Cover
Inizia ora gratuitamente H20 - les 4 - (95-116)
Summary
# Classificatie van goederen en de rol van marktfalen
Dit onderwerp behandelt de categorisatie van goederen op basis van rivaliteit en uitsluitbaarheid, wat leidt tot vier soorten goederen, en verklaart hoe marktfalen optreedt bij publieke goederen, waardoor overheidsingrijpen noodzakelijk is.
### 1.1 Vier soorten goederen en diensten
Goederen kunnen worden gecategoriseerd op basis van twee criteria: rivaliteit en uitsluitbaarheid. Deze indeling, ontwikkeld door Nobelprijswinnaar Samuelson, resulteert in vier soorten goederen [1](#page=1).
#### 1.1.1 Kenmerken van goederen
* **Rivaliteit:** De consumptie van een goed door het ene individu vermindert de mogelijkheid voor een ander individu om hetzelfde goed te consumeren. Een voorbeeld hiervan is een appel: als iemand deze opeet, kan een ander deze niet meer consumeren. Goederen die niet-rivaliserend zijn, kunnen door meerdere mensen tegelijk worden gebruikt, zoals een park. Echter, het kenmerk van rivaliteit kan ook situationeel zijn, bijvoorbeeld bij congestie op wegen [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Uitsluitbaarheid (Exclusiviteit):** Het is mogelijk om consumenten uit te sluiten van de consumptie van een goed. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij toegangspoortjes rondom een sportveld. Een goed is niet-uitsluitbaar als consumenten niet van de consumptie kunnen worden uitgesloten, zoals bij een openbaar park zonder hekken. Uitsluitbaarheid kan afhangen van de situatie, bijvoorbeeld door technologische mogelijkheden [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.2 De vier typen goederen
De combinatie van rivaliteit en uitsluitbaarheid leidt tot de volgende vier categorieën goederen:
1. **Private goederen:** Deze goederen zijn zowel rivaal als uitsluitbaar. De markt kan deze goederen in principe efficiënt voorzien. Voorbeelden zijn appels, huizen en computers [2](#page=2).
2. **Publieke goederen:** Deze goederen zijn niet-rivaliserend en niet-uitsluitbaar. Ze hebben waarde voor iedereen tegelijk. Voorbeelden zijn klimaat, defensie en open ruimte. Publieke goederen worden niet voldoende door de markt voorzien, wat leidt tot marktfalen [2](#page=2) [3](#page=3).
3. **Tollaanbieders (Club goods):** Deze goederen zijn niet-rivaliserend, maar wel uitsluitbaar. Een voorbeeld is een kabeltelevisiedienst waarvoor men betaalt [2](#page=2).
4. **Gemeenschappelijke goederen (Common pool resources):** Deze goederen zijn rivaliserend, maar niet-uitsluitbaar. Visserij in open zee is hiervan een voorbeeld; de vis is rivaal (als één visser veel vangt, is er minder voor anderen), maar het is moeilijk om vissers uit te sluiten [2](#page=2).
### 1.2 Publieke goederen en marktfalen
Publieke goederen kenmerken zich doordat iedereen ze kan gebruiken en niemand van het gebruik kan worden uitgesloten, terwijl het gebruik door de één het gebruik door de ander niet hindert. De markt kan deze goederen echter niet efficiënt voorzien omdat er geen prijs kan worden gevraagd, waardoor private bedrijven hun kosten niet kunnen dekken. Dit leidt tot een suboptimaal aanbod door de markt [3](#page=3).
#### 1.2.1 Het probleem van publieke goederen
Het belangrijkste probleem bij publieke goederen is het **vrijbuitersprobleem** (free-rider problem). Dit doet zich voor wanneer individuen profiteren van een goed of dienst zonder ervoor te betalen. De niet-uitsluitbaarheid van publieke goederen maakt het onmogelijk om betalingsbereidheid direct af te leiden uit de prijs die consumenten betalen [4](#page=4).
