Cover
Inizia ora gratuitamente 04_barrieres.pdf
Summary
# De mondholte en bovenste luchtwegen als immuunbarrière
De mondholte en bovenste luchtwegen fungeren als een cruciale immuunbarrière die het lichaam beschermt tegen pathogenen via diverse fysieke, chemische en microbiële mechanismen.
### 1.1 Algemene principes van de immuunbarrière in de mondholte en bovenste luchtwegen
De neus en mondholte zijn de primaire toegangspunten voor omgevingsfactoren en pathogenen. Mechanismen zoals verwarming en turbulentie van ingeademde lucht door de neusschelpen helpen bij het vangen van stofdeeltjes en bacteriën in speeksel en mucus. Reflexten zoals hoesten, niezen en slikken dragen bij aan het verwijderen van deze deeltjes. Speeksel speelt een sleutelrol in de mondholte door de spijsvertering te ondersteunen, zuren te bufferen die door bacteriën worden geproduceerd, en het leveren van beperkte voedingsstoffen [19](#page=19).
> **Tip:** De neusbijholten en het middenoor worden als grotendeels bacterievrij beschouwd dankzij de efficiënte mechanismen van de bovenste luchtwegen [19](#page=19).
### 1.2 Barrières en microflora specifiek voor de mondholte en tanden
#### 1.2.1 De tand- en tandvleesgrens
De gingivo-creviculaire vloeistof die sijpelt in de sulcus gingivalis (tandvleesrand) bevat serumcomponenten, waaronder een hoge concentratie aan eiwitten, immuunglobulines, complementfactoren en macrofagen. Het tandoppervlak zelf schilfert niet af, wat leidt tot de vorming van tandplaque, een laag van bacteriën. Bepaalde bacteriën in de plaque zetten glucose om in zure metabolieten die het glazuur aantasten, wat leidt tot cariës. Speeksel speelt hier een bufferende rol en heeft een relatief hoog debiet (flow) [19](#page=19).
#### 1.2.2 Het orale microbioom
De mondholte herbergt grote aantallen bacteriën, met ongeveer $10^7$ bacteriën per milliliter speeksel en tot $10^9$ bacteriën per milligram tandplaque, verspreid over vele genera. Een belangrijke groep zijn de orale streptokokken, voorheen bekend als *Streptococcus viridans*. Ondanks de hoge bacteriële belasting in de mondholte, worden de diepere luchtwegen beschermd door mechanismen zoals de afsluiting van de glottis, de aanwezigheid van slijm, trilharen (cilia), en de reflexen van slikken, hoesten en niezen [20](#page=20).
### 1.3 De nasopharynx en oropharynx als immuunpoort
De naso- en oropharynx, inclusief de tonsilregio (ring van Waldeyer), bevatten lymfoïd weefsel met crypten die direct contact bieden met het immuunsysteem. Deze regio's worden gekoloniseerd door een verscheidenheid aan potentieel pathogene bacteriën, zoals meningokokken, *H. influenzae*, pneumokokken en *S. pyogenes*. Het directe contact met het immuunsysteem voorkomt doorgaans dat deze kolonisatie leidt tot infectie, waarbij de stammen vaak verdwijnen om plaats te maken voor andere types. Het loutere aanwezigheid van deze bacteriën zonder symptomen wordt beschouwd als kolonisatie [20](#page=20).
#### 1.3.1 Streptokokken in de bovenste luchtwegen
Streptokokken zijn een significante groep bacteriën die medisch in drie hoofdgroepen worden ingedeeld: de pyogene groep (inclusief *S. pyogenes* en *S. pneumoniae*), en de *S. viridans*-groep [21](#page=21).
**Lancefield-antigenen en hemolyse**
* **Lancefield-antigenen:** Deze species-specifieke celwandantigenen, beschreven door Lancefield, worden nog steeds gebruikt voor classificatie. *S. pyogenes* is bijvoorbeeld een Groep A streptokok, en *S. agalactiae* is een Groep B streptokok [22](#page=22).
* **Hemolyse:** Dit is het effect van de bacteriekolonie op bloedagar, wat diagnostisch nuttig is.
* **$\beta$-hemolytische streptokokken:** Lyseren rode bloedcellen volledig en worden soms geassocieerd met pathogeniteit [22](#page=22).
* **$\alpha$-hemolyse (vergroening):** Veroorzaakt een groene verkleuring rond de kolonie en is kenmerkend voor bijvoorbeeld pneumokokken en sommige orale streptokokken [22](#page=22).
* **$\gamma$-hemolyse:** Geen hemolyse waargenomen [22](#page=22).
#### 1.3.2 *S. pyogenes* (Groep A Lancefield streptococcus)
* **Bron, reservoir en overdracht:** *S. pyogenes* is een bewoner van de nasopharynx en wordt overgedragen via druppels. Geïnfecteerde huidletsels kunnen ook een bron zijn. De bacterie kan zich tijdelijk handhaven in de keel na contact en ziekte of dragerschap veroorzaken. Immuniteit is typespecifiek [23](#page=23).
* **Pathogenese:** *S. pyogenes* bezit diverse virulentiefactoren, waaronder adhesines, toxines, immuun-ontwijkende moleculen en weefseldestructieve enzymen. Sommige toxines worden gefaagd gemedieerd [23](#page=23).
* **Infecties:** De belangrijkste bacteriële verwekker van keelontsteking. Kan ook huid- en weke deleninfecties veroorzaken zoals impetigo en cellulitis (waaronder necrotiserende fasciitis). Scarlatina (roodvonk) is een andere infectie [23](#page=23).
* **'Niet-pyogene' complicaties:** Deze treden op afstand van de infectiehaard op en worden veroorzaakt door immuuncomplexen of kruisreactiviteit van antilichamen, zoals glomerulonefritis, artritis en hartklepletsels [23](#page=23).
* **Bescherming:** Intacte barrières en voorkoming van overdracht zijn cruciaal. Antilichamen bieden bescherming, maar zijn typespecifiek [24](#page=24).
#### 1.3.3 Orale streptokokken
Deze groep omvat 'niet-virulente' streptokokken die voornamelijk in de mondholte voorkomen. Ze worden vaak aangeduid als *S. viridans* of vergroenende streptokokken, hoewel niet alle soorten alfa-hemolytisch zijn [25](#page=25).
* **Classificatie:** Naast de pathogene soorten (*S. pneumoniae*, *S. pyogenes*, *S. agalactiae*, *S. dysgalactiae*), worden de overige streptokokken vaak onder de orale streptokokken gerekend [25](#page=25).
* **Bron, reservoir en overdracht:** Het reservoir is de nasopharynx en andere slijmvliezen, met overdracht via droplets of slijmvliescontact [25](#page=25).
* **Infecties:** Over het algemeen weinig pathogeen, maar kunnen deel uitmaken van gemengde flora bij abcessen, zoals odontogene abcessen. Endocarditis kan optreden na bacteriëmie, vooral bij beschadigde hartkleppen [25](#page=25).
* **Rol in cariës:** *S. mutans* speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van cariës door lactaatproductie, wat leidt tot glazuuroplosing en invasie door andere mondbacteriën [25](#page=25).
* **Pathogenese:** Deze streptokokken produceren glucanen (externe polysacchariden) die hen helpen hechten aan tandoppervlakken en hartklepletsels [25](#page=25).
* **Bescherming:** Intacte barrières en goede tandhygiëne (plaque preventie) zijn essentieel [25](#page=25).
---
# Streptokokken en hun rol in infecties
Streptokokken vertegenwoordigen een diverse groep bacteriën die, ondanks de aanwezigheid van veel niet-pathogene stammen, ook significante veroorzakers van menselijke infecties kunnen zijn [25](#page=25).
### 2.1 Classificatie en algemene kenmerken
Streptokokken kunnen worden onderverdeeld op basis van hun pathogene potentieel en hemolytische activiteit op bloedagar [25](#page=25).
#### 2.1.1 Orale streptokokken (S. viridans)
* **Kenmerken:** Deze groep omvat een groot aantal 'niet-virulente' streptokokken die de slijmvliezen, met name in de mond, koloniseren. Ze zijn vaak alfa-hemolytisch (vergroenend) [25](#page=25).
* **Reservoir, overdracht en infecties:** Het reservoir is de nasopharynx en andere slijmvliezen, met overdracht via droplets of slijmvliescontact. Ze zijn doorgaans weinig pathogeen, maar kunnen deel uitmaken van een mengflora bij gemengde abcessen, zoals odontogene abcessen [25](#page=25).
* **Endocarditis:** Orale streptokokken kunnen endocarditis veroorzaken, vooral na transiënte bacteriëmie die kan optreden bij tandheelkundige ingrepen of zelfs dagelijkse activiteiten, in aanwezigheid van een beschadigde hartklep [25](#page=25).
* **Cariës:** *Streptococcus mutans* speelt een cruciale rol bij het ontstaan van cariës door de productie van lactaat, wat leidt tot glazuuroplossing en daaropvolgende invasie van het dentine door andere mondbacteriën [25](#page=25).
* **Pathogenese:** Glucanen, externe polysacchariden geproduceerd door deze streptokokken, helpen bij de hechting aan tandoppervlakken en hartklepletsels [25](#page=25).
#### 2.1.2 Pathogene streptokokken
Dit zijn bèta-hemolytische soorten met specifieke virulentiefactoren die gemakkelijk infecties veroorzaken. Voorbeelden zijn *S. pyogenes* en *S. agalactiae* [25](#page=25).
#### 2.1.3 *Streptococcus pneumoniae* (pneumokok)
Hoewel biologisch verwant aan orale streptokokken, is de pneumokok door de verwerving van 'pathogenicity-islands' sterk pathogeen geworden voor de mens [30](#page=30).
* **Reservoir, overdracht en infecties:** Het reservoir is de nasopharynx en andere slijmvliezen, met overdracht via droplets of slijmvliescontact [30](#page=30).
