Cover
Inizia ora gratuitamente module 7 deel 1.docx
Summary
# Compartimentalisering van hoofd en hals
Dit onderwerp beschrijft de functionele en structurele verdeling van het hoofd en de hals in verschillende compartimenten, waaronder de cerebrale en viscerale schedel, de halswervelzuil en vasculaire compartimenten.
### 1.1 Schedel (Cranium)
De schedel kan onderverdeeld worden in twee hoofdelementen: de cerebrale schedel (cranium cerebrale) en de viscerale schedel (cranium viscerale).
#### 1.1.1 Cerebrale schedel (Cranium cerebrale)
De cerebrale schedel vormt de beschermende "doos" voor de hersenen en de hersenvliezen. De bodem van de cerebrale schedel, ook wel de schedelbasis genoemd, bevat verbindingsopeningen tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Het gehoorapparaat is gelegen in het os temporale, dat deel uitmaakt van de schedelbasis, met de meatus acusticus internus (MAI) voor de 8ste hersenzenuw.
De botten van de cerebrale schedel, zoals het os frontale, os parietale en os temporale, zijn verbonden door suturen, wat fibreuze, vaste en onbeweeglijke verbindingen zijn.
* **Os frontale**: Vormt het voorste deel van de schedel en beschermt de frontale hersenkwabben. Het draagt bij aan de vorm van het voorhoofd en de oogkassen.
* **Arcus superciliaris**: Benige wenkbrauwbogen die het voorhoofdsbeen versterken en de oogkassen beschermen.
* **Glabella**: Het gladde, centrale punt tussen de wenkbrauwbogen.
* **Margo supraorbitalis**: De bovenrand van de orbita, die bescherming biedt aan het oog en dient als aanhechting voor weke delen.
* **Incisura supraorbitalis**: Een inkeping waardoor de n. supraorbitalis, a. en v. supraorbitalis passeren voor sensorische innervatie en bloedvoorziening van het voorhoofd.
* **Os parietale**: Vormt het grootste deel van de zij- en dakwand van de cerebrale schedel.
* **Os temporale**: Bevat het gehoor- en evenwichtsorgaan (cochlea, halfcirkelvormige kanalen) en vormt een deel van de schedelbasis en het kaakgewricht. Het heeft een processus zygomaticus die de arcus zygomaticus vormt samen met het os zygomaticum, en een processus mastoideus.
#### 1.1.2 Viscerale schedel (Cranium viscerale)
De viscerale schedel omvat de structuren van het aangezicht en de holtes daarin.
* **Orbitae**: De benige holten waarin de oogbollen, oogspieren, zenuwen en bloedvaten liggen. De canalis opticus, waardoor de 2e hersenzenuw passeert, bevindt zich hierin.
* **Neusholte**: Gekenmerkt door de nares (neusgaten) vooraan en de choanae achteraan, die uitmonden in de keelholte.
* **Neusbijholten (Paranasale sinussen)**: Luchtgevulde holten in de schedelbeenderen die de schedel lichter maken en bijdragen aan de stemklank.
* **Mondholte**: Gelegen onder de neusholte en orbitae, opent achteraan in de keelholte (orofarynx).
* **Keelholte (Pharynx)**: Het onderste deel, de laryngofarynx, bevindt zich in de hals en is gelegen achter het strottenhoofd (larynx). Hier kruisen de lucht- en voedselwegen elkaar.
#### 1.1.3 Kaakbeenderen
* **Maxilla**: Vormt de bovenkaak en een groot deel van het viscerale cranium. Het vormt de orbitabodem, het dak van de mondholte, en de mediale orbitarand via de processus zygomaticus. De processus alveolaris maxillae bevat de boventanden.
* **Foramen infraorbitale**: Doorgang voor de n. infraorbitalis, a. en v. infraorbitalis voor sensorische innervatie van wang, bovenlip en onderooglid.
* **Mandibula**: De onderkaak, die het kinprofiel bepaalt.
* **Processus alveolaris mandibulae**: Bevat de ondertanden.
* **Protuberantia mentalis**: De kin.
* **Foramen mentale**: Uitgang van het canalis mandibulae, waardoor de n. mentalis naar buiten komt voor bezenuwing van de huid van de kin.
* **Ramus mandibulae**: Vormt de opgaande tak van de mandibula.
* **Processus coronoideus**: Aanhechtingsplaats van de m. temporalis.
* **Processus condylaris (Caput mandibulae)**: Vormt het kaakgewricht met het os temporale.
* **Incisura mandibulae**: Inkeping voor doorgang van zenuwen en bloedvaten.
* **Foramen mandibulae**: Toegang tot het canalis mandibulae voor de n. alveolaris inferior.
#### 1.1.4 Schedelbasis en foramina
De schedelbasis bevat talrijke openingen (foramina) voor de doorgang van zenuwen, bloedvaten en het ruggenmerg.
* **Foramen magnum**: Opening in het os occipitale waardoor het ruggenmerg en de hersenstam passeren.
* **Condyli occipitales**: Gewrichtsvlakken op het os occipitale die articuleren met de atlas (C1) voor knikbewegingen van het hoofd.
* **Foramen jugulare**: Doorgang voor n. IX, X, XI en de v. jugularis interna.
* **Canalis caroticus**: Doorgang voor de a. carotis interna naar de hersenen.
* **Foramen lacerum**: Een opening die voornamelijk met kraakbeen is opgevuld.
* **Foramen spinosum**: Doorgang voor de a. meningea media.
* **Foramen ovale**: Doorgang voor de n. mandibularis (V3).
* **Foramen rotundum** (niet expliciet genoemd in dit fragment maar relevant): Doorgang voor n. maxillaris (V2).
* **Canalis opticus**: Doorgang voor n. opticus (II).
* **Meatus acusticus internus (MAI)**: Doorgang voor n. vestibulocochlearis (VIII) en n. facialis (VII).
#### 1.1.5 De 12 hersenzenuwen
De 12 hersenzenuwen spelen een cruciale rol in de innervatie van hoofd en hals:
I. Nervus olfactorius (reuk)
II. Nervus opticus (zicht)
III. Nervus oculomotorius (oogbewegingen, pupilvernauwing, ooglidheffing)
IV. Nervus trochlearis (oogbeweging)
V. Nervus trigeminus (gevoel gelaat, kauwspieren)
* V1 (oftalmicus): oogregio (sensibel)
* V2 (maxillaris): bovenkaak/gezicht (sensibel)
* V3 (mandibularis): onderkaak, kauwen (gemengd)
VI. Nervus abducens (abductie oog)
VII. Nervus facialis (mimiek, smaak voorste 2/3 tong, traan- en speekselklieren)
VIII. Nervus vestibulocochlearis (gehoor en evenwicht)
IX. Nervus glossopharyngeus (smaak achterste 1/3 tong, slikken, speeksel)
X. Nervus vagus (parasympathische innervatie, stem, slikken)
XI. Nervus accessorius (schouder- en hoofdbeweging)
XII. Nervus hypoglossus (tongbewegingen)
#### 1.1.6 Temporomandibulair Gewricht (TMJ)
Dit is een synoviaal gewricht dat de articulatie tussen de mandibula en het os temporale vormt. Het maakt bewegingen mogelijk zoals protrusie (onderkaak naar voren), retractie (onderkaak naar achteren), elevatie (mond sluiten) en depressie (mond openen), wat essentieel is voor kauwen en articulatie.
#### 1.1.7 Os hyoideum (Tongbeen)
Dit hoefijzervormige bot ligt onder de mandibula en boven de larynx. Het dient als ankerpunt voor diverse spieren van de mondbodem, hals en keelholte.
