginnen met op één been staan met de handen los langs het lichaam [5](#page=5).
* **Veiligheid:** Zorg voor een zachte ondergrond en voldoende ruimte tussen de kinderen om blessures te voorkomen [5](#page=5).
#### 2.1.2 Voorbeelden van evenwichtsoefeningen
* **Kijk en zoek je evenwicht:** Dit spel bevordert het vinden en bewaren van evenwicht [5](#page=5).
* **Met een ander:** Hierbij voert één kind bewegingen uit op een mat (rollen, kruipen, balansoefeningen) die de andere kinderen nadoen. De bewegingen moeten haalbaar zijn en de moeilijkheidsgraad wordt langzaam opgebouwd. Duidelijke instructies zijn hierbij essentieel [5](#page=5).
### 2.2 Lichaamsdelen benoemen en coördinatie
Het benoemen van lichaamsdelen vormt de basis voor lichaamsbewustzijn en is een voorwaarde voor gerichte beweging.
#### 2.2.1 Het spel 'Hoofd, schouder, knie en teen'
Dit spel richt zich op het benoemen van lichaamsdelen en het uitvoeren van bijbehorende bewegingen.
* **Fase 1: Benoemen:** Begin met het duidelijk benoemen van alle lichaamsdelen die in het spel voorkomen (hoofd, schouders, knieën, tenen) zodat kinderen weten wat elk deel is [5](#page=5).
* **Fase 2: Beweging:** Laat de bewegingen langzaam en duidelijk uitvoeren om de volgorde te helpen volgen [5](#page=5).
* **Geleidelijke uitbreiding:** Start met een kleine reeks lichaamsdelen en breid dit geleidelijk uit naar de volledige volgorde [5](#page=5).
* **Visuele en tactiele ondersteuning:** Gebruik korte, visuele instructies en eventueel aanraking, zoals het kind laten wijzen naar het lichaamsdeel terwijl ze zingen, om de combinatie van woord en beweging te versterken [5](#page=5).
* **Veiligheid:** Zorg voor voldoende ruimte zodat iedereen veilig kan bewegen [5](#page=5).
#### 2.2.2 Gebruik van markeertegels voor lichaamsbewustzijn
Markeertegels zoals voeten, handen, pijlen en cirkels kunnen ingezet worden om verschillende aspecten van lichaamsbewustzijn en beweging te stimuleren [12](#page=12).
* **Lichaams- en bewegingsbeheersing:** Kinderen kunnen leren hun voeten op een rij te plaatsen of stapjes te zetten door afwisselend één voet en dan de andere op een markeertegel te plaatsen. Dit kan gecombineerd worden met handen, waarbij het kind moet nadenken over de plaatsing: "voet op voet/hand op hand" [12](#page=12).
* **Voorkeurslichaamszijde:** Markeertegels kunnen helpen bij het bepalen van de voorkeurslichaamszijde, bijvoorbeeld door te vragen welke voet of hand gebruikt moet worden om een rij van handen- en voettegels te volgen [12](#page=12).
* **Lichaamsopbouw en rustervaringen:** Een oefening met een markeertegel kan zijn om per twee te werken, waarbij de ene kleuter op de buik ligt en de andere de handen op de markeertegel plaatst en zo de vingers van de liggende kleuter over de rug beweegt [12](#page=12).
* **Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie:** Kinderen kunnen uitgedaagd worden om met hun lichaam of specifieke lichaamsdelen (armen/benen) een vorm na te maken die de leerkracht in de lucht steekt [12](#page=12).
#### 2.2.3 Gebruik van pittenzakken voor lichaamsbenoeming en controle
Pittenzakken kunnen op diverse manieren worden ingezet om lichaamsperceptie en bewegingscontrole te bevorderen [12](#page=12).
* **Lichaamsdelen benoemen:** Pittenzakken kunnen op verschillende lichaamsdelen worden gelegd, waarbij de betreffende lichaamsdelen benoemd worden. Dit versterkt de koppeling tussen de naam en de locatie van het lichaamsdeel [12](#page=12).
* **Opbouw in moeilijkheid:** De moeilijkheidsgraad kan stapsgewijs worden verhoogd, bijvoorbeeld door eerst met één pittenzakje te beginnen en daarna met twee [12](#page=12) [5](#page=5).
* **Veiligheid:** Zorg dat de oefeningen veilig en haalbaar zijn, met voldoende ruimte en aandacht voor voorzichtig omgaan met elkaar [5](#page=5).
