Cover
Inizia ora gratuitamente 2025 1HW H.04 - Vraag, Aanbod & Marktevenwicht - Afgewerkt.pptx
Summary
# Vraag en aanbod op de markt
Dit onderwerp behandelt de basisprincipes van vraag en aanbod, de factoren die deze beïnvloeden en hoe ze de prijzen en hoeveelheden van goederen en diensten op de markt bepalen.
## 1. De vraag
De vraag beschrijft hoe kopers zich op de markt gedragen en welke factoren de gevraagde hoeveelheid bepalen.
### 1.1 Wat is de gevraagde hoeveelheid?
De gevraagde hoeveelheid is de hoeveelheid goederen of diensten die kopers wensen te kopen tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode, rekening houdend met hun betalingsbereidheid.
### 1.2 De wet van de vraag
De wet van de vraag stelt dat, *ceteris paribus*, een stijging van de prijs leidt tot een daling van de gevraagde hoeveelheid, en omgekeerd. Dit komt voort uit de budgetbeperking van de consument, die bij wijzigende prijzen zijn bestedingspatroon aanpast.
> **Tip:** *Ceteris paribus* betekent "al het overige gelijkblijvend" en wordt gebruikt om de invloed van één variabele te isoleren.
De relatie tussen prijs ($P$) en gevraagde hoeveelheid ($Q_V$) kan wiskundig worden uitgedrukt. Een algemene vorm is:
$$Q_V = f(P, \text{andere factoren})$$
### 1.3 Het vraagschema en de vraagcurve
Het vraagschema is een tabel die de relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid weergeeft. De vraagcurve is de grafische weergave van deze relatie, waarbij de prijs ($P$) op de verticale as en de gevraagde hoeveelheid ($Q_V$) op de horizontale as staat. De vraagcurve is doorgaans dalend, wat de wet van de vraag illustreert.
**Wiskundige weergave (lineair verband):**
Een lineaire vraagfunctie heeft de vorm:
$$Q_V = a - bP$$
waarbij '$a$' het intercept is (gevraagde hoeveelheid bij prijs nul) en '$b$' de helling van de curve aangeeft (de mate waarin de gevraagde hoeveelheid verandert bij een prijsverandering).
### 1.4 Individuele vraag en marktvraag
* **Individuele vraag:** De vraag van één enkele consument naar een bepaald goed of dienst.
* **Marktvraag:** De som van alle individuele vragen in de markt voor een bepaald goed of dienst. Deze geeft de relatie weer tussen de totale gevraagde hoeveelheid in de markt en de prijs.
De marktvraagcurve kan worden verkregen door de individuele vraagcurves horizontaal op te tellen.
### 1.5 Verandering van vraag versus verandering van de gevraagde hoeveelheid
Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen een verandering van de gevraagde hoeveelheid en een verandering van de vraag:
* **Verandering van de gevraagde hoeveelheid:** Dit is een beweging *langs* de bestaande vraagcurve, veroorzaakt door een verandering in de prijs van het goed zelf.
* Prijsdaling $\Rightarrow$ beweging naar rechts langs de curve $\Rightarrow$ toename gevraagde hoeveelheid.
* Prijsstijging $\Rightarrow$ beweging naar links langs de curve $\Rightarrow$ daling gevraagde hoeveelheid.
* **Verandering van de vraag:** Dit is een verschuiving van de *gehele* vraagcurve, veroorzaakt door een verandering in een van de *andere factoren* (niet de prijs van het goed zelf).
* **Toename van de vraag:** De curve verschuift naar rechts. Bij elke prijs wordt er meer gevraagd.
* **Afname van de vraag:** De curve verschuift naar links. Bij elke prijs wordt er minder gevraagd.
### 1.6 Factoren die de vraag beïnvloeden (andere dan de prijs)
Verschillende factoren kunnen de vraagcurve doen verschuiven:
* **Voorkeuren:** Veranderingen in smaak, trends of marketing kunnen de vraag beïnvloeden.
* **Prijzen van gerelateerde goederen:**
* **Substitutiegoederen:** Goederen die in plaats van elkaar geconsumeerd kunnen worden (bv. koffie en thee). Als de prijs van een substitutiegoed stijgt, neemt de vraag naar het andere goed toe (curve verschuift naar rechts).
* **Complementaire goederen:** Goederen die samen geconsumeerd worden (bv. auto en benzine). Als de prijs van een complementair goed stijgt, neemt de vraag naar het andere goed af (curve verschuift naar links).
* **Inkomen:**
* **Normale goederen:** Bij een stijgend inkomen neemt de vraag naar deze goederen toe (curve verschuift naar rechts).
* **Inferieure goederen:** Bij een stijgend inkomen neemt de vraag naar deze goederen af (curve verschuift naar links); consumenten stappen over op duurdere alternatieven.
* **Aantal kopers:** Een toename van het aantal kopers in de markt leidt tot een toename van de marktvraag.
* **Verwachtingen:**
* Verwachte prijsstijging in de toekomst: kan leiden tot een huidige toename van de vraag.
* Verwachte prijsdaling in de toekomst: kan leiden tot een huidige afname van de vraag.
* Verwacht inkomen: een verwachte inkomensstijging kan de huidige vraag doen toenemen, en andersom.
> **Voorbeeld:** De stijgende populariteit van elektrische auto's kan de vraag naar benzinewagens (substituut) beïnvloeden, evenals de vraag naar laadpalen (complement).
## 2. Het aanbod
Het aanbod beschrijft hoe verkopers zich op de markt gedragen en welke factoren de aangeboden hoeveelheid bepalen.
### 2.1 Wat is de aangeboden hoeveelheid?
De aangeboden hoeveelheid is de hoeveelheid goederen of diensten die verkopers wensen aan te bieden tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode, rekening houdend met hun winstmaximalisatie of aanvaardingsbereidheid.