### 1.2 Hals (Collum)
De hals omvat de cervicale wervelzuil, die structurele ondersteuning biedt, en spierkolommen. Anatomisch gezien is de hals het vooraangelegen deel van de nek en bevat het de luchtweg, voedselweg, grote bloedvaten van en naar de hersenen, en structuren zoals het tongbeen.
#### 1.2.1 Spieren van de hals en nek
De spieren van de hals worden ingedeeld in oppervlakkige, middelste en diepe lagen.
* **Oppervlakkige laag**:
* **Platysma**: Direct onderhuidse spier betrokken bij angstreacties.
* **M. sternocleidomastoideus**: Belangrijke nekspier die zorgt voor flexie, rotatie en extensie van het hoofd. Bilaterale contractie buigt het hoofd, unilaterale contractie roteert en strekt het hoofd naar de contralaterale zijde.
* **Middelste laag**: Bevat infrahyoïdale spieren die het tongbeen en de larynx naar beneden trekken na de slikbeweging.
* **M. sternohyoideus**: Trekt het tongbeen naar beneden.
* **M. omohyoideus**: Trekt het tongbeen naar beneden.
* **M. sternothyroideus**: Trekt de larynx naar beneden.
* **Diepe laag**:
* **Scalenusspieren (anterior, medius, posterior)**: Belangrijk voor flexie en rotatie van de wervelzuil, en als hulpademhalingsspieren. De n. phrenicus loopt langs de scalenus anterior om het diafragma te bezenuwen.
* **Prevertebrale spieren**:
* **M. longus colli**: Flexie en laterale flexie van de wervelzuil.
* **M. longus capitis**: Flexie van het hoofd.
* **M. rectus capitis anterior**: Buigt het hoofd voorwaarts.
* **M. rectus capitis lateralis**: Buigt het hoofd zijwaarts.
#### 1.2.2 Plexus cervicalis
Dit netwerk van zenuwen, gevormd door de voorste takken van C1-C4 (met input van C1 en C5), bezenuwt de spieren en de huid van de nek.
* **Huidtakken**: Nervus occipitalis minor, n. auricularis magnus, n. transversus colli en nn. supraclaviculares.
* **Spingtakken**: N. phrenicus (diafragma), takken voor de infrahyoïdale spieren (ansa cervicalis), en takken voor de prevertebrale spieren en scalenusspieren.
#### 1.2.3 Spieren van hoofd en gelaat
Deze spieren omvatten de mimische spieren, die verantwoordelijk zijn voor gelaatsuitdrukkingen en worden bezenuwd door de n. facialis (VII), en spieren die betrokken zijn bij kauwen en slikken.
* **Mimische spieren**: Orbicularis oris, orbicularis oculi, en spieren van de neus en oor. De galea aponeurotica verbindt de voorste en achterste buik van de m. occipitofrontalis, die deel uitmaakt van de spieren van de scalp.
* **Slik- en mondbodemspieren**: M. stylohyoideus, m. mylohyoideus, m. geniohyoideus, m. digastricus (venter posterior en anterior).
### 1.3 Vasculair Compartiment
Het vasculaire compartiment bestaat uit bloedvaten en het circulerende bloed. Dit compartiment is essentieel voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen en hormonen door het lichaam en de organen.
> **Tip**: Begrip van de compartimentalisering is cruciaal voor het lokaliseren van pathologieën en het begrijpen van de verspreiding van infecties of bloedingen in het hoofd en de hals.
> **Voorbeeld**: Infecties in de mondbodem, geïnnerveerd door de n. V3, kunnen zich, afhankelijk van het specifieke compartiment, relatief lokaal beperken of zich via de vasculaire compartimenten verder verspreiden.
---
# Anatomie van de schedel: botten en verbindingen
Dit deel behandelt de samenstelling van de schedel, de verschillende schedelbotten, hun verbindingen zoals suturae, en het temporomandibulair gewricht, met focus op specifieke botten zoals het os frontale, maxilla, mandibula en temporale bot.
### 2.1 Algemene opbouw van de schedel
De schedel is opgebouwd uit twee hoofdzakelijk benige compartimenten:
* **Cranium cerebrale (hersenschedel):** Vormt een beschermende "doos" voor de hersenen en de hersenvliezen. De basis van de schedel bevat verbindingsopeningen die de hersenen koppelen aan de rest van het lichaam. Het gehoorapparaat bevindt zich in het os temporale (schedelbasis), met de meatus acusticus internus als doorgang voor de 8e hersenzenuw.
* **Cranium viscerale (aangezichtsschedel):** Omvat de orbitae (oogkassen) met de oogbollen, oogspieren, zenuwen en bloedvaten. Hierin bevinden zich ook de neusholte (met nares vooraan en choanae achteraan) en de neusbijholten (paranasale sinussen), die de schedel lichter maken en bijdragen aan de stemklank. De mondholte bevindt zich eronder en opent achteraan in de keelholte (oropharynx).
Sommige schedelbeenderen, met name die van het cerebrale cranium, bestaan uit een buitenzijde (lamina externa), een binnenzijde (lamina interna) en een spongieuze laag (diploë) ertussen. De botten van het viscerale cranium zijn vaak luchthoudend (paranasale sinussen).
### 2.2 Schedelbeenderen en hun kenmerken
#### 2.2.1 Os frontale (voorhoofdsbeen)
* Vormt het voorste deel van de schedel en beschermt de frontale hersenkwabben.
* Draagt bij aan de vorm van het voorhoofd en de oogkassen.
* Kenmerken:
* **Arcus superciliaris:** Benige wenkbrauwbogen die het voorhoofdsbeen versterken en de oogkassen beschermen.
* **Glabella:** Het gladde, centrale punt tussen de wenkbrauwbogen, een anatomisch oriëntatiepunt.
* **Margo supraorbitalis:** De bovenrand van de orbita, beschermt het oog en dient als aanhechting voor weke delen.
* **Incisura supraorbitalis:** Een inkeping in de margo supraorbitalis waar de nervus supraorbitalis, arteria en vena supraorbitalis passeren voor sensorische innervatie en bloedvoorziening van het voorhoofd.
* **Processus frontalis:** Draagt bij aan de mediale orbitarand en de benige neusrug.
#### 2.2.2 Maxilla (bovenkaakbeen)
* Vormt het grootste deel van het viscerale cranium.
* Vormt de orbitabodem en het dak van de mondholte.
* Kenmerken:
* **Processus alveolaris maxillae:** Bevat de acht boventanden per zijde en speelt een rol bij kauwen en articulatie.
* **Foramen infraorbitale:** Doorgang voor de nervus infraorbitalis, arteria en vena infraorbitalis, wat zorgt voor sensorische innervatie van de wang, bovenlip en het onderooglid.
* **Processus zygomaticus van de maxilla:** Vormt het mediale deel van de orbitarand en draagt bij aan de onderrand van de orbita.
#### 2.2.3 Mandibula (onderkaakbeen)
* Vormt de kin en bepaalt het anterieure profiel van het aangezicht.
* Bevat de acht onderkaaktanden per zijde, die contact maken met de boventanden in occlusie.
* Kenmerken:
* **Protuberantia mentalis (kin):** Met links en rechts tuberculum mentale.
* **Foramen mentale:** Uitgang van het canalis mandibulae, waar de nervus mentalis naar buiten komt voor de bezenuwing van de huid van de kin.
* **Ramus mandibulae:** Verticale tak met:
* **Processus coronoideus:** Aanhechtingsplaats van de musculus temporalis, verantwoordelijk voor elevatie van de mandibula.