* **Gevolg van het vrijbuitersprobleem:** Omdat niet iedereen bijdraagt aan de financiering, wordt het publieke goed in een te lage hoeveelheid aangeboden door de markt. Dit leidt tot een welvaartsverlies (DWL) [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Voorbeeld:** Het Belgische leger is een publiek goed. De som van de marginale bereidheid tot betalen (MBTB) van alle burgers voor het leger zou gelijk moeten zijn aan de marginale kost van de voorziening ervan. Echter, individuen kunnen profiteren van de landsverdediging zonder zelf bij te dragen aan de kosten, wat het vrijbuitersprobleem illustreert [4](#page=4).
#### 1.2.2 Overheidsingrijpen bij publieke goederen
Omdat de markt publieke goederen niet optimaal voorziet, is overheidsingrijpen noodzakelijk om marktfalen te verhelpen en de welvaart te verhogen. De overheid kan publieke goederen aanbieden om allocatieve redenen, omdat de markt ze op een suboptimaal niveau zou aanreiken. Hoewel publieke goederen vaak gratis lijken, zijn ze dat niet echt; er zijn altijd opportuniteitskosten en de maatschappij betaalt er vaak voor, bijvoorbeeld via belastingen. Soms kan een kleine bijdrage van de gebruiker worden gevraagd, maar de werkelijke kostprijs ligt hoger [3](#page=3) [4](#page=4).
> **Tip:** De uitdrukking "There is no such thing as a free lunch" van Milton Friedman benadrukt dat er altijd ergens kosten verbonden zijn aan schijnbaar gratis goederen of diensten, en dat er altijd iemand betaalt [4](#page=4).
Soms kan het vrijbuitersprobleem worden opgelost door toch enige vorm van exclusiviteit op te leggen, wat neerkomt op een privatisering of het creëren van eigendomsrechten op publieke goederen. Dit maakt het goed alleen toegankelijk voor degenen die ervoor betalen [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Cyberveiligheid, open ruimte en defensie zijn voorbeelden van publieke goederen die waarde hebben voor velen tegelijk. Individuele beslissingen, zoals iedereen die een huis met tuin wil, kunnen leiden tot collectief verlies, zoals het verdwijnen van open ruimte, wat aantoont waarom de markt deze goederen niet efficiënt kan leveren [2](#page=2).
* * *
# Het vrijbuitersprobleem en de uitdagingen bij het financieren van publieke goederen
Dit deel behandelt het vrijbuitersprobleem, waarbij individuen profiteren van publieke goederen zonder bij te dragen, en de gevolgen hiervan voor de financiering en voorziening ervan.
### 2.1 De aard van publieke goederen en marktfalen
Wanneer een goed geen prijs heeft, zal de markt het niet produceren in de maatschappelijk optimale hoeveelheid. In dergelijke gevallen kan overheidsbeleid marktfalen verhelpen en de welvaart verhogen. Publieke goederen lijken gratis, maar dit is misleidend, aangezien er altijd opportuniteitskosten zijn; om iets te verkrijgen, moet iets anders worden opgegeven. Milton Friedman benadrukte dit met de uitspraak "There is no such thing as a free lunch". Soms betaalt de gebruiker een kleine bijdrage, maar de werkelijke kostprijs is veel hoger [4](#page=4).
### 2.2 Het vrijbuitersprobleem
#### 2.2.1 Definitie en kenmerken
Het vrijbuitersprobleem doet zich voor wanneer diegenen die baat hebben bij een goed of dienst, er niet voor betalen, wat resulteert in een lager dan wenselijke voorziening van dit goed of deze dienst. Dit leidt tot marktfalen, waardoor de overheid moet ingrijpen [4](#page=4).
* **Vrijbuiter (free rider):** Iemand die niet betaalt voor een goed waar hij of zij wel van geniet [4](#page=4).
* **Niet-uitsluitbaarheid:** Eenmaal een goed is voorzien, is het niet mogelijk om iemand uit te sluiten van het gebruik ervan [4](#page=4).
* **Afgeleide betalingsbereidheid:** Vanwege niet-uitsluitbaarheid kan de betalingsbereidheid van gebruikers niet afgeleid worden uit de prijs die ze betalen [4](#page=4).
#### 2.2.2 Gevolgen van vrijbuitersgedrag
Vrijbuitersgedrag resulteert in het gebruik van een goed of dienst zonder eraan bij te dragen. Dit geldt voor iedereen, wat de noodzaak van overheidsingrepen onderstreept [4](#page=4).
