Cover
Mulai sekarang gratis BIOVEILIGHEID.pdf
Summary
## Bioveiligheid: Een Inleiding
Bioveiligheid is cruciaal in de moderne veehouderij en diergeneeskunde. Dit komt voornamelijk door de intensieve manier van dieren houden, waarbij veel dieren dicht op elkaar leven, vaak kwetsbare dieren, en er veel contact is met mensen. Hierdoor kunnen ziekten zich gemakkelijk verspreiden, en sommige ziekten kunnen zelfs overdraagbaar zijn op mensen (zoönosen). Een goede bedrijfshygiëne en bioveiligheid zijn essentieel om de gezondheid van dieren en mensen te waarborgen, evenals voor optimale productieprestaties.
### Het belang van bedrijfshygiëne en bioveiligheid
Bedrijfshygiëne omvat een reeks niet-medicamenteuze maatregelen die gericht zijn op het optimaliseren van de gezondheidsstatus van een bedrijf en de dieren die er gehuisvest zijn. Dit draagt bij aan het welzijn van de dieren, het voorkomen van pijn en lijden, en het verlengen van de levensduur door voldoende beweging en uitdaging te bieden. Dalingen in prestaties (groei, vruchtbaarheid, melkgift, eileg) zijn vaak indicatoren van een slechtere gezondheid, wat leidt tot hogere medische kosten en uiteindelijk tot sterfte.
Bioveiligheid is de moderne term die de verzameling van maatregelen dekt, gericht op het voorkomen van de insleep, circulatie en verspreiding van ziekteverwekkers op en tussen bedrijven. Het doel is het gezond houden van dieren en het waarborgen van optimale zoötechnische prestaties. Dit principe is niet beperkt tot bepaalde bedrijfstypen zoals pluimvee- of varkensbedrijven, maar geldt evenzeer voor vermeerderingsbedrijven, kinderboerderijen en kunstmatige inseminatie (KI)-centra.
Slachthuishygiëne is een specifiek onderdeel van de diergeneeskunde dat zich richt op de kwaliteit van de omgeving waarin dieren worden getransporteerd en geslacht. Het hoofddoel hierbij is het behouden van de humane gezondheid na consumptie van dierlijke producten, met een focus op de preventie van pathogenentransmissie naar het voedsel.
#### Voordelen van bioveiligheid:
* **Kosteneffectiviteit:** Het is goedkoper dan het curatief moeten behandelen van ziektes.
* **Eenvoud:** Mits correct toegepast en begrepen, zijn de maatregelen relatief eenvoudig uit te voeren.
* **Minimale bijwerkingen:** Bioveiligheidsmaatregelen hebben doorgaans geen negatieve bijwerkingen op de dieren.
* **Effectiviteit:** Wanneer ze correct worden toegepast, zijn de maatregelen zeer effectief in het voorkomen van ziekten.
#### Uitdagingen bij bioveiligheid:
* **Holistisch beleid:** Bioveiligheid is alleen zinvol als het een algemeen beleid is dat door iedereen wordt nageleefd.
* **Medeplichtigheid:** De medewerking van iedereen op het bedrijf is vereist.
* **Scholing en motivatie:** Het vereist specifieke scholing en continue motivatie van het personeel.
* **Hygiëne als instelling:** Hygiëne en bioveiligheid moeten een ingeburgerde mentaliteit zijn.
### Ziekteverwekkers en Populatieniveaus
Ziekte kan worden veroorzaakt door verschillende agentia, die zowel infectieus als niet-infectieus kunnen zijn.
#### Infectieuze agentia:
* Virussen
* Bacteriën
* Schimmels
* Parasieten
* MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus)
* Prionen
#### Niet-infectieuze agentia:
* **Milieu/omgeving:** Lucht, bodem, voeder, water.
* Voorbeelden: Molenaarsziekte (NSPI), clostridiumtoxine, verkeerde voeding, hypo- of hypervitaminosen, nutritioneel secundair hyperparathyreoïdisme, tekort aan vitamine D3.
Fysische omstandigheden zoals ventilatie (luchtsnelheid, trek, tocht), relatieve vochtigheid (RV) en temperatuurverschillen ($\Delta T^{\circ}C$) zijn relevant voor het dierencomfort en de stallenbouw. Ammoniakvorming beïnvloedt de diergezondheid negatief.
