Cover
Inizia ora gratuitamente histologie hoofdstuk 2.docx
Summary
# Algemene kenmerken en functie van bindweefsel
Hier is een uitgebreide samenvatting over de algemene kenmerken en functie van bindweefsel, opgesteld als een examenklare studiehandleiding.
## 1. Algemene kenmerken en functie van bindweefsel
Bindweefsel is het meest verspreide weefsel in het lichaam, gekenmerkt door relatief weinig cellen en een overvloedige extracellulaire matrix, die dient voor steun, transport, bescherming, herstel en opslag.
### 1.1. Embryologische oorsprong
Bindweefsel is afkomstig uit het mesoderm. Mesenchymcellen migreren door het lichaam en vormen de verschillende typen bindweefsel.
### 1.2. Extracellulaire matrix
De extracellulaire matrix bevindt zich tussen de cellen en bestaat uit:
* **Grondsubstantie:** Een viskeuze substantie die de verbinding vormt tussen cellen en eiwitvezels. Het bestaat uit proteoglycanen en structurele glycoproteïnen. Glycosaminoglycanen zijn een belangrijk onderdeel van de grondsubstantie en zijn zeer hydrofiel.
* **Eiwitvezels:** Deze geven het bindweefsel zijn mechanische eigenschappen.
* **Weefselvloeistof:** Functioneert als een intermediair medium voor transport van stoffen.
De eigenschappen van de extracellulaire matrix zijn bepalend voor de specifieke functie van het bindweefsel.
#### 1.2.1. Grondsubstantie
De grondsubstantie heeft een hoge viscositeit en bestaat uit een vaste component (proteoglycanen en structurele glycoproteïnen) en hieraan gebonden watermoleculen.
#### 1.2.2. Bindweefselvezels
* **Collageen:** Het meest voorkomende eiwit in het lichaam.
* **Structuur:** Opgebouwd uit tropocollageen, een drievoudige helixstructuur. Cross-linking en polymerisatie leiden tot collagene fibrillen.
* **Eigenschappen:** Niet elastisch, maar wel zeer trekvast.
* **Types:** Fibrilvormende, netwerkvormende en verankerde collagenen.
* **Reticulaire vezels:** Opgebouwd uit collageen type 3. Ze vormen netwerken in plaats van bundels.
* **Elastische vezels:**
* **Samenstelling:** Bestaan uit elastine en de aminozuren desmosine en isodesmosine (afgeleid van lysine), wat de typische gele kleur veroorzaakt.
* **Vorming:** Microfibrillen bundelen tot oxytalanvezels, waartussen elastine wordt afgezet (elauninevezels), wat leidt tot de uiteindelijke elastische vezels.
#### 1.2.3. Weefselvloeistof
De samenstelling van de weefselvloeistof qua ionen en opgeloste stoffen lijkt op die van bloedplasma, met een klein percentage plasma-eiwitten. Water en opgeloste stoffen diffunderen vanuit de arteriële zijde van de bloedbaan naar de weefsels. Op de veneuze zijde vindt heropname van water en stoffen plaats wanneer de colloïd-osmotische druk groter is dan de hydrostatische druk. Verstoring van dit proces kan leiden tot oedeem.
### 1.3. Indeling van bindweefsel
Bindweefsel kan breed worden ingedeeld in:
1. **Bindweefsel in engere zin (strictu sensu, s.s. / proper):**
* Losmazig bindweefsel
* Dicht/straf bindweefsel (geordend en ongeordend)
2. **Bindweefsel met speciale eigenschappen:**
* Vetweefsel
* Elastisch bindweefsel
* Mucoïd bindweefsel
* Bloed en bloedvormend weefsel (reticulair bindweefsel)
3. **Steunweefsels:**
* Kraakbeen
* Bot- of beenweefsel
### 1.4. Bindweefsel in engere zin (s.s.)
Dit type bindweefsel bevat vaste en vrije cellen.
#### 1.4.1. Vaste cellen
Deze cellen ontstaan ter plaatse door deling en zijn permanent aanwezig in het bindweefsel.