* **Overheidsingreep:** Noodzakelijk om de wenselijke voorziening van publieke goederen te garanderen [4](#page=4).
* **Oplossingen:** Soms kan exclusiviteit worden opgelegd, waardoor het publieke goed wel wordt geproduceerd, maar alleen toegankelijk is voor degenen die ervoor betalen. Dit komt neer op privatisering of het creëren van eigendomsrechten op publieke goederen [4](#page=4).
#### 2.2.3 Vrijbuitersgedrag in de praktijk: het klimaat
Het klimaat is een publiek goed waarbij landen inspanningen kunnen leveren om de CO2-uitstoot te reduceren [5](#page=5).
* **Redenering per land:** Een land kan zich afvragen of het moet bijdragen aan de reductie-inspanningen of niet [5](#page=5).
* **Scenarioanalyse:**
* De beste uitkomst voor een land is wanneer het niet bijdraagt en alle andere landen wel inspanningen leveren [5](#page=5).
* De slechtste uitkomst is wanneer het land bijdragen levert en niemand anders dit doet, met kosten zonder effecten [5](#page=5).
* Wanneer beide landen (in een tweelandenscenario) of alle landen niet bijdragen, verslechtert het klimaat aanzienlijk [5](#page=5).
* Wanneer alle landen bijdragen, is dit de beste tussenoplossing [5](#page=5).
* **Speltheoretisch perspectief:** De situatie kan worden benaderd vanuit speltheorie [5](#page=5).
* **Conclusie:** Het beste voor een individueel land lijkt niets te doen. Als alle landen zo redeneren, gaat het klimaat naar de haaien, wat nadelig is voor de welvaart. Collectieve actie is de enige oplossing, maar is moeilijk te realiseren omdat landen de neiging hebben om zich terug te trekken (vergelijkbaar met de Brexit) [5](#page=5).
### 2.3 De efficiënte voorziening van publieke goederen
De voorziening van een publiek goed is wenselijk en welvaart verhogend indien de som van de marginale bereidheid tot betalen (MBTB) over alle mensen heen gelijk is aan de marginale kost van de voorziening [4](#page=4).
* **Efficiëntievoorwaarde:**$$ \\sum\_{i=1}^{n} \\text{MBTB}\_i = MC $$ waarbij $\\text{MBTB}\_i$ de marginale bereidheid tot betalen van persoon $i$ is en $MC$ de marginale kost van de voorziening [4](#page=4).
* **Voorbeeld:** De efficiëntie van het Belgische leger is bereikt als de kosten van het leger plus de waardering van alle Belgen voor het leger gelijk zijn aan elkaar [4](#page=4).
* * *
# Optimale voorziening van private en publieke goederen
Dit onderwerp vergelijkt de voorwaarden voor efficiënte voorziening van private en publieke goederen, met nadruk op de horizontale som van vraagcurven voor private goederen en de verticale som voor publieke goederen (Samuelson-voorwaarde).
### 3.1 Private goederen
Private goederen worden gekenmerkt doordat de prijs voor iedereen gelijk is, maar de hoeveelheid die geconsumeerd wordt kan verschillen per individu. De marktvraag naar private goederen wordt verkregen door de vraagcurven van individuele consumenten **horizontaal op te tellen**. Dit betekent dat bij een bepaalde prijs, de totale gevraagde hoeveelheid de som is van de individuele hoeveelheden die elke consument bereid is te kopen [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 3.1.1 Efficiënte voorziening van private goederen
De efficiënte voorziening van private goederen wordt bereikt op het punt waar de vraagcurve de aanbodcurve snijdt. Op dit punt is de marginale bereidheid tot betalen (MBTB) gelijk aan de marginale productiekost (MK) [6](#page=6).
* **Formule:** $MK = MBTB$ [6](#page=6).
Het consumentensurplus voor private goederen is de oppervlakte onder de vraagcurve (of MBTB-curve) en boven de prijs die betaald wordt, wat de totale welvaart van de consumenten weergeeft [7](#page=7).
> **Tip:** Bij private goederen zijn de hoeveelheden per individu verschillend, terwijl de prijs voor iedereen gelijk is. De marktvraag is de optelling van de gevraagde hoeveelheden bij elke prijs.