* **Processus condylaris:** Bestaat uit het caput mandibulae (gewrichtsoppervlak) en collum mandibulae. Articuleert met het os temporale om het kaakgewricht te vormen.
* **Incisura mandibulae:** Inkeping tussen de processus coronoideus en condylaris, doorlaat voor zenuwen en bloedvaten.
* **Corpus mandibulae:** Horizontaal deel dat de tandbogen draagt.
* **Foramen mandibulae (binnenzicht):** Toegang voor de nervus alveolaris inferior, die verantwoordelijk is voor de gevoeligheid van de ondertanden. De nervus mentalis is de eindtak hiervan.
* **Lingula mandibulae:** Een benig lipje dat het foramen mandibulae bedekt en belangrijk is voor lokale anesthesie.
* **Tuberositas pterygoidea:** Aanhechtingsplaats van de musculus pterygoideus medialis.
* **Linea mylohyoidea:** Aanhechtingsplaats van de mondbodemspieren, met een impressie voor de glandula sublingualis erboven.
* **Spina mentalis:** Kleine benige uitsteeksels voor aanhechting van de musculus genioglossus en geniohyoideus.
* **Fossa digastrica:** Aanhechtingsplaats voor de venter anterior van de musculus digastricus.
#### 2.2.4 Os temporale (slaapbeen)
* Vormt een deel van de schedelbasis en de laterale schedelwand.
* Bevat het gehoor (slakkenhuis of cochlea) en het evenwichtsorgaan (halfcirkelvormige kanalen).
* Belangrijke structuren:
* **Meatus acusticus externus (MAE):** De uitwendige gehoorgang.
* **Processus zygomaticus:** Vormt samen met de processus temporalis van het os zygomaticum de arcus zygomaticus.
* **Processus mastoideus:** Achter de MAE gelegen uitsteeksel, aanhechtingsplaats voor spieren.
* **Fossa mandibularis:** Gewrichtskom voor het temporomandibulair gewricht.
* **Tuberculum articulare:** Vooraan gelegen uitsteeksel in de fossa mandibularis, onderdeel van het kaakgewricht.
* **Processus styloideus:** Aanhechtingspunt voor spieren en ligamenten van tong, keel en strottenhoofd, betrokken bij slikken en spreken.
* **Canalis caroticus:** Doorgang voor de arteria carotis interna.
* **Foramen jugulare:** Doorgang voor craniale zenuwen IX, X, XI en de vena jugularis interna.
* **Foramen lacerum:** Voornamelijk opgevuld met kraakbeen.
* **Foramen spinosum:** Doorgang voor de arteria meningea media.
* **Foramen ovale:** Doorgang voor de nervus mandibularis (V3).
#### 2.2.5 Os occipitale (achterhoofdsbeen)
* Vormt het achterste deel van de schedelbasis.
* Beschermt de achterste hersenkwabben en vormt de overgang naar de wervelkolom.
* Kenmerken:
* **Foramen magnum:** Groot achterhoofdsgat, doorgang voor het ruggenmerg en de hersenstam.
* **Condyli occipitales:** Gewrichtsvlakken die articuleren met de atlas (C1), maken knikbewegingen van het hoofd mogelijk.
* **Protuberantia occipitalis externa:** Uitsteeksel aan de buitenzijde van het achterhoofdsbeen.
* **Lineae nuchae (superior en inferior):** Benige lijnen voor aanhechting van spieren.
* **Crista occipitalis externa:** Benige kam tussen de protuberantia en het foramen magnum.
#### 2.2.6 Os sphenoidale (wiggenbeen)
* Centraal gelegen bot aan de schedelbasis, verbindt vele schedelbeenderen.
* Onderdelen:
* **Corpus:** Bevat de sinus sphenoidalis.
* **Ala maior:** Vormt deel van de schedelbasis, de laterale schedelwand en de orbita.
* **Ala minor:** Vormt deel van het orbitadak en begrenst de canalis opticus.
* **Processus pterygoideus:** Met lamina medialis en lateralis, aanhechtingsplaats voor kauwspieren.
#### 2.2.7 Vomer
* Vormt het achterste/inferieure deel van het neustussenschot, dat de linker en rechter neusholte scheidt.
### 2.3 Verbindingen van de schedelbeenderen (Suturae)
Schedelbeenderen zijn met elkaar verbonden door **suturae**, dit zijn fibreuze, vaste verbindingen die beweging tussen de botten voorkomen. Belangrijke suturae zijn:
* **Sutura sagittalis:** Verbinding tussen de twee os parietale (wandbeenderen).
* **Sutura coronalis:** Verbinding tussen het os frontale (voorhoofdsbeen) en de os parietale.
* **Sutura squamosa:** Verbinding tussen het os parietale en de squama van het os temporale.
* **Sutura temporozygomatica:** Verbinding tussen het os temporale en het os zygomaticum (jukbeen).
* **Sutura lambdoidea:** Verbinding tussen het os occipitale (achterhoofdsbeen) en de os parietale.
* **Sutura occipitomastoidea:** Verbinding tussen het os occipitale en het os temporale.
### 2.4 Het temporomandibulair gewricht (Articulatio Temporomandibularis - TMJ)
Dit is een synoviaal gewricht tussen het caput mandibulae en de fossa mandibularis van het os temporale.
* **Onderdelen:**
* **Capsula articularis:** Het gewrichtskapsel, versterkt door ligamenten.
* **Discus articularis:** Een kraakbeen schijf die de gewrichtsholte verdeelt en de congruentie tussen de gewrichtsoppervlakken verbetert.
* **Ligamenten:**
* Ligamentum laterale: Versterkt de buitenkant van het gewricht.
* Ligamentum stylomandibulare: Ligt aan de mediale zijde.
* Ligamentum sphenomandibulare: Ligt aan de mediale zijde.
* **Bewegingen:** Het TMJ maakt complexe bewegingen mogelijk die essentieel zijn voor kauwen en spreken.
* **Protrusie:** Onderkaak beweegt naar voren.
* **Retractie:** Onderkaak beweegt naar achteren (rustpositie).
* **Elevatie:** Onderkaak beweegt omhoog (mond sluiten).
* **Depressie:** Onderkaak beweegt omlaag (mond openen).
### 2.5 Craniale zenuwen en hun verbindingen met de schedel
De schedel bevat vele foramina die doorgang verlenen aan de 12 craniale zenuwen:
* **Nervus olfactorius (I):** Reuk.
* **Nervus opticus (II):** Zicht (via canalis opticus).
* **Nervus oculomotorius (III), Nervus trochlearis (IV), Nervus abducens (VI):** Oogbewegingen (via fissura orbitalis superior).
* **Nervus trigeminus (V):** Gevoel gelaat, kauwspieren. V1 (ophthalmicus), V2 (maxillaris, via foramen rotundum), V3 (mandibularis, via foramen ovale).
* **Nervus facialis (VII):** Mimiek, smaak (via meatus acusticus internus).
* **Nervus vestibulocochlearis (VIII):** Gehoor en evenwicht (via meatus acusticus internus).
* **Nervus glossopharyngeus (IX), Nervus vagus (X), Nervus accessorius (XI):** Slikken, stem, autonome functies (via foramen jugulare).
* **Nervus hypoglossus (XII):** Tongbewegingen (via canalis hypoglossi).
### 2.6 Hyoid (Tongbeen)
Het hyoid is een U-vormig bot dat onder de mandibula en boven de larynx ligt. Het dient als ankerpunt voor diverse spieren en ligamenten die betrokken zijn bij slikken, spreken en mondbewegingen.