* **Fibroblasten:** Synthetisch actieve cellen die grondsubstantie en bindweefselvezels produceren. Ze zijn spoelvormig met uitlopers, hebben een grote ovale kern met fijn verdeeld chromatine en een prominente nucleolus. Ze zijn rijk aan ruw endoplasmatisch reticulum (RER) en een goed ontwikkeld Golgi-apparaat (GA).
* **Fibrocyten:** Inactieve vormen van fibroblasten die zich in de reeds gevormde bindweefselmatrix bevinden. Ze zijn kleiner dan fibroblasten, meer afgeplat, hebben minder uitlopers en een langwerpige, donkere kern. Ze hebben weinig RER en een klein GA.
* **Mestcellen:** Ovale tot ronde cellen met een diameter van 20-30 µm. Hun cytoplasma is gevuld met basofiele granula. De centrale ronde kern is in lichtmicroscopie vaak niet zichtbaar. Ze hebben een matig ontwikkeld RER en een vrij omvangrijk GA.
* **Vetcellen (adipocyten):** Cellen gespecialiseerd in de opslag van vet.
* **Pericyten:** Cellen rondom bloedcapillairen.
* **Pigmentcellen:** Cellen die pigment bevatten.
* **Macrofagen:** Fagocyterende cellen die deel uitmaken van het mononucleair fagocytensysteem. Ze hebben een diameter van 10-30 µm, een ovale tot niervormige kern en talrijke uitstulpingen aan het oppervlak voor endocytose. Ze bevatten veel lysosomen en hebben een goed ontwikkeld GA en RER. Macrofagen differentiëren uit monocyten en hebben een levensduur van ongeveer twee maanden.
#### 1.4.2. Vrije cellen
De populatie van vrije cellen wordt vervangen vanuit stamcellen uit het beenmerg.
* **Plasmacellen:** Middelgrote, ovale cellen met een sterk ontwikkeld RER, wat resulteert in basofiel cytoplasma. De ronde kern heeft heterochromatine dat lijkt op een wiel met spaken. Plasmacellen produceren antilichamen.
* **Leukocyten:** Witte bloedcellen die regelmatig in het bindweefsel worden aangetroffen, met name door diapedese via de wand van capillairen en venulen. Dit omvat lymfocyten, neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyten, monocyten en sommige macrofagen.
#### 1.4.3. Losmazig bindweefsel
Dit is het meest verspreide type bindweefsel, dat cellen en structuren met elkaar verbindt.
* **Kenmerken:** Grote hoeveelheden grondsubstantie en weefselvloeistof, vele cellen (vooral fibroblasten en macrofagen), en een licht doorvlochten netwerk van bindweefselvezels.
* **Eigenschappen:** Gemakkelijk vervormbaar en reactief. Er zijn veel bloedvaten aanwezig.
#### 1.4.4. Dicht/straf bindweefsel
Dit type bindweefsel bevat meer vezels, georganiseerd in bundels, waardoor het minder vervormbaar en trekvaster is.
* **Regulier (geordend) dicht bindweefsel:** Collagene vezelbundels zijn parallel georiënteerd in één of twee hoofdrichtingen, wat sterke weerstand biedt in die specifieke richting.
* **Voorbeelden:** Pezen (verbinden spieren met bot) en kapsels.
* **Onregulier (ongeordend) dicht bindweefsel:** Vezelbundels zijn in alle richtingen georiënteerd, waardoor het bindweefsel weerstand kan bieden aan trekkrachten vanuit diverse richtingen.
* **Voorbeelden:** Dermis van de huid en bindweefselkapsels rondom organen.
### 1.5. Vetweefsel
Vetweefsel is opgebouwd uit vetcellen, omringd door een fijn netwerk van collagene vezels. Er zijn slechts enkele fibroblasten aanwezig, maar zeer veel bloedvaten.
* **Functies:**
* Vormt steunende en beschermende banden rond organen (bv. nieren).
* Fungeert als opslagplaats voor overtollige voedingsstoffen (energiereservoir in de vorm van triglyceriden).