* **Invasieve infecties:** Ziekte zoals bacteriëmische pneumonie en meningitis kunnen optreden na overdracht van een virulente stam bij personen zonder immuniteit of die deze niet snel opbouwen (bijvoorbeeld peuters) [30](#page=30).
* **Respiratoire infecties:** Minder dramatische infecties zoals pneumonie, bronchitis, otitis en conjunctivitis worden ook veroorzaakt [30](#page=30).
* **Pathogenese:**
* Kolonisatie van de nasopharynx is de eerste stap, waarna micro-aspiratie leidt tot pneumonie. Andere respiratoire infecties ontstaan door verminderde aeratie van het middenoor of beschadiging van ciliaire functie na bijvoorbeeld influenza [30](#page=30).
* Het kapsel van de pneumokok is een efficiënt mechanisme om doden door neutrofielen en macrofagen te ontwijken. In tegenstelling tot gramnegatieve bacteriën, mist de pneumokok endotoxine, maar produceert wel sterk inflammatoire moleculen zoals pneumolysine [30](#page=30).
* De virulentie varieert tussen verschillende stammen [30](#page=30).
### 2.2 Rol van bacteriën in luchtweginfecties
#### 2.2.1 Barrière functie van de luchtwegen
De luchtwegen beschikken over meerdere barrièrefuncties om micro-organismen buiten te houden. De bovenste luchtwegen bieden bescherming door middel van de glottis functie tegen macro-aspiratie. Fijner vertakte bronchi en bronchioli vangen kleinere deeltjes op, terwijl uitsluitend de allerkleinste deeltjes (aerosolen) de alveoli bereiken. Ciliair epitheel en slijm vangen micro-organismen op en transporteren ze af. Daardoor zijn de lagere luchtwegen nagenoeg steriel. Factoren zoals roken, virusinfecties, taai slijm (mucoviscidose) en verminderd bewustzijn kunnen de barrière functie aantasten en zo bacteriële infecties vergemakkelijken. Hoesten, niezen en slikken dragen bij aan de afvoer van deeltjes en slijm. Secreties bevatten componenten van het aangeboren en verworven immuunsysteem [27](#page=27).
#### 2.2.2 Defensie in de diepe luchtwegen
Alveolaire macrofagen vormen de eerste verdedigingslinie in de alveoli tegen bacteriën die diep doordringen, zoals pneumokokken, *Legionella* en *Mycobacterium tuberculosis*. Infecties beginnen vaak met kolonisatie in de nasopharynx, waarna een groot aantal micro-organismen afzakt naar de diepe luchtwegen via aspiratie. Sommige soorten, zoals *Mycobacterium tuberculosis* en *Legionella sp.*, kunnen de nasopharynx niet koloniseren en moeten direct de diepe luchtwegen bereiken via kleine druppeltjes (aerosol) [27](#page=27).
#### 2.2.3 Chronische inflammatie en ziekenhuisinfecties
Chronische inflammatie (bv. COPD) leidt tot anatomische en histologische afwijkingen van de luchtwegen, wat de verdediging vermindert en leidt tot permanente kolonisatie met bacteriën. Dit verhoogt het risico op infectieuze opstoten, die kunnen bijdragen aan COPD-exacerbaties [28](#page=28).
Gramnegatieve staven koloniseren doorgaans de normale nasopharynx niet en zijn daarom geen veroorzakers van community-acquired pneumonie. Echter, gehospitaliseerde patiënten, chronisch zieken en alcoholici kunnen keeldragers zijn van deze bacteriën, wat leidt tot diepe luchtweginfecties, voornamelijk ziekenhuisinfecties (hospital-acquired pneumonia). Dit geldt ook voor mensen met een verminderde slikfunctie [28](#page=28).
#### 2.2.4 Hoe micro-organismen ziek maken ondanks barrières
Micro-organismen kunnen ziekte veroorzaken door het verminderde barrièrefunctie, bijvoorbeeld door verminderde slijmafvoer of ciliaire functie door koude, pollutie, allergieën of virusinfecties [29](#page=29).
* **Virussen:** Virussen met specifieke receptoren voor humane of mucosale cellen (bv. rhinovirussen, adenovirussen, coronavirussen) kunnen epitheelcellen binnendringen en celdood veroorzaken [29](#page=29).
* **Bacteriën:** 'Professionele' invasieve bacteriën zoals *Streptococcus pyogenes*, pneumokokken en *Haemophilus influenzae* stammen kunnen infecties veroorzaken door adhesie, hoge aantallen en de productie van toxines, wat leidt tot inflammatie [29](#page=29).
### 2.3 *Neisseria meningitidis* (meningokok)
* **Bron, reservoir en overdracht:** De meningokok bevindt zich in de nasopharynx van mensen en wordt overgedragen via droplets; de bacterie overleeft niet lang in de omgeving. De meeste overdrachten resulteren in tijdelijke kolonisatie (asymptomatisch dragerschap) zonder infectie, afhankelijk van de virulentie van de stam, de inoculoomgrootte en de snelheid van de immuunrespons [26](#page=26).
* **Pathogenese:** De meningokok bezit virulentiefactoren zoals een kapsel, anticomplementaire moleculen en snel moleculair switchen van oppervlakteantigenen om aanhechting, inflammatie en immuniteit te ontwijken. De bacterie kan epitheelcellen binnendringen en zich naar de submucosa, bloedbaan of meningeale ruimte begeven. De keel fungeert als porte d'entrée, maar de meningokok veroorzaakt geen keelontsteking. Het endotoxine (LPS) veroorzaakt een krachtige inflammatoire reactie die kan leiden tot shock, trombopenie en bloedingen bij bacteriëmie. Kapsels zijn een belangrijke virulentiefactor, met 3 serotypes: A, B en C. Antistoffen tegen een specifiek serotype bieden bescherming [26](#page=26).
> **Tip:** Vaccinatie tegen meningokokken groep C is onderdeel van het basisvaccinatieschema, en een vaccin tegen groep B is beschikbaar [26](#page=26).
>
> **Tip:** Het onderscheid tussen asymptomatisch dragerschap en invasieve infectie is cruciaal bij *Neisseria meningitidis* [26](#page=26).
---
# De microbiële flora van het gastro-intestinaal stelsel
De microbiële flora van het gastro-intestinaal stelsel is een complex ecosysteem dat varieert per locatie in het spijsverteringskanaal en een cruciale rol speelt in de gezondheid van de gastheer.
### 3.1 Algemene principes van de gastro-intestinale microflora
De diversiteit en samenstelling van de microflora variëren aanzienlijk langs het spijsverteringskanaal [37](#page=37).
#### 3.1.1 Locatie-specifieke kenmerken
* **Mondholte:** Kan meer dan 500 verschillende species bevatten. Veel bacteriën komen via voeding mee, maar blijven niet noodzakelijk ter plaatse [35](#page=35).
* **Maag:** Vormt een significante barrière door de hoge zuurgraad, waardoor de meeste bacteriën niet overleven. Een klein aantal kan overleven door pH-neutralisatie door voedsel. Verlies van zuur (door ziekte of medicatie) verhoogt de gevoeligheid voor darmpathogenen [35](#page=35).
* **Helicobacter pylori:** Een uitzondering die zich aan de maagmucosa hecht en zuur neutraliseert met urease, dat ureum omzet in ammoniak [35](#page=35).
* **Andere spijsverteringssappen:** Gal kan ook bacteriële groei remmen in de darm [35](#page=35).
#### 3.1.2 Factoren die bacteriële groei beïnvloeden
* **Remmende factoren:** Slijm, kneden en darmbewegingen remmen bacteriële groei [35](#page=35).
* **Bevorderende factoren:** Grote hoeveelheden voedsel, dode darmcellen en bacteriën, metabolieten en anaerobiose bevorderen groei [35](#page=35).
#### 3.1.3 Interactie met de gastheer
* **Contact:** Veel bacteriën hebben direct contact met epitheelcellen, terwijl anderen zich op en in de mucines op het darmslijmvlies bevinden of in het darmlumen leven. Er is ook contact met immuuncellen en immunoglobulines [35](#page=35).
* **Kolonisatie:** Gepaste adhesines en receptoren zijn nodig voor kolonisatie van het epitheel. Herkolonisatie is ook noodzakelijk vanwege het afschilferen van epitheelcellen [35](#page=35).
* **Selectie van flora:** De mucine laag in de colonwand, bestaande uit glycoproteïnen, voorkomt directe adherentie van bacteriën aan epitheelcellen. Darmcommensalen breken de suikerketens van de buitenste glycoproteïne laag af en voeden zich hiermee, wat een selectiemechanisme is voor de commensale flora [36](#page=36).
* **Complexe interacties:** Er bestaat een complex systeem van gradiënten, metabole interacties, en signalen tussen bacteriën, epitheelcellen, immuuncellen en zelfs organen op afstand. De microbiële flora heeft invloed op de algemene conditie van het lichaam, hersenfuncties en de ontwikkeling van het immuunsysteem [36](#page=36).
#### 3.1.4 Feces samenstelling
Feces bevat grote aantallen bacteriën (10^8 tot 10^9 per gram) en meer dan 500 verschillende soorten, met een andere samenstelling dan de flora elders in het spijsverteringskanaal [35](#page=35).
### 3.2 Belangrijke bacteriegroepen in de gastro-intestinale flora
#### 3.2.1 Enterokokken
* **Taxonomie:** Verwant aan streptokokken; voorheen bekend als *Streptococcus faecalis*, nu *Enterococcus faecalis* [38](#page=38).
* **Locatie:** Normaal alleen in de darm, niet op andere mucosae, en worden bij iedereen aangetroffen [38](#page=38).
* **Resistentie:** Resistent aan veel antibiotica (in tegenstelling tot streptokokken), maar gevoelig voor ampicillines en glycopeptiden [38](#page=38).