Bioveiligheid wordt toegepast op drie populatieniveaus:
1. **Individueel dier:** Vooral relevant bij paarden en gezelschapsdieren, gericht op individuele medische behandelingen en preventie (bv. vaccinatie).
2. **Bedrijf:** Van toepassing bij varkens, kippen en runderen, waarbij bioveiligheid van groot belang is, rekening houdend met economische en praktische haalbaarheid.
3. **Algemene dierpopulatie:** Op nationaal en internationaal niveau, vaak georganiseerd via de overheid met wettelijke ziektebestrijding, controles, vaccinaties en eradicatieprogramma's.
### Sleutelconcepten in Bioveiligheid: Insleep, Circulatie en Uitsleep
* **Insleep:** Het binnenbrengen van ziekteverwekkers op een bedrijf, bijvoorbeeld via nieuwe dieren, mensen, voer of materiaal.
* **Circulatie/versleep:** De verspreiding van ziekteverwekkers binnen het bedrijf tussen dieren of ruimtes.
* **Uitsleep/transmissie/verspreiding:** Ziekten die van het bedrijf naar buiten gaan, bijvoorbeeld naar andere bedrijven, dieren of mensen.
Het optimaliseren van bioveiligheid is gebaseerd op inzichten uit de epidemiologie, met kennis van het pathogeen en hoe het zich verspreidt. Risicofactoren omvatten niet alleen het micro-organisme zelf, maar ook omgevings- en gastheerfactoren (zoals vaccinatiestatus of dracht).
### Inleidende Begrippen: Endemisch, Epidemisch, Pandemisch en (Her)opkomend
* **Endemisch:** Een ziekte die in een bepaald gebied voorkomt met een relatief constant aantal besmettingen, waardoor het voorkomen voorspelbaar is.
* **Infectieus:** Veroorzaakt door een ziekteverwekker (bv. *M. hyopneumoniae* bij varkens).
* **Niet-infectieus:** Veroorzaakt door metabole of erfelijke factoren (bv. ketonemie bij melkvee).
* **Epidemisch:** Een plotselinge, exponentiële toename van besmettingen in een bepaald gebied, die na verloop van tijd uitsterft of endemisch kan worden. Voorbeelden zijn MKZ en VP.
* **Pandemisch:** Een wereldwijde verspreiding van een ziekte, zoals NCD bij pluimvee en Corona bij mensen.
* **(Her)opkomend:** Een ziekte die plotseling opduikt in een populatie waar deze afwezig of niet gediagnosticeerd was, of een ziekte die in het verleden aanwezig was maar weer in incidentie stijgt. Voorbeelden zijn BSE, H1N1, RHD type 2, Bluetongue, Q-fever, West-Nile fever en Afrikaans varkenspest.
## Factoren die Ziektebeïnvloeden: De Driehoek van Ziekte
Ziekte ontstaat door een complex samenspel van drie factoren: het agens (de ziekteverwekker), de gastheer (het dier) en de omgeving.
* **Agens:** Kenmerken van de ziekteverwekker, zoals infectiviteit en virulentie. Voorbeelden zijn virussen, bacteriën, parasieten en genetische afwijkingen.
* **Gastheer:** Eigenschappen van het dier zelf, zoals soort, ras, leeftijd, geslacht, immuniteit en genetische aanleg.
* **Omgeving:** Externe invloeden zoals klimaat, huisvesting, management, voeding en stressfactoren.
Management speelt een centrale rol in deze interactie en beïnvloedt alle drie de schakels. Een gebalanceerde benadering, waarbij op elk niveau wordt ingegrepen, is essentieel om ziekte te voorkomen of te beheersen.
### Besmettingsbronnen en Kiemuitscheiding
Geïnfecteerde dieren scheiden pathogenen uit, wat leidt tot besmetting van de omgeving en andere dieren. De uitscheidingsperiode varieert en kan soms plaatsvinden door schijnbaar gezonde dieren (latente dragers).