* Biedt isolatie tegen warmteverlies (thermoregulatie).
* **Typen vetweefsel:**
* **Univacuolaire adipocyten (wit vetweefsel):** Komt overal in het lichaam voor en de verdeling wordt beïnvloed door geslachtshormonen en bijnierschorshormonen. Ze bestaan hoofdzakelijk uit één grote vetvacuole die is opgebouwd uit kleinere vetdruppeltjes. De kern en het cytoplasma worden naar de periferie weggedrukt.
* **Plurivacuolaire adipocyten (bruin vetweefsel):** Voornamelijk aanwezig bij embryo's en pasgeborenen op specifieke locaties, georganiseerd in strengen langs capillairen. Het heeft als functie warmteproductie wanneer het individu wordt blootgesteld aan koude. Dit bruine vetweefsel bevat talrijke mitochondriën met gekleurde cytochromen.
### 1.6. Overige bindweefseltypen
* **Elastisch bindweefsel:** Gekenmerkt door bundels van met elkaar versmolten elastische vezels. Dit type bindweefsel biedt grote elasticiteit en heeft een gele kleur.
* **Voorbeeld:** Ligamenten (die botten met elkaar verbinden).
* **Mucoïd bindweefsel (embryonaal bindweefsel):** Bevat een overmaat aan grondsubstantie, waardoor het gelei-achtig is. Fibroblasten produceren hierin slechts geringe hoeveelheden bindweefselvezels.
* **Voorbeeld:** De gelei van Wharton in de navelstreng.
* **Reticulair bindweefsel:** Vormt een delicaat driedimensionaal netwerk van vertakkende reticulaire vezels en reticulumcellen. Het wordt soms beschouwd als een bijzondere vorm van losmazig bindweefsel.
* **Locatie:** Komt voor in myeloïde en lymfoïde organen zoals de milt, lymfeklieren en beenmerg.
* **Functie:** Het reticulaire netwerk filtert bloed en lymfe, en de reticulumcellen in de holten fagocyteren schadelijke substanties. Reticulumcellen hebben fijne, vertakkende uitlopers en scheiden de reticulaire vezels af. Ze liggen in groeven op het celoppervlak.
---
# Componenten van de extracellulaire matrix
De extracellulaire matrix (ECM) is een complex netwerk dat de cellen in bindweefsel omgeeft en ondersteunt, en bestaat uit drie hoofdbestanddelen: de grondsubstantie, eiwitvezels en weefselvloeistof.
### 2.1 Grondsubstantie
De grondsubstantie is een viskeuze, waterrijke substantie die fungeert als een gel-achtige vulling tussen de cellen en eiwitvezels van de ECM. Het bestaat uit twee hoofdbestanddelen:
* **Proteoglycanen:** Dit zijn grote macromoleculen die opgebouwd zijn uit een kern-eiwit waaraan glycosaminoglycanen (GAGs) gebonden zijn. GAGs zijn lange, onvertakte polysachariden die zeer hydrofiel zijn en veel water kunnen binden, wat bijdraagt aan de hoge viscositeit en het hydratatievermogen van de grondsubstantie.
* **Structurele glycoproteïnen:** Deze eiwitten (zoals fibronectine en laminine) spelen een belangrijke rol bij het verbinden van de grondsubstantie met de eiwitvezels en de celmembranen, en beïnvloeden celadhesie, migratie en differentiatie.
De grondsubstantie is cruciaal voor de mechanische eigenschappen van het bindweefsel en fungeert als een medium voor de diffusie van voedingsstoffen, metabolieten en afvalstoffen.
### 2.2 Eiwitvezels
De eiwitvezels in de ECM zorgen voor de mechanische sterkte en elasticiteit van het bindweefsel. De drie belangrijkste typen zijn:
#### 2.2.1 Collageenvezels
Collageen is het meest voorkomende eiwit in het menselijk lichaam en vormt de sterkste en meest voorkomende vezels in het bindweefsel.