* **Pathogeniteit:** Kunnen abcessen, urineweginfecties en endocarditis veroorzaken na bacteriëmie [38](#page=38).
#### 3.2.2 Anaeroben
* **Locatie:** In de darm in grote hoeveelheden aanwezig, maar 100 maal talrijker dan aeroben [38](#page=38).
* **Resistentie:** *Bacteroides fragilis* groep is resistenter aan antibiotica dan andere anaeroben [38](#page=38).
* **Pathogeniteit:** *B. fragilis* kan door kapsels en andere virulentiefactoren een rol spelen in gemengde aëroob-anaërobe abcessen en postoperatieve wondinfecties [38](#page=38).
#### 3.2.3 Escherichia coli
* **Taxonomie:** Behoort tot de Enterobacteriales [38](#page=38).
* **Locatie en prevalentie:** Zo goed aangepast aan de darm van warmbloedige dieren dat deze bij alle species en individuen voorkomt. Aanwezig in grote aantallen in de darm van mens en dier, en in stoelgang, wat leidt tot omgevingscontaminatie. *E. coli* is een indicator van fecale contaminatie van leidingwater. Er is een zekere species-specificiteit per stam, maar deze is niet absoluut [38](#page=38) [39](#page=39).
* **Pathogenese:** Een groot deel van het *E. coli* genoom is variabel door extra genen en 'pathogenicity islands' [39](#page=39).
* **Commensaal vs. pathogeen:** Functioneert als commensaal op basis van zijn basisgenoom, maar sommige stammen zijn pathogenen die urineweginfecties en gastro-intestinale infecties veroorzaken (uropathogene en enteropathogene stammen). Commensale stammen kunnen conditionele infecties veroorzaken bij defecten van barrières of het immuunsysteem [39](#page=39).
* **Antibioticaresistentie:** Oorspronkelijk gevoelig voor veel antibiotica, maar er zijn resistent geworden. Huidige resistentie is variabel en afhankelijk van blootstelling aan antibiotica, zorgsector en geografische locaties [39](#page=39).
#### 3.2.4 Overige gramnegatieve staven (Enterobacterales)
* **Kenmerken:** Gramnegatieve staven zoals *E. coli*, *Shigella*, *Serratia*, *Yersinia*, *Salmonella*, *Pseudomonas*, *Enterobacter* lijken sterk op elkaar qua gramkleuring en hebben biologisch gemeenschappelijke eigenschappen. Ze zijn belangrijk in infectieziekten, met variabele epidemiologie, ziektemakend vermogen en gevoeligheid voor antibiotica [40](#page=40).
* **Microscopisch beeld:** Een microscopisch beeld van gramnegatieve staven is compatibel met *E. coli* maar ook met de bovengenoemde andere genera [40](#page=40).
> **Tip:** De microscopische identiteit van gramnegatieve staven is niet direct onderscheidend; aanvullende diagnostiek is nodig om de specifieke bacterie te identificeren.
### 3.3 Variatie in de tractus digestivus
De microbiële flora varieert in dichtheid, voorkomen van species en frequentie van voorkomen over de gehele tractus digestivus. Soorten zoals *E. coli*, Enterokokken en *Bacteroides* spp. komen bij vrijwel iedereen voor [37](#page=37).
> **Tip:** Hoewel er meer dan 500 soorten in het darmmicrobioom kunnen worden aangetroffen, is de figuur die de verdeling van soorten toont een sterke vereenvoudiging [37](#page=37).
---
# abnormale flora en dysbacteriose
Dit onderwerp behandelt de verschuivingen in de normale microbiële gemeenschappen van het lichaam en de potentiële gevolgen daarvan voor de gezondheid.
### 4.1 Abnormale flora (kolonisatie)
Onder dysbacteriose verstaan we de aanwezigheid van micro-organismen (bacteriën, maar ook schimmels) die men doorgaans niet op die plaats verwacht. Deze micro-organismen zijn minder aangepast aan de ecologische omstandigheden van die specifieke locatie. Deze aanwezigheid kan transiënt zijn en betekent niet direct dat deze organismen symptomen of ziekte zullen veroorzaken. Soms krijgen deze kiemen bij ecologische veranderingen de kans om te persisteren. Deze abnormale kolonisatie kan, net als de normale flora, evolueren tot een symptomatische aanwezigheid die leidt tot een infectie [44](#page=44).
**Voorbeelden van abnormale kolonisatie:**
* In ziekenhuis opgenomen patiënten kunnen de urethra gekoloniseerd worden met *Pseudomonas* sp. die in staat zijn om effectief een urineweginfectie te veroorzaken [44](#page=44).
* In de mondholte kunnen organismen zoals *Bacteroides fragilis* en gramnegatieve staven (*E. coli*, *Klebsiella*, *Serratia*) voorkomen bij chronische ziekte, na meerdere antibioticabehandelingen of bij veranderde 'klaring' [44](#page=44).
* In de darm is *E. coli* de belangrijkste aerobe gramnegatieve staaf van de normale flora. Andere species kennen een kortdurende kolonisatie, maar na antibiotica kan bijvoorbeeld *Enterobacter* sp. of *P. aeruginosa* dominant zijn. Typisch na (langdurig) breedspectrum antibiotica, zoals amoxicilline-clavulaanzuur, kan overgroei van *Clostridioides difficile* in de darm optreden, wat leidt tot post-antibiotica diarree [44](#page=44).
Anatomische sites die normaal geen bacteriën bevatten, kunnen gekoloniseerd worden bij een veranderde 'klaring', zoals neussinussen bij chronische afwijkingen, bronchiën met bronchiëctasieën, of de blaas bij aanwezigheid van een verblijfsonde [44](#page=44).
Op zich is dysbacteriose geen infectie, maar het kan evolueren naar een 'opportunistische' infectie. Opportunistische infecties die op deze locaties optreden zijn vaak moeilijker te behandelen omdat de verwekkers meer resistent kunnen zijn tegen de antibiotica waarmee gestart wordt [44](#page=44).
### 4.2 Dysbacteriose
Dysbacteriose is een veranderde flora die aanleiding geeft tot symptomen of op langere termijn gevolgen heeft voor de gezondheid [45](#page=45).
#### 4.2.1 Bacteriële vaginose (BV)
Bij bacteriële vaginose verandert de vaginale flora, die hoofdzakelijk *Lactobacillus* bevat, naar een flora met voornamelijk *G. vaginalis*, anaeroben (zoals streptokokken), en mycoplasmata. Klinische tekenen zijn een vuilgrijze afscheiding, een hoge pH, en stinkende metabolieten (amines). Klachten uiten zich als een stinkende geur en meer afscheiding. De aandoening is frequent en kan bij sommigen hardnekkig recidiverend zijn, ondanks geschikte antibiotica. De oorzaak van deze dysbacteriose is niet gekend. Pogingen om te behandelen met probiotica (lokaal aanbrengen van lactobacillen) zijn niet erg succesvol [46](#page=46).
#### 4.2.2 Candida vaginitis
Gistcellen, zoals *Candida*, zijn normaal aanwezig in zeer klein aantal in de vagina, maar kunnen toenemen en leiden tot vaginitis. Klinische tekenen zijn een rode vagina met wit beslag. Symptomen omvatten (witte) fluor en een branderig gevoel. Vaginitis door *Candida* kan door antibiotica uitgelokt worden, maar kan ook spontaan ontstaan. Bij sommige personen treden frequente of hardnekkige recidieven op waarvoor geen onderliggende oorzaak aanwijsbaar is. Vaginale candidiasis is samen met bacteriële vaginose de meest frequente microbiële oorzaak van vaginitis. Een derde, minder frequente oorzaak van vaginitis wordt veroorzaakt door een pathogeen protozoön, *Trichomonas vaginalis* [47](#page=47).
#### 4.2.3 Ziekten door tandplaque
Bij afwezigheid van poetsen ontstaat er een dikke laag bacteriën op de tanden, genaamd plaque. Als de plaque lange tijd aanwezig blijft, kunnen via twee mechanismen symptomen en letsels ontstaan, zowel veralgemeend in de mondholte als op specifieke, moeilijk te poetsen plaatsen [48](#page=48).
* **Supragingivale plaque:** In deze plaque woekeren zuurminnende bacteriën zoals *Streptococcus mutans*. Deze zetten voedingssuikers om in onder andere melkzuur, wat leidt tot oplossing van glazuur en invasie van bacteriën, resulterend in tandbederf of cariës [48](#page=48).
* **Subgingivale plaque:** Aan de rand van de sulcus gingivalis vindt woekering plaats van anaërobe gramnegatieve staven. Dit veroorzaakt inflammatie (gingivitis) en later verlies van steunweefsel en bot (parodontitis of parodontale afbraak), wat kan leiden tot het loskomen van tanden [48](#page=48).
Cariës en parodontitis zijn belangrijke oorzaken van tandabcessen en vormen een risico voor bacteriëmie en endocarditis of andere metastatische infecties [48](#page=48).
#### 4.2.4 *Clostridioides difficile* diarree (CDD)
*C. difficile* is een verwekker van diarree die optreedt bij of na antibioticagebruik. Het spectrum van de ziekte varieert van banaal tot zeer ernstig, met ulcera en perforatie. Kleine hoeveelheden van de bacterie en haar sporen zijn normaal aanwezig in de darm. De ziekte ontstaat door verstoring van de normale darmflora, wat leidt tot een toename van *C. difficile* die toxines gaat produceren. Na genezing wordt het aantal *C. difficile* weer ingeperkt door de normale flora. Sommige patiënten blijven recidiveren ondanks 'gepaste' antibiotica (orale metronidazol of vancomycine). De bacterie overleeft in de omgeving van de patiënt als sporen, wat een groter risico inhoudt in ziekenhuizen [50](#page=50).