### 2.2 De wet van het aanbod
De wet van het aanbod stelt dat, *ceteris paribus*, een stijging van de prijs leidt tot een stijging van de aangeboden hoeveelheid, en omgekeerd. Verkopers zijn gemotiveerd om meer te produceren en aan te bieden wanneer de prijs hoog is, omdat dit hun potentiële winst maximaliseert.
De relatie tussen prijs ($P$) en aangeboden hoeveelheid ($Q_A$) kan wiskundig worden uitgedrukt. Een algemene vorm is:
$$Q_A = f(P, \text{andere factoren})$$
### 2.3 Het aanbodschema en de aanbodcurve
Het aanbodschema is een tabel die de relatie tussen prijs en aangeboden hoeveelheid weergeeft. De aanbodcurve is de grafische weergave van deze relatie, waarbij de prijs ($P$) op de verticale as en de aangeboden hoeveelheid ($Q_A$) op de horizontale as staat. De aanbodcurve is doorgaans stijgend, wat de wet van het aanbod illustreert.
**Wiskundige weergave (lineair verband):**
Een lineaire aanbodfunctie heeft de vorm:
$$Q_A = c + dP$$
waarbij '$c$' het intercept is (aangeboden hoeveelheid bij prijs nul, kan negatief zijn als er geen aanbod is bij lage prijzen) en '$d$' de helling van de curve aangeeft (de mate waarin de aangeboden hoeveelheid verandert bij een prijsverandering).
### 2.4 Individueel aanbod en marktaanbod
* **Individueel aanbod:** Het aanbod van één enkele producent of verkoper.
* **Marktaanbod:** De som van alle individuele aanbiedingen in de markt voor een bepaald goed of dienst.
De marktaanbodcurve kan worden verkregen door de individuele aanbodcurves horizontaal op te tellen.
### 2.5 Verandering van aanbod versus verandering van de aangeboden hoeveelheid
Net als bij de vraag is het belangrijk om onderscheid te maken:
* **Verandering van de aangeboden hoeveelheid:** Dit is een beweging *langs* de bestaande aanbodcurve, veroorzaakt door een verandering in de prijs van het goed zelf.
* Prijsstijging $\Rightarrow$ beweging omhoog langs de curve $\Rightarrow$ toename aangeboden hoeveelheid.
* Prijsdaling $\Rightarrow$ beweging omlaag langs de curve $\Rightarrow$ daling aangeboden hoeveelheid.
* **Verandering van het aanbod:** Dit is een verschuiving van de *gehele* aanbodcurve, veroorzaakt door een verandering in een van de *andere factoren* (niet de prijs van het goed zelf).
* **Toename van het aanbod:** De curve verschuift naar rechts. Bij elke prijs wordt er meer aangeboden.
* **Afname van het aanbod:** De curve verschuift naar links. Bij elke prijs wordt er minder aangeboden.
### 2.6 Factoren die het aanbod beïnvloeden (andere dan de prijs)
Verschillende factoren kunnen de aanbodcurve doen verschuiven:
* **Prijzen van productiefactoren:** Stijgende kosten voor arbeid, grondstoffen, energie, etc. verhogen de marginale kosten en doen het aanbod dalen (curve verschuift naar links).
* **Prijzen van gerelateerde goederen (in productie):**
* **Substitutiegoederen (in productie):** Goederen die met dezelfde productiefactoren geproduceerd kunnen worden. Als de prijs van een substitutiegoed stijgt, zal de producent meer daarvan gaan produceren en dus minder van het beschouwde goed (aanbod daalt, curve verschuift naar links).
* **Complementaire goederen (in productie):** Goederen die samen worden geproduceerd. Als de prijs van een complementair goed stijgt, neemt de productie ervan toe, wat vaak ook leidt tot een toename van het aanbod van het andere goed (curve verschuift naar rechts).
* **Technologie:** Verbeteringen in technologie verlagen de productiekosten en verhogen de productiviteit, wat leidt tot een toename van het aanbod (curve verschuift naar rechts).
* **Aantal verkopers/producenten:** Een toename van het aantal aanbieders op de markt leidt tot een toename van het marktaanbod.
* **Verwachtingen:** Verwachtingen over toekomstige prijzen. Als een prijsstijging wordt verwacht, kunnen producenten hun aanbod nu tijdelijk beperken om later meer te verkopen tegen de hogere prijs (aanbod daalt momenteel).
* **Overheidsbeleid:** Belastingen op productie verhogen de kosten en doen het aanbod dalen. Subsidies verlagen de kosten en doen het aanbod toenemen.
* **Omstandigheden:** Natuurrampen, weersomstandigheden (vooral voor landbouwproducten) kunnen het aanbod drastisch beïnvloeden.
> **Voorbeeld:** Stijgende energieprijzen (productiefactor) zullen de productie van veel goederen duurder maken, waardoor het aanbod van die goederen zal dalen.
## 3. Het marktevenwicht
De markt is de plaats (fysiek of virtueel) waar vragers en aanbieders samenkomen om te onderhandelen over prijzen en hoeveelheden. Het marktevenwicht is het punt waar de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid.
### 3.1 Bepaling van het marktevenwicht
Het marktevenwicht wordt bereikt bij de **evenwichtsprijs** en **evenwichtshoeveelheid**. Op dit punt hebben noch de kopers, noch de verkopers prikkels om hun gedrag te veranderen.
* **Evenwichtsprijs ($P_m$):** De prijs waarbij de gevraagde hoeveelheid ($Q_V$) gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid ($Q_A$).
* **Evenwichtshoeveelheid ($Q_m$):** De hoeveelheid goederen of diensten die bij de evenwichtsprijs zowel gevraagd als aangeboden wordt.
Wiskundig wordt het evenwicht gevonden waar de vraag- en aanbodfunctie aan elkaar gelijk zijn:
$$Q_V(P_m) = Q_A(P_m)$$
**Grafische weergave:**
Het marktevenwicht is het snijpunt van de vraagcurve en de aanbodcurve.