* **Structuur:** Collageen wordt geproduceerd door fibroblasten en bestaat uit tropocollageenmoleculen. Deze moleculen zijn opgebouwd uit drie polypeptideketens die zich oprollen tot een driedubbele helixstructuur.
* **Polymerisatie:** Tropocollageenmoleculen polymeriseren spontaan tot collagene fibrillen door middel van cross-linking, wat resulteert in vezels met een hoge trekvastheid en een karakteristiek gestreept patroon onder de elektronenmicroscoop.
* **Functie:** Collageenvezels zijn niet elastisch, maar bieden aanzienlijke weerstand tegen rek, wat essentieel is voor de structurele integriteit van weefsels zoals pezen, ligamenten en de huid. Er zijn verschillende typen collageen, ingedeeld op basis van hun functie en locatie, waaronder fibrilvormende, netwerkvormende en verankerde collagenen.
#### 2.2.2 Reticulaire vezels
* **Structuur:** Reticulaire vezels zijn opgebouwd uit collageen type III en vormen een fijn, vertakt netwerk in plaats van dikke bundels.
* **Functie:** Ze bieden een ondersteunend raamwerk voor zachte organen zoals de milt, lymfeklieren en lever, en spelen een rol in de vorming van de basaalmembraan. Ze geven het weefsel een sponsachtige structuur en faciliteren de beweging van cellen.
#### 2.2.3 Elastische vezels
* **Structuur:** Elastische vezels zijn opgebouwd uit het eiwit elastine en twee kenmerkende aminozuren, desmosine en isodesmosine, die afkomstig zijn van lysine. Deze vezels zijn dun en vertakt. Ze worden gevormd door microfibrillen die bundelen tot oxytalan vezels, waarna elastine wordt afgezet om elaunine vezels te vormen, en uiteindelijk dikkere elastische vezels.
* **Functie:** De unieke chemische structuur van elastine stelt deze vezels in staat om uit te rekken en terug te keren naar hun oorspronkelijke vorm, wat essentieel is voor weefsels die herhaaldelijk moeten deformeren, zoals bloedvaten en de longen.
### 2.3 Weefselvloeistof
De weefselvloeistof, ook wel interstitiële vloeistof genoemd, vult de ruimte tussen de cellen en de ECM.
* **Samenstelling:** Het is qua ionen- en oplosbare stofconcentratie vergelijkbaar met bloedplasma, maar bevat slechts een klein percentage plasma-eiwitten. Deze vloeistof is voornamelijk gebonden aan de proteoglycanen in de grondsubstantie.
* **Transport:** Aan de arteriële zijde van capillairen diffundeert water met opgeloste stoffen uit de bloedbaan naar de weefsels. Aan de veneuze zijde vindt heropname van water en stoffen plaats wanneer de colloïd-osmotische druk groter is dan de hydrostatische druk.
* **Functie:** De weefselvloeistof fungeert als een intermediair medium voor het transport van voedingsstoffen, zuurstof, hormonen, metabolieten en afvalstoffen tussen het bloed en de cellen.
> **Tip:** Verstoringen in de balans tussen vochtinbreng en vochtafvoer kunnen leiden tot oedeem (vochtophoping in de weefsels).
De relatieve hoeveelheden en arrangementen van de grondsubstantie, eiwitvezels en weefselvloeistof bepalen de specifieke mechanische eigenschappen en functies van de verschillende typen bindweefsel.
---
# Indeling en types van bindweefsel
Dit onderwerp behandelt de classificatie van bindweefsel in zijn strikte zin en bindweefsel met speciale eigenschappen, met de nadruk op hun structuur en functie.
### 3.1 Bindweefsel in engere zin
Bindweefsel in engere zin, ook wel bindweefsel 'proper' genoemd, wordt onderverdeeld op basis van de dichtheid en organisatie van de extracellulaire matrix.
#### 3.1.1 Losmazig bindweefsel
Losmazig bindweefsel is het meest voorkomende type bindweefsel in het lichaam. Het kenmerkt zich door een 'losse' weving, waarbij cellen en bindweefselvezels verspreid liggen in een overvloedige grondsubstantie en weefselvloeistof.