> **Tip:** De infectie met *C. difficile* is een duidelijk voorbeeld van dysbacteriose. Dit wordt geïllustreerd door de succesvolle behandeling met fecestransplantatie van een gezonde donor om de flora te herstellen [50](#page=50).
##### Casus *C. difficile* diarree:
Een man van 66 jaar wordt opgenomen voor een chirurgische ingreep voor een coloncarcinoom. Profylactisch krijgt hij één dosis cefazoline toegediend. Tijdens de operatie wordt een blaassonde geplaatst die pas vier dagen later wordt verwijderd. Vier dagen na de ingreep voelt hij zich goed. De verpleegster stelt echter troebele, stinkende urine vast in de sonde, en de arts schrijft amoxycilline-clavulaanzuur voor drie dagen voor. Op vrijdag ontwikkelt hij koorts, hevige diarree en voelt zich erg ziek. Laboratoriumonderzoek op feces toont een positieve detectietest voor *Clostridioides difficile* antigeen aan. Een coloscopie toont grote membranen. Behandeling met vancomycine per os wordt opgestart, maar de patiënt reageert niet en wordt overgeplaatst naar intensieve zorgen. Daar wordt vancomycine gestopt en vervangen door intraveneus metronidazol, waarna de patiënt snel herstelt [49](#page=49).
#### 4.2.5 Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een chronische, vaak moeilijk te behandelen ziekte van de darm. Er zijn steeds meer argumenten dat deze ziekte ook het gevolg is van een intestinale dysbacteriose [50](#page=50).
---
# Luchtweginfecties en pathogenese
Dit hoofdstuk behandelt de principes van luchtweginfecties, de barrièrefuncties van de luchtwegen en hoe pathogenen deze barrières overwinnen om ziekte te veroorzaken.
### 5.1 De luchtwegen als verdedigingslinie
De luchtwegen beschikken over verschillende mechanismen om pathogenen te weren. De bovenste luchtwegen fungeren als een eerste barrière. De glottis beschermt tegen macro-aspiratie. Kleinere deeltjes botsen tegen de wanden van de steeds fijner vertakte bronchi en bronchioli, waardoor alleen de allerkleinste deeltjes (aerosolen) de alveoli bereiken. Het ciliaire epitheel en slijm vangen micro-organismen op en voeren deze af. Hierdoor zijn de diepere luchtwegen grotendeels steriel [27](#page=27).
> **Tip:** Een verminderde ciliaire functie, bijvoorbeeld door roken of na een virusinfectie, vergemakkelijkt bacteriële infecties [27](#page=27).
Mucoviscidose (cystic fibrosis) is een genetische afwijking die leidt tot taai slijm en frequente luchtweginfecties. Hoesten, niezen en slikken dragen bij aan de afvoer van deeltjes en slijm. Bij verminderd bewustzijn is er een verhoogd risico op aspiratiepneumonie. Secretie in de luchtwegen bevatten humorale en cellulaire immuuncomponenten. In de alveoli vormen alveolaire macrofagen de eerste verdedigingslinie tegen diep doordringende bacteriën zoals *Pneumokokken*, *Legionella* en *Mycobacterium tuberculosis*. Infecties beginnen vaak met kolonisatie in de nasopharynx en verspreiden zich naar de diepere luchtwegen door aspiratie. Sommige pathogenen, zoals *Mycobacterium tuberculosis* en *Legionella* sp., moeten direct de diepe luchtwegen bereiken via aerosolen [27](#page=27).
### 5.2 Chronische ontsteking en luchtweginfecties
Chronische inflammatie, zoals bij COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease), kan leiden tot anatomische (bronchiëctasieën) en histologische (metaplasie) afwijkingen van de luchtwegen. Dit verzwakt de afweer en kan resulteren in permanente kolonisatie van de diepe luchtwegen door bacteriën, met een verhoogd risico op infectieuze exacerbaties [28](#page=28).
Veel *Enterobacteriaceae* en gramnegatieve staven koloniseren de normale nasopharynx niet en zijn daardoor geen verwekkers van community-acquired pneumonie. Bij gehospitaliseerde patiënten, chronisch zieken en alcoholici kan dit echter wel het geval zijn, met een verhoogd risico op diepe luchtweginfecties. Mensen met een verminderde slikfunctie, bijvoorbeeld door verminderd bewustzijn, lopen ook een verhoogd risico. Deze infecties worden vaker gezien als ziekenhuisinfecties (hospital-acquired pneumonia) [28](#page=28).
### 5.3 Pathogenese van luchtweginfecties
Pathogenen veroorzaken ziekte ondanks de aanwezige barrières door deze barrières te verzwakken. Een verzwakte barrière kan leiden tot kolonisatie en infectie, vaak door verminderde slijmafvoer of trilhaardisfunctie als gevolg van koude, pollutie, allergieën of virusinfecties [29](#page=29).
#### 5.3.1 Professionele invadors
Sommige micro-organismen worden beschouwd als 'professionele' invadors omdat ze specifiek gericht zijn op luchtwegcellen.
* **Virussen:** Virussen kunnen zich hechten aan receptoren op epitheelcellen van de luchtwegen (bijvoorbeeld ICAM-1 voor rhinovirussen). Na penetratie in de cel kunnen ze cellyse veroorzaken. Voorbeelden zijn adenovirussen en coronavirussen [29](#page=29).
* **Bacteriën:** Enkele bacteriën, zoals *Streptococcus pyogenes*, pneumokokken (*Streptococcus pneumoniae*) en *Haemophilus influenzae* stammen, zijn ook professionele invadors. Ze hechten zich aan cellen, vermenigvuldigen zich in grote aantallen, wat leidt tot inflammatie, vaak geholpen door toxines [29](#page=29).
### 5.4 *Streptococcus pneumoniae* (pneumokok)
*Streptococcus pneumoniae* is een bacterie die biologisch en taxonomisch nauw verwant is aan orale streptokokken, maar door de verwerving van pathogeniciteits-eilanden sterk pathogeen is geworden voor de mens [30](#page=30).
* **Reservoir en overdracht:** Het reservoir is de nasopharynx van de mens, en overdracht vindt plaats via droplets of slijmvliescontact [30](#page=30).
* **Infecties:**
* **Invasieve infecties:** Dit omvat bacteriëmische pneumonie en meningitis. Deze treden op wanneer een virulente stam wordt overgedragen op een persoon zonder immuniteit, of die deze niet snel ontwikkelt (zoals peuters) [30](#page=30).
* **Respiratoire infecties:** Dit omvat pneumonie, bronchitis, otitis en conjunctivitis. Deze infecties verlopen over het algemeen minder ernstig [30](#page=30).
* **Pathogenese:** Kolonisatie van de nasopharynx kan leiden tot pneumonie door micro-aspiratie. Andere respiratoire infecties ontstaan door verminderde beluchting van het middenoor of beschadiging van het ciliaire epitheel na een virusinfectie, zoals influenza. Het kapsel van de pneumokok is een efficiënt middel tegen fagocytose door neutrofielen en macrofagen. Omdat pneumokokken geen gramnegatieve bacteriën zijn, ontbreekt endotoxine. Wel beschikken ze over inflammatoire moleculen zoals pneumolysine. Sommige stammen zijn virulenter dan andere [30](#page=30).
#### 5.4.1 Bescherming en preventie tegen *Streptococcus pneumoniae*
Bescherming tegen infectie is voornamelijk stam- en kapsel-specifiek. Aangezien er meer dan 70 kapseltypes zijn, biedt antilichaamproductie tegen één stam niet altijd bescherming tegen andere stammen. Intacte barrières van de bovenste en onderste luchtwegen zijn cruciaal voor het voorkomen van respiratoire infecties [31](#page=31).
Preventie omvat het voorkomen van risicofactoren die de respiratoire barrièrefunctie verminderen en vaccinatie [31](#page=31).
> **Tip:** Het herkennen van *Streptococcus pneumoniae* gebeurt typisch via grampositieve diplokokken op een gramkleuring [31](#page=31).
### 5.5 Serotypen en immuniteit
Pathogenen staan onder druk om het aangeboren en specifieke immuunsysteem te omzeilen. Antilichamen gericht tegen oppervlakte macromoleculen zijn essentieel voor levenslange immuniteit tegen pathogenen. Daarom bestaan sommige pathogenen uit meerdere stammen of serotypen die verschillen in deze macromoleculen, wat resulteert in genetische variabiliteit. *Streptococcus pneumoniae* heeft meer dan 90 serotypen, ook wel kapseltypes genoemd. Elk serotype kan potentieel eenmaal een persoon infecteren, omdat er weinig of geen immunologische kruisbescherming tussen de types is [32](#page=32).
### 5.6 Pathogenen versus de principes van Koch
De triade van Koch geldt enkel voor bacteriën die strikt afwezig zijn bij gezonde personen, wat bij luchtwegpathogenen zelden het geval is. Vaker komen pathogenen voor die soms alleen koloniseren en soms infecteren. Deze bacteriën bezitten virulentiefactoren die iedereen ziek kunnen maken onder gunstige omstandigheden. Voorbeelden hiervan zijn *S. aureus*, *S. pyogenes*, *S. pneumoniae* en *N. meningitidis*. Ziekteontwikkeling is afhankelijk van factoren zoals een barrièrebreuk, partiële immuniteit en de snelheid waarmee specifieke immuniteit wordt ontwikkeld. Als de afweer overwint, verdwijnt het micro-organisme snel, met tijdelijk dragerschap als resultaat. Een positieve kweek is dus niet altijd bewijzend voor ziekte [33](#page=33).