> **Voorbeeld:** Als de vraagfunctie $Q_V = 15 - 3P$ is en de aanbodfunctie $Q_A = -3 + 6P$, dan is het evenwichtspunt als volgt te vinden:
> $15 - 3P_m = -3 + 6P_m$
> $18 = 9P_m$
> $P_m = 2$
> De evenwichtshoeveelheid is dan $Q_m = 15 - 3(2) = 9$ (of $Q_m = -3 + 6(2) = 9$). De evenwichtsprijs is 2 geldeenheden, en de evenwichtshoeveelheid is 9 eenheden.
### 3.2 Overschot en tekort
* **Overschot:** Als de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs, is de aangeboden hoeveelheid groter dan de gevraagde hoeveelheid ($Q_A > Q_V$). Dit leidt tot een overschot aan goederen, wat verkopers zal aanzetten de prijs te verlagen om hun voorraden te verkopen.
* **Tekort:** Als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs, is de gevraagde hoeveelheid groter dan de aangeboden hoeveelheid ($Q_V > Q_A$). Dit leidt tot een tekort aan goederen, wat kopers zal aanzetten meer te bieden en verkopers de prijs te laten verhogen.
### 3.3 Verandering van het marktevenwicht
Wanneer een van de factoren die de vraag of het aanbod beïnvloeden verandert (en dus een verschuiving van de betreffende curve veroorzaakt), zal het marktevenwicht verschuiven.
1. **Identificeer welke curve(n) verschuiven:** Veroorzaakt de verandering een verschuiving van de vraag, het aanbod, of beide?
2. **Bepaal de richting van de verschuiving:** Gaat de vraag/het aanbod omhoog (naar rechts) of omlaag (naar links)?
3. **Analyseer de impact op de evenwichtsprijs en -hoeveelheid:** Teken de oorspronkelijke en nieuwe curves om het nieuwe snijpunt te bepalen en de effecten op $P_m$ en $Q_m$ te zien.
> **Voorbeeldscenario:** Een toename van de vraag naar elektrische auto's (verschuiving V naar rechts) en tegelijkertijd technologische vooruitgang die de productie goedkoper maakt (verschuiving A naar rechts). De evenwichtshoeveelheid zal zeker toenemen, maar het effect op de evenwichtsprijs hangt af van de relatieve grootte van de verschuivingen.
### 3.4 Wet van Davenant-King
Deze wet is specifiek van toepassing op landbouwproducten met een relatief vast aanbod (steile aanbodcurve) en een vraag die niet sterk reageert op prijswijzigingen (ook relatief steile vraagcurve).
* Een kleine toename van het aanbod (bv. door een goede oogst) kan leiden tot een zeer sterke prijsdaling.
* Een kleine afname van het aanbod (bv. door slecht weer) kan leiden tot een zeer sterke prijsstijging.
Dit komt doordat de totale omzet ($P \times Q$) kan dalen bij een groter aanbod als de prijs zo sterk daalt dat de toename in hoeveelheid dit niet compenseert. Dit fenomeen verklaart waarom boeren soms hun oogsten vernietigen of waarom prijsstabilisatieprogramma's bestaan.
---
# Marktevenwicht en prijseffecten
Dit onderdeel analyseert hoe vraag en aanbod samenkomen om een marktevenwicht te vormen, wat leidt tot een evenwichtsprijs en -hoeveelheid, en hoe veranderingen hierin het marktevenwicht beïnvloeden.
## 2. Marktevenwicht en prijseffecten
### 2.1 Vraag en aanbod: de basis
De markt is het ruilsysteem waar vragers en aanbieders samenkomen om te onderhandelen over prijs, hoeveelheid en voorwaarden. Dit leidt historisch tot een fysieke marktplaats, maar functioneert tegenwoordig als een mechanisme dat een evenwicht tussen vraag en aanbod tot stand brengt.
#### 2.1.1 De vraag
De vraag naar een goed of dienst omvat de hoeveelheid die kopers wensen te kopen tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode. Dit wordt bepaald door de betalingsbereidheid van de koper.
* **Wet van de vraag:** Een stijging van de prijs leidt tot een daling van de gevraagde hoeveelheid, en omgekeerd, *ceteris paribus* (alle andere factoren gelijkblijvend). Dit komt door de budgetbeperking van de consument, die bij prijswijzigingen zijn uitgavenpatroon aanpast.
* **Vraagschema en vraagcurve:**
* Een **vraagschema** toont de relatie tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid.
* Een **vraagcurve** is de grafische weergave van dit schema. De prijs ($P$) wordt op de verticale as geplaatst en de gevraagde hoeveelheid ($Q_V$) op de horizontale as. De vraagcurve heeft een dalende trend, wat duidt op een negatieve relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid.
Wiskundig kan de vraagfunctie worden uitgedrukt als $Q_V = f(P, \text{voorkeuren, kwaliteit, budget, omstandigheden, ...})$. Een lineaire vraagfunctie kan bijvoorbeeld zijn:
$$Q_V = 10 - 2P$$
#### 2.1.2 Individuele en marktvraag
* **Individuele vraag:** De vraag van één enkele koper.
* **Marktvraag:** De som van alle individuele vragen in de markt. Deze weerspiegelt de totale gevraagde hoeveelheid ($Q_{Vm}$) in de markt bij verschillende prijzen.
$$Q_{Vm} = \sum Q_{Vi}$$
Een lineaire marktvraagfunctie kan bijvoorbeeld zijn:
$$Q_{Vm} = 15 - 3P$$
#### 2.1.3 Verandering van vraag versus verandering van de gevraagde hoeveelheid
* **Verandering van de gevraagde hoeveelheid:** Dit is een beweging *langs* de vraagcurve, veroorzaakt door een verandering in de prijs van het goed zelf.