### 2.3 Complexe bewegingsorganisatie en vaardigheden
Naast basisbewegingen en lichaamsperceptie is er ook aandacht voor complexere bewegingsorganisatie en het combineren van verschillende vaardigheden.
* **Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie:** Dit kan variëren van jongleren met pittenzakken tot het creëren van parcours [12](#page=12).
* **Groot-motorische en klein-motorische vaardigheden:** Deze worden geoefend in gevarieerde situaties, zoals het voltooien van een parcours of het gooien van een pittenzak, waarbij kan worden gekeken wie het verst kan werpen [12](#page=12).
* **Opeenvolgende handelingen en bewegingsantwoorden:** Kinderen leren om handelingen in de juiste volgorde uit te voeren en daarop passende bewegingsreacties te geven [12](#page=12).
* **Handelend omgaan met betekenisinhouden:** Bewegingsactiviteiten krijgen betekenis door de context en de interactie [12](#page=12).
* **Bewegen als expressie- en communicatiemiddel:** Beweging wordt gebruikt om gevoelens en ideeën uit te drukken en te communiceren [12](#page=12).
* **Oplossen van kind-aangepast bewegingsprobleem:** Kinderen worden uitgedaagd om zelfstandig oplossingen te vinden voor bewegingsgerelateerde uitdagingen [12](#page=12).
* **Sensorische prikkels:** Bewegingsactiviteiten kunnen verschillende sensorische prikkels bieden [12](#page=12).
* **Zelfconcept en sociaal functioneren:** Door deel te nemen aan deze bewegingsactiviteiten ontwikkelen kinderen hun zelfbeeld en leren ze effectief sociaal te functioneren [12](#page=12).
> **Tip:** Het is belangrijk om de oefeningen aan te passen aan de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de kleuters. Een juiste balans tussen uitdaging en haalbaarheid bevordert zelfvertrouwen en plezier in bewegen.
>
> **Tip:** Veiligheid moet altijd voorop staan. Zorg voor een veilige omgeving, adequate begeleiding en duidelijke instructies om ongelukken te voorkomen.
---
# Ontwikkeling van motorische vaardigheden met diverse materialen
Dit onderwerp behandelt de toepassing van verschillende materialen, zoals ballen, ringen, foambuizen, hoepels, markeertegels, pittenzakken en touwen, ter bevordering van zowel groot- als klein-motorische vaardigheden bij jonge kinderen. Elk materiaal biedt unieke mogelijkheden voor het stimuleren van diverse bewegingsdoelen, afhankelijk van hoe het wordt ingezet in bewegingsopdrachten [9](#page=9).
### 3.1 Tennisbal
De tennisbal is een veelzijdig materiaal dat kan worden ingezet voor de ontwikkeling van diverse motorische vaardigheden [9](#page=9).
#### 3.1.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Lichaams- en bewegingsbeheersing:** Naar elkaar werpen of gooien is een basistoepassing, hoewel de specifieke pedagogische meerwaarde geconcretiseerd moet worden [9](#page=9).
* **Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie:** Een estafette met de bal vraagt om een concretere uitwerking om het doel duidelijk te maken [9](#page=9).
#### 3.1.2 Voorkeurslichaamszijde
* **Linker- en rechterkant opdrachten:** Kinderen ervaren hun voorkeurshand tijdens het stuiteren. Door hen te vragen met de niet-voorkeurshand te stuiteren, wordt het verschil in efficiëntie ervaren [9](#page=9).
* **Werpen:** Kinderen kunnen kiezen met welke hand ze de bal werpen en vangen, en worden aangemoedigd dit ook met de andere hand te proberen [9](#page=9).
* **Achteruit werpen/gooien:** Vereist verdere concretisering [9](#page=9).
#### 3.1.3 Rustervaringen
* **Massage en ontspanning:** Met de bal op de rug rollen, de bal zachtjes over armen of benen rollen, en de bal met kleine ronde bewegingen onder de voeten verplaatsen zijn voorbeelden van rustgevende activiteiten. Een opdracht als "een massage geven door..." behoeft verdere concretisering [9](#page=9).
#### 3.1.4 Complexe ruimte- en tijdsfactoren
* **Samenwerking en reactievermogen:** Een opdracht waarbij één kind drie ballen één voor één loslaat en het andere kind deze probeert te vangen, stimuleert deze vaardigheden. Een opdracht waarbij alle ballen in de ruimte ontweken moeten worden, is onveilig [9](#page=9).
#### 3.1.5 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Werpen/gooien van de bal en gooien naar een kegel zijn directe toepassingen. Het "door een poortje schuiven" is onjuist voor een rond voorwerp; rollen is hier correcter [9](#page=9).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit aspect wordt niet verder uitgewerkt in de context van de tennisbal [9](#page=9).