#### 5.6.1 De "infernal trio"
De "infernal trio" verwijst naar de drie bacteriën die het meest frequent bacteriële verwekkers zijn van luchtweginfecties: *Streptococcus pneumoniae*, *Haemophilus influenzae*, en *Moraxella catarrhalis*. Deze soorten komen exclusief bij mensen voor en hun natuurlijke biotoop is de nasopharynx. Ze kunnen de nasopharynx tijdelijk koloniseren voor korte of lange periodes, waarna ze verdwijnen door opgebouwde immuniteit. Door overdracht worden continu nieuwe stammen met andere immunogene types aangevoerd. Bij kinderen, die hun immuniteit nog aan het opbouwen zijn, kan de aanwezigheid van deze bacteriën frequent en langdurig zijn; kinderen zijn het natuurlijke reservoir. Personen met chronische bronchiale afwijkingen, zoals bronchiëctasieën, kunnen ook een verhoogd percentage dragerschap vertonen, waarbij de diepere luchtwegen soms gekoloniseerd zijn [33](#page=33).
### 5.7 Professionele versus conditionele pathogenen
Virulentie varieert tussen soorten en stammen. Professionele pathogenen kunnen gezonde individuen ziek maken zonder dat er een onderliggend lijden nodig is. Conditionele pathogenen daarentegen vereisen vaak een aanleiding, zoals een virale infectie, die de omstandigheden geschikt maakt voor een bacteriële surinfectie [34](#page=34).
De uitkomst van de interactie tussen gastheer en kiem wordt bepaald door:
a. **Kiem-eigenschappen:** De virulentie van de betreffende stam [34](#page=34).
b. **Gastheer-eigenschappen:** De immuniteit (eerdere contacten) of het individuele functioneren van de afweer [34](#page=34).
c. (Mogelijk speelt ook de grootte van het inoculum een rol) [34](#page=34).
Virulente stammen worden gevonden bij *Streptococcus pneumoniae*, *Neisseria meningitidis*, *Streptococcus pyogenes* en *Staphylococcus aureus*. Bij *Haemophilus influenzae* is alleen serotype b (waarvoor vaccinatie mogelijk is) ziekmakend. *Moraxella catarrhalis* veroorzaakt geen invasieve infecties zoals sepsis, en is daardoor relatief minder gevaarlijk dan de pneumokok [34](#page=34).
Kweken van de keel kunnen *Streptococcus pneumoniae*, *Streptococcus pyogenes* en *Neisseria meningitidis* bevatten zonder dat dit ziekte induceert. Tegelijkertijd kunnen epidemieën van specifieke stammen of serotypen optreden. Sinds de introductie van het pneumokokkenvaccin bij kinderen is het aantal pneumokokkeninfecties bij ouderen afgenomen. Andere voorbeelden van deze evenwichten zijn epidemieën van acute gewrichtsreuma veroorzaakt door bepaalde *Streptococcus pyogenes* stammen in gesloten gemeenschappen. Na een geval van meningokokkenmeningitis wordt preventieve antibiotische behandeling aangeraden voor kinderen in dezelfde groep, maar niet voor oudere leerlingen [34](#page=34).
---
# De meningokok (Neisseria meningitidis)
De meningokok, *Neisseria meningitidis*, is een bacterie die asymptomatisch dragerschap in de nasopharynx van mensen veroorzaakt en bij een klein percentage van de gevallen kan leiden tot ernstige invasieve infecties [26](#page=26).
### 6.1 Bron, reservoir en overdracht
De meningokok bevindt zich in de nasopharynx van mensen, en soms op andere eenlagige epithelen. Overdracht vindt plaats via droplets en de bacterie overleeft niet lang in de omgeving. Hoewel mensen in contact komen met diverse meningokokkenstammen, leidt de meeste overdracht niet tot infectie maar tot tijdelijke kolonisatie. Een meningokok wordt beschouwd als een asymptomatische drager en niet als een commensaal [26](#page=26).
### 6.2 Pathogenese
De meningokok bezit specifieke virulentiefactoren die helpen bij aanhechting, en het ontwijken van inflammatie en immuniteit. Deze factoren omvatten het kapsel, anticomplementaire moleculen, snelle moleculaire wisseling van oppervlakte-antigenen, en IgAse. De bacterie kan epitheelcellen binnendringen en via de andere zijde van de cel de submucosa, bloedbaan of meningeale ruimte bereiken, of zich tussen epitheelcellen door wurmen. De meningokok veroorzaakt geen keelontsteking, ook al is de keel de porta d'entrée [26](#page=26).
Het endotoxine (LPS) van de meningokok veroorzaakt een krachtige inflammatoire reactie, die kan leiden tot shock, trombopenie en bloedingen bij bacteriëmie. Kapsels zijn een zeer belangrijke virulentiefactor, waarbij serotypen A, B en C worden onderscheiden. Antistoffen tegen een specifiek serotype bieden bescherming tegen invasieve infecties met dat serotype. Vaccinatie tegen groep C is onderdeel van het basisvaccinatieschema, een vaccin tegen groep B is beschikbaar, en vaccinatie tegen groep A is alleen aanbevolen bij reizen naar bepaalde landen [26](#page=26).
### 6.3 Belang als pathogeen
*Neisseria meningitidis* wordt beschouwd als een pathogeen dat ondanks de barrières in de luchtwegen ziekte kan veroorzaken, vooral wanneer de barrièrefunctie is verzwakt. Het is een 'professionele' invader met virulentiefactoren [29](#page=29).
Net als *Streptococcus pneumoniae* en *Haemophilus influenzae* is *Neisseria meningitidis* een van de drie bacteriën die frequentst bacteriële verwekkers zijn van luchtweginfecties. Deze drie soorten komen exclusief bij mensen voor en hebben de nasopharynx als natuurlijke biotoop. Ze kunnen de nasofarynx tijdelijk koloniseren (enkele weken tot maanden) en verdwijnen uiteindelijk door opgebouwde immuniteit. Kinderen, die hun immuniteit opbouwen, zijn een natuurlijk reservoir voor deze bacteriën. Mensen met chronische afwijkingen van de bronchi (bronchiëctasiën) kunnen eveneens een verhoogd percentage dragerschap vertonen, waarbij de diepere luchtwegen soms ook gekoloniseerd zijn [33](#page=33).
*Neisseria meningitidis* behoort tot de virulente stammen die in de keel kunnen voorkomen zonder ziekte te induceren, maar tegelijkertijd epidemieën van bepaalde stammen/serotypes kunnen veroorzaken. Na een geval van meningokokkenmeningitis wordt aangeraden om kinderen in dezelfde peuter- of kleuterklas en het gezin preventief met antibiotica te behandelen [34](#page=34).
### 6.4 Classificatie en risicofactoren
*Neisseria meningitidis* wordt geclassificeerd als een professioneel pathogeen, wat betekent dat gezonde individuen ziek kunnen worden zonder dat er sprake is van onderliggend lijden. De uitkomst van de interactie tussen gastheer en pathogeen wordt bepaald door de virulentie van de stam, de immuniteit van de gastheer (inclusief eerdere contacten en het functioneren van de afweer), en mogelijk de grootte van het inoculum [34](#page=34).
#### 6.4.1 Verband met de principes van Koch
Net als *S. aureus*, *S. pyogenes* en *S. pneumoniae*, kan *N. meningitidis* soms slechts koloniseren en soms infecteren. Deze bacteriën beschikken over een reeks virulentiefactoren waardoor ze iedereen ziek kunnen maken onder gunstige omstandigheden. Ziekte is afhankelijk van factoren zoals een breuk in de barrière, partiële immuniteit, en de snelheid waarmee specifieke immuniteit wordt ontwikkeld. Als de afweer succesvol is, verdwijnt het micro-organisme weer snel, wat resulteert in tijdelijk dragerschap. Een positieve kweek is hierdoor niet altijd bewijzend voor ziekte [33](#page=33).
> **Tip:** Het is cruciaal om te onthouden dat bij pathogenen zoals *N. meningitidis* de aanwezigheid in een keelkweek niet automatisch betekent dat de persoon ziek is. Het hangt af van de balans tussen de virulentie van de bacterie en de afweer van de gastheer.
---
# Staphylococcus aureus: bron, pathologie en immuniteit
Dit onderwerp behandelt de oorsprong, de ziekteverwekkende mechanismen en de immuunreactie op *Staphylococcus aureus*, een bacterie die zowel een commensaal als een belangrijke pathogeen is.
### 7.1 Bron, reservoir en overdracht van *S. aureus*
*Staphylococcus aureus* is primair een bacterie van de mens, hoewel het soms ook bij huisdieren voorkomt. De bacterie gedijt niet goed op de droge huid, maar vindt geschikte leefomgevingen op de vochtige huid van de neusgangen en het perineum, evenals in de keel. Ongeveer 30% van de gezonde mensen draagt *S. aureus* in de neus, waarbij de status van drager dynamisch kan zijn (langdurig drager, wisselen van status). Vanuit dit reservoir kan de rest van het lichaam, zoals de vingers, worden gecontamineerd. Mensen met huid- of luchtweginfecties zijn eveneens een bron van overdracht. *S. aureus* kan ook langdurig overleven op droge oppervlakken in de omgeving van 'strooiers' of na contact. Overdracht vindt plaats via droplets en direct of indirect contact, inclusief via deurklinken en oppervlakken [16](#page=16).
### 7.2 Pathogenese van *S. aureus*
De pathogenese van *S. aureus* berust op de productie van diverse toxines, enzymen, adhesines en 'escape-elementen'. Hierdoor kan de bacterie cellen en weefsels binnendringen, zich afschermen tegen het immuunsysteem en pyogene infecties veroorzaken. Een belangrijk aspect van de pathogenese is het vermogen van de bacterie om te overleven in macrofagen, eventueel als 'small-colony-variants' (persisters). Dit biedt bescherming tegen immuuncellen en sommige antibiotica, en maakt de bacterie een 'Paard van Troje' voor verspreiding via de bloedbaan naar andere organen, wat leidt tot metastatische infecties [16](#page=16).