* Prijsdaling ($P \↘$) leidt tot een toename van de gevraagde hoeveelheid ($Q_V ↗$), een beweging naar rechts op de curve.
* Prijsstijging ($P ↗$) leidt tot een afname van de gevraagde hoeveelheid ($Q_V ↘$), een beweging naar links op de curve.
* **Verandering van de vraag:** Dit is een verschuiving van de gehele vraagcurve, veroorzaakt door veranderingen in andere factoren dan de prijs van het goed zelf.
* **Toename van de vraag:** De vraagcurve verschuift naar rechts (weg van de oorsprong). Bij elke prijs wordt er meer gevraagd.
* **Afname van de vraag:** De vraagcurve verschuift naar links (richting de oorsprong). Bij elke prijs wordt er minder gevraagd.
Factoren die de vraagcurve doen verschuiven zijn:
* **Voorkeuren:** Veranderingen in smaak, mode of trends.
* **Budget (inkomen):**
* **Normale goederen:** Vraag stijgt bij hoger inkomen.
* **Inferieure goederen:** Vraag daalt bij hoger inkomen (consument stapt over op betere alternatieven).
* **Prijzen van gerelateerde goederen:**
* **Substitutiegoederen:** Goederen die elkaar kunnen vervangen (bv. Arabica en Robusta koffie). Als de prijs van een substitutiegoed daalt, daalt de vraag naar het beschouwde goed.
* **Complementaire goederen:** Goederen die samen worden geconsumeerd (bv. auto en benzine). Als de prijs van een complementair goed stijgt, daalt de vraag naar het beschouwde goed.
* **Aantal kopers:** Een toename van het aantal kopers leidt tot een toename van de marktvraag.
* **Verwachtingen:** Verwachtingen over toekomstige prijzen (eigen goed, substituten, complementen) of het eigen inkomen.
> **Tip:** Onthoud het verschil tussen een beweging *op* de curve (verandering gevraagde hoeveelheid door prijswijziging) en een verschuiving *van* de curve (verandering van de vraag door andere factoren).
### 2.2 Het aanbod
Het aanbod van een goed of dienst omvat de hoeveelheid die verkopers wensen aan te bieden tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode. Dit wordt bepaald door de aanvaardingsbereidheid van de verkoper.
* **Wet van het aanbod:** Een stijging van de prijs leidt tot een stijging van de aangeboden hoeveelheid, en omgekeerd, *ceteris paribus*. Dit komt doordat hogere prijzen de winstgevendheid verhogen, wat leidt tot meer productie.
* **Aanbodschema en aanbodcurve:**
* Een **aanbodschema** toont de relatie tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid.
* Een **aanbodcurve** is de grafische weergave hiervan. De prijs ($P$) staat op de verticale as en de aangeboden hoeveelheid ($Q_A$) op de horizontale as. De aanbodcurve heeft een stijgende trend, wat duidt op een positieve relatie tussen prijs en aangeboden hoeveelheid.
Wiskundig kan de aanbodfunctie worden uitgedrukt als $Q_A = f(P, \text{inkoopprijs, huurprijs, omstandigheden, ...})$. Een lineaire aanbodfunctie kan bijvoorbeeld zijn:
$$Q_A = -2 + 4P$$
#### 2.2.1 Individueel en marktaanbod
* **Individueel aanbod:** Het aanbod van één enkele verkoper.
* **Marktaanbod:** De som van alle individuele aanbodfuncties in de markt. Dit weerspiegelt de totale aangeboden hoeveelheid ($Q_{Am}$) in de markt bij verschillende prijzen.
$$Q_{Am} = \sum Q_{Ai}$$
Een lineaire marktaanbodfunctie kan bijvoorbeeld zijn:
$$Q_{Am} = -3 + 6P$$
#### 2.2.2 Verandering van aanbod versus verandering van de aangeboden hoeveelheid
* **Verandering van de aangeboden hoeveelheid:** Dit is een beweging *langs* de aanbodcurve, veroorzaakt door een verandering in de prijs van het goed zelf.
* Prijsstijging ($P ↗$) leidt tot een toename van de aangeboden hoeveelheid ($Q_A ↗$), een beweging naar boven/rechts op de curve.
* Prijsdaling ($P ↘$) leidt tot een afname van de aangeboden hoeveelheid ($Q_A ↘$), een beweging naar beneden/links op de curve.
* **Verandering van het aanbod:** Dit is een verschuiving van de gehele aanbodcurve, veroorzaakt door veranderingen in andere factoren dan de prijs van het goed zelf.
* **Toename van het aanbod:** De aanbodcurve verschuift naar rechts (naar beneden). Bij elke prijs wordt er meer aangeboden.
* **Afname van het aanbod:** De aanbodcurve verschuift naar links (naar boven). Bij elke prijs wordt er minder aangeboden.
Factoren die de aanbodcurve doen verschuiven zijn:
* **Prijzen van inputs:** Hogere kosten voor productiefactoren (arbeid, grondstoffen) leiden tot een hogere marginale kost en dus een afname van het aanbod.
* **Prijzen van gerelateerde goederen (in productie):**
* **Substitutiegoederen in productie:** Goederen die met dezelfde productiefactoren kunnen worden geproduceerd. Als de prijs van een substituut stijgt, zal de producent meer van dat substituut gaan produceren, wat leidt tot een afname van het aanbod van het oorspronkelijke goed.
* **Complementaire goederen in productie:** Goederen die gezamenlijk worden geproduceerd of waarvan de productie de productie van het andere goed stimuleert. Als de prijs van een complementair goed stijgt, kan dit leiden tot een toename van het aanbod van het oorspronkelijke goed.
* **Aantal verkopers/producenten:** Een afname van het aantal aanbieders leidt tot een afname van het marktaanbod.