### 2.7 Spieren van de hals en nek
De hals is opgedeeld in verschillende spierlagen die stabiliteit, beweging en ademhalingsondersteuning bieden.
* **Oppervlakkige laag:** Musculus platysma (onderhuids), musculus sternocleidomastoideus (belangrijk voor hoofd- en nekbewegingen).
* **Middelste laag:** Infrahyoidale spieren (musculus sternohyoideus, omohyoideus, sternothyroideus) die de larynx en het hyoid naar beneden trekken.
* **Diepe laag:**
* **Laterale groep (Scalenusspieren):** Musculus scalenus anterior, medius en posterior. Betrokken bij nekflexie, rotatie en ademhalingsondersteuning. Ze bevatten ook de doorgang voor de nervus phrenicus en de arteria subclavia.
* **Prevertebrale spieren:** Musculus longus colli, longus capitis, rectus capitis anterior en lateralis. Belangrijk voor nekflexie en stabiliteit.
#### 2.7.1 Plexus cervicalis
Een netwerk van zenuwen (rr anteriores C1-C4) dat motorische en sensorische innervatie biedt aan de nekspieren, huid van de hals en de huid van het achterhoofd. De **nervus phrenicus** (van C3-C4-C5) ontspringt hieruit en innerveert het diafragma.
### 2.8 Spieren van het hoofd en gelaat
* **Mimische spieren:** Bezenuwd door de nervus facialis (VII), verantwoordelijk voor gelaatsuitdrukkingen. Voorbeelden zijn de musculus orbicularis oris (mond) en orbicularis oculi (oog).
* **Kauwspieren:** Bezenuwd door de nervus trigeminus (V3). Belangrijke spieren zijn de musculus temporalis, masseter, pterygoideus medialis en lateralis.
* **Andere spieren:** Musculus stylohyoideus, mylohyoideus, geniohyoideus, digastricus (venter anterior en posterior), die betrokken zijn bij bewegingen van de mandibula, hyoid en mondbodem.
> **Tip:** Het onthouden van de oorsprong en insertie van de halsspieren is cruciaal voor het begrijpen van hun functie bij hoofd- en nekbewegingen. Let op de relatie van de scalenusspieren met de arteria subclavia en de nervus phrenicus.
> **Voorbeeld:** De musculus sternocleidomastoideus is een prominente spier die, bij bilaterale contractie, het hoofd buigt (flexie) en bij unilaterale contractie het hoofd draait en de kin naar de contralaterale schouder brengt (rotatie en extensie). Dysfunctie kan leiden tot torticollis.
---
# De craniale zenuwen en hun functies
Dit hoofdstuk biedt een gedetailleerd overzicht van de twaalf craniale zenuwen, inclusief hun numerieke aanduiding, specifieke functies (sensorisch, motorisch of gemengd), en hun innervatiegebieden in het hoofd en de hals, met een handig ezelsbruggetje voor memorisatie.
### 3.1 Overzicht van de 12 craniale zenuwen
De craniale zenuwen zijn zenuwen die direct uit de hersenen ontspringen en het hoofd, de hals en delen van de romp innerveren. Ze worden aangeduid met Romeinse cijfers van I tot XII.
#### 3.1.1 Lijst van craniale zenuwen met hun functies
Hieronder volgt een opsomming van de twaalf craniale zenuwen, met hun Romeinse cijferaanduiding en hun primaire functies:
* **Nervus olfactorius (I):** Verantwoordelijk voor de reukzin (sensorisch).
* **Nervus opticus (II):** Verantwoordelijk voor het zicht (sensorisch). Deze zenuw passeert door de canalis opticus in de schedelbasis.
* **Nervus oculomotorius (III):** Innerveert de oogbewegingen, zorgt voor pupilvernauwing en het optillen van het ooglid (motorisch).
* **Nervus trochlearis (IV):** Innerveert een specifieke oogbeweging, namelijk de musculus obliquus superior (motorisch).
* **Nervus trigeminus (V):** Een gemengde zenuw die zorgt voor de sensibiliteit van het gelaat en de motorische aansturing van de kauwspieren.
* **V1 (Oftalmisch):** Sensibele innervatie van de oogregio.
* **V2 (Maxillair):** Sensibele innervatie van de bovenkaak en het gelaat. De nervus infraorbitalis, een tak van V2, passeert door het foramen infraorbitale en innerveert de wang, bovenlip en het onderooglid.
* **V3 (Mandibulair):** Gemengde innervatie van de onderkaak en de kauwspieren. De nervus mentalis, een eindtak van de nervus alveolaris inferior (onderdeel van V3), innerveert de huid van de kin via het foramen mentale.
* **Nervus abducens (VI):** Verantwoordelijk voor de abductie van het oog, door de musculus rectus lateralis aan te sturen (motorisch).
* **Nervus facialis (VII):** Een gemengde zenuw die betrokken is bij gelaatsuitdrukkingen (mimiek), de smaak voor de voorste twee derden van de tong, en de aansturing van traan- en speekselklieren. De nervus facialis innerveert ook de platysma, een spier onder de huid van de hals en het aangezicht.
* **Nervus vestibulocochlearis (VIII):** Verantwoordelijk voor het gehoor en het evenwicht (sensorisch). Deze zenuw verlaat de schedel via de Meatus acusticus internus (MAI).
* **Nervus glossopharyngeus (IX):** Een gemengde zenuw die instaat voor de smaak van de achterste derde van de tong, het slikken en de speekselproductie.
* **Nervus vagus (X):** Een uitgebreid gemengde zenuw met een belangrijke rol in de parasympathische innervatie van de thorax en abdomen, de stemproductie en het slikken.
* **Nervus accessorius (XI):** Innerveert de spieren voor schouder- en hoofdbewegingen, met name de musculus trapezius en musculus sternocleidomastoideus (motorisch).
* **Nervus hypoglossus (XII):** Verantwoordelijk voor de motorische aansturing van de tongbewegingen.
#### 3.1.2 Ezelsbruggetje
Een handig ezelsbruggetje om de volgorde van de craniale zenuwen te onthouden is:
"Op Ons Oude Tuin Terras At Frans Verse Groenten Van Albert Heijn"
* **O**p: Nervus **O**lfactorius (I)
* **O**ns: Nervus **O**pticus (II)
* **O**ude: Nervus **O**culomotorius (III)
* **T**uin: Nervus **T**rochlearis (IV)
* **T**erras: Nervus **T**rigeminus (V)
* **A**t: Nervus **A**bducens (VI)
* **F**rans: Nervus **F**acialis (VII)
* **V**erse: Nervus **V**estibulocochlearis (VIII)
* **G**roenten: Nervus **G**lossopharyngeus (IX)
* **V**an: Nervus **V**agus (X)
* **A**lbert: Nervus **A**ccessorius (XI)
* **H**eijn: Nervus **H**ypoglossus (XII)
#### 3.1.3 Relatie met schedelanatomie
De craniale zenuwen ontspringen uit de hersenstam en verlaten de schedel via specifieke openingen (foramina) in de schedelbasis. Enkele belangrijke foramina en hun relatie tot craniale zenuwen zijn:
* **Canalis opticus:** Doorgang voor de Nervus opticus (II).
* **Meatus acusticus internus (MAI):** Doorgang voor de Nervus facialis (VII) en Nervus vestibulocochlearis (VIII).
* **Foramen infraorbitale:** Doorgang voor de nervus infraorbitalis (tak van V2), die sensorische innervatie biedt aan de wang, bovenlip en het onderooglid.