#### 7.2.1 Ziekten door extra-cellulaire toxines
Niet alle stammen van *S. aureus* produceren deze toxines [16](#page=16).
* **Enterotoxines:** Deze zijn verantwoordelijk voor voedselvergiftiging. De bacterie groeit gedurende enkele uren in voedsel bij een warme omgevingstemperatuur, waarna het toxine in het voedsel de ziekte veroorzaakt [16](#page=16).
* **Toxic Shock Syndrome Toxin (TSST):** Stammen die TSST produceren, kunnen het toxische shock syndroom veroorzaken. Dit manifesteert zich als een mineure infectie met shock en diarree, gevolgd door schilfering van de handpalmen en voetzolen (tamponziekte) [16](#page=16).
* **Staphylococcal Scalded Skin Syndrome (SSSS):** Bij dit syndroom staat huidloslating centraal en wordt het voornamelijk door exotoxines veroorzaakt [16](#page=16) [18](#page=18).
### 7.3 Immuniteit tegen *S. aureus*
De normale barrières van het lichaam zijn vaak voldoende om *S. aureus* buiten te houden. Echter, bij doorbraak van deze barrières kan *S. aureus* profiteren. De opbouw van immuniteit tegen *S. aureus* wordt bemoeilijkt door een B-cel superantigeen, proteïne A (SpA), dat de antilichaamrespons misleidt. Hierdoor bestaat er geen levenslange bescherming tegen *S. aureus*-infecties. Bovendien kan elke kolonisatie met een nieuw type *S. aureus* een nieuw gevaar betekenen, aangezien sommige stammen virulenter zijn en gemakkelijker infecties veroorzaken [17](#page=17).
### 7.4 Geassocieerde infecties
*S. aureus* kan diverse infecties veroorzaken, waaronder:
* Hordeolum (gerstekorrel) [17](#page=17).
* Abcessen in de nek [17](#page=17).
* Erysipelas (roos) [18](#page=18).
* Postoperatieve wondinfecties [18](#page=18).
* Gevallen van Scalded Skin Syndrome [18](#page=18).
> **Tip:** Het begrijpen van de interactie tussen *S. aureus* en het immuunsysteem, met name de rol van SpA, is cruciaal voor het verklaren van het gebrek aan langdurige bescherming.
### 7.5 *Staphylococcus* in de normale flora
Coagulase-negatieve stafylokokken, waarvan *S. epidermidis* de meest voorkomende soort is, zijn goed aangepast aan de droge huid en komen daar in grote aantallen voor. Ze veroorzaken doorgaans geen infecties, zelfs niet bij grote huidletsels. Echter, wanneer ze op vreemde lichamen zoals protheses terechtkomen, kunnen ze een biofilm produceren die moeilijk te elimineren is voor het immuunsysteem en antibiotica. *S. lugdunensis* is een andere coagulase-negatieve stafylokok die een vergelijkbare virulentie heeft als *S. aureus* [15](#page=15).
---
Dit onderdeel van de studiehandleiding richt zich op de rol van Staphylococcus aureus als pathogeen, de bronnen van infectie, de pathologie die het veroorzaakt en de immuunrespons van de gastheer, voornamelijk gebaseerd op de inzichten uit de documentatie.
### 7.1 Inleiding tot pathogenen en hun interactie met de gastheer
Bacteriële virulentie varieert aanzienlijk tussen verschillende soorten en stammen. Sommige bacteriën worden beschouwd als "professionele pathogenen" die ziekte kunnen veroorzaken bij gezonde individuen, terwijl andere "conditionele pathogenen" zijn die opportunistisch optreden wanneer de omstandigheden gunstig zijn, bijvoorbeeld na een virale infectie die de afweer van de gastheer verzwakt. De uitkomst van de interactie tussen een bacterie en de gastheer wordt bepaald door de eigenschappen van de bacterie (virulentie) en de toestand van de gastheer (immuniteit en algemene conditie). Stammen van *Staphylococcus aureus*, *Streptococcus pyogenes*, *Streptococcus pneumoniae* en *Neisseria meningitidis* worden genoemd als voorbeelden van virulente pathogenen [34](#page=34).
> **Tip:** Begrijpen van het concept van professionele versus conditionele pathogenen is cruciaal om te snappen waarom bepaalde bacteriën, zoals *S. aureus*, vaker tot infecties leiden dan andere die ook deel uitmaken van de normale flora.
### 7.2 De rol van *Staphylococcus aureus* in infectieziekten
Hoewel de specifieke pathologie en immuniteit van *Staphylococcus aureus* in detail besproken in de verstrekte tekst, wordt het als een voorbeeld van een virulent pathogeen genoemd in de context van bacteriële interacties. Verdere details over *S. aureus* zelf, zoals zijn directe bronnen, specifieke virulentiefactoren, en de immuunresponsen die het uitlokt, zijn niet uitgebreid beschreven in de geselecteerde pagina's, maar het wordt geplaatst binnen het bredere kader van bacteriële pathogenen die de menselijke gezondheid kunnen beïnvloeden [34](#page=34).
### 7.3 Commensale flora en hun rol in de gezondheid
De tekst besteedt aanzienlijke aandacht aan de normale microbiële flora in verschillende delen van het menselijk lichaam, wat essentieel is voor het begrijpen van disbalansen die tot infecties kunnen leiden.
#### 7.3.1 Gastro-intestinaal stelsel
De mondholte herbergt meer dan 500 verschillende bacteriële soorten. De maag dient als een belangrijke barrière vanwege zijn zure omgeving, hoewel een klein aantal bacteriën overleeft, vooral bij neutralisatie van de pH door voedsel. *Helicobacter pylori* is een uitzondering, omdat de maagmucosa zijn normale habitat is, en het neutraliseert zuur met urease. De darmflora wordt beïnvloed door factoren zoals slijm, darmbewegingen, voedselaanbod, anaërobe omstandigheden en de aanwezigheid van immuuncellen (#page=35, 36). Darmcommensalen breken suikerketens van glycoproteïnen in de darmslijmvlieslaag af, wat een manier is om de flora te selecteren. Er bestaat een complex samenspel tussen bacteriën, epitheelcellen, immuuncellen en zelfs verre organen, wat suggereert dat de microbiële flora de algemene gezondheid, hersenfuncties en de ontwikkeling van het immuunsysteem kan beïnvloeden [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 7.3.1.1 Belangrijke bacteriële groepen in de darm
* **Enterokokken:** Vroeger onderdeel van de streptokokken, komen normaal voor in de darm en zijn resistent tegen veel antibiotica. Ze kunnen infecties veroorzaken zoals abcessen, urineweginfecties en endocarditis na bacteriëmie [38](#page=38).
* **Anaeroben:** De *Bacteroides fragilis* groep is een voorbeeld van anaerobe bacteriën die voornamelijk in de darm voorkomen. *B. fragilis* is mogelijk virulenter door zijn kapsel en andere virulentiefactoren, en speelt een rol in gemengde abcessen en wondinfecties. Anaeroben zijn talrijker dan aeroben in de darm [38](#page=38).
* ***Escherichia coli*:** Een *Enterobacteriaceae* die uitstekend is aangepast aan de darm van warmbloedige dieren en bij alle individuen voorkomt (#page=38, 39). Het reservoir is de darm van mens en dier, en contaminatie van de omgeving is mogelijk via stoelgang. Een groot deel van het *E. coli* genoom is variabel door extra genen en 'pathogenicity islands', wat leidt tot uropathogene en enteropathogene stammen. Commensale stammen kunnen ook conditionele infecties veroorzaken bij een verzwakt immuunsysteem of defecte barrières. De resistentie tegen antibiotica is variabel en afhankelijk van eerdere blootstelling aan antibiotica of de zorgsector. *E. coli* en andere gramnegatieve staven zoals *Shigella*, *Salmonella*, *Pseudomonas* en *Enterobacter* lijken microscopisch sterk op elkaar [38](#page=38) [39](#page=39) [40](#page=40).
> **Tip:** De tabel op pagina 41 geeft een uitstekend overzicht van verschillende Enterobacteriaceae en Non-fermenters, hun reservoirs, virulentiefactoren en neiging tot nosocomiale infecties en multiresistentie. Dit is een essentieel referentiepunt voor examens.
#### 7.3.2 Urogenitale slijmvliezen
De vagina en urethra bij de vrouw zijn gevoelig voor veranderingen door de menstruatiecyclus, nabijheid van de anus en soms beïnvloeding door sperma. Tijdens de geslachtsrijpe periode zorgen oestrogenen voor een dikker epitheel en glycogeenopslag, wat gunstig is voor lactobacillen die een zure pH handhaven door melkzuurproductie, wat bijdraagt aan kolonisatieresistentie. Na de menopauze en voor de menarche is deze lactobacillenflora minder prominent. De mannelijke genitaliën hebben een stabieler fysiologisch milieu, prostaatsecreties met antibacteriële stoffen, en minder contact met het anale gebied, wat resulteert in een beperkte, gemengde flora [42](#page=42).
#### 7.3.3 Bescherming van de urinewegen
Bacteriën die de urethra binnendringen worden afgevoerd of geneutraliseerd door mechanische afvoer via urinestroom, de eigenschappen van de urine (hoge osmolariteit, zure pH, inhibitoren van adhesie, lactoferrine) en de inflammatoire en immunologische cellen en moleculen van de blaaswand. Urineweginfecties ontstaan door een verzwakte barrière (bv. bij vrouwen), afvloeistoornissen van urine (bv. door blaassondes, stenen) of door uropathogene soorten zoals *E. coli* [43](#page=43).
### 7.4 Abnormale flora en dysbacteriose
Dysbacteriose verwijst naar de aanwezigheid van micro-organismen op plaatsen waar ze normaal niet worden verwacht. Dit kan tijdelijk zijn en hoeft niet direct ziekte te veroorzaken, maar kan leiden tot symptomatische infecties bij ecologische veranderingen [44](#page=44).