* **Technologie en productiviteit:** Verbeteringen in technologie verhogen de productiviteit, verlagen de kosten en doen het aanbod stijgen.
* **Verwachtingen:** Verwachtingen over toekomstige prijzen van het goed. Verwachting van hogere prijzen in de toekomst kan leiden tot een afname van het huidige aanbod (productie wordt uitgesteld).
* **Omstandigheden:** Externe factoren zoals weer, natuurrampen, etc. (bv. slechte oogst voor landbouwproducten).
### 2.3 Het marktevenwicht
Het marktevenwicht is de situatie waarin de gevraagde hoeveelheid ($Q_V$) gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid ($Q_A$). In dit punt hebben noch kopers, noch verkopers een prikkel om hun gedrag aan te passen.
* **Evenwichtsprijs ($P_m$):** De prijs waarbij het marktevenwicht wordt bereikt. Op deze prijs is de gevraagde hoeveelheid gelijk aan de aangeboden hoeveelheid.
* **Evenwichtshoeveelheid ($Q_m$):** De hoeveelheid die wordt verhandeld in het marktevenwicht.
#### 2.3.1 Bepaling van het marktevenwicht
Het marktevenwicht wordt grafisch bepaald door het snijpunt van de vraagcurve en de aanbodcurve. Wiskundig wordt het gevonden door de vraag- en aanbodfunctie aan elkaar gelijk te stellen:
$$Q_{Vm} = Q_{Am}$$
**Voorbeeld:**
Gegeven:
* Vraagfunctie: $Q_V = 15 - 3P$
* Aanbodfunctie: $Q_A = -3 + 6P$
Om het evenwicht te vinden, stellen we de twee functies gelijk:
$$15 - 3P_m = -3 + 6P_m$$
$$15 + 3 = 6P_m + 3P_m$$
$$18 = 9P_m$$
$$P_m = \frac{18}{9} = 2$$
De evenwichtsprijs is 2. Om de evenwichtshoeveelheid te vinden, vullen we $P_m=2$ in in één van de functies:
$$Q_m = 15 - 3(2) = 15 - 6 = 9$$
Of
$$Q_m = -3 + 6(2) = -3 + 12 = 9$$
De evenwichtshoeveelheid is 9.
> **Tip:** Bij een prijs boven de evenwichtsprijs ontstaat er een **aanbodoverschot** ($Q_A > Q_V$), wat druk zet om de prijs te verlagen. Bij een prijs onder de evenwichtsprijs ontstaat er een **vraagoverschot** ($Q_V > Q_A$), wat druk zet om de prijs te verhogen.
#### 2.3.2 Verandering van het marktevenwicht
Veranderingen in de vraag- of aanbodfactoren leiden tot verschuivingen van de respectievelijke curven, wat resulteert in een nieuw marktevenwicht met een andere evenwichtsprijs en -hoeveelheid.
1. **Analyseer de oorzaak:** Welke factor verandert? Leidt dit tot een verschuiving van de vraag, het aanbod, of beide?
2. **Bepaal de richting van de verschuiving:** Gaat de vraag/het aanbod omhoog of omlaag? (Welke kant schuift de curve op?)
3. **Bepaal de impact op evenwichtsprijs en -hoeveelheid:** Teken de nieuwe curves en bepaal het nieuwe snijpunt.
**Voorbeelden van verschuivingen:**
* **Toename van de vraag:** De vraagcurve verschuift naar rechts. Dit leidt tot een hogere evenwichtsprijs en een hogere evenwichtshoeveelheid.
* **Afname van de vraag:** De vraagcurve verschuift naar links. Dit leidt tot een lagere evenwichtsprijs en een lagere evenwichtshoeveelheid.
* **Toename van het aanbod:** De aanbodcurve verschuift naar rechts. Dit leidt tot een lagere evenwichtsprijs en een hogere evenwichtshoeveelheid.
* **Afname van het aanbod:** De aanbodcurve verschuift naar links. Dit leidt tot een hogere evenwichtsprijs en een lagere evenwichtshoeveelheid.
> **Oefening:** Analyseer de impact op het marktevenwicht van tweedehandswagens als gevolg van chiptekorten (afname aanbod nieuwe auto's, dus toename vraag tweedehands) en een veranderende fiscaliteit (mogelijk effect op vraag).
### 2.4 De wet van Davenant-King voor landbouwproducten
Deze wet beschrijft een specifiek fenomeen op de markten voor landbouwproducten, die vaak gekenmerkt worden door een **steile vraagcurve** en een **relatief vaste aanbodcurve** (vooral op korte termijn door seizoensgebondenheid en beperkte houdbaarheid).
* **Situatie:** Bij een beperkte stijging van de oogst (toename aanbod) kan dit leiden tot een scherpe prijsdaling. Omgekeerd kan een kleine daling in de oogst leiden tot een scherpe prijsstijging.
* **Verklaring:** De vraag naar landbouwproducten is vaak **inelastisch** (niet sterk reactief op prijsveranderingen). Consumenten blijven ongeveer dezelfde hoeveelheid kopen, zelfs als de prijs sterk daalt. Hierdoor kan een kleine volumetoename een zeer groot effect hebben op de prijs, wat leidt tot een lagere totale omzet voor de producent.
* **Gevolgen:**
* **Voor consumenten:** Gunstig door lage prijzen.
* **Voor producenten:** Ongunstig door lagere inkomsten bij goede oogsten. Dit kan leiden tot vernietiging van oogsten, vraag naar subsidies om minder aan te bieden, of stimulering van andere teelten.
**Grafische illustratie:**
Stel, de vraagcurve $V$ is steil en de aanbodcurve $A_1$ is ook relatief steil. Het oorspronkelijke evenwicht is bij prijs $P_1$ en hoeveelheid $Q_1$. De omzet is $P_1 Q_1$.