#### 3.1.6 Bewegingsantwoorden en handelend omgaan
* **Begrip en uitvoering:** Een opdracht waarbij de leerkracht de handelingen met de bal dicteert, vraagt om concretisering om het doel aan te tonen. Hetzelfde geldt voor een stop-start spel waarbij gestopt moet worden op een fluitsignaal [9](#page=9).
### 3.2 Rubberen ring
De rubberen ring biedt diverse mogelijkheden voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden, met specifieke aandacht voor vangen, gooien en balancering [10](#page=10).
#### 3.2.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Lichaams- en bewegingsbeheersing:** Vangen van de ring is een kernactiviteit [10](#page=10).
* **Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie:** Dit aspect wordt impliciet bevorderd door de diverse toepassingen [10](#page=10).
#### 3.2.2 Voorkeurslichaamszijde
* **Evolutie in vaardigheid:** Jonge kleuters vangen de ring vaak met beide handen, terwijl oudere kleuters evolueren naar het vangen en werpen met één hand [10](#page=10).
#### 3.2.3 Rustervaringen
* **Onjuiste interpretatie:** Ringen sorteren op kleur is geen 'tot rust komen', maar een mentale activiteit. Het gebruiken van de ring als kussen bij rusten roept vragen op over de meerwaarde van het materiaal zelf [10](#page=10).
#### 3.2.4 Complexe ruimte- en tijdsfactoren
* **Snelheid en oriëntatie:** Een spel waarbij kinderen zo snel mogelijk meerdere ringen van de andere kant van de zaal moeten halen, stimuleert deze factoren, maar moet nog concreter gemaakt worden. Dit kan ook gekoppeld worden aan voorkeurslichaamszijde en complexe lichaams- en bewegingsorganisatie [10](#page=10).
#### 3.2.5 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Werpen en vangen van de ring, petanque spelen met de ringen, en een ring balanceren op het hoofd zijn voorbeelden. Het rollen van de ring over een lijn wordt terecht als groot-motorisch beschouwd [10](#page=10).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit aspect wordt niet expliciet verder uitgewerkt [10](#page=10).
#### 3.2.6 Oplossen van kind-aangepaste bewegingsproblemen
* **Reactie op instructies en snelheid:** Kinderen moeten zo snel mogelijk de door de leerkracht genoemde kleur ring halen en terugkeren naar hun startpositie, wat snelheid en reactievermogen vereist [10](#page=10).
#### 3.2.7 Sensorische prikkels
* **Voelen en oriëntatie:** Op ringen stappen, en specifiek op ringen van dezelfde kleur, vereist dat kinderen hun schoenen en kousen uittrekken [10](#page=10).
### 3.3 Foambuis
Het foambuis, met zijn lichte en flexibele eigenschappen, is zeer geschikt voor expressieve en fysieke activiteiten [11](#page=11).
#### 3.3.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Lichaamsbeheersing:** Vasthouden met één hand benadrukt de voorkeurshand [11](#page=11).
* **Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie:** Diverse toepassingen, zoals overspringen, bevorderen dit [11](#page=11).
#### 3.3.2 Rustervaringen
* **Massage:** Rollen over de buis met de rug kan als massage ervaren worden [11](#page=11).
#### 3.3.3 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Overspringen is een duidelijke toepassing [11](#page=11).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit wordt niet specifiek uitgewerkt [11](#page=11).
#### 3.3.4 Handelend omgaan met betekenisinhouden en bewegen als expressie
* **Verbeelding en rolspel:** Het foambuis kan geïntegreerd worden in de belevingswereld van het kind als zwaard, paard of roeispaan, wat tevens beweging als expressie- en communicatiemiddel bevordert [11](#page=11).
#### 3.3.5 Sensorische prikkels
* **Materiaalervaring:** Kinderen kunnen experimenteren met het materiaal door te drukken, duwen, trillingen te voelen en het als massage te gebruiken [11](#page=11).
#### 3.3.6 Zelfconcept en sociaal functioneren
* **Samenwerking en zelfontdekking:** Bruggen maken met foambuizen stimuleert het zelfconcept ("wat kan ik?") en sociaal functioneren (samen bouwen en eronderdoor gaan) [11](#page=11).
### 3.4 Hoepel
De hoepel is een veelzijdig materiaal dat zowel fijne als grove motoriek kan stimuleren, en gebruikt kan worden in spelvormen die ruimte en tijd betreffen [11](#page=11).