* **Foramen mentale:** Uitgang van de nervus mentalis (eindtak van V3), die de huid van de kin innerveert.
* **Foramen ovale:** Doorgang voor de nervus mandibularis (V3), die motorische en sensorische innervatie verzorgt voor de kauwspieren en de onderkaak.
* **Foramen jugulare:** Doorgang voor de Nervus glossopharyngeus (IX), Nervus vagus (X) en Nervus accessorius (XI), evenals de vena jugularis interna.
**Tip:** Het is cruciaal om de anatomie van de schedelbasis en de specifieke foramina te kennen om te begrijpen hoe de craniale zenuwen hun trajecten volgen en welke structuren zij innerveren.
### 3.2 Specifieke functies en innervatiegebieden
De functies van de craniale zenuwen variëren van sensorische waarnemingen zoals zicht en gehoor, tot motorische controle van spieren voor beweging, slikken en spraak.
#### 3.2.1 Sensorische functies
* **Reuk (I):** Detectie van geuren.
* **Zicht (II):** Waarneming van visuele informatie.
* **Gevoel van het gelaat (V1, V2):** Tact, temperatuur en pijn van het voorhoofd, de ogen, de bovenkaak en het gebied rond de neus en wangen.
* **Smaak (VII, IX):** Smaakperceptie van de tong.
* **Gehoor (VIII):** Verwerking van geluidstrillingen.
* **Evenwicht (VIII):** Waarneming van positie en beweging van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht.
#### 3.2.2 Motorische functies
* **Oogbewegingen (III, IV, VI):** Coördinatie van de zes oogspieren voor precieze oogbewegingen.
* **Pupilreactie (III):** Vernauwing van de pupil als reactie op licht.
* **Ooglidheffing (III):** Het openen van de ogen.
* **Mimiek (VII):** Aansturing van de gezichtsspieren voor uitdrukkingen.
* **Kauwspieren (V3):** Spieren betrokken bij het openen, sluiten en bewegen van de onderkaak.
* **Slikken (IX, X, XII):** Coördinatie van spieren in de keel en tong.
* **Spraak (X, XII):** Motorische controle van de stembanden en de tong.
* **Hoofd- en schouderbewegingen (XI):** Aansturing van de musculus sternocleidomastoideus en musculus trapezius.
* **Tongbewegingen (XII):** Complexe bewegingen van de tong voor spraak en slikken.
#### 3.2.3 Gemengde functies
Zenuwen met gemengde functies bevatten zowel sensorische als motorische vezels, zoals de Nervus trigeminus (V), Nervus facialis (VII), Nervus glossopharyngeus (IX) en Nervus vagus (X). Deze zenuwen spelen een cruciale rol in het integreren van zintuiglijke informatie met motorische reacties.
**Voorbeeld:** De Nervus facialis (VII) is verantwoordelijk voor de motorische aansturing van de mimische spieren, maar innerveert ook de smaakpapillen op de tong.
### 3.3 Spieren geïnnerveerd door craniale zenuwen
Diverse spieren in het hoofd en de hals worden aangestuurd door craniale zenuwen, wat essentieel is voor functies als kauwen, slikken, spreken en gezichtsuitdrukkingen.
* **Kauwen:** De kauwspieren, waaronder de musculus temporalis en musculus masseter, worden motorisch geïnnerveerd door de Nervus mandibularis (V3), een tak van de Nervus trigeminus.
* **Slikken:** Een complex proces waarbij meerdere craniale zenuwen betrokken zijn, waaronder de Nervus glossopharyngeus (IX), Nervus vagus (X) en Nervus hypoglossus (XII). Spieren zoals de musculus stylohyoideus, musculus mylohyoideus, musculus geniohyoideus, musculus digastricus (venter posterior en anterior) en spieren van de keelholte worden hierbij aangestuurd.
* **Mimiek:** De zogenaamde mimische spieren, zoals de orbicularis oris en de orbicularis oculi, worden motorisch geïnnerveerd door de Nervus facialis (VII).
* **Hals- en nekbewegingen:** De musculus sternocleidomastoideus en musculus trapezius, essentieel voor hoofd- en schouderbewegingen, worden geïnnerveerd door de Nervus accessorius (XI). De scalenusspieren en prevertebrale spieren (zoals de musculus longus colli en musculus longus capitis) zijn betrokken bij de stabiliteit en beweging van de wervelkolom en nek. De musculus platysma, een oppervlakkige halsspier, wordt ook motorisch geïnnerveerd door de Nervus facialis (VII).
* **Tongbewegingen:** Alle intrinsieke en extrinsieke tongspieren worden motorisch aangestuurd door de Nervus hypoglossus (XII).
**Tip:** Bestudeer de relatie tussen specifieke spieren in het hoofd en de hals en de craniale zenuwen die deze innerveren. Dit is van groot belang voor het begrijpen van neurologische uitvalverschijnselen.
---
# Spieren van de hals, nek en het gezicht
4. Spieren van de hals, nek en het gezicht
Dit onderwerp behandelt de anatomie en functie van de diverse spierlagen van de hals, de prevertebrale en scalenusspieren, evenals de gezichts- en mimische spieren, inclusief hun bezenuwing.
### 4.1 Oppervlakkige spierlaag van de hals
De oppervlakkige spierlaag van de hals bevat voornamelijk de platysma en de musculus sternocleidomastoideus.
#### 4.1.1 Musculus platysma
De platysma is een dunne, oppervlakkige huidspier die direct onder de huid van de nek ligt.
* **Origo**: Vormt zich vanuit de huid van de nek en de thorax.
* **Insertie**: Loopt naar boven toe uitwaaierend naar de onderkaak (mandibula) en de huid van het gezicht.
* **Bezenuwing**: Wordt motorisch geïnnerveerd door de nervus facialis (VII).
* **Functie**: Speelt een rol bij angstreacties en kan de huid van de nek en het onderste deel van het gezicht aanspannen.
#### 4.1.2 Musculus sternocleidomastoideus
Deze grote, opvallende spier vormt de grootste spier aan de zijkant van de hals.
* **Origo**: Ontspringt vanaf het sternum (manubrium sterni) en de clavicula (mediale einde van de dorsale clavicularand). Er is een fossa supraclavicularis minor tussen de claviculakop en het sternum.
* **Insertie**: Loopt naar achteren en boven om te insereren op het processus mastoideus van het os temporale en de linea nuchae superior van het os occipitale.
* **Bezenuwing**: Wordt motorisch geïnnerveerd door de nervus accessorius (XI) en de plexus cervicalis.
* **Functie**:
* **Bilaterale contractie**: Flexie van het hoofd (het hoofd naar voren buigen).
* **Unilaterale contractie**: Draaien en extensie van het hoofd (naar de contralaterale zijde).
* **Pathologie**: Een verstijving of verkorting van deze spier kan leiden tot torticollis (scheve nek), wat postnataal kan ontstaan na een geboortetrauma of door myositis (spierontsteking).
### 4.2 Middelste spierlaag van de hals
De middelste spierlaag van de hals, ook wel de infrahyoïdale spieren genoemd, bevindt zich aan de voorkant van de hals en speelt een rol bij de beweging van het tongbeen (os hyoideum) en de larynx.
* **Musculus sternohyoideus**:
* **Origo**: Van de achterzijde van het manubrium sterni en de articulatio sternoclavicularis.
* **Insertie**: Op het os hyoideum.
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de ansa cervicalis (afkomstig van de nervus hypoglossus (XII) en de cervicale zenuwen C1-C3).