Wanneer het aanbod toeneemt tot $A_2$ (verschuiving naar rechts, minder steil omdat er meer is), verschuift het evenwicht naar $P_2$ en $Q_2$. De toename in $Q$ van $Q_1$ naar $Q_2$ is relatief klein, maar de daling in $P$ van $P_1$ naar $P_2$ is significant. De nieuwe omzet $P_2 Q_2$ kan lager zijn dan $P_1 Q_1$ door deze prijsdaling.
$$P \uparrow \implies Q_V \downarrow \quad \text{(Wet van de vraag)}$$
$$P \uparrow \implies Q_A \uparrow \quad \text{(Wet van het aanbod)}$$
$$Q_A \uparrow \implies P \downarrow \quad \text{(Marktevenwicht, bij inelastische vraag)}$$
> **Tip:** De wet van Davenant-King illustreert hoe prijselasticiteit een cruciale rol speelt in de marktdynamiek, vooral in sectoren met inherente aanbodsvolatiliteit zoals de landbouw.
---
# Invloed van externe factoren op vraag en aanbod
Hier is een gedetailleerde en uitgebreide studiehandleiding over de invloed van externe factoren op vraag en aanbod.
## 3. Invloed van externe factoren op vraag en aanbod
Externe factoren kunnen de vraag- en aanbodcurves doen verschuiven, wat leidt tot veranderingen in de marktprijs en -hoeveelheid.
### 3.1 Factoren die de vraag beïnvloeden
De gevraagde hoeveelheid van een goed of dienst wordt niet alleen bepaald door de prijs, maar ook door een reeks andere factoren. Wijzigingen in deze "overige factoren" leiden tot een verschuiving van de gehele vraagcurve.
#### 3.1.1 Prijzen van gerelateerde goederen
* **Substitutiegoederen:** Dit zijn goederen die in de plaats van elkaar geconsumeerd kunnen worden. Als de prijs van een substitutiegoed daalt, zal de vraag naar het oorspronkelijke goed afnemen (de vraagcurve verschuift naar links), omdat consumenten overstappen naar het goedkopere alternatief. Omgekeerd, als de prijs van een substitutiegoed stijgt, neemt de vraag naar het oorspronkelijke goed toe (de vraagcurve verschuift naar rechts).
* **Voorbeeld:** Als de prijs van Robusta-koffiebonen stijgt, zullen consumenten meer Arabica-koffiebonen gaan kopen, waardoor de vraag naar Arabica stijgt.
* **Complementaire goederen:** Dit zijn goederen die samen worden geconsumeerd. Als de prijs van een complementair goed stijgt, zal de vraag naar het oorspronkelijke goed afnemen (de vraagcurve verschuift naar links), omdat de totale kost van het consumeren van beide goederen hoger wordt. Als de prijs van een complementair goed daalt, neemt de vraag naar het oorspronkelijke goed toe (de vraagcurve verschuift naar rechts).
* **Voorbeeld:** Als de prijs van benzine stijgt, zal de vraag naar benzineauto's waarschijnlijk afnemen, omdat de gebruikskosten hoger worden.
#### 3.1.2 Inkomen
Het inkomen van consumenten heeft invloed op de vraag naar goederen en diensten.
* **Normale goederen:** Bij een stijging van het inkomen neemt de vraag naar deze goederen toe (vraagcurve verschuift naar rechts). Bij een daling van het inkomen neemt de vraag af.
* **Inferieure goederen:** Bij een stijging van het inkomen neemt de vraag naar deze goederen af (vraagcurve verschuift naar links), omdat consumenten overschakelen naar duurdere, betere alternatieven. Bij een daling van het inkomen neemt de vraag toe.
* **Voorbeeld:** Een consument met een lager inkomen kan kiezen voor huismerken (inferieur goed), terwijl een consument met een hoger inkomen liever voor A-merken kiest (normaal goed).
#### 3.1.3 Aantal kopers
Een toename van het aantal kopers in de markt leidt tot een toename van de totale vraag (vraagcurve verschuift naar rechts). Een afname van het aantal kopers leidt tot een afname van de vraag (vraagcurve verschuift naar links).
#### 3.1.4 Verwachtingen
Verwachtingen van consumenten over toekomstige prijzen, inkomens of beschikbaarheid kunnen hun huidige koopgedrag beïnvloeden.
* **Verwachte prijsstijging:** Als consumenten verwachten dat de prijs van een goed in de toekomst zal stijgen, zullen ze geneigd zijn het goed nu al te kopen, wat leidt tot een toename van de huidige vraag.
* **Verwachte prijsdaling:** Als consumenten verwachten dat de prijs van een goed zal dalen, zullen ze de aankoop uitstellen, wat leidt tot een afname van de huidige vraag.
* **Verwachte inkomensverandering:** Een verwachte inkomensdaling kan leiden tot voorzorgsaankopen en een afname van de huidige vraag naar sommige goederen.
#### 3.1.5 Voorkeuren en kwaliteit
Veranderingen in smaak, trends of de waargenomen kwaliteit van een product kunnen de vraag direct beïnvloeden. Een toename in populariteit of een verbetering van de kwaliteit leidt tot een stijging van de vraag.
#### 3.1.6 Grafische weergave van vraagverschuivingen
Een verandering in een van de "overige factoren" (niet de prijs van het goed zelf) zorgt voor een verschuiving van de gehele vraagcurve:
* **Toename van de vraag:** De curve verschuift naar rechts.
* **Afname van de vraag:** De curve verschuift naar links.
> **Tip:** Het is cruciaal om het onderscheid te maken tussen een *verandering in de gevraagde hoeveelheid* (beweging langs de curve, veroorzaakt door een prijswijziging van het goed zelf) en een *verandering in de vraag* (verschuiving van de gehele curve, veroorzaakt door een wijziging in de overige factoren).