#### 3.1.2 Voorbeeld: Blikjes cola
Stel dat Stijn en Bertel samenwonen en blikjes cola willen kopen. Een blikje cola kost $1$ euro. Stijn koopt $5$ blikjes en Bertel koopt $4$ blikjes bij deze prijs. De marktvraag bij een prijs van $1$ euro is dan de som van hun individuele consumptie: $4$ blikjes + $5$ blikjes = $9$ blikjes. Dit illustreert de horizontale som van de vraagcurven voor private goederen [6](#page=6) [7](#page=7).
### 3.2 Publieke goederen
Publieke goederen kenmerken zich doordat de hoeveelheid voor iedereen gelijk is, maar de waardering (of bereidheid tot betalen) kan per individu verschillen. De marktvraag naar publieke goederen wordt verkregen door de vraagcurven van individuele consumenten **verticaal op te tellen**. Dit betekent dat bij een bepaalde hoeveelheid, de totale bereidheid tot betalen de som is van de individuele bereidheden tot betalen van alle gebruikers voor die specifieke hoeveelheid [6](#page=6).
#### 3.2.1 De Samuelson-voorwaarde
De efficiënte voorziening van publieke goederen wordt bepaald door de Samuelson-voorwaarde. Deze voorwaarde stelt dat een publiek goed optimaal wordt voorzien wanneer de som van de marginale bereidheden tot betalen van alle gebruikers gelijk is aan de marginale kost van de voorziening ervan [6](#page=6) [9](#page=9).
* **Formule (Samuelson-voorwaarde):** $\\sum MBTB = MK$ [6](#page=6) [9](#page=9).
Dit principe is cruciaal omdat, in tegenstelling tot private goederen, de marktwerking bij publieke goederen vaak leidt tot een welvaartsverlies. Dit komt door het free-rider probleem, waarbij individuen profiteren van het goed zonder ervoor te betalen, en door hoge transactiekosten bij onderhandelingen tussen veel partijen. Als de markt (laissez-faire) zou opereren, zouden te weinig publieke goederen worden voorzien [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Bij publieke goederen is de hoeveelheid voor iedereen gelijk, maar de individuele waarderingen (MBTB) verschillen. De marktvraag is de optelling van deze waarderingen bij een gegeven hoeveelheid.
#### 3.2.2 Voorbeeld: Kamerplant
Stel Bertel en Stijn overwegen een kamerplant aan te schaffen, die als een publiek goed wordt beschouwd (niet-rivaal en niet-uitsluitbaar genieten). De kostprijs van de kamerplant is $50$ euro. Stijn's marginale bereidheid tot betalen (MBTBStijn) ligt lager dan die van Bertel (MBTBBertel), wat betekent dat Bertel meer waarde hecht aan de kamerplant [6](#page=6) [8](#page=8).
* Indien elk individueel zou beslissen, zou mogelijk alleen Bertel de plant kopen als zijn MBTB hoger is dan $50$ euro. Stijn kan wel waardering hebben voor de plant als hij thuiskomt, maar koopt hem niet zelf [8](#page=8).
* Als ze samen de efficiënte hoeveelheid willen realiseren, moeten ze hun bereidheid tot betalen optellen. Als Bertel $30$ euro wil betalen en Stijn $20$ euro, dan is hun totale bereidheid tot betalen $50$ euro. Dit komt overeen met de kostprijs van de kamerplant, waardoor de aanschaf efficiënt is. Het totale surplus is groter dan wanneer slechts één persoon had betaald [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Stel, voor een publieke bibliotheek geldt dat de totale marginale bereidheid tot betalen van alle burgers voor het onderhouden ervan gelijk is aan de marginale kosten voor het onderhoud. Dit is de efficiënte voorziening volgens de Samuelson-voorwaarde.
#### 3.2.3 Grootschalige publieke goederen
De Samuelson-voorwaarde is ook van toepassing op grotere schaal, voor publieke goederen zoals defensie, wegen of bibliotheken, waar vele individuen van profiteren. In dergelijke gevallen is onderhandelen tussen alle gebruikers complex en brengt het hoge transactiekosten met zich mee. Bovendien is het free-rider probleem hierbij prominent aanwezig, wat de private voorziening bemoeilijkt en de rol van de overheid (OH) bij de financiering en organisatie van deze goederen essentieel maakt. Zonder overheidsingrijpen zouden deze goederen niet op een efficiënte manier gefinancierd kunnen worden, en zou er een aanzienlijk welvaartsverlies optreden. De donkergroene oppervlakte in een grafiek die consumentensurplus voorstelt, zou verloren gaan bij het niet voorzien van het publieke goed [9](#page=9).