* **Uitscheidingsroutes:** Ademhaling (bv. influenza), spijsverteringsstelsel (bv. Salmonella), genitaalstelsel (bv. CEM) en huid (bv. dermatofytose).
### Belang van Subklinische Infecties
Subklinische infecties, waarbij geen duidelijke symptomen aanwezig zijn, kunnen een belangrijke bron van besmetting zijn en de productie negatief beïnvloeden. Het behandelen van alleen klinisch zieke dieren kan inefficiënt zijn; men moet rekening houden met niet-detecteerbare infecties. Necrotische enteritis bij pluimvee is een voorbeeld waarbij de subklinische vorm leidt tot verminderde voederconversie en gewichtstoename, ondanks weinig klinische sterfte.
### Ziektebestrijdingsprogramma's
Overheidsgestuurde programma's richten zich op het reduceren of uitroeien van specifieke ziekten of pathogenen via monitoring, bestrijding en preventie. Voorbeelden zijn IBR-bestrijding en Salmonella-bestrijding bij vleeskippen.
* **IBR (Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis):** Een IBR-drager fungeert als virusfabriek bij reactivatie. Preventie omvat het scheiden van besmette runderen, opruimen van besmette dieren, afzonderen van dragers, correcte vaccinatie met markervaccins en aankoop van alleen negatieve dieren na quarantaine.
* **Salmonella vleeskippen:** Preventie staat centraal, met maatregelen bij een positief resultaat zoals logistiek slachten, reinigen en ontsmetten van stallen, en staalname. Bij herhaalde positieve resultaten is bedrijfsbegeleiding met focus op epidemiologisch onderzoek en bioveiligheid vereist.
## Basisprincipes van Bioveiligheid
Twee basisprincipes vormen de kern van bioveiligheid:
1. **Scheiding van geïnfecteerde en gevoelige dieren:** Dit omvat het vermijden van direct en indirect contact, het toepassen van een all-in/all-out systeem, duidelijke looplijnen, het voorzien van een ziekenboeg en quarantaine.
2. **Verlaging van de algemene infectiedruk:** Dit gebeurt door het doorbreken van de infectiecyclus, het verminderen van de belasting op het immuunsysteem via grondige reiniging, ontsmetting, leegstand van stallen en vaccinatie.
### Virulentie en Infectiedruk
* **Besmettelijkheid:** Het gemak waarmee een ziekteverwekker zich overdraagt, binnendringt en vermenigvuldigt.
* **Pathogeniciteit:** Het vermogen van een ziekteverwekker om schade of ziektesymptomen op te wekken bij vermenigvuldiging in de gastheer.
* **Virulentie:** De mate van ernst van de ziekte, die de infectiedruk mede bepaalt.
* **Infectiedruk:** De blootstelling van een dier aan een bepaalde omgeving om een infectie te ontwikkelen.
### Kiemuitscheiding en Overleving
Geïnfecteerde dieren scheiden pathogenen uit, wat de omgeving en andere dieren besmet. De duur van de uitscheiding varieert. Virussen en bacteriën hebben verschillende patronen van kiemuitscheiding.
**Overleving van pathogenen in de omgeving:**
* **Factoren die pathogenen bedreigen:** Droogte, UV-licht, hitte, chemicaliën.
* **Bescherming:** Organisch materiaal kan pathogenen beschermen.
* **Weerstand:** Sommige pathogenen vormen sporen om te overleven (bv. *Bacillus* spp., MRSA).
* **Omgeving:** De omgeving (weide vs. stal, bezettingsgraad) beïnvloedt de overleving.
## Ziekteoverdracht en Transmissieroutes
Ziekteoverdracht kan plaatsvinden via directe en indirecte routes.
### Verticale Overdracht
Overdracht van moeder naar nakomeling via placenta, eicel, geboortekanaal of melk/biest. Voorbeelden zijn transovarieel (*Salmonella* bij kip) en transplacentair (*Bluetongue*).
### Horizontale Overdracht
Overdracht tussen dieren onderling:
* **Direct:** Fysiek contact (neus-neus, likken, bijten, paren).
* **Indirect:** Via tussenstappen zoals voer, water, materialen, mest, lucht, mensen of insecten.
