Cover
Inizia ora gratuitamente histologie hoofdstuk 1.docx
Summary
# Inleiding tot epithelia en hun functies
Epitheelweefsel, een fundamenteel type weefsel in het lichaam, speelt een cruciale rol bij het beschermen van het lichaam, het reguleren van de opname en afgifte van stoffen, en de vorming van klieren.
## 1.1 Algemene kenmerken van epitheelweefsel
Epitheelweefsel bestaat uit dicht opeengepakte cellen die nauw met elkaar verbonden zijn door middel van intercellulaire verbindingen. Deze cellen rusten op een basaalmembraan, dat het epitheel scheidt van het onderliggende bindweefsel. Een opvallend kenmerk van epitheelweefsel is de afwezigheid van bloedvaten; het is afhankelijk van diffusie van zuurstof en voedingsstoffen uit de nabijgelegen bindweefsels voor zijn bloedvoorziening.
### 1.1.1 De epitheelcel
De epitheelcel is gekenmerkt door een sterk ontwikkeld cytoskelet, waarin keratinefilamenten (intermediaire filamenten) een belangrijke rol spelen. Deze filamenten geven structurele ondersteuning en zijn kenmerkend voor epitheelcellen.
### 1.1.2 Celpolariteit
Epitheelcellen zijn gepolariseerd, wat betekent dat hun apicale, laterale en basale zijden specifieke functies en structuren vertonen:
* **Apicale kant:** Dit is het oppervlak dat naar een holte (lumen) wijst. Hier kunnen verschillende oppervlaktespecialisties voorkomen, zoals:
* **Microvilli:** Kleine uitstulpingen van het celmembraan die het contactoppervlak vergroten, wat essentieel is voor absorptie.
* **Stereocilia:** Langere, onbeweeglijke uitstulpingen, te vinden in bijvoorbeeld het binnenoor.
* **Cilia (trilhaartjes):** Beweeglijke structuren die helpen bij het transporteren van deeltjes over het epitheeloppervlak.
* **Flagellen:** Staartachtige structuren, zoals bij spermatozoën, die mobiliteit bevorderen.
* **Laterale kant:** Hier bevinden zich de intercellulaire verbindingen die de cellen aan elkaar koppelen. Deze verbindingen worden ingedeeld naar vorm en functie:
* **Indeling naar vorm:**
* Macula: een ronde of puntvormige verbinding (bv. macula adhaerens).
* Zonula: een bandvormige structuur (bv. zonula occludens, zonula adhaerens).
* Fascia: een onregelmatige verbinding.
* **Indeling naar functie:**
* **Occludens verbindingen (tight junctions):** Sluiten de intercellulaire ruimte hermetisch af en voorkomen de passage van stoffen. Een voorbeeld is de zonula occludens.
* **Adhaerens verbindingen (adherens junctions):** Zorgen voor mechanische aanhechting tussen cellen, vaak in een bandvorm (zonula adhaerens) of puntvorm (macula adhaerens, ook wel desmosoom genoemd).
* **Nexus verbindingen (gap junctions):** Maken directe communicatie tussen cellen mogelijk door het vormen van kanalen, waardoor ionen en kleine moleculen kunnen passeren.
* **Basale kant:** Dit oppervlak rust op het basaalmembraan.
### 1.1.3 Basaalmembraan
Het basaalmembraan is een laag die het epitheel bindt aan het onderliggende bindweefsel. Het bestaat uit twee lagen:
* **Lamina basalis:** Een basaal gelegen laag.
* **Lamina reticularis:** Een laag waarin vezels (zoals collageenvezels) een netwerk vormen.
De lamina basalis zelf kan verder worden onderverdeeld in de lamina lucida (lichtere laag) en lamina densa (donkere laag).
## 1.2 Bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen bedekken de oppervlakken van het lichaam, zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant van organen en holtes.
### 1.2.1 Functies van bedekkende epithelen
De belangrijkste functies zijn:
* **Bescherming:** Bescherming tegen mechanische beschadiging, micro-organismen en schadelijke stoffen.
* **Absorptie:** Opname van voedingsstoffen en andere moleculen (bv. in de darm).