#### 7.4.1 Abnormale flora (kolonisatie)
* **Voorbeelden van abnormale kolonisatie:**
* In de mondholte kunnen bacteriën zoals *Bacteroides fragilis* of gramnegatieve staven (*E. coli*, *Klebsiella*, *Serratia*) verschijnen bij chronische ziekten of na antibioticagebruik [44](#page=44).
* In de darm kan na antibiotica *Enterobacter* sp. of *P. aeruginosa* dominant worden. Langdurig gebruik van breedspectrumantibiotica kan leiden tot overgroei van *Clostridioides difficile*, wat post-antibioticum diarree veroorzaakt [44](#page=44).
* Anatomische locaties die normaal steriel zijn, zoals neussinussen, bronchiën of de blaas bij een verblijfsonde, kunnen gekoloniseerd worden [44](#page=44).
> **Tip:** Dysbacteriose is geen infectie op zich, maar een voorstadium dat kan leiden tot opportunistische infecties die moeilijker te behandelen zijn vanwege mogelijke resistentie tegen standaard antibiotica [44](#page=44).
#### 7.4.2 Dysbacteriose en specifieke aandoeningen
Dysbacteriose wordt gedefinieerd als een veranderde flora die symptomen veroorzaakt of op lange termijn gezondheidsproblemen oplevert [45](#page=45).
* **Bacteriële vaginose (BV):** Een verschuiving van een flora gedomineerd door *Lactobacillus* naar een flora met voornamelijk *Gardnerella vaginalis*, anaeroben en andere micro-organismen. Kenmerken zijn een vuilgrijze afscheiding, hoge pH en stinkende amines. De oorzaak is onbekend en probiotica zijn niet erg succesvol [46](#page=46).
* **Candida vaginitis:** Toename van gistcellen (*Candida* spp.), die normaal in kleine aantallen aanwezig zijn, leidend tot roodheid, wit beslag, branderigheid en fluor. Kan worden uitgelokt door antibiotica of spontaan ontstaan [47](#page=47).
* **Ziekten door tandplaque:** Tandplaque, een dikke laag bacteriën die ontstaat bij gebrek aan poetsen, kan leiden tot cariës (door zuurvormende bacteriën zoals *Streptococcus mutans*) en parodontitis (door anaerobe gramnegatieve staven in subgingivale plaque), wat tandverlies en een risico op bacteriëmie veroorzaakt [48](#page=48).
* ***Clostridioides difficile* diarree:** Veroorzaakt door verstoring van de normale darmflora, vaak na antibioticagebruik. *C. difficile* produceert toxines die leiden tot diarree, variërend van mild tot ernstig met ulcera en perforatie. Sporen kunnen lang overleven in de omgeving, wat een risico vormt in ziekenhuizen. Fecestransplantatie is een succesvolle behandeling om de flora te herstellen [50](#page=50).
* **Ziekte van Crohn:** Steeds meer aanwijzingen suggereren dat dit een gevolg is van intestinale dysbacteriose [50](#page=50).
> **Voorbeeld:** Een patiënt van 66 jaar ontwikkelt na een chirurgische ingreep en antibioticagebruik ernstige diarree, later gediagnosticeerd als *C. difficile* diarree. Ondanks behandeling met orale vancomycine, wat de standaardbehandeling is, verbetert hij niet en gaat hij naar intensieve zorgen. Daar wordt overgeschakeld op intraveneus metronidazol, waarna hij snel herstelt. Dit illustreert hoe een dysbacteriose kan leiden tot een ernstige infectie en hoe behandeling soms aangepast moet worden [49](#page=49).
### 7.5 Positieve beïnvloeding van de microflora
Interventies gericht op het omkeren of voorkomen van dysbacteriose omvatten probiotica (bv. *Saccharomyces* spp., lactobacillen) en prebiotica (voedingsbestanddelen die specifieke bacteriën bevorderen). Veel van deze interventies zijn controversieel en moeilijk te bewijzen met strenge klinische studies, deels omdat ze als voedingssupplementen worden aangeboden. Fecestransplantatie is inmiddels de gouden standaardbehandeling voor recidiverende *C. difficile* diarree. Onderzoek naar de commensale flora met behulp van deep sequencing (microbiomen) correleert bepaalde flora-types met chronische darmziekten, zwaarlijvigheid en neurologische aandoeningen, wat mogelijk leidt tot nieuwe behandelingen [51](#page=51).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Immuunbarrière | Een verdedigingsmechanisme van het lichaam dat voorkomt dat ziekteverwekkers het lichaam binnendringen en infecties veroorzaken. |
| Epitheliale cellen | Cellen die de oppervlakken van het lichaam bekleden, zoals de huid en de slijmvliezen, en een fysieke barrière vormen tegen indringers. |
| PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns) | Moleculaire structuren die voorkomen op pathogenen, maar niet op lichaamseigen cellen, en die herkend worden door receptoren van het aangeboren immuunsysteem. |
| TLRs (Toll-like Receptors) | Receptoren op immuuncellen en epitheliale cellen die PAMPs herkennen en zo een immuunrespons activeren. |
| Langerhans-cellen | Gespecialiseerde immuuncellen in de epidermis die pathogenen kunnen detecteren en een ontstekingsreactie kunnen initiëren. |
| Commensalen | Micro-organismen die op of in het lichaam leven zonder ziekte te veroorzaken, en soms zelfs voordelen bieden. |
| Sebum | Een vetachtige substantie geproduceerd door talgklieren die helpt de huid te smeren en te beschermen. |
| Cerumen | Oorsmeer, geproduceerd in de gehoorgang, dat een beschermende rol speelt. |
| Maceratie | Het week worden van de huid door langdurige blootstelling aan vocht, wat de barrièrefunctie kan verzwakken. |
| Occlusie | Het afsluiten van de huid, bijvoorbeeld onder verband, wat kan leiden tot een vochtige omgeving en woekering van micro-organismen. |
| Biofilm | Een georganiseerde gemeenschap van micro-organismen die zich vasthechten aan een oppervlak en omgeven zijn door een beschermende matrix, wat ze resistent maakt tegen afweermechanismen en antibiotica. |
| Gingivo-creviculaire vloeistof | Een geringe hoeveelheid vocht die sijpelt uit de sulcus gingivalis (tandvleesrand), rijk aan eiwitten en immuuncomponenten. |
| Streptokokken | Een grote groep bacteriën die, afhankelijk van hun eigenschappen, al dan niet pathogeen kunnen zijn voor de mens. Ze worden vaak ingedeeld op basis van hun hemolytische activiteit en hun vermogen om infecties te veroorzaken. |
| Alfa-hemolytisch (vergroenend) | Een kenmerk van bepaalde streptokokken waarbij de rode bloedcellen rond de kolonies op een voedingsbodem gedeeltelijk worden afgebroken, wat resulteert in een groene verkleuring. Dit duidt vaak op een minder pathogene stam. |
| Beta-hemolytisch | Een kenmerk van bepaalde streptokokken waarbij de rode bloedcellen rond de kolonies op een voedingsbodem volledig worden afgebroken, wat resulteert in een heldere zone. Dit duidt vaak op pathogene soorten met specifieke virulentiefactoren. |
| Virulentiefactoren | Specifieke moleculen of structuren die door een micro-organisme worden geproduceerd en die bijdragen aan het vermogen om een gastheer te infecteren, schade te veroorzaken en de immuunrespons te ontwijken. |
| Nasopharynx | Het bovenste deel van de keelholte, achter de neus. Dit is een veelvoorkomend reservoir voor verschillende bacteriën, waaronder streptokokken en meningokokken. |
| Droplets | Kleine druppeltjes speeksel of slijm die worden verspreid bij hoesten, niezen of praten. Dit is een belangrijke route voor de overdracht van veel luchtwegpathogenen. |
| Slijmvliescontact | Direct contact tussen slijmvliezen, bijvoorbeeld via handen of voorwerpen, wat kan leiden tot de overdracht van micro-organismen. |
| Gemengde abcessen | Abcessen die worden veroorzaakt door een combinatie van verschillende soorten bacteriën, vaak voorkomend in de mondholte zoals bij odontogene abcessen. |
| Odontogeen | Verwijzend naar oorzaken die voortkomen uit de tanden of het tandvlees, zoals odontogene abcessen. |
| Transiënte bacteriëmie | Een tijdelijke aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan, die kan optreden na bijvoorbeeld tandheelkundige ingrepen of zelfs bij dagelijkse activiteiten. |
| Cariës | Tandbederf, veroorzaakt door bacteriën in de mond die suikers omzetten in zuren, wat leidt tot de afbraak van tandglazuur. |
| Lactaatproductie | Het proces waarbij bacteriën melkzuur (lactaat) produceren uit koolhydraten. Dit zuur kan tandglazuur aantasten. |
| Gastro-intestinaal stelsel | Het spijsverteringskanaal, inclusief de mondholte, maag, darmen en anus, waar voedsel wordt verteerd en opgenomen. |
| Microbiële flora | De gemeenschap van micro-organismen, zoals bacteriën, schimmels en virussen, die van nature voorkomen in een bepaald milieu, in dit geval het spijsverteringskanaal. |
| Mondholte | Het eerste deel van het spijsverteringskanaal, waar meer dan 500 verschillende bacteriële soorten kunnen voorkomen en waar bacteriën uit voeding en speeksel terechtkomen. |
| Maag | Een orgaan in het spijsverteringsstelsel dat een belangrijke barrière vormt tegen micro-organismen door zijn zeer zure omgeving, waardoor de meeste bacteriën niet kunnen overleven. |
| Helicobacter pylori | Een specifieke bacterie die zich aanpast aan de zure omgeving van de maag door ureum om te zetten in ammoniak, wat het zuur neutraliseert en de bacterie in staat stelt te overleven in de maagmucosa. |