#### 3.4.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Beheersing:** Eén hoepel aan elke arm hangen en proberen op een rechte lijn te stappen, vereist balans [11](#page=11).
* **Complexe organisatie:** Een "voertuig maken met hoepels" kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, mogelijk door de hoepels te gebruiken om een voertuig uit te beelden [11](#page=11).
#### 3.4.2 Voorkeurslichaamszijde
* **Coördinatie en richting:** Een hoepel rechtop laten rollen vereist een taakverdeling tussen beide handen: één hand houdt de hoepel rechtop, de andere (voorkeurshand) geeft richting [11](#page=11).
#### 3.4.3 Lichaamsopbouw
* **Springen en landen:** Springen op één been en met beide voeten in opeenvolgende hoepels stimuleert coördinatie, afstoot- en landingsvaardigheden [11](#page=11).
#### 3.4.4 Rustervaringen
* Dit aspect wordt niet verder uitgewerkt voor de hoepel [11](#page=11).
#### 3.4.5 Complexe ruimte- en tijdsfactoren
* **Reactie en oriëntatie:** Een variant van 'stoelendans' waarbij kinderen in een hoepel moeten gaan staan wanneer de muziek stopt, stimuleert reactiesnelheid en ruimtelijke oriëntatie [11](#page=11).
#### 3.4.6 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** De hoepel laten rollen is een voorbeeld [11](#page=11).
* **Klein-motorische vaardigheden:** De hoepel laten tollen is een voorbeeld [11](#page=11).
* **Combinatie:** Door een verticaal opgehangen hoepel kruipen combineert verschillende motorische vaardigheden [11](#page=11).
#### 3.4.7 Bewegingsantwoorden
* **Spel en interpretatie:** Het spel 'muis in eigen huis of ruilen' vraagt om concretisering [11](#page=11).
### 3.5 Markeertegel
Markeertegels, zoals voeten, handen, pijlen en cirkels, dienen als plaatsaanduidingen en kunnen gebruikt worden voor diverse opdrachten en spelletjes [12](#page=12).
#### 3.5.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Voeten en handen coördinatie:** Het plaatsen van voeten op een rij, stappen op de markeertegels door afwisselend de ene en de andere voet te plaatsen, eventueel in combinatie met handen, vereist nadenken over de juiste plaatsing ("voet op voet/hand op hand") [12](#page=12).
* **Complexe organisatie:** Het volgen van hand- en voetenrijen stimuleert dit [12](#page=12).
#### 3.5.2 Voorkeurslichaamszijde
* **Bewuste keuze:** Kinderen moeten nadenken welke voet of hand ze moeten gebruiken om een hand- of voetenrij te volgen [12](#page=12).
#### 3.5.3 Rustervaringen
* **Passieve stimulatie:** Een kind ligt op de buik terwijl een ander de vingers van de hand-markeertegel over de rug beweegt, wat sensorische prikkeling biedt. Het maken van vormen met het lichaam of delen daarvan, of het plaatsen van vormen op lichaamsdelen, kan ook hieronder vallen [12](#page=12).
#### 3.5.4 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Een parcours maken met markeertegels is een toepassing die concretisering behoeft [12](#page=12).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit wordt niet specifiek uitgewerkt [12](#page=12).
### 3.6 Pittenzak
Pittenzakken bieden mogelijkheden voor het ontwikkelen van lichaamsbeheersing, sensorische ervaringen en grove motorische vaardigheden zoals werpen [12](#page=12).
#### 3.6.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Balans en controle:** Het plaatsen van pittenzakken op verschillende lichaamsdelen vereist controle. Jongleren met pittenzakken vraagt om concretisering [12](#page=12).
#### 3.6.2 Voorkeurslichaamszijde
* Dit aspect wordt niet specifiek uitgewerkt voor pittenzakken [12](#page=12).
#### 3.6.3 Lichaamsopbouw
* **Lichaamsdelen benoemen:** Door pittenzakken op specifieke lichaamsdelen te leggen en deze te benoemen, leren kinderen hun lichaam kennen [12](#page=12).
#### 3.6.4 Rustervaringen
* **Massage en sensorische prikkeling:** Massage met pittenzakken kan een rustgevende ervaring zijn, mits geconcretiseerd [12](#page=12).
#### 3.6.5 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Werpen, waarbij de vraag gesteld kan worden wie het verst kan werpen, is een kernactiviteit [12](#page=12).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit wordt niet specifiek uitgewerkt [12](#page=12).