* **Excretie:** Afscheiding van afvalstoffen.
### 1.2.2 Classificatie van bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen worden geclassificeerd op basis van celvorm en het aantal celagen:
* **Celvorm:**
* **Plaveiselepitheel:** Cellen zijn afgeplat en lijken op platte schubben.
* **Kubisch epitheel:** Cellen zijn ongeveer even hoog als breed, met een vierkante doorsnede.
* **Cilindrisch epitheel:** Cellen zijn hoger dan breed, met een rechthoekige doorsnede.
* **Aantal celagen:**
* **Eenlagig epitheel:** Alle cellen rusten direct op het basaalmembraan. Dit type is efficiënt voor absorptie en secretie. Voorbeelden zijn het endotheel van bloedvaten (eenlagig plaveisel) en nierbuisjes (eenlagig kubisch).
* **Meerlagig epitheel:** Bestaat uit meerdere lagen cellen boven elkaar. De bovenste celrij bepaalt de naam van het epitheel. Dit type biedt betere bescherming.
* **Meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel:** De cellen aan het oppervlak zijn levend en bevochtigd (bv. mondholte, slokdarm).
* **Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel:** De cellen aan het oppervlak zijn dood, verhoornd (keratiniseerd) en vormen een droge, beschermende laag (bv. huid). De verschillende lagen van verhoornd plaveiselepitheel omvatten het stratum basale, stratum spinosum (met stekelcellen die veel keratinefilamenten bevatten), stratum granulosum (met korrels die keratinisatie bevorderen) en het stratum corneum (de buitenste laag dode, keratine-gevulde cellen, corneocyten). De vernieuwing van de huid is een continu proces.
* **Pseudomeerlagig epitheel:** Lijkt meerlagig omdat de kernen op verschillende niveaus liggen, maar alle cellen rusten op één basaalmembraan (bv. luchtwegen).
* **Overgangsepitheel (urotheel):** Een speciaal type meerlagig epitheel dat de blaas en urineleiders bekleedt. De cellen aan het oppervlak (paraplucellen) kunnen uitrekken en bieden bescherming.
## 1.3 Klierepithelen
Klierepithelen zijn gespecialiseerd in de productie en afscheiding van stoffen (secreet).
### 1.3.1 Indeling van klieren
Klieren worden ingedeeld op basis van hun ontstaanswijze, microscopische bouw, het type secreet en de wijze waarop het secreet de cel verlaat.
### 1.3.2 Exocriene en endocriene klieren
* **Exocriene klieren:** Produceren secreet dat via afvoergangen wordt afgevoerd naar de buitenwereld of naar holtes van organen. Ze ontstaan door proliferatie en uitstulping van bedekkend epitheel.
* **Endocriene klieren:** Produceren hormonen die direct in het extracellulaire vocht en vervolgens in de bloedbaan worden afgegeven. Ze verliezen hun verbinding met het oorspronkelijke epitheel.
* **Gemengde klieren:** Organen die zowel exocriene als endocriene functies hebben, zoals de pancreas.
### 1.3.3 Structuur van exocriene klieren
Exocriene klieren kunnen **eencellig** zijn (bv. slijmbekercellen) of **meercellig**. Meercellige klieren bestaan uit een secretoir gedeelte en een afvoergang. Ze worden verder geclassificeerd op basis van de vorm van het secretoir gedeelte (tubulair, acinair, alveolair) en de complexiteit van de afvoergangen (enkelvoudig of samengesteld).
### 1.3.4 Type secreet
* **Seruze kliercellen:** Produceren een eiwitrijk, waterig secreet. Ze hebben een ronde celkern en goed ontwikkelde ruw endoplasmatisch reticulum (RER) en Golgi-apparaat.
* **Mucueuze kliercellen:** Produceren slijm (glycoproteïnen) dat rijk is aan suikergroepen. Ze hebben een afgeplatte celkern aan de basale kant en hun cytoplasma is gevuld met mucinehoudende granula.
### 1.3.5 Wijze van secretie
* **Merocriene (eccriene) secretie:** Secreetproducten in secretiegranula worden door exocytose aan de apicale celmembraan afgegeven. De cel blijft intact. Dit is de meest voorkomende vorm.