* **Structuur:** Bevat veel grondsubstantie en weefselvloeistof, met een hoge concentratie aan cellen, voornamelijk fibroblasten en macrofagen. De bindweefselvezels, zoals collageen, vormen een licht doorvlochten netwerk.
* **Eigenschappen:** Gemakkelijk vervormbaar en zeer reactief.
* **Functie:** Verbindt talrijke naburige cellen en structuren, ondersteunt epitheelweefsels en bevat veel bloedvaten voor transport en uitwisseling.
#### 3.1.2 Dicht (straf) bindweefsel
Dicht bindweefsel bevat een hogere concentratie bindweefselvezels, georganiseerd in bundels, wat resulteert in minder vervormbaarheid en een hogere trekvastheid.
##### 3.1.2.1 Dicht regelmatig (geordend) bindweefsel
In dicht regelmatig bindweefsel zijn de collagene vezels parallel georiënteerd, vaak in één of twee hoofdrichtingen.
* **Structuur:** Vezelbundels lopen grotendeels parallel.
* **Eigenschappen:** Biedt sterke weerstand tegen trekkrachten in de richting van de vezeloriëntatie.
* **Voorbeelden:** Pezen (die spieren verbinden met bot) en peesbladen (aponeuroses).
##### 3.1.2.2 Dicht onregelmatig (ongeordend) bindweefsel
Dicht onregelmatig bindweefsel kenmerkt zich door vezelbundels die in alle richtingen zijn georiënteerd.
* **Structuur:** Vezelbundels zijn willekeurig gerangschikt.
* **Eigenschappen:** Weerstaat trekkrachten vanuit alle richtingen.
* **Voorbeelden:** De dermis (huidschors), bindweefselkapsels rondom organen, en de submucosa van het spijsverteringskanaal.
### 3.2 Bindweefsel met speciale eigenschappen
Dit omvat bindweefseltypen die specifieke functies vervullen door hun unieke samenstelling en structuur.
#### 3.2.1 Vetweefsel (adipose tissue)
Vetweefsel is primair samengesteld uit vetcellen (adipocyten) en speelt een cruciale rol bij energieopslag, isolatie en bescherming.
* **Structuur:** Opgebouwd uit grote vetvacuolen die het grootste deel van de cel innemen, waardoor de kern en het cytoplasma naar de periferie worden gedrukt. Een fijn netwerk van collagene vezels omringt de vetcellen, met weinig fibroblasten. Er is een rijke bloedvoorziening.
* **Types:**
* **Univacuolaire adipocyten (wit vetweefsel):** Komt wijdverspreid voor. De centrale vetvacuole is opgebouwd uit samengevoegde kleine vetdruppeltjes. De verdeling wordt beïnvloed door geslachtshormonen en hormonen van de bijnierschors.
* **Pluri- of multivacuolaire adipocyten (bruin vetweefsel):** Voornamelijk aanwezig bij embryo's en pasgeborenen op specifieke locaties. Het is georganiseerd in strengen langs capillairen en is essentieel voor warmteproductie (thermogenese) wanneer het individu wordt blootgesteld aan koude. Dit type bevat zeer veel mitochondriën met gekleurde cytochromen, wat bijdraagt aan de bruine kleur.
* **Functies:**
* Opslag van overtollige voedingsstoffen (energiereservoir, voornamelijk triglyceriden).
* Beschermende en ondersteunende structuren rond organen (bijvoorbeeld nieren).
* Isolatie tegen warmteverlies (thermoregulatie).
#### 3.2.2 Elastisch bindweefsel
Elastisch bindweefsel wordt gekenmerkt door een hoge concentratie aan elastische vezels.
* **Structuur:** Bestaat uit dikke bundels van elastische vezels die onderling versmolten zijn.
* **Eigenschappen:** Biedt grote elasticiteit en veerkracht. Kenmerkende gele kleur.
* **Voorbeelden:** Ligamenten (zoals de ligamenta flava in de wervelkolom) en de wanden van grote slagaders (aorta).