* **Functie**: Trekt het os hyoideum naar beneden, voornamelijk na de slikbeweging.
* **Musculus omohyoideus**: Deze spier heeft twee buiken (venter).
* **Origo**: Venter inferior ontspringt vanaf het ligamentum transversum scapulae.
* **Verloop**: De tussenpees (tendon) loopt mediaal en ventraal, onder de vatenbundel (vena jugularis/arteria carotis) door, waarna de venter superior vertrekt.
* **Insertie**: Op het os hyoideum, lateraal van de musculus sternohyoideus.
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de ansa cervicalis (afkomstig van de nervus hypoglossus (XII) en de cervicale zenuwen C1-C3).
* **Musculus sternothyroideus**:
* **Origo**: Van de achterzijde van het manubrium sterni.
* **Insertie**: Op het schildkraakbeen (cartilago thyroidea).
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de ansa cervicalis (afkomstig van de nervus hypoglossus (XII) en de cervicale zenuwen C1-C3).
* **Functie**: Trekt de larynx naar beneden na de slikbeweging.
* **Musculus thyrohyoideus**: (Niet altijd expliciet in de middenste laag gerekend, maar nauw verwant en vaak geassocieerd met de infrahyoïdale spieren).
* **Origo**: Van de cartilago thyroidea.
* **Insertie**: Op het os hyoideum.
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de ansa cervicalis (afkomstig van de nervus hypoglossus (XII) en de cervicale zenuwen C1).
* **Functie**: Hef het strottenhoofd of daalt het os hyoideum; belangrijk bij spreken en slikken.
### 4.3 Diepe spierlaag van de hals
De diepe spierlaag van de hals wordt omgeven door de diepe halsfascia (fascia cervicalis, lamina prevertebralis) en omvat de scalenusspieren en de prevertebrale spieren.
#### 4.3.1 Scalenusspieren (Laterale groep)
De scalenusspieren bevinden zich aan de zijkant van de hals en zijn belangrijk voor de ademhaling en beweging van de nek.
* **Musculus scalenus anterior**:
* **Origo**: Tuberculum anterius van de processus transversus van de cervicale wervels C3 tot C6.
* **Insertie**: Op het tuberculum musculi scaleni anterioris op de eerste rib (rib 1) aan de voorzijde. De nervus phrenicus (C3-C5) loopt vanuit de plexus cervicalis langs de laterale zijde van deze spier om het diafragma te bezenuwen. De vena subclavia buigt over rib 1 vóór deze spier, terwijl de arteria subclavia erachter loopt.
* **Functie**: Helpt bij flexie en rotatie van de wervelzuil; is een hulpademhalingsspier door tractie op rib 1.
* **Musculus scalenus medius**:
* **Origo**: Aan de zijrand van de sulcus spinalis van de cervicale wervels C1 tot C6.
* **Insertie**: Op de eerste rib (rib 1), achter de groeve waar de arteria subclavia loopt. De plexus brachialis (voor motorische bezenuwing van de arm) loopt tussen de scalenus anterior en medius.
* **Functie**: Helpt bij flexie en rotatie van de wervelzuil; is een hulpademhalingsspier door tractie op rib 1.
* **Musculus scalenus posterior**:
* **Origo**: Tuberculum posterius van de processus transversus van de cervicale wervels C4 tot C6.
* **Insertie**: Op de craniale rand van de tweede rib (rib 2).
* **Functie**: Helpt bij flexie en rotatie van de wervelzuil; is een hulpademhalingsspier door tractie op rib 2.
* **Algemene functie scalenusspieren**: Flexie en rotatie van de wervelzuil. Als hulpademhalingsspieren trekken ze de ribben omhoog.
* **Bezenuwing scalenusspieren**: Takjes van de plexus cervicalis en plexus brachialis.
#### 4.3.2 Prevertebrale spieren
Deze spieren liggen direct voor de cervicale wervels.
* **Musculus longus colli**:
* **Origo**: Tussen de wervels en de processus transversi van de cervicale en bovenste thoracale wervels (T1-T3). Bestaat uit drie bundels: een onderste schuine bundel, een bovenste schuine bundel en een rechte bundel.
* **Insertie**: Op de processus transversi en de wervellichamen van de cervicale wervels, inclusief de atlas (C1).
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de plexus cervicalis.
* **Functie**: Flexie van het hoofd en de nek, en stabilisatie van de cervicale wervelzuil. Kan ook helpen bij contralaterale rotatie.
* **Musculus longus capitis**:
* **Origo**: Op de processus transversi van de cervicale wervels C3 tot C6.
* **Insertie**: Op de pars basilaris van het os occipitale (achterhoofd).
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de plexus cervicalis.
* **Functie**: Flexie van het hoofd.
* **Musculus rectus capitis anterior**:
* **Origo**: Op de basis van de processus transversus van de atlas (C1).
* **Insertie**: Op de pars basilaris van het os occipitale.
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de plexus cervicalis.
* **Functie**: Knikt het hoofd naar voren.
* **Musculus rectus capitis lateralis**:
* **Origo**: Op de bovenzijde van de processus transversus van de atlas (C1).
* **Insertie**: Op de processus jugularis van het os occipitale.
* **Bezenuwing**: Geïnnerveerd door de plexus cervicalis.
* **Functie**: Buigt het hoofd ipsilateraal (naar dezelfde kant).
### 4.4 Plexus cervicalis
De plexus cervicalis is een netwerk van zenuwen gevormd door de voorste rami van de cervicale wervels C1-C4, met enige input van C5.
* **Motorische takken**:
* **Nervus phrenicus**: (C3, C4, C5) Bezenuwt het diafragma, de belangrijkste ademhalingsspier.
* **Ansa cervicalis**: Vormt de bezenuwing voor de infrahyoïdale spieren (m. sternohyoideus, m. omohyoideus, m. sternothyroideus). De ansa bestaat uit een radix superior (van C1) en een radix inferior (van C2-C3).
* Takken voor de prevertebrale spieren (m. longus capitis en m. longus colli) en de scalenusspieren.
* **Huidtakken**:
* **Nervus occipitalis minor** (van C2): Bezenuwt de huid en de achterste schedelhuid (scalp) achter het oor.
* **Nervus auricularis magnus** (van C2-C3): Bezenuwt de huid van de oorschelp, de huid over de glandula parotis en over het processus mastoideus.
* **Nervus transversus colli** (van C2-C3): Loopt naar mediaal anterior om de voorste huid van de hals te bezenuwen.
* **Nervi supraclaviculares** (van C3-C4): Bezenuwen de huid boven het sleutelbeen.
* **Posterior takken**:
* **Nervus suboccipitalis** (dorsale tak C1): Bezenuwt de kleine spiertjes in de suboccipitale driehoek (m. rectus capitis anterior en lateralis).
* **Nervus occipitalis maior** (dorsale tak C2): Bezenuwt een groot deel van de achterhoofdshuid.
* **Nervus occipitalis tertius** (dorsale tak C3): Bezenuwt huid onder het achterhoofd.
### 4.5 Spieren van het hoofd en gelaat
Deze spieren omvatten de spieren die het hoofd, de kaak en de gelaatstrekken bewegen.
#### 4.5.1 Kauwspieren en tongbeen-gerelateerde spieren
* **Musculus stylohyoideus**:
* **Origo**: Processus styloideus van het os temporale.
* **Insertie**: Op het os hyoideum, rond de pees van de m. digastricus.
* **Bezenuwing**: Nervus facialis (VII).
* **Functie**: Trekt het tongbeen naar boven en naar achteren, belangrijk bij slikken.