**Transmissieroutes:**
* **Rechtstreeks (Direct):** Fysisch contact, hoesten (speekseldruppels). Overleving in omgeving niet nodig.
* **Onrechtstreeks (Indirect):** Via transportmiddelen, faeces, urine, hoesten, materialen, stof, voeder, drinkwater, vectoren of tussengastheren. Overleving in omgeving of andere gastheer is wel nodig.
* **Aerogeen:** Transmissie over afstand > 1 meter via aërogene deeltjes/aerosols (hoesten, niezen, stofdeeltjes). Dit is indirecte transmissie.
### Overdracht van één dier naar ander
* Via voer, drinkwater.
* Contact met besmette dieren.
* Besmet materiaal (gereedschap, kooien).
* Bezoekers (schoenzolen, kledij).
* Insecten en andere vectoren (actief of mechanisch).
#### Kiemuitscheiding:
* Via ademhalingsstelsel (bv. TBC, influenza).
* Via spijsverteringsstelsel (bv. Salmonella, wormen).
* Via genitaalstelsel (bv. *Taylorella equigenitalis*, CEM, mastitis).
De duur en timing van uitscheiding variëren per ziekteverwekker en kunnen optreden gelijktijdig met of zelfs vóór de klinische symptomen (latente dragers).
## Risicofactoren voor Ziekte/Kolonisatie
Epizoötiologie onderzoekt ziekteverspreiding binnen populaties, gebaseerd op de interactie tussen agens, gastheer en omgeving. Uitscheiding van pathogenen speelt hierin een sleutelrol.
### Gastheerfactoren en de Driehoek van Ziekte
De gezondheid van een dier wordt beïnvloed door:
* **Agens:** De ziekteverwekker (bv. bacterie, virus).
* **Gastheer:** Eigenschappen van het dier (leeftijd, ras, geslacht, immuniteit).
* **Omgeving:** Externe invloeden (klimaat, huisvesting, management).
Management beïnvloedt alle drie de factoren.
### Gevoeligheid van Jonge Dieren
Neonaten zijn extra gevoelig voor infecties door:
* Immature microbiota.
* Nog in ontwikkeling zijnd immuunsysteem.
* Verhoogde gevoeligheid voor stress.
De darmmicrobiota ontwikkelt zich geleidelijk na de geboorte. Dysbiose kan leiden tot gezondheidsproblemen. Het Nurmi-concept (competitieve exclusie) maakt gebruik van gezonde microflora om pathogenen te verdringen.
### Invloed van Leeftijd en Overgangen
Leeftijdsgebonden stress, zoals spenen, verlaagt de weerstand en verhoogt het risico op infecties. Goede begeleiding met aangepaste voeding, rustige huisvesting en hygiëne is cruciaal.
### De Immunity Gap
De periode tussen het afnemen van maternale antistoffen en het volledig effectief zijn van actieve immunisatie (vaccinatie) wordt de 'immunity gap' genoemd. Dit maakt dieren kwetsbaar voor infecties.
### Genetische Achtergrond
Individuele genetische verschillen binnen diersoorten of rassen beïnvloeden de gevoeligheid voor ziekten (bv. F18-receptor bij varkens voor E. coli). Dit is een belangrijke factor in fokprogramma's en management om de populatiegezondheid te verbeteren.
## Infectieketen: Van Agens tot Gastheer
De infectieketen beschrijft het proces van ziekteverspreiding en bestaat uit zes schakels:
1. **Pathogeen (Agens):** De ziekteverwekker (virus, bacterie, schimmel, parasiet). Zonder dit geen infectie.
2. **Reservoir:** De plek waar het pathogeen leeft en zich vermenigvuldigt (mens, dier, voedsel, water, bodem).
3. **Portaal van Uitgang:** De manier waarop het pathogeen het reservoir verlaat (hoesten, niezen, braken, bloed, secreties).
4. **Wijze van Overdracht:** De route die het pathogeen volgt (direct contact, indirect via lucht, voorwerpen, vectoren).
5. **Portaal van Ingang:** De plaats waar het pathogeen het nieuwe lichaam binnendringt (mond, neus, ogen, huidwondjes, inslikken, inademen).
6. **Vatbare Gastheer:** Het individu dat gevoelig is voor infectie (bv. mensen met verzwakt immuunsysteem, ouderen, kinderen).