### 3.2 Factoren die het aanbod beïnvloeden
De aangeboden hoeveelheid van een goed of dienst wordt bepaald door de prijs en een reeks andere factoren. Wijzigingen in deze "overige factoren" leiden tot een verschuiving van de gehele aanbodcurve.
#### 3.2.1 Prijzen van inputs (productiefactoren)
Een stijging van de prijzen van productiefactoren zoals arbeid, grondstoffen of energie leidt tot hogere productiekosten. Dit maakt het voor producenten minder winstgevend om dezelfde hoeveelheid aan te bieden bij een gegeven prijs, waardoor het aanbod daalt (de aanbodcurve verschuift naar links). Een daling van de inputprijzen leidt tot een toename van het aanbod (de aanbodcurve verschuift naar rechts).
#### 3.2.2 Technologie en productiviteit
Verbeteringen in technologie of productieprocessen kunnen de productiviteit verhogen en de kosten per eenheid verlagen. Dit maakt het aantrekkelijker om meer te produceren, wat leidt tot een toename van het aanbod (de aanbodcurve verschuift naar rechts).
#### 3.2.3 Aantal aanbieders
Een toename van het aantal producenten in de markt leidt tot een toename van het marktaanbod (de aanbodcurve verschuift naar rechts). Een afname van het aantal aanbieders leidt tot een afname van het marktaanbod (de aanbodcurve verschuift naar links).
#### 3.2.4 Verwachtingen
Verwachtingen van producenten over toekomstige prijzen kunnen hun huidige aanbodgedrag beïnvloeden.
* **Verwachte prijsstijging:** Als producenten verwachten dat de prijs van hun product in de toekomst zal stijgen, kunnen ze ervoor kiezen om een deel van hun huidige aanbod uit te stellen (bijvoorbeeld door voorraden aan te leggen), wat leidt tot een afname van het huidige aanbod.
* **Verwachte prijsdaling:** Als producenten verwachten dat de prijs zal dalen, kunnen ze proberen hun huidige productie te maximaliseren voordat de prijs daalt, wat leidt tot een toename van het huidige aanbod.
#### 3.2.5 Prijzen van gerelateerde goederen in productie
Net zoals bij de vraag, zijn er ook substituten en complementen in de productie.
* **Substitutiegoederen in productie:** Dit zijn goederen die met dezelfde productiefactoren geproduceerd kunnen worden. Als de prijs van een substitutiegoed stijgt, zullen producenten geneigd zijn meer van dat substitutiegoed te produceren, waardoor het aanbod van het oorspronkelijke goed afneemt (de aanbodcurve verschuift naar links).
* **Voorbeeld:** Een boer kan kiezen om meer graan te verbouwen als de graanprijs stijgt, waardoor het aanbod van een ander gewas dat hij zou kunnen verbouwen, zoals maïs, afneemt.
* **Complementaire goederen in productie:** Dit zijn goederen die samen worden geproduceerd of waarvan de productie van het ene het aanbod van het andere ten goede komt. Als de prijs van een complementair goed in productie stijgt, kan dit leiden tot een toename van het aanbod van het oorspronkelijke goed (de aanbodcurve verschuift naar rechts), omdat de productie efficiënter of winstgevender wordt.
#### 3.2.6 Overheidsbeleid (bv. belastingen en subsidies)
* **Belastingen:** Een belasting op de productie verhoogt de kosten voor producenten en leidt tot een afname van het aanbod (verschuiving naar links).
* **Subsidies:** Een subsidie verlaagt de kosten voor producenten en leidt tot een toename van het aanbod (verschuiving naar rechts).
#### 3.2.7 Grafische weergave van aanbodverschuivingen
Een verandering in een van de "overige factoren" (niet de prijs van het goed zelf) zorgt voor een verschuiving van de gehele aanbodcurve:
* **Toename van het aanbod:** De curve verschuift naar rechts (naar beneden).
* **Afname van het aanbod:** De curve verschuift naar links (naar boven).
> **Tip:** Denk bij substituten en complementen goed na of het om consumptie (vraag) of productie (aanbod) gaat, aangezien de impact op de curves dan anders kan zijn.
### 3.3 Gevolgen van verschuivingen op het marktevenwicht
Wanneer de vraag- of aanbodcurve verschuift, verandert het oorspronkelijke marktevenwicht (de prijs en hoeveelheid waarbij vraag en aanbod gelijk zijn).
#### 3.3.1 Verandering van het marktevenwicht
1. **Identificeer welke curve(n) verschuift/verschuiven:** Is het een verandering in vraag, aanbod, of beide?
2. **Bepaal de richting van de verschuiving:** Neemt de vraag/het aanbod toe (naar rechts) of af (naar links)?
3. **Analyseer de impact op de evenwichtsprijs en -hoeveelheid:**
* **Toename van de vraag:** Evenwichtsprijs stijgt, evenwichtshoeveelheid stijgt.
* **Afname van de vraag:** Evenwichtsprijs daalt, evenwichtshoeveelheid daalt.
* **Toename van het aanbod:** Evenwichtsprijs daalt, evenwichtshoeveelheid stijgt.
* **Afname van het aanbod:** Evenwichtsprijs stijgt, evenwichtshoeveelheid daalt.
#### 3.3.2 Illustratief voorbeeld: Tweedehandswagens
De tekst illustreert hoe meerdere externe factoren de markt voor tweedehandswagens beïnvloeden:
* **Chiptekorten en leveringsproblemen voor nieuwe auto's:** Dit vermindert het aanbod van nieuwe auto's.
* **Gevolg:** Consumenten die geen nieuwe auto kunnen krijgen, wenden zich tot de tweedehandsmarkt, wat leidt tot een **toename van de vraag** naar tweedehandswagens.
* **Veranderende fiscaliteit en de switch naar duurzaamheid:** Consumenten stellen de aankoop van dure nieuwe auto's uit.