* **Holocriene secretie:** De hele cel verzamelt secreetproduct, barst open en sterft af, waarbij de inhoud als secreet vrijkomt. Dit proces omvat celvernieuwing.
* **Apocriene secretie:** Secreet verzamelt zich nabij de celapex. Een deel van het cytoplasma en celmembraan wordt afgesnoerd en vormt het secreet. De cel herstelt zich daarna.
### 1.3.6 Endocriene klieren en secretie
Endocriene klieren kunnen kliercellen in strengen hebben die tussen bloedcapillairen liggen, wat een snelle afgifte van secreet mogelijk maakt. Cellen rondom een holte kunnen secreet ophopen voordat het in de bloedbaan wordt afgegeven.
* **Secretie van steroïde hormonen:** Cellen die steroïde hormonen produceren, slaan deze niet op. Cholesterol wordt omgezet in hormonen die direct naar de bloedbaan worden afgegeven.
## 1.4 Gespecialiseerde epithelen
Naast de algemene typen bestaan er ook gespecialiseerde epithelen die specifieke functies in het lichaam uitvoeren. Deze zullen nader worden bekeken.
---
# Celpolariteit binnen epitheelcellen
Celpolariteit verwijst naar de asymmetrische verdeling van moleculaire componenten en functies binnen een epitheelcel, resulterend in distincte apicale, laterale en basale zijden.
### 2.1 Apicale kant van epitheelcellen
De apicale kant van de epitheelcel is gericht naar het lumen van een orgaan of de buitenkant van het lichaam en vertoont diverse oppervlaktespecialissaties die de functie en interactie met de omgeving verbeteren.
#### 2.1.1 Oppervlaktespecialissaties
* **Microvilli:** Dit zijn uitstulpingen van het celmembraan die het contactoppervlak aanzienlijk vergroten. Dit is cruciaal voor processen zoals de opname van voedingsstoffen.
* **Stereocilia:** Deze zijn langer dan microvilli en worden gevonden in specifieke locaties zoals het binnenoor.
* **Cilia (trilharen):** Dit zijn beweeglijke structuren die, door hun beweging, deeltjes over het oppervlak van het epitheel kunnen transporteren.
* **Flagellen:** Dit zijn staartachtige structuren, zoals die van spermatozoën, die beweging mogelijk maken.
Deze apicale structuren zijn opgebouwd uit microtubuli en worden ondersteund door een cytoskelet. Hun structuur is gedetailleerd te bestuderen met behulp van transmissie-elektronenmicroscopie.
### 2.2 Laterale kant van epitheelcellen
De laterale zijde van epitheelcellen is verantwoordelijk voor de interactie en verbinding met aangrenzende cellen. Deze verbindingen spelen een essentiële rol in de structurele integriteit en communicatie tussen cellen.
#### 2.2.1 Intercellulaire verbindingen
Intercellulaire verbindingen kunnen worden ingedeeld op basis van hun vorm en functie:
* **Indeling op basis van vorm:**
* **Macula:** Een ronde of puntvormige verbinding, ook wel een vlekje genoemd.
* **Zonula:** Een bandvormige structuur.
* **Fascia:** Een onregelmatige verbinding.
* **Indeling op basis van functie:**
* **Occludens verbindingen (tight junctions):** Deze sluiten de intercellulaire ruimte af en vormen een barrière. Een voorbeeld is de **zonula occludens**.
* **Adhaerens verbindingen (adherens junctions):** Deze zorgen voor aanhechting tussen cellen. Voorbeelden zijn de **zonula adhaerens** (bandvormig) en de **macula adhaerens** (ook wel desmosoom genoemd, puntvormig).
* **Nexus verbindingen (gap junctions):** Deze maken directe communicatie tussen cellen mogelijk.
Andere celtypen, zoals hartspiercellen, vertonen ook celverbindingen die essentieel zijn voor hun functie (bijvoorbeeld voor contractie).
### 2.3 Basale kant van epitheelcellen
De basale kant van de epitheelcel is gericht naar het onderliggende bindweefsel en rust op het basaalmembraan.