* * *
# Speltheoretische analyse van publieke goederen en het Nash-evenwicht
Dit onderdeel onderzoekt hoe individuen beslissingen nemen over de voorziening van publieke goederen binnen een speltheoretisch kader, leidend tot het concept van het Nash-evenwicht en de vergelijking met Pareto-efficiëntie [10](#page=10).
### 4.1 Basisprincipes van publieke goederen en individuele besluitvorming
Een publiek goed wordt gekenmerkt doordat de consumptie ervan niet-rivaliserend is en niet-uitsluitbaar. In een speltheoretische analyse wordt de voorziening van een publiek goed gemodelleerd als een interactie tussen individuen, waarbij elke individu beslist over zijn bijdrage aan het publieke goed, rekening houdend met de verwachte bijdragen van anderen [10](#page=10).
#### 4.1.1 Het model: individuele nutsmaximalisatie en budgetbeperking
Voor elk individu $h$ geldt een budgetbeperking van de vorm: $$x\_h + p\_g g\_h = M\_h$$ waarbij:
* $x\_h$ de consumptie van het private goed is.
* $p\_g$ de prijs van het publieke goed is.
* $g\_h$ de bijdrage van individu $h$ aan het publieke goed is.
* $M\_h$ het budget van individu $h$ is.
Het totale publieke goed $G$ is de som van de individuele bijdragen: $$G = \\sum\_h g\_h$$ Het nut van individu $h$, $u\_h$, hangt af van zijn consumptie van het private goed en de totale hoeveelheid van het publieke goed: $$u\_h(x\_h, G) = u\_h(x\_h, \\sum\_h g\_h)$$ Het speltheoretische probleem ontstaat doordat de keuze van $g\_h$ door individu $h$ wordt gemaakt in de veronderstelling dat de bijdragen van andere individuen ($g\_j$ voor $j \\neq h$) gegeven zijn [10](#page=10).
#### 4.1.2 Freeriding en de inefficiëntie van private voorziening
Een cruciaal aspect bij de voorziening van publieke goederen door private bijdragen is het fenomeen van freeriding of vrijbuitersgedrag. Dit treedt op wanneer individuen profiteren van het publieke goed zonder zelf een adequate bijdrage te leveren, in de hoop dat anderen de kosten zullen dragen. Dit leidt ertoe dat de private voorziening van publieke goederen vaak minder is dan de sociaal optimale hoeveelheid [10](#page=10) [16](#page=16).
> **Tip:** Freeriding is een van de belangrijkste redenen waarom markten er niet in slagen om publieke goederen efficiënt te voorzien zonder overheidsingrijpen.
### 4.2 Analyse van de besluitvorming met twee individuen
Beschouw een situatie met twee individuen en één publiek goed. De besluitvorming van elk individu is afhankelijk van de bijdrage van het andere individu.
#### 4.2.1 Illustratie met een voorbeeld
Stel $p\_g = 2$ dollar, $p\_x = 1$ dollar (prijs van het private goed), en $M\_h = 40$ dollar voor beide individuen [10](#page=10). Als er slechts één individu is ($g\_2 = 0$), zal individu 1 zijn budget $M\_1$ besteden aan $x\_1$ en $g\_1$ om zijn nut te maximaliseren. Met $x\_1 + 2g\_1 = 40$, zou een mogelijke optimale keuze kunnen zijn $x\_1 = 20$ en $g\_1 = 10$ om het nut te maximaliseren [10](#page=10).
Wanneer een tweede persoon bijkomt en bijvoorbeeld 5 eenheden van het publieke goed bijdraagt ($g\_2 = 5$), verschuift de budgetlijn van individu 1 naar rechts. Dit betekent dat individu 1 nu toegang heeft tot een grotere totale hoeveelheid van het publieke goed zonder zijn eigen budget te overschrijden. Echter, de initiële optimale keuze van individu 1 (bv. 10 eenheden bijdragen) is niet langer optimaal op de nieuwe, verschoven budgetlijn. Individu 1 kan zijn nut verhogen door minder bij te dragen aan het publieke goed en meer van het private goed te consumeren, bijvoorbeeld door van 10 naar 8 eenheden van het publieke goed te gaan, wat hem op een hogere indifferentiecurve brengt. Dit impliceert dat de bijdrage van individu 2 de optimale bijdrage van individu 1 beïnvloedt [11](#page=11).