* **Musculus mylohyoideus**:
* **Origo**: Linea mylohyoidea op de binnenzijde van de mandibula.
* **Insertie**: Vormt de mondbodem; een centrale pezige verbinding (raphe) met de tegenoverliggende spier, en insertie op het os hyoideum.
* **Bezenuwing**: Nervus mandibularis (V3), ramus mylohyoideus.
* **Functie**: Vormt en heft de mondbodem; helpt bij slikken.
* **Musculus geniohyoideus**:
* **Origo**: Op de spina mentalis (onderste bultjes) van de mandibula.
* **Insertie**: Op het os hyoideum.
* **Bezenuwing**: Nervus hypoglossus (XII), via de ansa cervicalis.
* **Functie**: Trekt de mandibula en het os hyoideum naar elkaar toe; helpt bij slikken en spreken.
* **Musculus digastricus**: Bestaat uit twee buiken.
* **Venter posterior**:
* **Origo**: Incisura mastoidea van het os temporale.
* **Insertie**: Via een tussenpees (die de pees van de m. stylohyoideus omgeeft) aan het os hyoideum.
* **Bezenuwing**: Nervus facialis (VII).
* **Functie**: Trekt het os hyoideum naar achteren en omhoog.
* **Venter anterior**:
* **Origo**: Van de tussenpees aan het os hyoideum.
* **Insertie**: Op de fossa digastrica op de mandibula.
* **Bezenuwing**: Nervus mandibularis (V3).
* **Functie**: Trekt het os hyoideum naar boven; helpt bij het openen van de mond.
#### 4.5.2 Mimische spieren
De mimische spieren zijn verantwoordelijk voor gelaatsuitdrukkingen en worden voornamelijk geïnnerveerd door de nervus facialis (VII). Ze hechten aan de huid of aan andere mimische spieren, in plaats van aan bot.
* **Orbicularis oris**: Ringvormige spier rond de mond, betrokken bij spreken, eten en lippen sluiten.
* **Musculus occipitofrontalis**: Bestaat uit een voorste buik (frontalis) en een achterste buik (occipitalis), verbonden door de galea aponeurotica. Betrokken bij het optrekken van de wenkbrauwen. De frontalis is gelegen boven het os frontale en de occipitalis boven het os occipitale.
* **Orbicularis oculi**: Ringvormige spier rond het oog, betrokken bij knipperen en het sluiten van de oogleden.
* **Mimische spieren van de neus**: Diverse kleine spieren die de neusgaten en de neusrug vormen.
* **Mimische spieren van het oor**: Kleine spieren die de oorschelp kunnen bewegen (hoewel beperkt bij mensen).
De documentatie beschrijft ook de structuren van de schedel die relevant zijn voor de aanhechting van deze spieren, zoals de processus zygomaticus, mandibula (met processus coronoideus, processus condylaris, angulus mandibulae), en de verschillende foramina en incisurae waar zenuwen en bloedvaten passeren (bijv. foramen infraorbitale, foramen mentale, foramen mandibulae). De articulatio temporomandibularis, het kaakgewricht, is essentieel voor de bewegingen van de mandibula, zoals protrusie, retractie, elevatie en depressie, welke cruciaal zijn voor kauwen en spreken.
### 4.6 Anatomische context van de hals
De hals wordt gekenmerkt door de cervicale wervelzuil en de spierkolom. Vooraan in de hals bevinden zich de luchtweg, voedselweg, grote bloedvaten naar de hersenen, en het tongbeen (os hyoideum). Het onderste deel van de keelholte, de laryngofarynx, bevindt zich in de hals en is een kruispunt voor lucht en voedsel.
### 4.7 Craniale zenuwen relevant voor de hals en het gezicht
De volgende craniale zenuwen spelen een cruciale rol:
* **Nervus trigeminus (V)**: Sensibele innervatie van het gelaat (V1, V2) en motorische innervatie van de kauwspieren (V3).
* **Nervus facialis (VII)**: Motorische innervatie van de mimische spieren, smaak voorste 2/3 tong, en bezenuwing van traan- en speekselklieren.
* **Nervus accessorius (XI)**: Motorische innervatie van de musculus sternocleidomastoideus en musculus trapezius.
* **Nervus hypoglossus (XII)**: Motorische innervatie van de tongspieren en levert vezels aan de ansa cervicalis voor de infrahyoïdale spieren.
> **Tip**: Het goed begrijpen van de bezenuwing van de mimische spieren door de nervus facialis is essentieel voor het diagnosticeren van aandoeningen zoals aangezichtsverlamming.
> **Tip**: De ansa cervicalis is een belangrijk voorbeeld van een "poot" gevormd door zenuwen uit verschillende cervicale segmenten die een specifieke groep spieren bezenuwt.
---
# Vorming en functie van het hyoid bot en de plexus cervicalis
Dit gedeelte beschrijft de anatomie, vorming en functie van het hyoid bot (tongbeen) en de gedetailleerde structuur, takken en bezenuwing van de plexus cervicalis, inclusief de motorische en sensorische componenten.
### 5.1 Het hyoid bot (tongbeen)
Het hyoid bot is een uniek bot omdat het niet direct articuleert met enig ander bot. Het bevindt zich onder de mandibula (onderkaak) en boven de larynx (strottenhoofd).
#### 5.1.1 Ligging en verbindingen
* **Locatie:** Inferieur aan de mandibula en superieur aan de larynx.
* **Functie:** Het dient als een ankerpunt voor verschillende structuren in de hals.
#### 5.1.2 Spieraanhechtingen
Het hyoid bot is verbonden met omliggende structuren via spieren en ligamenten:
* **Superior:** Verbonden met structuren van de mondbodem, zoals de musculus mylohyoideus, musculus geniohyoideus en musculus hyoglossus.
* **Inferior:** Verbonden met de larynx via de musculus thyrohyoideus en musculus omohyoideus, en via het ligamentum thyrohyoideum.
* **Posterior:** Verbonden met de farynx (keelholte) via de musculus constrictor pharyngis medius.
#### 5.1.3 Spieren die het hyoid bot beïnvloeden
Verschillende spieren trekken aan het hyoid bot om bewegingen uit te voeren die essentieel zijn voor slikken en spreken:
* **Mondbodemspieren:**
* Musculus mylohyoideus: Vormt en heft de mondbodem, helpt bij slikken.
* Musculus geniohyoideus: Trekt het hyoid bot naar voren en omhoog.
* Venters anterior van de musculus digastrici: Openen de mond en heffen het hyoid bot.
* **Schedelbasisspieren:**
* Musculus stylohyoideus: Trekt het hyoid bot omhoog en naar achteren, ondersteunt slikken.
* Venters posterior van de musculus digastrici: Heffen het hyoid bot tijdens het slikken.
* **Sternum:**
* Musculus sternohyoideus: Trekt het hyoid bot naar beneden na het slikken.
* **Schildkraakbeen (Thyroid kraakbeen):**
* Musculus thyrohyoideus: Heft het strottenhoofd of laat het hyoid bot dalen, belangrijk voor spreken en slikken.
### 5.2 De plexus cervicalis
De plexus cervicalis is een netwerk van zenuwen gevormd door de anterieure rami van de cervicale spinale zenuwen C2, C3 en C4, met ook input van C1 en C5. Deze plexus bevindt zich aan de zijkant van de nek, diep in de halsfascia, en is verantwoordelijk voor de motorische en sensorische bezenuwing van de nek en delen van het hoofd en de schouder.
#### 5.2.1 Vorming en ligging
* **Ontstaan:** Vorming uit de anterieure rami van C2, C3 en C4, met bijdragen van C1 en C5.