#### 3.2.3 Mucoïd bindweefsel
Mucoïd bindweefsel, ook wel embryonaal bindweefsel genoemd, bevat een aanzienlijke hoeveelheid grondsubstantie.
* **Structuur:** Gekenmerkt door een overmaat aan geleiachtige grondsubstantie. Fibroblasten produceren slechts geringe hoeveelheden bindweefselvezels.
* **Eigenschappen:** Geleiachtige consistentie.
* **Voorbeelden:** De gelei van Wharton in de navelstreng.
#### 3.2.4 Reticulair bindweefsel
Reticulair bindweefsel vormt een delicaat driedimensionaal netwerk van vezels.
* **Structuur:** Bestaat uit een fijn netwerk van vertakkende reticulaire vezels (collageen type III) en reticulumcellen. Soms beschouwd als een speciale vorm van losmazig bindweefsel.
* **Eigenschappen:** Vormt een ondersteunend raamwerk.
* **Functie:** Vindt men in myeloïde en lymfoïde organen (zoals de milt, lymfeklieren en beenmerg), waar het een filtermechanisme biedt voor bloed en lymfe. Fagocyten in de holtes van het netwerk verwijderen schadelijke substanties.
> **Tip:** Hoewel bloed en bloedvormend weefsel soms onder 'bindweefsel met speciale eigenschappen' worden geschaard, worden kraakbeen en bot (steunweefsels) hier doorgaans apart behandeld. De focus ligt hier op de 'zachtere' bindweefseltypen.
---
# Cellulaire componenten van bindweefsel
Bindweefsel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende celtypen, die zowel vast als vrij in de extracellulaire matrix voorkomen en elk specifieke functies vervullen voor steun, transport, verdediging, herstel en opslag.
### 4.1 Vaste cellen van bindweefsel
Vaste cellen ontstaan ter plaatse door celdeling en zijn permanent aanwezig in het bindweefsel.
#### 4.1.1 Fibroblasten en fibrocyten
* **Fibroblasten:** Dit zijn de synthetisch actieve cellen die verantwoordelijk zijn voor de productie van grondsubstantie en bindweefselvezels. Ze hebben een spoelvormige morfologie met uitlopers, een grote ovale kern met fijn verdeeld chromatine en een opvallende nucleolus. Hun cytoplasma is rijk aan ruw endoplasmatisch reticulum (RER) en een goed ontwikkeld Golgi-apparaat (GA), wat duidt op actieve eiwitsynthese.
* **Fibrocyten:** Dit zijn minder actieve, meer gedifferentieerde vormen van fibroblasten. Ze bevinden zich in reeds gevormde bindweefselmatrix, zijn kleiner en meer afgeplat dan fibroblasten, met minder uitlopers. Hun kern is langwerpig en donkerder. Ze beschikken over weinig RER en een klein GA.
#### 4.1.2 Mestcellen
Mestcellen zijn ovale tot ronde cellen (20-30 µm diameter) waarvan het cytoplasma overvloedig basofiele granula bevat. De centrale kern is meestal niet goed zichtbaar in lichtmicroscopie. Ze hebben een matig ontwikkeld RER en een relatief omvangrijk GA.
#### 4.1.3 Macrofagen
Macromfagen zijn fagocyterende cellen die deel uitmaken van het vitale verdedigingsmechanisme van het lichaam. Ze zijn 10-30 µm in diameter en hebben een ovale tot niervormige kern. Kenmerkend zijn hun talrijke uitstulpingen aan het celoppervlak, die betrokken zijn bij endocytose. Ze bezitten veel lysosomen voor de intracellulaire vertering van opgenomen materiaal. Het GA en RER zijn goed ontwikkeld. Macrofagen differentiëren uit monocyten en behoren tot het mononucleaire fagocytensysteem (voorheen reticulo-endotheliaal systeem of RES), en kunnen lang in het weefsel verblijven.