#### 3.6.6 Sensorische prikkels
* **Voelen en herkennen:** Op pittenzakken stappen met blote voeten stimuleert het tastzintuig. Het voelen aan de zakken en eventueel raden wat de inhoud is, bevordert het tastzintuig en het herkend vermogen [12](#page=12).
#### 3.6.7 Bewegen als expressie- en communicatiemiddel
* **Muziek maken:** Pittenzakken kunnen gebruikt worden om muziek te maken [12](#page=12).
### 3.7 Touw
Touwen kunnen worden ingezet voor activiteiten die balans, springvaardigheid, coördinatie en het maken van parcoursen vereisen [13](#page=13).
#### 3.7.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Balans en coördinatie:** Stappen op een lijn van touw stimuleert dit. Het touw als slang gebruiken, net als bij het foambuis, vereist concretisering [13](#page=13).
* **Complexe organisatie:** Touwspringen, waarbij kinderen afwisselend in en uit het draaiende touw springen, is een voorbeeld [13](#page=13).
#### 3.7.2 Voorkeurslichaamszijde
* Dit aspect wordt niet specifiek uitgewerkt voor touwen [13](#page=13).
#### 3.7.3 Rustervaringen
* **Ontspanning en beweging:** Het touw rond een liggend kind leggen kan zowel bewegingsbeheersing als rustervaringen bieden. Touwtrekken kan ook hieronder vallen. Stretchen met een touw is niet aanbevolen voor kinderen wegens veiligheid en haalbaarheid [13](#page=13).
#### 3.7.4 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Touwspringen is een prominent voorbeeld [13](#page=13).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit wordt niet specifiek uitgewerkt [13](#page=13).
#### 3.7.5 Opeenvolgende handelingen
* **Parcoursen:** Een parcours volgen met touwen behoeft concretisering [13](#page=13).
#### 3.7.6 Bewegingsantwoorden
* **Reactie op signalen:** Springen in het touw op één of twee benen bij verschillende fluitsignalen vereist luisteren en correct uitvoeren [13](#page=13).
### 3.8 Stok
Stokken kunnen gebruikt worden voor diverse bewegingsactiviteiten, hoewel veiligheidsoverwegingen belangrijk zijn, met name bij imitatie van wapens [13](#page=13).
#### 3.8.1 Lichaams- en bewegingsbeheersing en -organisatie
* **Beheersing:** Het over een stok stappen die op een bepaalde hoogte wordt gehouden, vereist balans en coördinatie [13](#page=13).
#### 3.8.2 Rustervaringen
* **Sensorische ervaring:** De stok over de rug of benen rollen kan als aangenaam ervaren worden [13](#page=13).
#### 3.8.3 Groot- en klein-motorische vaardigheden
* **Groot-motorische vaardigheden:** Over de stok stappen is een voorbeeld [13](#page=13).
* **Klein-motorische vaardigheden:** Dit wordt niet specifiek uitgewerkt [13](#page=13).
#### 3.8.4 Bewegingsantwoorden en expressie
* **Veiligheid en alternatieven:** Stokken die als zwaarden worden gebruikt, vereisen veiligheidsmaatregelen; een foambuis kan een beter alternatief zijn, afhankelijk van het doel. Een stok kan ook dienen als stokpaardje [14](#page=14).
---
# Strategieën voor zelfsturing en zintuiglijke waarneming
Dit onderwerp behandelt spellen en activiteiten die specifiek gericht zijn op het stimuleren van zelfsturing en het ontwikkelen van zintuiglijke waarneming bij kleuters.
## 4 Strategieën voor zelfsturing en zintuiglijke waarneming
### 4.1 Strategieën voor zelfsturing
Strategieën voor zelfsturing zijn ontworpen om kinderen te helpen bij het reguleren van hun eigen gedrag en deelname aan activiteiten.
#### 4.1.1 Kom bij mij in de hoepel
Dit spel is bedoeld voor kleuters en bevordert zelfsturing door middel van een dynamische opdracht [6](#page=6).
* **Spelverloop:** Er worden hoepels verspreid op de grond gelegd. Terwijl er muziek speelt, bewegen de kinderen vrij door de ruimte. Zodra de muziek stopt, moeten de kinderen zo snel mogelijk een hoepel vinden en daarin gaan staan [6](#page=6).
* **Variaties:** Het spel kan worden gevarieerd door minder hoepels te gebruiken dan het aantal kinderen. Dit dwingt de kinderen om oplossingen te zoeken, zoals delen of samenwerken [6](#page=6).