#### 2.3.1 Basale membraan
Het basaalmembraan fungeert als een scheidingslaag tussen het epitheelweefsel en het onderliggende bindweefsel. Het bestaat uit twee hoofdcomponenten:
* **Lamina basalis:** Een laag die direct aan de basale zijde van de epitheelcellen grenst. Deze kan verder onderverdeeld worden in de lamina lucida (lichter) en de lamina densa (donkerder) bij gedetailleerde elektronenmicroscopische analyse.
* **Lamina reticularis:** Een laag die vezels bevat en een netwerk vormt, waarin het epitheel verankerd is.
> **Tip:** Het basaalmembraan is cruciaal voor de adhesie van epitheelcellen, de filtering van stoffen en als een steunlaag.
---
**Samenvatting van de belangrijkste aspecten van celpolariteit in epitheelcellen:**
| Aspect | Belangrijkste kenmerken en functies |
| :------------ | :------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ |
| **Apicale zijde** | Oppervlaktespecialissaties zoals microvilli (absorptie), stereocilia (sensorisch), cilia (transport) en flagellen (motiliteit). |
| **Laterale zijde** | Verbindingen met aangrenzende cellen: **zonula occludens** (afsluiting), **zonula adhaerens** en **macula adhaerens/desmosomen** (aanhechting), **nexus verbindingen** (communicatie). |
| **Basale zijde** | Contact met het **basale membraan**, bestaande uit lamina basalis en lamina reticularis, voor ankeren, filtering en steun. |
---
# Classificatie en kenmerken van bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen vormen een beschermende laag die het lichaam bekleedt en de uitwisseling van stoffen reguleert.
### 3.1 Functies van epithelen
Epithëlelen hebben diverse functies, waaronder:
* **Bescherming:** Ze vormen een barrière tegen uitwendige schadelijke invloeden en micro-organismen.
* **Absorptie:** Ze nemen voedingsstoffen en andere stoffen op.
* **Excretie:** Ze scheiden afvalstoffen uit.
* **Regulatie:** Ze controleren de opname en afgifte van stoffen.
Daarnaast vormen epithelen de basis voor klieren, welke gespecialiseerd zijn in de productie van secreet. Epitheelcellen zijn nauw met elkaar verbonden door middel van intercellulaire verbindingen en rusten op een basaalmembraan dat ze scheidt van het onderliggende bindweefsel. Epitheelweefsel zelf is avasculair, wat betekent dat het geen eigen bloedvaten bevat. Het is afhankelijk van diffusie van zuurstof en voedingsstoffen uit de onderliggende weefsels.
### 3.2 Epitheelcellen: structuur en polariteit
Epitheelcellen vertonen polariteit, wat betekent dat hun apicale (naar het lumen gerichte) en basale (naar het basaalmembraan gerichte) zijden verschillende structuren en functies hebben.
#### 3.2.1 Celpolariteit: apicale zijde
De apicale zijde kan gespecialiseerde structuren vertonen om de functie te verbeteren:
* **Microvilli:** Kleine, vingerachtige uitstulpingen van het celmembraan die het contactoppervlak vergroten, wat de absorptie bevordert.
* **Stereocilia:** Langere, trilhaarachtige structuren die men onder andere in het binnenoor vindt. Ze bewegen niet actief maar vergroten ook het oppervlak.
* **Cilia (trilhaartjes):** Beweeglijke uitstulpingen die helpen bij het verplaatsen van deeltjes over het epitheliale oppervlak.
#### 3.2.2 Celpolariteit: laterale zijde
De laterale zijden van aangrenzende epitheelcellen zijn verbonden door intercellulaire verbindingen, die de integriteit van het epitheel waarborgen en communicatie tussen cellen mogelijk maken. Deze verbindingen kunnen worden ingedeeld naar hun vorm en functie:
* **Vorm:**
* **Macula:** Ronde of puntvormige verbinding (vlekje).
* **Zonula:** Bandvormige structuur (zone).
* **Fascia:** Onregelmatige verbinding.