#### 4.2.2 Reactiecurven
De interactie tussen twee individuen bij de voorziening van een publiek goed kan worden gevisualiseerd met behulp van reactiecurven in een Edgeworth-boxachtige setting [13](#page=13).
* **Reactiecurve van individu 1 (RC1):** Deze curve toont de optimale hoeveelheid $g\_1$ die individu 1 zal bijdragen, gegeven een specifieke bijdrage $g\_2$ van individu 2. De indifferentiecurven voor individu 1 zijn georiënteerd naar linksboven. Als individu 2 meer bijdraagt ($g\_2$ neemt toe), zal individu 1 geneigd zijn minder bij te dragen ($g\_1$ neemt af) om zijn nut te maximaliseren [13](#page=13) [14](#page=14).
* **Reactiecurve van individu 2 (RC2):** Analoog hieraan toont de reactiecurve van individu 2 de optimale bijdrage $g\_2$, gegeven de bijdrage $g\_1$ van individu 1. De indifferentiecurven voor individu 2 zijn georiënteerd naar rechtsonder. Als individu 1 meer bijdraagt ($g\_1$ neemt toe), zal individu 2 minder bijdragen ($g\_2$ neemt af) [14](#page=14) [15](#page=15).
### 4.3 Het Nash-evenwicht
Een Nash-evenwicht in dit spel is een situatie waarin de gekozen bijdrage van elk individu optimaal is, gegeven de bijdragen van alle andere individuen. Dit punt wordt bereikt waar de reactiecurven van de individuen elkaar snijden [14](#page=14) [15](#page=15).
In het Nash-evenwicht is geen van beide individuen geneigd om eenzijdig af te wijken van zijn gekozen strategie, omdat elke afwijking zou leiden tot een lager nut, gegeven de strategie van de ander. Het Nash-evenwicht vertegenwoordigt een "privaat optimaal" punt vanuit het perspectief van individuele rationele besluitvormers [15](#page=15) [17](#page=17).
> **Voorbeeld:** In een grafiek met de reactiecurven van twee individuen, is het snijpunt van deze curven het Nash-evenwicht. Als individu 1 op dit punt 6 eenheden bijdraagt en individu 2 ook 6 eenheden bijdraagt, is geen van beide bereid om zijn bijdrage te veranderen, ervan uitgaande dat de ander zijn bijdrage handhaaft [16](#page=16).
### 4.4 Vergelijking met Pareto-efficiëntie
Het Nash-evenwicht hoeft niet noodzakelijk Pareto-efficiënt te zijn. Een Pareto-verbetering is mogelijk als er een verandering in de allocatie kan worden doorgevoerd waarbij minstens één individu beter af is, zonder dat iemand anders slechter af is [15](#page=15).
#### 4.4.1 Het Pareto-efficiënte punt
Het Pareto-efficiënte punt voor de voorziening van een publiek goed wordt bereikt wanneer de som van de marginale bereidheid tot betalen (MBTB) van alle individuen gelijk is aan de marginale kosten van de voorziening van het goed. Dit staat bekend als de Samuelsonregel [15](#page=15) [16](#page=16): $$\\sum\_h \\text{MBTB}\_h = p\_g$$
In de context van de grafische analyse met reactiecurven en indifferentiecurven, wordt het Pareto-efficiënte punt bereikt waar de indifferentiecurven van de twee individuen elkaar raken [15](#page=15).
#### 4.4.2 Het welvaartsverlies door freeriding
Omdat het Nash-evenwicht vaak resulteert in een te lage voorziening van het publieke goed door freeriding, is er een welvaartsverlies ten opzichte van het Pareto-efficiënte punt. Dit welvaartsverlies kan worden weergegeven als oppervlaktes in de grafiek die de positie van het Nash-evenwicht ten opzichte van het Pareto-efficiënte punt illustreren [16](#page=16).