* **Veiligheidsoverwegingen:** Het is essentieel om ervoor te zorgen dat de hoepels voldoende uit elkaar liggen, zodat de kinderen veilig kunnen bewegen [6](#page=6).
#### 4.1.2 Parachutespelen (aanvulling)
Hoewel parachutespelen een breder concept zijn, kunnen specifieke opdrachten gericht zijn op zelfsturing [6](#page=6).
* **Opdrachten:** Kinderen kunnen bijvoorbeeld de opdracht krijgen om een bal in beweging te houden, in het midden van de parachute te krijgen, of juist eraf te laten rollen [6](#page=6).
* **Tip:** Voor deze activiteiten zijn kleine, lichte materialen zoals pittenzakjes of een zachte bal het meest geschikt om op de parachute te plaatsen [6](#page=6).
### 4.2 Strategieën voor zintuiglijke waarneming
Activiteiten gericht op zintuiglijke waarneming helpen kinderen om hun zintuigen te verkennen en te gebruiken om de omgeving te begrijpen.
#### 4.2.1 Muis gezocht
Dit spel is een activiteit voor kleuters die gericht is op zintuiglijke waarneming, met name het gehoor en het tastzintuig [6](#page=6).
* **Aanpassing van materialen:** Het is raadzaam om een herkenbaar en veilig voorwerp, zoals een knuffel, te gebruiken in plaats van een tennisbal. Tennisballen kunnen wegrollen, wat het doel van de opdracht kan verstoren [6](#page=6).
* **Duidelijkheid van regels:** Zorg ervoor dat de kinderen de regels van het spel goed begrijpen [6](#page=6).
#### 4.2.2 Stille rover
Dit spel richt zich op het ontwikkelen van de auditieve waarneming en fijne motoriek [6](#page=6).
* **Spelverloop:** Eén kind zit in het midden met gesloten ogen en beheert een aantal pittenzakken. De andere kinderen proberen in stilte de pittenzakken te pakken zonder dat het kind in het midden het merkt. Vervolgens moet het kind in het midden raden wie de zakken heeft meegenomen [6](#page=6).
#### 4.2.3 Onstuimige bal (aanvulling)
Dit spel, gericht op fysieke fitheid, kan aangepast worden om ook de zintuiglijke waarneming te stimuleren [6](#page=6).
* **Veiligheid en opbouw:** Gebruik een zachte bal voor veiligheid. Begin eenvoudig met één bal en bouw dit geleidelijk op naar meerdere ballen, om de kinderen de mogelijkheid te geven het spel te volgen en plezier te behouden [6](#page=6).
#### 4.2.4 Oma is het hoe laat is het? (aanvulling)
Dit spel kan ook aangepast worden om de ruimtelijke waarneming en reactievermogen te oefenen [6](#page=6).
* **Spel aanpassing:** Speel het spel op een grotere afstand om de kinderen voldoende tijd te geven om weg te lopen, wat het spel uitdagender maakt [6](#page=6).
* **Locatie:** Speel bij voorkeur in de lengte van de zaal, wat meer ruimte biedt voor het wegrennen of tikken [6](#page=6).
* **Duidelijkheid van regels:** Zorg dat de kinderen de regels van het spel goed begrijpen [6](#page=6).
* **Tips:** Varieer wie de rol van 'oma' vervult, zodat alle kinderen de kans krijgen om zowel te rennen als te leiden. Voeg variaties toe zoals lopen, huppelen of kruipen om de motoriek verder te oefenen [6](#page=6).
---
# Focus op fysieke fitheid en reactievermogen
Dit gedeelte behandelt activiteiten gericht op het verbeteren van fysieke fitheid en reactievermogen, met voorbeelden van spellen zoals 'Onstuimige bal' en 'Eén, twee, drie piano'.
### 5.1 Fysieke fitheid oefeningen
Activiteiten die de fysieke fitheid verbeteren, richten zich vaak op beweging, snelheid en uithoudingsvermogen.
#### 5.1.1 'Onstuimige bal'
Dit spel is ontworpen om fysieke fitheid te bevorderen.
* **Voor kleuters:**
* Gebruik een zachte bal om de veiligheid te waarborgen [6](#page=6).
* Begin eenvoudig met één bal en bouw dit geleidelijk op naar meerdere ballen, om de kinderen niet te overweldigen [6](#page=6).
#### 5.1.2 'Oma is het hoe laat is het?'
Dit spel bevordert rennen en het inschatten van afstand en tijd.
* **Voor kleuters:**
* Speel het spel op een grotere afstand om de kinderen voldoende tijd te geven om te reageren en weg te lopen, wat het spel uitdagend houdt [6](#page=6).