* **Functie:**
* **Occludens verbindingen (tight junctions):** Sluiten de intercellulaire ruimte af, waardoor lekkage wordt voorkomen. Een voorbeeld is de *zonula occludens*.
* **Adhaerens verbindingen (adherens junctions):** Zorgen voor mechanische aanhechting tussen cellen. Voorbeelden zijn de *zonula adhaerens* en *macula adhaerens* (desmosoom).
* **Nexus verbindingen (gap junctions):** Faciliteren directe communicatie tussen cellen door de passage van ionen en kleine moleculen mogelijk te maken.
#### 3.2.3 Celpolariteit: basale zijde
De basale zijde van de epitheelcel grenst aan het basaalmembraan. Het basaalmembraan is een dunne laag die het epitheel scheidt van het onderliggende bindweefsel en bestaat uit twee lagen:
* **Lamina basalis:** De laag direct onder de epitheelcellen.
* **Lamina reticularis:** Een netwerk van vezels dat onder de lamina basalis ligt.
### 3.3 Classificatie van bedekkende epithelen
Bedekkende epithelen worden geclassificeerd op basis van twee hoofdcriteria: de vorm van de cellen in de oppervlakte- of meest apicale laag, en het aantal cellagen.
#### 3.3.1 Classificatie op basis van celvorm
De vorm van de epitheelcellen wordt bepaald door de doorsnede loodrecht op het basaalmembraan:
* **Plaveiselepitheel:** Cellen zijn plat, dun en lijken op tegels.
* **Kubisch epitheel:** Cellen zijn ongeveer even hoog als breed, met een vierkante doorsnede.
* **Cilindrisch epitheel:** Cellen zijn hoger dan breed, met een rechthoekige doorsnede.
#### 3.3.2 Classificatie op basis van aantal cellagen
Het aantal lagen epitheelcellen bepaalt de classificatie:
* **Eenlagig epitheel:** Alle cellen rusten direct op het basaalmembraan. Dit type is typisch voor absorptie- en excretietaken, en komt voor in de bekleding van bloedvaten (endotheel).
* **Meerlagig epitheel:** Slechts de onderste laag cellen rust op het basaalmembraan, terwijl de bovenste lagen daarop gestapeld zijn. De naam van het epitheel wordt bepaald door de vorm van de cellen in de meest apicale laag.
* **Meerlagig plaveiselepitheel:** Dit is het meest voorkomende type en biedt uitstekende bescherming. Het kan onverhoornd (bijvoorbeeld in de mond) of verhoornd (bijvoorbeeld in de huid) zijn. Verhoornd epitheel bevat een dikke laag keratine en is waterafstotend. Het omvat verschillende strata, waaronder het stratum basale (voor vernieuwing), stratum spinosum, stratum granulosum en het stratum corneum (dode, verhoornde cellen).
* **Meerlagig kubisch epitheel.**
* **Meerlagig cilindrisch epitheel.**
* **Pseudomeerlagig epitheel:** Hoewel alle cellen contact maken met het basaalmembraan, liggen hun kernen op verschillende niveaus, waardoor het epitheel eruitziet als meerlagig. Een bekend voorbeeld is het meerlagig cilindrisch epitheel met trilhaartjes in de luchtwegen.
#### 3.3.3 Overgangsepitheel (urotheel)
Overgangsepitheel is een speciaal type meerlagig epitheel dat voorkomt in de urinewegen (blaas, urineleiders). Het kenmerkt zich door de speciale vorm van de apicale cellagen, die paraplu-achtig kunnen uitklappen om de blaas te beschermen en rekken mogelijk te maken. De epitheelcellen hier zijn aangepast aan de grote variaties in spanning.
### 3.4 Keratine in epitheelcellen
Keratine is een belangrijk structuureiwit in veel epitheelcellen, met name in de huid. Het vormt filamenten binnen de cellen en draagt bij aan de mechanische weerstand en bescherming. Tumoren die afkomstig zijn van epitheelcellen vertonen vaak een verhoogde hoeveelheid keratine.