#### 4.1.4 Overige vaste cellen
Andere vaste cellen die in bindweefsel kunnen voorkomen zijn vetcellen, pericyten, pigmentcellen en soms ook fibroblasten, mestcellen en macrofagen (die ook als vrije cel kunnen worden beschouwd).
### 4.2 Vrije cellen van bindweefsel
Vrije cellen zijn afkomstig uit het beenmerg en hun populatie wordt voortdurend aangevuld.
#### 4.2.1 Plasmacellen
Plasmacellen zijn middelgrote, ovale cellen die gekenmerkt worden door een sterk ontwikkeld RER, wat resulteert in een basofiel cytoplasma. Hun ronde kern vertoont heterochromatine in een patroon dat lijkt op een wiel met spaken. Plasmacellen zijn verantwoordelijk voor de productie van antilichamen.
#### 4.2.2 Leukocyten
Leukocyten (witte bloedcellen) worden regelmatig in bindweefsel aangetroffen, met name in losmazig bindweefsel. Ze bereiken het bindweefsel via diapedese door de wanden van capillairen en venulen. Dit omvat verschillende typen zoals lymfocyten, neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyten, en monocyten (die kunnen differentiëren tot macrofagen).
> **Tip:** Het onderscheid tussen vaste en vrije cellen is cruciaal. Vaste cellen zijn intrinsiek aan het bindweefsel en hun populatie wordt lokaal gereguleerd, terwijl vrije cellen circulerende cellen zijn die vanuit het bloed naar het bindweefsel migreren.
> **Voorbeeld:** Fibroblasten zijn vaste cellen die de matrix produceren, terwijl lymfocyten vrije cellen zijn die vanuit de bloedbaan komen om deel te nemen aan immuunresponsen in het bindweefsel.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bindweefsel | Het meest verspreide weefsel in het lichaam, dat cellen, spierbundels en beenderen met elkaar verbindt en ondersteuning, transport, bescherming, herstel en opslag biedt. |
| Extracellulaire matrix | Het materiaal dat zich tussen de cellen in bindweefsel bevindt en bestaat uit grondsubstantie, eiwitvezels en weefselvloeistof, wat essentieel is voor de eigenschappen van het weefsel. |
| Grondsubstantie | Een component van de extracellulaire matrix die een verbinding vormt tussen cellen en eiwitvezels, gekenmerkt door een hoge viscositeit en bestaande uit proteoglycanen en structurele glycoproteïnen. |
| Proteoglycanen | Grote moleculen bestaande uit een kernproteïne met daaraan gebonden glycosaminoglycanen, die een belangrijk onderdeel vormen van de grondsubstantie van bindweefsel en veel water kunnen binden. |
| Glycosaminoglycanen (GAGs) | Lange, onvertakte polysacchariden die sterk geladen zijn en veel water kunnen binden, waardoor ze bijdragen aan de viskeuze en hydraterende eigenschappen van de grondsubstantie. |
| Collageen | Het meest voorkomende eiwit in het lichaam, dat structurele vezels vormt die zorgen voor grote trekvastheid in bindweefsel; er zijn verschillende types en onderverdelingen. |
| Tropocollageen | De basisbouwsteen van collageenvezels, bestaande uit drie helicale polypeptideketens die opgestapeld en verknoopt worden tot collagene fibrillen. |
| Reticulaire vezels | Fijne vezels, opgebouwd uit collageen type 3, die netwerken vormen in plaats van bundels, en een ondersteunend raamwerk bieden in organen zoals lymfeklieren en milt. |
| Elastische vezels | Vezels die bestaan uit het eiwit elastine, verantwoordelijk voor de elasticiteit van weefsels, waardoor ze kunnen uitrekken en terugkeren naar hun oorspronkelijke vorm. |
| Desmosine en Isodesmosine | Twee kenmerkende aminozuren die deel uitmaken van elastine en bijdragen aan de flexibiliteit en rekbaarheid van elastische vezels. |