> **Tip:** Het is cruciaal om het verschil te begrijpen tussen het Nash-evenwicht (waar individuen strategisch handelen en freeriden) en het Pareto-efficiënte punt (waar de totale maatschappelijke welvaart gemaximaliseerd wordt).
#### 4.4.3 Coördinatie en afspraken
De Pareto-efficiënte situatie komt niet vanzelf tot stand wanneer publieke goederen via private bijdragen worden voorzien. Individuen zullen afspraken moeten maken, elkaar moeten vertrouwen en contracten moeten afsluiten om tot de optimale hoeveelheid te komen. Zonder dergelijke afspraken is er een neiging voor individuen om te proberen uit de afspraak te stappen (bv. minder bij te dragen) zodra een andere partij meer bijdraagt, wat de boel in het slop kan doen raken [16](#page=16) [17](#page=17).
**Belangrijk voor het examen:** Wees in staat om de relevante grafieken te tekenen, alle componenten te benoemen (reactiecurven, indifferentiecurven, Nash-evenwicht, Pareto-efficiënt punt, budgetlijnen), en de juiste conclusies te trekken over de efficiëntie en mogelijke verbeteringen [15](#page=15).
* * *
# Evaluatie van publieke goederen en de rol van de overheid
Dit onderwerp onderzoekt de inherente uitdagingen van markten bij het leveren van publieke goederen, de mogelijke interventies door de overheid, en de complexiteit voor overheden bij het bepalen van het optimale aanbod van deze goederen.
### 5.1 Marktfalen bij publieke goederen
Markten leiden vaak tot een ondervoorziening van publieke goederen, wat resulteert in welvaartsverlies [20](#page=20).
#### 5.1.1 De redenen voor ondervoorziening
* **Freeriding:** Het probleem van freeriding, waarbij individuen profiteren van een goed zonder ervoor te betalen, is een belangrijke oorzaak van ondervoorziening. Dit fenomeen rechtvaardigt overheidsingrijpen, bijvoorbeeld door burgers via belastingen te 'verplichten' bij te dragen aan de financiering. De vraag is of mensen hun eigen marginale betalingsbereidheid (MBTB) zouden moeten betalen [20](#page=20).
* **Uitzonderingen:** Echter, niet altijd leidt de markt tot een ondervoorziening. In kleine, niet-anonieme groepen, zoals vriendengroepen of gezinnen, is er vaak wel voorziening. Binnen deze groepen kan freeriding voorkomen, maar niet-coöperatie kan ook worden bestraft. Een voorbeeld waar dit wel fout kan gaan, is de 'propere keuken'-situatie onder studenten [20](#page=20).
#### 5.1.2 Welvaartsverlies en de wenselijkheid van extra publieke goederen
Extra publieke goederen zijn wenselijk zolang de som van de marginale betalingsbereidheid van alle individuen groter is dan de marginale kosten. Dit kan worden uitgedrukt met de volgende relatie [20](#page=20): $$ \\sum\_{i=0}^{n} MBTB\_i > MK $$ [20](#page=20). waarbij $MBTB\_i$ de marginale betalingsbereidheid van individu $i$ vertegenwoordigt en $MK$ de marginale kosten van het publieke goed.
> **Tip:** Begrijp het verband tussen de som van individuele bereidheid tot betalen en de kosten om te bepalen wanneer een publiek goed efficiënt kan worden aangeboden.
### 5.2 De rol van de overheid bij publieke goederen
#### 5.2.1 Uitdagingen voor de overheid
De overheid staat voor aanzienlijke problemen bij de correcte voorziening van publieke goederen [21](#page=21).
* **Het meten van marginale betalingsbereidheid:** Een cruciaal obstakel is het vaststellen van de marginale betalingsbereidheid van individuen voor publieke goederen ($MBTB\_i$). Omdat publieke goederen niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend zijn, zullen individuen hun ware voorkeur niet kenbaar maken uit angst voor hogere belastingen [20](#page=20) [21](#page=21).
* **Het bepalen van het optimale niveau:** Het optimale niveau van publieke goederen hangt direct af van deze gemeten marginale betalingsbereidheid [21](#page=21).