### 3.5 Vernieuwing van epitheel
Epitheelweefsel heeft een hoog regeneratief vermogen. Zo wordt de huid bijvoorbeeld om de zes weken volledig vernieuwd, en epitheelweefsels in andere delen van het lichaam kunnen al om de acht dagen worden vervangen. Dit proces vindt plaats in het stratum basale.
---
> **Tip:** Onthoud de classificatie op basis van celvorm en aantal lagen goed. Dit is essentieel voor het herkennen van verschillende epitheeltypen. Denk bij het meerlagig plaveiselepitheel aan de verschillende strata en het concept van verhoorning.
> **Tip:** Begrijp het concept van celpolariteit (apicaal, lateraal, basaal) en de specifieke structuren en functies die aan elke zijde voorkomen, zoals microvilli, cilia en de verschillende celverbindingen.
> **Voorbeeld:** Eenlagig plaveiselepitheel in de alveoli van de longen is ideaal voor gasuitwisseling vanwege de dunne celstructuur en het grote oppervlak. Meerlagig verhoornd plaveiselepitheel in de huid beschermt effectief tegen mechanische belasting en uitdroging.
---
# Structuur en secretietypen van klierepithelen
Dit onderwerp behandelt de classificatie en microscopische structuur van klierepithelen, inclusief hun exocriene en endocriene aard, en de verschillende methoden van secretie.
### 4.1 Introductie tot klierepithelen
Klierepithelen zijn gespecialiseerde epitheliale weefsels die verantwoordelijk zijn voor de productie en uitscheiding van stoffen, bekend als 'secreet'. De classificatie van klieren kan gebaseerd zijn op hun ontstaanswijze, microscopische bouw, het type secreet, en de manier waarop het secretieproduct de cel verlaat.
### 4.2 Classificatie van klieren
Klieren worden primair onderverdeeld in exocriene en endocriene klieren, gebaseerd op hun ontstaanswijze en de bestemming van hun secreet.
#### 4.2.1 Exocriene klieren
* **Ontstaanswijze:** Ontstaan door proliferatie en uitstulping van bedekkend epitheel.
* **Afvoering secreet:** Secreet wordt via afvoergangen getransporteerd en afgegeven aan het lichaamsoppervlak of aan lumina van organen (direct of indirect).
* **Voorbeelden:** Klieren in de huid (zweetklieren, talgklieren), spijsverteringsklieren.
#### 4.2.2 Endocriene klieren
* **Ontstaanswijze:** Ontstaan door afdaling van epitheelcellen in het onderliggende bindweefsel, waarbij contact met het oorspronkelijke epitheel verloren gaat.
* **Afvoering secreet:** Secreet wordt rechtstreeks afgegeven aan het extracellulaire vocht en komt via de bloedbaan in de circulatie terecht. Ze beschikken niet over afvoergangen.
* **Voorbeelden:** Hypofyse, schildklier, bijnieren.
#### 4.2.3 Gemengde klieren
Sommige organen bevatten zowel exocriene als endocriene componenten, wat resulteert in gemengde klieren.
* **Voorbeeld:** Het pancreas (alvleesklier) heeft een exocrien deel dat verteringsenzymen produceert en een endocrien deel (eilandjes van Langerhans) dat hormonen zoals insuline en glucagon produceert.
### 4.3 Microscopische structuur van exocriene klieren
Exocriene klieren worden verder geclassificeerd op basis van hun microscopische bouw en de complexiteit van hun afvoergangen.
#### 4.3.1 Classificatie op basis van de vorm van het secretoire gedeelte en de afvoergangen
* **Vorm van het secretoire gedeelte:**
* **Tubulair:** Buisvormig.
* **Acinair (of alveolair):** Trosvormig of zakvormig.
* **Vorm en complexiteit van de afvoergangen:**
* **Enkelvoudig:** Eén afvoergang.
* **Samengesteld:** Twee of meer afvoergangen.
Combinaties hiervan leiden tot verschillende klierstructuren (bv. enkelvoudig tubulair, samengesteld acinair).
#### 4.3.2 Structuur van secretoire kliercellen
De aard van het geproduceerde secreet is kenmerkend voor specifieke klierceltypen.