| Weefselvloeistof | Het intermediaire medium tussen de bloedbaan en de weefsels, vergelijkbaar met bloedplasma qua samenstelling van ionen en oplosbare stoffen, essentieel voor transport. |
| Oedeem | Een pathologische ophoping van overtollige weefselvloeistof in de intercellulaire ruimtes, vaak veroorzaakt door een verstoring in de balans tussen hydrostatische en osmotische druk. |
| Bindweefsel in engere zin (strictu sensu) | Bindweefsel dat direct verschillende structuren met elkaar verbindt, onderverdeeld in losmazig en dicht bindweefsel (geordend en ongeordend). |
| Losmazig bindweefsel | Het meest verspreide type bindweefsel, kenmerkt zich door een 'losse" weving met veel grondsubstantie en weefselvloeistof, dat veel cellen bevat en makkelijk vervormbaar is. |
| Dicht/straf bindweefsel | Bindweefsel dat gekenmerkt wordt door een hogere concentratie aan bindweefselvezels, georganiseerd in bundels, wat resulteert in grotere trekvastheid. |
| Regelmatig (geordend) dicht BW | Dicht bindweefsel waarbij collagene vezels parallel aan elkaar georiënteerd zijn in één of twee hoofdrichtingen, wat sterke weerstand biedt in die specifieke richtingen, zoals in pezen. |
| Onregelmatig (ongeordend) dicht BW | Dicht bindweefsel waarbij de vezelbundels in alle richtingen georiënteerd zijn, waardoor het trekkrachten vanuit alle richtingen kan weerstaan, zoals in de dermis. |
| Vetweefsel | Speciaal bindweefsel dat voornamelijk uit vetcellen bestaat en functies vervult zoals opslag van energie, bescherming en thermoregulatie. |
| Univacuolaire adipocyten (wit vetweefsel) | Vetcellen die één grote vetvacuole bevatten, waardoor de kern en het cytoplasma naar de periferie worden gedrukt; dit type vetweefsel komt overal in het lichaam voor. |
| Pluri- of multivacuolaire adipocyten (bruin vetweefsel) | Vetcellen die meerdere kleine vetvacuolen bevatten en talrijke mitochondriën; dit type is voornamelijk aanwezig bij foetussen en pasgeborenen en is gespecialiseerd in warmteproductie. |
| Mucoïd BW | Ook wel embryonaal bindweefsel genoemd, gekenmerkt door een overmaat aan gelei-achtige grondsubstantie en geringe hoeveelheden bindweefselvezels, zoals in de navelstreng. |
| Reticulair BW | Een delicaat netwerk van vertakkende reticulaire vezels en reticulumcellen, dat een ondersteunende structuur vormt in lymfoïde organen zoals milt en lymfeklieren. |
| Fibroblasten | Synthetisch actieve cellen die de grondsubstantie en bindweefselvezels produceren; ze zijn spoelvormig met uitlopers en een grote, ovale kern. |
| Fibrocyten | In de reeds gevormde bindweefselmatrix gelegen cellen, die minder actief zijn dan fibroblasten en een meer afgeplatte vorm en langwerpige, donkere kern hebben. |
| Mestcellen | Cellulaire componenten van bindweefsel, gekenmerkt door hun ronde of ovale vorm en een cytoplasma gevuld met basofiele granula, betrokken bij ontstekingsreacties en allergieën. |
| Macrophages | Fagocyterende cellen (fagocyten) die deel uitmaken van het immuunsysteem en schadelijke substanties, celresten en pathogenen verwijderen uit het bindweefsel. |
| Mononucleair fagocytensysteem (RES) | Een systeem van fagocyterende cellen, waartoe macrofagen behoren, die uit monocyten differentiëren en een belangrijke rol spelen in de verdediging en het onderhoud van weefsels. |
| Plasmacellen | Immuuncellen die antilichamen produceren; ze zijn ovaal van vorm met een sterk ontwikkeld ruw endoplasmatisch reticulum (RER) wat resulteert in een basofiel cytoplasma. |
| Leukocyten | Witte bloedcellen die door de wand van bloedvaten kunnen migreren (diapedese) naar het bindweefsel om daar hun immuunfuncties uit te voeren. |