* Speel bij voorkeur in de lengte van de zaal voor meer bewegingsruimte [6](#page=6).
* Zorg voor duidelijk begrip van de regels door de kinderen [6](#page=6).
* **Tips:**
* Varieer de rol van 'oma' om alle kinderen de kans te geven zowel te rennen als te leiden [6](#page=6).
* Voeg variaties toe zoals lopen, huppelen of kruipen om de motoriek verder te oefenen [6](#page=6).
#### 5.1.3 Parachutespelen
Parachutespelen kunnen worden aangepast om fysieke fitheid te stimuleren.
* **Aanvulling:**
* Laat kinderen proberen de bal in beweging te houden, in het midden te krijgen, of eraf te laten rollen, afhankelijk van de opdracht [6](#page=6).
* **Tip:**
* Gebruik kleine, lichte materialen zoals pittenzakjes of een zachte bal [6](#page=6).
### 5.2 Reactievermogen en richtingskeuze
Deze spellen leggen de nadruk op het snel reageren op prikkels en het kiezen van de juiste richting.
#### 5.2.1 'Schipper mag ik overvaren' (met overlooptikspelen)
Dit spel vereist snelle reacties en strategische beslissingen.
* **Voor kleuters:**
* Geef vooraf duidelijke zones aan waarbinnen het spel gespeeld wordt [7](#page=7).
* Gebruik korte, eenvoudige en eventueel visuele instructies [7](#page=7).
* Vermijd discriminerende kenmerken bij het selecteren van kinderen; kies neutrale eigenschappen [7](#page=7).
* **Tactisch:**
* Plaats tikkers logisch en strategisch in het veld om samenwerking te bevorderen en de kans te vergroten dat alle overlopers in één keer geraakt worden [7](#page=7).
* **Tip:**
* Gebruik neutrale criteria voor het overlopen, zoals 'kinderen die graag springen' of 'kinderen met rode schoenen' [7](#page=7).
#### 5.2.2 'Recht op het doel af'
Dit spel traint het vermogen om instructies te beluisteren en direct uit te voeren.
* **Voor kleuters:**
* De leerkracht of een kind geeft een duidelijke instructie, zoals "Loop naar de bank" [7](#page=7).
* De andere kinderen moeten deze instructie goed beluisteren en uitvoeren [7](#page=7).
* Houd opdrachten kort en eenvoudig en zorg dat doelen duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn [7](#page=7).
#### 5.2.3 'Eén, twee, drie piano'
Dit spel is gericht op het snel reageren op een commando en het afremmen van beweging.
* **Voor kleuters:**
* Speel het spel in de langste richting van de ruimte (lengte of breedte) zodat kinderen meer tijd nodig hebben om te lopen, wat het spel spannender maakt [7](#page=7).
* **Tip:**
* Laat de teller afwisselend naar verschillende richtingen kijken om alle kinderen een eerlijke kans te geven [7](#page=7).
#### 5.2.4 'Pinguïn, opgelet!'
Dit spel stimuleert snelle reacties en oriëntatie binnen een gedefinieerde ruimte.
* **Voor kleuters:**
* Gebruik de hele ruimte van de zaal zodat kinderen zich veilig en vrij kunnen bewegen [7](#page=7).
* Verspreid matten in het speelveld om voldoende ruimte te creëren en duidelijke bestemmingen te bieden [7](#page=7).
### 5.3 Algemene afsluiting en herstel
Na inspanning is het belangrijk om tot rust te komen.
* **Focus op:**
* De ademhaling, zowel buik- als borstademhaling [7](#page=7).