#### 5.2.2 Overheidsingrijpen en politieke processen
* **Verkiezingen en politiek:** De overheid gebruikt verkiezingen en het politieke proces om een indicatie te krijgen van de voorkeuren van burgers voor publieke goederen. De regering beslist vervolgens over 'pakketten' van publieke goederen [21](#page=21).
* **Mogelijke overheidsfalen:** Ondanks de intentie om marktfalen te corrigeren, is overheidsfalen een reëel risico. Vragen rijzen of overheden maximaal consumentensurplus (CS) en producentensurplus (PS) nastreven in hun besluitvorming [21](#page=21).
> **Tip:** Wees kritisch op de aannames achter overheidsbeleid inzake publieke goederen. Overheidsfalen kan leiden tot inefficiënties, vergelijkbaar met marktfalen.
> **Example:** De beslissing om te investeren in een nieuw openbaar park kan worden beïnvloed door politieke overwegingen en een onnauwkeurige inschatting van de wenselijkheid van het park door de bevolking, in plaats van een strikt economische analyse van de marginale betalingsbereidheid versus de kosten [21](#page=21).
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rivaliteit (in consumptie) | Een kenmerk van goederen waarbij de consumptie door het ene individu de consumptie door een ander individu vermindert. Een voorbeeld is het eten van een appel; als één persoon de appel opeet, kan een ander die niet meer eten. |
| Niet-rivaal | Goederen waarvan de consumptie door het ene individu de consumptie door anderen niet belemmert. Meerdere mensen kunnen tegelijkertijd van zo'n goed genieten, zoals wandelen in een park. |
| Uitsluitbaarheid (Exclusiviteit) | Het vermogen om consumenten uit te sluiten van het gebruik of de voordelen van een goed, vaak tegen een redelijke kost. Dit kan bijvoorbeeld door toegangspoorten te plaatsen. |
| Niet-uitsluitbaar | Goederen waarvan consumenten niet kunnen worden uitgesloten van consumptie. Dit betekent dat iedereen toegang heeft, ongeacht betaling of bijdrage, zoals openbare parken zonder hekken. |
| Publieke goederen | Goederen die zowel niet-rivaal als niet-uitsluitbaar zijn. Ze hebben waarde voor iedereen tegelijk en worden vaak niet of onvoldoende door de markt voorzien, zoals defensie of openbare veiligheid. |
| Private goederen | Goederen die zowel rivaal als uitsluitbaar zijn. De consumptie door de één sluit de ander uit en toegang kan worden beperkt tot betalende consumenten, zoals een appel of een huis. |
| Marktfalen | Een situatie waarin de markt er niet in slaagt om goederen of diensten efficiënt toe te wijzen, vaak als gevolg van imperfecties zoals publieke goederen, externaliteiten of informatieasymmetrie. |
| Vrijbuiter (Free rider) | Iemand die profiteert van een goed of dienst zonder ervoor te betalen. Dit komt voor bij niet-uitsluitbare goederen, wat leidt tot een suboptimale voorziening ervan door de markt. |
| Welvaartsverlies (DWL) | Het verlies aan totale welvaart dat optreedt wanneer de allocatie van goederen niet efficiënt is. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer publieke goederen onder voorzien worden door het vrijbuitersprobleem. |
| Marginal willingness to pay (MWTP) / Marginale bereidheid tot betalen (MBTB) | Het bedrag dat een consument maximaal bereid is te betalen voor een extra eenheid van een goed of dienst. Dit weerspiegelt de marginale waardering van het goed door de consument. |
| Marginal cost (MC) / Marginale kost (MK) | De extra kosten die gemaakt worden om één extra eenheid van een goed of dienst te produceren. |
| Samuelson-voorwaarde | De voorwaarde voor de optimale voorziening van een publiek goed, die stelt dat de som van de marginale bereidheid tot betalen van alle individuen gelijk moet zijn aan de marginale kost van de voorziening. |
| Nash-evenwicht | Een situatie in de speltheorie waarin geen enkele speler zijn strategie kan verbeteren door unilateraal zijn eigen strategie te veranderen, gegeven de strategieën van de andere spelers. |
| Pareto-efficiëntie | Een allocatie van middelen waarbij het onmogelijk is om iemands welzijn te verbeteren zonder het welzijn van een ander te verslechteren. |