Het onderbreken van één schakel in deze keten kan de verspreiding stoppen. Preventieve maatregelen zoals hygiëne, persoonlijke bescherming, vaccinatie en isolatie zijn essentieel.
## Hygiënische Maatregelen ter Preventie van Ziekte
De hygiëne op bedrijven is onder te verdelen in externe en interne beveiliging.
### Externe Beveiliging
Voorkomen dat ziektekiemen van buitenaf binnenkomen, bijvoorbeeld door:
* Quarantaine voor nieuwe dieren.
* Bezoekersbeperkingen.
* Ontsmetting van voertuigen en materiaal.
### Interne Beveiliging
Beperken van de verspreiding binnen het bedrijf, bijvoorbeeld door:
* Schoonmaak van stallen.
* Gescheiden ruimtes.
* Goede ventilatiesystemen.
* Personeelstraining.
### Praktische Stappen: Insleep, Circulatie, Uitsleep
* **Insleep vermijden:** Voorkomen dat ziektekiemen van buitenaf binnenkomen.
* **Circulatie beperken:** Voorkomen van verspreiding tussen groepen of afdelingen.
* **Uitsleep vermijden:** Voorkomen dat ziektekiemen het bedrijf verlaten.
## Reinigen en Desinfecteren: Essentiële Stappen
Reinigen en desinfecteren zijn twee cruciale, opeenvolgende stappen om de infectiedruk te verlagen.
### Reinigen
* **Doel:** Verwijderen van zichtbaar vuil en onzichtbaar organisch materiaal, waardoor de voedingsbodem voor bacteriën wordt weggenomen. Reinigen is noodzakelijk vóór desinfectie voor een effectief resultaat.
* **Protocol:**
1. **Verwijderen:** Grof vuil, strooisel, voederresten verwijderen. Monteerbare onderdelen losmaken.
2. **Inweken:** Gebruik water met of zonder detergent, minimaal 3 uur laten inwerken.
3. **Afspoelen:** Grondig naspoelen met proper water en goed laten drogen.
#### Beïnvloedende factoren bij reinigen:
* Temperatuur van de vloeistof.
* Inweektijd ($\Delta t$).
* Concentratie van het reinigingsmiddel.
* Mechanische aspecten (kracht, wrijving).
### Desinfecteren
* **Doel:** Inactiveren of reduceren van schadelijke micro-organismen op levenloze oppervlakken tot een aanvaardbaar niveau.
* **Methoden:** Fysisch (warmte, UV, straling, filtratie) of chemisch (desinfectantia).
* **Ideaal desinfectans:** Breedspectrum, snelwerkend, niet geremd door omgevingsfactoren, niet toxisch, niet corrosief, goedkoop en stabiel.
#### Fysische Desinfectie:
* **Warmte:** Vochtige warmte (pasteurisatie, autoclaveren) en droge warmte (oven, steekvlam). Vochtige warmte werkt sneller en bij lagere temperaturen.
* **Koude:** Doodt normaal gesproken geen bacteriën of virussen, maar kan bij snelle temperatuurdalingen of vries-dooi cycli wel effect hebben.
* **Straling:** Ioniserend ( Beschadigt DNA) en niet-ioniserend (alleen oppervlakteontsmetting).
* **Filtratie:** Verwijdert pathogenen fysiek uit vloeistoffen en gassen.
#### Chemische Desinfectie:
Verschillende klassen chemicaliën worden gebruikt, elk met specifieke eigenschappen, werkingsmechanismen en risico's:
* **Fenolen:** Breedspectrum, langdurig werkzaam, maar toxische residuen.
* **Aldehyden (Formaldehyde, Glutaaraldehyde):** Zeer breed spectrum, ook tegen sporen, maar toxisch, irriterend en potentieel carcinogeen.
* **Alcoholen (Ethanol, Isopropanol):** Snelwerkend, geen toxisch residu, maar niet sporicide en ontvlambaar.
* **Halogenen (Chloorverbindingen, Joodverbindingen):** Breed spectrum, goedkoop, maar gevoelig voor organisch materiaal en soms corrosief.