* Fysiek en mentaal tot rust komen [7](#page=7).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Duo | Een groep van twee personen die samen een activiteit uitvoeren. |
| Spiegelbeeld | Een beeld dat symmetrisch is ten opzichte van een vlak, alsof het een reflectie in een spiegel is. |
| Verkeersmiddelen | Algemene term voor middelen die gebruikt worden voor transport over land, water of door de lucht. |
| Rails | Metalen sporen waarop treinen en trams rijden. |
| Jacobson relaxatie | Een progressieve spierontspanningstechniek waarbij spiergroepen bewust worden aangespannen en vervolgens ontspannen om fysieke en mentale rust te bevorderen. |
| Spiergroepen | Combinaties van spieren in het lichaam die samenwerken om specifieke bewegingen uit te voeren. |
| Bekkenregio | Het gebied rond het bekken, inclusief de heupen en het onderste deel van de rug. |
| Eutonie | Een bewegingspedagogische methode die gericht is op het ontwikkelen van een bewustzijn van het lichaam en de contacten met de omgeving, met nadruk op ontspanning en balans. |
| Lichaamsperceptie | Het vermogen om de eigen lichaamshouding, bewegingen en de positie van lichaamsdelen in de ruimte waar te nemen en te interpreteren. |
| Bewegingscoördinatie | Het vermogen om verschillende spieren en ledematen gecoördineerd en effectief te laten samenwerken om vloeiende en precieze bewegingen uit te voeren. |
| Evenwicht | Het vermogen om de lichaamshouding stabiel te houden en te herstellen bij verstoringen, zowel statisch als dynamisch. |
| Zelfsturing | Het vermogen van een individu om zijn eigen leerproces, gedrag en acties te reguleren en te controleren. |
| Zintuiglijke waarneming | Het proces waarbij zintuigen (zicht, gehoor, tast, reuk, smaak) informatie uit de omgeving opvangen en de hersenen deze informatie interpreteren. |
| Fysieke fitheid | De algemene gezondheid en het welzijn van een persoon, met name op het gebied van fysieke capaciteiten zoals uithoudingsvermogen, kracht, flexibiliteit en coördinatie. |
| Reactievermogen | De snelheid en effectiviteit waarmee een persoon reageert op prikkels of veranderingen in de omgeving. |
| Richting kiezen | Het vermogen om een specifieke richting te bepalen en zich in die richting te verplaatsen. |
| Overlooptikspelen | Een categorie van tikspelen waarbij kinderen een veilige zone moeten bereiken door van de ene naar de andere zone te rennen, terwijl ze proberen te ontwijken dat ze getikt worden. |
| Snel reageren | Het vermogen om onmiddellijk en adequaat te reageren op plotselinge gebeurtenissen of signalen. |
| Beweging afremmen | Het proces waarbij de snelheid van een beweging wordt verminderd of de beweging volledig tot stilstand wordt gebracht. |
| Lichaamsbeheersing | Het vermogen om het eigen lichaam bewust en doelgericht te besturen en te coördineren tijdens bewegingen. |
| Complexe lichaams- en bewegingsorganisatie | Het vermogen om meerdere bewegingen of lichaamsdelen tegelijkertijd te coördineren en te integreren tot een complex geheel. |
| Voorkeurslichaamszijde | De neiging om een dominante zijde van het lichaam (links of rechts) te gebruiken voor bepaalde taken of bewegingen. |
| Lichaamsopbouw | De fysieke structuur en samenstelling van het menselijk lichaam, inclusief botten, spieren en organen. |
| Rustervaringen | Activiteiten of situaties die gericht zijn op ontspanning, herstel en het verminderen van fysieke of mentale spanning. |
| Complexe ruimte- en tijdsfactoren | Het vermogen om te navigeren en te handelen in situaties die zowel complexe ruimtelijke relaties als een tijdsdruk vereisen. |
| Groot-motorische vaardigheden | Bewegingen die grote spiergroepen van het lichaam gebruiken, zoals lopen, springen en gooien. |
| Klein-motorische vaardigheden | Bewegingen die kleine spiergroepen gebruiken, met name in de handen en vingers, zoals schrijven, knippen en fijne manipulatie. |
| Opeenvolgende handelingen | Een reeks acties die in een specifieke volgorde moeten worden uitgevoerd om een doel te bereiken. |
| Bewegingsantwoorden | De reactie van het lichaam op een bepaalde bewegingsprikkel of instructie. |
| Handelend omgaan met betekenisinhouden | Het vermogen om symbolische betekenissen te begrijpen en te gebruiken in de context van beweging en spel. |
| Oplossen van kind-aangepast bewegingsprobleem | Het vermogen van een kind om zelfstandig oplossingen te vinden voor bewegingsuitdagingen die op zijn niveau zijn aangepast. |
| Sensorische prikkels | Informatie die wordt ontvangen via de zintuigen, zoals aanraking, geluid of visuele input. |
| Bewegen als expressie- en communicatiemiddel | Het gebruiken van bewegingen om gedachten, gevoelens of ideeën uit te drukken en te communiceren met anderen. |
| Gezonde en veilige levensstijl | Levenswijze die gericht is op het behoud van fysieke en mentale gezondheid en het vermijden van risico's. |
| Zelfconcept | De perceptie die iemand heeft van zichzelf, inclusief iemands eigenschappen, capaciteiten en waarden. |
| Sociaal functioneren | Het vermogen van een individu om effectief te interageren met anderen en deel te nemen aan sociale activiteiten. |