##### 4.3.2.1 Seroze kliercellen
* **Secreet:** Produceert een sereus product, dat typisch eiwitrijk is.
* **Morfologie:**
* Cirkelvormige celkern.
* Uitgebreid ruw endoplasmatisch reticulum (RER) voor eiwitsynthese.
* Goed ontwikkeld Golgi-apparaat voor de verwerking en verpakking van eiwitten.
* **Voorbeeld:** Klieren in de speekselklieren, pancreas.
##### 4.3.2.2 Muceuze kliercellen
* **Secreet:** Produceert slijm (mucus), dat voornamelijk bestaat uit glycoproteïnen (een hoog gehalte aan suikergroepen).
* **Morfologie:**
* Afgeplatte celkern, vaak naar de basale zijde van de cel gedrukt door de ophoping van slijm.
* RER is voornamelijk aan de basale kant van de cel aanwezig.
* De apicale zijde van de cel is gevuld met secretoire granules (mucine-druppels).
* **Voorbeeld:** Slijmbekercellen in het epitheel van de luchtwegen en het spijsverteringskanaal.
### 4.4 Secretietypen
De manier waarop het secretieproduct de cel verlaat, bepaalt het type secretie.
#### 4.4.1 Merocriene (eccriene) secretie
* **Mechanisme:** Secreet wordt verpakt in kleine secretoire granules die naar de apicale celmembraan migreren. De granule versmelt met het celmembraan en geeft zijn inhoud vrij via exocytose.
* **Kenmerken:**
* Meest voorkomende secretietype.
* Continue secretie is mogelijk.
* De cel blijft intact en wordt niet beschadigd.
* **Voorbeeld:** Speekselklieren, pancreasklieren.
#### 4.4.2 Apocriene secretie
* **Mechanisme:** Secreet wordt verzameld in de apicale (bovenste) regio van de kliercel. Een deel van het cytoplasma, inclusief het membraan, scheidt zich af en bevat het secretieproduct.
* **Kenmerken:**
* De cel verliest een deel van zijn cytoplasma en membraan.
* De cel kan zich relatief snel herstellen en doorgaan met secretie.
* **Voorbeeld:** Melkklieren, klieren in de oksels en genitale regio.
#### 4.4.3 Holocriene secretie
* **Mechanisme:** De kliercel verzamelt het secretieproduct gedurende zijn levenscyclus in het cytoplasma. Wanneer de cel vol zit met secreet, barst deze open, sterft af en wordt het gehele celinhoud samen met het secreet afgegeven.
* **Kenmerken:**
* De hele cel gaat verloren tijdens het secretieproces.
* Vernieuwing van kliercellen is vereist om de secretie op peil te houden.
* **Voorbeeld:** Talgklieren in de huid.
### 4.5 Endocriene klieren: Structuur en secretie
Endocriene klieren geven hun hormonen af aan de bloedbaan. Hun organisatie kan variëren om de secretie te faciliteren.
#### 4.5.1 Structurele organisatie
* **Kliercellen in strengen:** Kliercellen zijn georganiseerd in strengen die gescheiden zijn door bloedcapillairen. Dit zorgt voor een snelle opname van het secreet in de bloedbaan.
* **Kliercellen rondom een holte:** Kliercellen zijn gerangschikt rondom een centrale holte waarin het secreet kan ophopen voor latere afgifte aan de bloedbaan. Dit is typisch voor klieren die hormonen opslaan.
#### 4.5.2 Secretie van hormonen
* **Steroidhormoon producerende cellen:** Hormonen die uit cholesterol worden geproduceerd, zoals steroïden, worden meestal direct naar het bloed afgegeven zonder specifieke opslag in secretoire granules. Omdat deze hormonen hydrofoob zijn, worden ze niet in aquatische vesicles opgeslagen, maar worden ze direct geproduceerd en uitgescheiden naar de extracellulaire ruimte en vervolgens de bloedbaan.