* **Locatie:** Gelegen aan de laterale zijde van de nek, diep gelegen en omgeven door de fascia cervicalis (lamina prevertebralis).
#### 5.2.2 Motorische takken
De motorische takken van de plexus cervicalis innerveren verschillende spieren in de nek, schouder en het middenrif.
* **Nervus phrenicus:**
* Ontstaat uit C3, C4 en C5.
* Loopt langs de laterale zijde van de musculus scalenus anterior naar de thorax.
* Bezenuwt het diafragma, de belangrijkste ademhalingsspier.
* **Tip:** Een beschadiging van de nervus phrenicus kan leiden tot ademhalingsproblemen.
* **Ansa cervicalis:**
* Gevormd door de radix superior van C1 en de radix inferior van C2-C3.
* Bezenuwt de infrahyoidale spieren (musculus sternohyoideus, musculus omohyoideus, musculus sternothyroideus, musculus thyrohyoideus). Deze spieren trekken het hyoid bot en de larynx naar beneden, wat cruciaal is na het slikken en voor het produceren van bepaalde klanken.
* **Takken voor diepe nekspieren:**
* Input van C2-C4 voor de musculus longus capitis en musculus longus colli, die helpen bij de flexie en rotatie van de nek.
* Input van C3-C4 voor de musculus scalenus anterior en musculus scalenus medius, die belangrijke ademhalingsspieren zijn en helpen bij nekflexie en -rotatie.
* Input van C3-C4 voor de musculus levator scapulae, die de schouderblad heft.
* **Takken voor suboccipitale spieren:**
* Dorsale tak van C1 geeft de nervus suboccipitalis, die de spiertjes in de suboccipitale driehoek bezenuwt (musculus rectus capitis anterior en lateralis). Deze spieren zijn essentieel voor de fijne motoriek van het hoofd.
* **Nervus accessorius (XI):**
* Hoewel de nervus accessorius primair als een craniale zenuw wordt beschouwd, heeft deze een verbinding met de plexus cervicalis via de "ramus trapezius" voor de motorische bezenuwing van de musculus trapezius.
* De musculus sternocleidomastoideus wordt ook motorisch bezenuwd door de nervus accessorius.
#### 5.2.3 Sensorische takken (huidtakken)
De sensorische takken van de plexus cervicalis innerveren de huid van de nek, het hoofd en de schouder.
* **Nervus occipitalis minor:**
* Ontstaat uit C2.
* Bezenuwt de huid en de scalp achter het oor.
* **Nervus auricularis magnus:**
* Ontstaat uit C2 en C3.
* Bezenuwt de huid van de oorschelp, de huid over de glandula parotis en de huid over de processus mastoideus.
* **Nervus transversus colli:**
* Ontstaat uit C2 en C3.
* Loopt naar mediaal en anterior om de huid van de voorzijde van de nek te bezenuwen.
* **Nervi supraclaviculares:**
* Ontstaan uit C3 en C4.
* Bezenuwen de huid boven het sleutelbeen.
* **Nervus occipitalis maior:**
* Dorsale tak van C2.
* Loopt omhoog en bezenuwt een groot deel van de huid van het achterhoofd.
* **Nervus occipitalis tertius:**
* Dorsale tak van C3.
* Loopt naar het gebied onder het achterhoofd en bezenuwt de huid daar.
> **Tip:** De cursus van de huidtakken rond de achterste rand van de musculus sternocleidomastoideus is een belangrijke herkenningspunt in de anatomie van de nek.
#### 5.2.4 Samenspel met craniale zenuwen
De plexus cervicalis werkt nauw samen met craniale zenuwen, met name de nervus hypoglossus (XII) en de nervus facialis (VII), om complexe functies zoals slikken, spreken en hoofd- en nekbewegingen te coördineren.
* De nervus hypoglossus (XII) levert de radix superior aan de ansa cervicalis, die essentieel is voor de motorische controle van de infrahyoidale spieren.
* De nervus facialis (VII) innerveert de musculus stylohyoideus en de venter posterior van de musculus digastricus, beide betrokken bij de beweging van het hyoid bot.
**Voorbeeld:** Bij het slikken is er een gecoördineerde actie van de mondbodemspieren, de spieren die aan het hyoid bot trekken, en de faryngeale spieren. De plexus cervicalis speelt een cruciale rol in de motorische aansturing van veel van deze spieren, terwijl craniale zenuwen andere belangrijke delen van het slikproces innerveren. De ansa cervicalis zorgt ervoor dat na de slikbeweging het hyoid bot en de larynx weer naar de neutrale positie worden gebracht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Cranium cerebrale | Het cerebrale deel van de schedel, dat de hersenen beschermt. Het omvat de hersenschedel en de schedelbasis. |
| Cranium viscerale | Het viscerale deel van de schedel, dat de organen van het aangezicht en de zintuigen omvat, zoals de oogkassen, neusholte en mondholte. |
| Orbitae | De benige holten in de schedel waarin de oogbollen, oogspieren, zenuwen en bloedvaten gelegen zijn. |
| Meatus acusticus internus (MAI) | Een kanaal in het os temporale dat de doorgang vormt voor de 8ste hersenzenuw (nervus vestibulocochlearis), essentieel voor gehoor en evenwicht. |
| Sutura | Een vezelige verbinding tussen twee schedelbeenderen die zorgt voor een stevige, niet-beweeglijke verbinding. |
| Temporomandibulair gewricht (TMG) | Het gewricht tussen de mandibula (onderkaak) en het os temporale (slaapbeen), dat bewegingen zoals kauwen en spreken mogelijk maakt. |
| Foramen magnum | Het grote gat in de schedelbasis waar het ruggenmerg en de hersenstam passeren, samen met bloedvaten en vliezen. |
| Plexus cervicalis | Een netwerk van zenuwen gevormd door de voorste takken van de cervicale spinale zenuwen C1-C4, die motorische en sensorische innervatie bieden aan de nek en delen van het hoofd. |
| Ansa cervicalis | Een lus gevormd door zenuwen uit de plexus cervicalis, die de infrahyoidale spieren van de hals innerveert. |
| Hyoid bot (Os hyoideum) | Een hoefijzervormig bot in de hals, dat geen directe verbinding heeft met andere botten, maar dient als ankerpunt voor spieren van de tong, keel en strottenhoofd. |
| Mimische spieren | Spieren in het gelaat die verantwoordelijk zijn voor uitdrukkingen en gezichtsuitdrukkingen, bezenuwd door de nervus facialis (VII). |
| Tuberositas pterygoidea | Een ruw oppervlak aan de binnenzijde van de mandibula, waar de musculus pterygoideus medialis aanhecht. |
| Linia mylohyoidea | Een benige richel aan de binnenzijde van de mandibula, waar de mondbodemspieren, waaronder de musculus mylohyoideus, aanhechten. |
| Spina mentalis | Benige uitsteeksels aan de binnenzijde van de mandibula, die als aanhechtingsplaats dienen voor spieren zoals de musculus genioglossus en geniohyoideus. |
| Foramen mentale | Een opening in de mandibula waardoor de nervus mentalis, een tak van de nervus alveolaris inferior, naar buiten treedt voor de bezenuwing van de kin. |
| Processus coronoideus | Een uitsteeksel aan de bovenkant van de ramus mandibulae, dat dient als aanhechtingsplaats voor de musculus temporalis. |
| Processus condylaris (Condylus mandibulae) | Het gewrichtskopje van de mandibula, dat articuleert met de fossa mandibularis van het os temporale om het kaakgewricht te vormen. |