* **Gevolg:** Dit verhoogt de vraag naar betaalbaardere tweedehandswagens, wederom een **toename van de vraag**.
* **Beperkte beschikbaarheid van kortetermijnverhuurwagens en leasewagens op de tweedehandsmarkt:** Contracten worden verlengd, waardoor deze bronnen van aanbod slinken.
* **Gevolg:** Dit leidt tot een **afname van het aanbod** van tweedehandswagens.
Deze gecombineerde factoren (toename van de vraag en afname van het aanbod) resulteren in een sterke stijging van de prijzen van tweedehandswagens.
#### 3.3.3 De wet van Davenant-King
Deze wet beschrijft de impact van veranderingen in het aanbod, met name voor landbouwproducten, die vaak een relatief vast aanbod hebben en waar de vraag prijsinelastisch is (de hoeveelheid verandert weinig bij een prijswijziging).
* **Scenario:** Een kleine toename van de oogst (een **toename van het aanbod**, curve verschuift naar rechts).
* **Gevolg:** Door de prijsinelastische vraag leidt dit tot een *scherpe daling van de prijs*. De toename in hoeveelheid kan de prijsdaling niet compenseren, waardoor de totale omzet voor producenten kan dalen.
* **Scenario:** Een kleine daling van de oogst (een **afname van het aanbod**, curve verschuift naar links).
* **Gevolg:** Dit leidt tot een *scherpe stijging van de prijs*. De forse prijsstijging kan de afname in hoeveelheid compenseren, wat leidt tot een hogere omzet.
> **Voorbeeld:** Als de oogst van aardappelen met 10 procent stijgt, kan de prijs met wel 20-30 procent dalen, waardoor de totale inkomsten van boeren mogelijk afnemen. Als de oogst met 10 procent daalt, kan de prijs met 20-30 procent stijgen.
Dit illustreert hoe de elasticiteit van de vraag de impact van aanbodschokken op de prijs en omzet significant kan beïnvloeden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Vraag | De hoeveelheid goederen of diensten die kopers wensen te kopen tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals voorkeuren, budget, prijs van andere goederen en omstandigheden. |
| Aanbod | De hoeveelheid goederen of diensten die verkopers wensen aan te bieden tegen een bepaalde prijs in een bepaalde periode. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals productiekosten, technologie, aantal aanbieders en verwachtingen. |
| Marktevenwicht | De situatie op een markt waarbij de gevraagde hoeveelheid gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid, wat resulteert in een evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid. Op dit punt hebben noch kopers noch verkopers prikkels om hun gedrag te veranderen. |
| Wet van de vraag | Het economische principe dat stelt dat, bij gelijkblijvende omstandigheden, een stijging van de prijs van een goed of dienst leidt tot een daling van de gevraagde hoeveelheid, en omgekeerd. Dit wordt grafisch weergegeven door een dalende vraagcurve. |
| Wet van het aanbod | Het economische principe dat stelt dat, bij gelijkblijvende omstandigheden, een stijging van de prijs van een goed of dienst leidt tot een stijging van de aangeboden hoeveelheid, en omgekeerd. Dit wordt grafisch weergegeven door een stijgende aanbodcurve. |
| Vraagcurve | Een grafische weergave die de relatie toont tussen de prijs van een goed of dienst en de gevraagde hoeveelheid. De curve loopt meestal naar beneden, wat de wet van de vraag illustreert. |
| Aanbodcurve | Een grafische weergave die de relatie toont tussen de prijs van een goed of dienst en de aangeboden hoeveelheid. De curve loopt meestal naar boven, wat de wet van het aanbod illustreert. |
| Marktvraag | De totale hoeveelheid van een goed of dienst die alle kopers in de markt bereid zijn te kopen tegen verschillende prijzen. Het is de som van alle individuele vragen. |
| Marktaanbod | De totale hoeveelheid van een goed of dienst die alle verkopers in de markt bereid zijn aan te bieden tegen verschillende prijzen. Het is de som van alle individuele aanbodsfuncties. |
| Evenwichtsprijs | De prijs waarbij de gevraagde hoeveelheid exact gelijk is aan de aangeboden hoeveelheid, wat resulteert in een marktevenwicht. Er is op deze prijs geen sprake van een tekort of een overschot. |
| Evenwichtshoeveelheid | De hoeveelheid goederen of diensten die wordt aangeboden en gevraagd wanneer de marktevenwichtsprijs heerst. Dit is de hoeveelheid die daadwerkelijk wordt verhandeld op de markt. |
| Substitutiegoed (in consumptie) | Een goed dat door de consument gebruikt kan worden in plaats van een ander goed. Een prijsstijging van een substitutiegoed leidt doorgaans tot een toename van de vraag naar het andere goed. |
| Complementair goed (in consumptie) | Een goed dat samen met een ander goed wordt geconsumeerd. Een prijsstijging van een complementair goed leidt doorgaans tot een afname van de vraag naar het andere goed. |
| Inferieur goed | Een goed waarvan de vraag daalt wanneer het inkomen van de consument stijgt, en stijgt wanneer het inkomen daalt. Consumenten vervangen inferieure goederen door beter alternatieven bij hogere inkomens. |
| Normaal goed | Een goed waarvan de vraag stijgt wanneer het inkomen van de consument stijgt, en daalt wanneer het inkomen daalt. Dit is het tegenovergestelde van een inferieur goed. |
| Wet van Davenant-King | Een economische wet die beschrijft hoe een kleine verandering in het aanbod van vergankelijke landbouwproducten kan leiden tot een grote verandering in de prijs, voornamelijk door de inelasticiteit van de vraag naar deze producten. |
| Ceteris paribus | Een Latijnse uitdrukking die betekent "al het andere gelijkblijvend". Het wordt gebruikt in economische modellen om aan te geven dat men zich richt op de relatie tussen specifieke variabelen, terwijl alle andere factoren constant worden gehouden. |