> **Tip:** Het onderscheid tussen merocriene, apocriene en holocriene secretie is cruciaal en wordt vaak gevraagd in examens. Concentreer je op de manier waarop de cel zelf intact blijft of verloren gaat tijdens het secretieproces.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Epitheel | Een type weefsel dat rechtstreeks in contact staat met de buitenomgeving of met interne holtes, en dat functies vervult zoals bescherming, absorptie en secretie. |
| Basaalmembraan | Een dunne, niet-cellulaire laag die epitheelweefsel scheidt van het onderliggende bindweefsel, en die belangrijk is voor de ondersteuning en polariteit van de epitheelcellen. |
| Intercellulaire verbindingen | Structuren die naburige epitheelcellen met elkaar verbinden, waardoor mechanische stabiliteit en communicatie tussen cellen mogelijk wordt gemaakt. |
| Celpolariteit | Het verschijnsel waarbij epitheelcellen verschillende gespecialiseerde functies en structuren hebben aan hun apicale, basale en laterale zijden, wat essentieel is voor hun specifieke rol. |
| Microvilli | Kleine, vingerachtige uitstulpingen van het celmembraan aan de apicale zijde van epitheelcellen die het contactoppervlak vergroten, wat de absorptie bevordert. |
| Cilia | Beweeglijke, haarachtige uitsteeksels op het oppervlak van bepaalde epitheelcellen die helpen bij het verplaatsen van deeltjes of slijm over het celoppervlak. |
| Macula | Een ronde of puntvormige intercellulaire verbinding, ook wel bekend als een vlekje. |
| Zonula | Een bandvormige intercellulaire verbinding, ook wel bekend als een zone. |
| Fascia | Een onregelmatige intercellulaire verbinding. |
| Nexus | Een intercellulaire verbinding die directe communicatie tussen cellen mogelijk maakt via kanaaltjes. |
| Desmosoom | Een puntvormige adhesieve verbinding (macula adhaerens) die cellen stevig aan elkaar hecht door middel van intermediaire filamenten. |
| Bedekkende epithelen | Epithelen die de oppervlakken van het lichaam en de wanden van inwendige organen bekleden, met functies zoals bescherming en absorptie. |
| Kubisch epitheel | Een type eenlagig epitheel waarvan de cellen ongeveer even hoog als breed zijn, vaak voorkomend in buisvormige structuren zoals nierbuisjes. |
| Cilindrisch epitheel | Een type eenlagig epitheel waarvan de cellen hoger zijn dan breed, vaak gespecialiseerd in absorptie en secretie. |
| Pseudomeerlagig epitheel | Een schijnbaar meerlagig epitheel waarbij alle cellen op het basaalmembraan rusten, maar de kernen op verschillende niveaus liggen, waardoor het lijkt alsof er meerdere lagen zijn. |
| Verhoornd plaveiselepitheel | Meerlagig plaveiselepitheel dat rijk is aan keratine en een waterdichte barrière vormt, zoals gevonden in de huid. |
| Overgangsepitheel | Een gespecialiseerd meerlagig epitheel dat de urinevaten bekleedt en de eigenschap heeft om uit te rekken en samen te trekken zonder te scheuren. |
| Klierepitheel | Epitheelweefsel dat gespecialiseerd is in de productie en afscheiding van stoffen (secreet). |
| Exocriene klieren | Klieren die hun secreet afvoeren via afvoergangen naar het lichaamsoppervlak of naar inwendige holtes. |
| Endocriene klieren | Klieren die hun secreet (hormonen) direct in de extracellulaire vloeistof afgeven, van waaruit het in de bloedbaan terechtkomt. |
| Serieuze kliercellen | Kliercellen die een waterig, eiwitrijk secreet produceren. |
| Muceuze kliercellen | Kliercellen die een slijmerig secreet produceren, rijk aan glycoproteïnen. |
| Merocriene secretie | Een secretietype waarbij secretoire granules samensmelten met het celmembraan en hun inhoud exocytotisch afgeven, zonder schade aan de cel. |
| Holocriene secretie | Een secretietype waarbij de hele cel zich vult met secreet, waarna de cel barst en afsterft om het secreet vrij te geven. |
| Apocriene secretie | Een secretietype waarbij een deel van het apicale cytoplasma met het secreet wordt afgesnoerd en uit de cel vrijkomt. |