| Darmpathogenen | Micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken in de darmen, vaak met verhoogde gevoeligheid voor infectie wanneer de maagzuurbarrière wordt aangetast. |
| Darmbewegingen | De samentrekkingen van de spieren in de darmwand die helpen bij het voortbewegen van voedsel en het tegengaan van bacteriële groei door mechanische stimulatie. |
| Anaerobiose | Een omgeving zonder zuurstof, die gunstig is voor de groei van bepaalde bacteriën die in het gastro-intestinaal stelsel voorkomen, met name in de dikke darm. |
| Mucines | Glycoproteïnen die een slijmlaag vormen op het darmslijmvlies, welke bacteriën kunnen afbreken en als voedingsbron kunnen dienen, en die ook een rol spelen bij het voorkomen van directe adherentie van bacteriën aan epitheelcellen. |
| Epitheelcellen | De cellen die de binnenkant van het spijsverteringskanaal bekleden en die een barrière vormen tegen de microbiële flora, maar ook een rol spelen in de interactie met bacteriën. |
| Feces | Ontlasting die grote hoeveelheden bacteriën bevat, met een diversiteit van meer dan 500 soorten, wat de omvang en samenstelling van de darmflora weerspiegelt. |
| Abnormale flora | De aanwezigheid van micro-organismen, zoals bacteriën of schimmels, op een anatomische locatie waar ze normaal gesproken niet of in zeer geringe aantallen voorkomen. Deze kolonisatie kan transiënt zijn en hoeft niet direct tot symptomen of ziekte te leiden. |
| Bacteriële vaginose (BV) | Een veelvoorkomende vaginale aandoening waarbij de normale flora, die voornamelijk uit lactobacillen bestaat, verandert in een flora met een overgroei van bacteriën zoals G. vaginalis, anaeroben en mycoplasmata. Dit kan leiden tot symptomen zoals een vuilgrijze afscheiding, een hoge pH en een onaangename geur. |
| Candida vaginitis | Een vaginale infectie veroorzaakt door een overgroei van gistcellen, voornamelijk Candida-soorten, die normaal gesproken in zeer kleine aantallen aanwezig zijn. Klinische tekenen omvatten roodheid, wit beslag, fluor en een branderig gevoel, en kan uitgelokt worden door antibiotica of spontaan ontstaan. |
| Caries | Tandbederf dat ontstaat door de woekering van zuurminnende bacteriën, zoals Streptococcus mutans, in tandplak. Deze bacteriën zetten voedingssuikers om in melkzuur, wat leidt tot de oplossing van tandglazuur en invasie van bacteriën in de tand. |
| Clostridioides difficile diarree | Een vorm van diarree die wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridioides difficile, vaak na antibioticagebruik. De ziekte ontstaat door een verstoring van de normale darmflora, waardoor C. difficile kan toenemen en toxines gaat produceren, wat kan variëren van banaal tot zeer ernstig. |
| Dysbacteriose | Een veranderde samenstelling van de microbiële flora in het lichaam, die aanleiding kan geven tot symptomen of op langere termijn gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Het is geen infectie op zich, maar kan leiden tot opportunistische infecties. |
| Opportunistische infectie | Een infectie die wordt veroorzaakt door micro-organismen die normaal gesproken niet ziekteverwekkend zijn, maar dit wel kunnen worden wanneer de weerstand van de gastheer verlaagd is of wanneer de normale flora verstoord is. Deze infecties kunnen moeilijker te behandelen zijn. |
| Parodontitis | Een ontsteking van het steunweefsel rond de tanden, veroorzaakt door de woekering van anaërobe gramnegatieve staven in subgingivale plaque. Dit kan leiden tot inflammatie (gingivitis), verlies van steunweefsel en bot, en uiteindelijk het loskomen van tanden. |
| Tandplaque | Een dikke laag bacteriën die zich op tanden vormt, met name bij afwezigheid van poetsen. Tandplaque kan leiden tot de ontwikkeling van tandbederf (caries) en tandvleesontstekingen (gingivitis en parodontitis). |
| Ziekte van Crohn | Een chronische, inflammatoire darmziekte waarvoor steeds meer argumenten zijn dat deze mede het gevolg is van een intestinale dysbacteriose, wat duidt op een verstoorde darmflora als mogelijke oorzaak. |
| Alveoli | Kleine, zakvormige structuren in de longen waar gasuitwisseling plaatsvindt. Ze vormen het uiteindelijke doelwit voor de kleinste deeltjes die de luchtwegen binnendringen. |
| Aspiratie | Het inademen van vreemd materiaal, zoals voedsel, vloeistoffen of braaksel, in de luchtwegen, wat kan leiden tot infecties zoals pneumonie. |
| Aerosol | Een fijne nevel van vloeibare of vaste deeltjes in de lucht, die klein genoeg is om diep in de luchtwegen, tot in de alveoli, te doordringen. |
| Bronchiëctasieën | Permanente verwijdingen van de luchtwegen (bronchi) die ontstaan door chronische ontsteking, wat leidt tot een verminderde afweer en een verhoogd risico op infecties. |
| Ciliair epitheel | Bekleding van de luchtwegen die bestaat uit cellen met trilhaartjes (cilia). Deze trilhaartjes bewegen slijm en ingevangen micro-organismen omhoog en uit de luchtwegen. |
| COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) | Een chronische longaandoening die gekenmerkt wordt door vernauwing van de luchtwegen en schade aan de longblaasjes, wat leidt tot ademhalingsproblemen en een verhoogd risico op infecties. |
| Endotoxine | Een toxische component van de celwand van gramnegatieve bacteriën, die bij vrijkomen een sterke immuunreactie en ontstekingen kan veroorzaken. |
| Grampositieve diplokokken | Een type bacterie dat zich kenmerkt door zijn bolvormige uiterlijk (kokken) en de neiging om in paren te voorkomen (diplokokken). Streptococcus pneumoniae is een voorbeeld hiervan. |
| Humorale immuunrespons | Het deel van het immuunsysteem dat werkt via antilichamen die in de lichaamsvloeistoffen (humor) circuleren, zoals bloed en lymfe. |
| Immunosuppressie | Een verzwakking van het immuunsysteem, waardoor het lichaam vatbaarder wordt voor infecties, inclusief opportunistische infecties. |
| Invasieve infecties | Infecties waarbij pathogenen de normale barrières van het lichaam doorbreken en zich verspreiden naar normaal steriele lichaamsdelen, zoals de bloedbaan of hersenvliezen. |
| Meningokok (Neisseria meningitidis) | Een bacterie die voorkomt in de nasopharynx van mensen en die, hoewel meestal asymptomatisch dragerschap veroorzakend, ernstige invasieve infecties zoals meningitis en bacteriëmie kan veroorzaken. |
| Kolonisatie | De aanwezigheid en vermenigvuldiging van micro-organismen op een gastheeroppervlak, zoals de slijmvliezen, zonder noodzakelijkerwijs ziekte te veroorzaken. |
| Asymptomatisch dragerschap | De aanwezigheid van een ziekteverwekker in het lichaam zonder dat er klinische symptomen optreden, waardoor de persoon een bron van besmetting kan zijn. |
| Kapsel (bacterieel) | Een buitenste laag rondom bepaalde bacteriën, vaak bestaande uit polysachariden, die fungeert als een belangrijke virulentiefactor door bescherming te bieden tegen fagocytose en het immuunsysteem te ontwijken. |
| Anticomplementaire moleculen | Moleculen die door bacteriën worden geproduceerd om de werking van het complementsysteem van het immuunsysteem te remmen, wat helpt bij het ontwijken van de immuunrespons. |
| Moleculair switchen van oppervlakte antigenen | Het vermogen van sommige pathogenen om hun oppervlakte-eiwitten snel te veranderen, waardoor het immuunsysteem moeite heeft om specifieke antistoffen te handhaven. |
| IgAse | Een enzym geproduceerd door sommige bacteriën dat IgA-antilichamen afbreekt, wat de kolonisatie en infectie vergemakkelijkt. |
| Endotoxine (LPS) | Een component van de celwand van gramnegatieve bacteriën die, wanneer vrijgegeven, een krachtige ontstekingsreactie kan veroorzaken, leidend tot symptomen zoals shock en bloedingen. |
| Bacteriëmie | De aanwezigheid van bacteriën in de bloedbaan, wat kan leiden tot systemische infecties en ernstige complicaties. |
| Barrières | Fysische, chemische, microbiële en immunologische mechanismen die voorkomen dat vreemde organismen het lichaam binnendringen. |
| Normale flora | De verzameling van micro-organismen die van nature op en in het lichaam aanwezig zijn en een belangrijke barrièrefunctie vervullen. |
| Infectie | Symptomatische kolonisatie, waarbij micro-organismen ziekte veroorzaken. |
| Dysbiose | Een langdurige verstoring van de normale bacteriële flora, die kan leiden tot gezondheidsproblemen. |
| Fysische barrières | Structuren zoals de huid en slijmvliezen die het lichaam scheiden van de externe omgeving en de toegang van micro-organismen bemoeilijken. |
| Chemische barrière | Omgevingsfactoren zoals zuurstofspanning en pH, evenals antibacteriële stoffen zoals lysosoom en defensines, die de groei van micro-organismen remmen. |
| Lysosyme | Een enzym dat de peptidoglycaanlaag van bacteriële celwanden afbreekt, wat leidt tot cellysis. |
| Siderocaline | Een eiwit dat bacteriële sideroforen bindt, waardoor ijzer minder beschikbaar wordt voor bacteriële groei en het gemakkelijker kan worden opgenomen door immuuncellen. |
| Defensines | Korte, kationische peptiden die antimicrobiële eigenschappen bezitten en bacteriële, virale of schimmelmembranen kunnen binnendringen en beschadigen. |