* **Peroxiden (Waterstofperoxide, Perazijnzuur):** Oxidatieve werking, breed spectrum, maar instabiel en corrosief.
* **Tensio-actieve stoffen:** Vooral reinigend, beperkt desinfecterend, sterk beïnvloed door organisch materiaal.
* **Biguaniden (Chloorhexidine):** Bactericide, residueel effect, maar weinig actief tegen virussen en sporen.
* **Zuren en Basen:** Kunnen reinigen en desinfecteren, maar vaak corrosief en irriterend.
### Werking van Desinfectantia
Desinfectantia werken door eiwitten te denatureren, celmembranen aan te tasten, DNA te beschadigen of enzymsystemen te blokkeren. De effectiviteit wordt beïnvloed door factoren zoals temperatuur, concentratie, contactduur, organisch materiaal, waterhardheid en pH.
#### Resistentie van Micro-organismen
Micro-organismen variëren in hun resistentie tegen desinfectantia:
* **Gevoelig:** Virussen met envelop, mycoplasma's, Gram-positieve bacteriën.
* **Matig resistent:** Virussen zonder envelop, schimmels, Gram-negatieve bacteriën.
* **Zeer resistent:** Mycobacteriën, bacteriële sporen, protozoa.
* **Extreem resistent:** Prionen.
De celwandstructuur, aanwezigheid van sporen, metabolische activiteit en biofilmvorming spelen een rol in de resistentie.
## Ongedierte- en Insectenbestrijding
Ongedierte en insecten vormen een bedreiging door het verspreiden van ziekteverwekkers, het besmetten van voer en het veroorzaken van schade.
### Knaagdieren
* **Soorten:** Bruine rat (*Rattus norvegicus*), zwarte rat (*Rattus rattus*), huismuis (*Mus musculus*).
* **Schade:** Veroorzaken schade aan materialen, verspreiden ziekten, eten en bevuilen voorraden.
* **Preventie:** Bouwkundige maatregelen (afdichten van openingen), hygiënische maatregelen (vermijden van voedselresten en schuilplaatsen).
* **Bestrijding:** Mechanisch (vallen, klemmen), chemisch (rodenticiden, anticoagulantia) en biologisch (natuurlijke vijanden, met voorzichtigheid).
#### Rodenticiden (anticoagulantia):
* **Werking:** Blokkeren de vitamine K-cyclus, wat leidt tot interne bloedingen.
* **Generaties:** Eerste generatie (bv. Warfarine) werkt langzaam en cumulatief, tweede generatie (bv. Brodifacoum) is zeer toxisch en werkt vaak na één dosis.
* **Risico's:** Secundaire vergiftiging van roofdieren, resistentieontwikkeling.
### Vliegen
* **Soorten:** Huisvlieg (*Musca domestica*), stalvlieg (*Stomoxys calcitrans*), culicoïdes, lucilia sericata.
* **Schade:** Veroorzaken stress, onrust, dragen ziekteverwekkers over.
* **Bestrijding:** Verwijderen van broedplaatsen (mest, afval), fysieke methoden (vliegenvangers, elektrische verdelgers) en chemische methoden (larviciden, adulticiden).
#### Larviciden:
* **Werking:** Remmen de ontwikkeling van larven (bv. diflubenzuron, cyromazine) of werken direct toxisch op het zenuwstelsel (bv. trichloorfon).
#### Adulticiden:
* **Werking:** Doden volwassen vliegen, vaak door verstoring van het zenuwstelsel (bv. organofosfaten, pyrethroïden).
### Muggen
* **Soorten:** *Aedes koreicus*, *Aedes japonicus*, *Aedes aegypti*, *Anopheles*.
* **Schade:** Kunnen virussen overdragen (Dengue, West-Nile virus).
* **Bestrijding:** Lastig door levenscyclus, voorkeur voor stilstaand water.
### Vogels
* **Schade:** Veroorzaken vervuiling met uitwerpselen, verspreiden ziekteverwekkers (bv. Salmonella), kunnen ventilatiesystemen verstoppen.
* **Soorten:** Duiven, meeuwen, mussen, spreeuwen.
* **Bestrijding:** Fysiek (spikes, nets, coils, draden), visueel (afschrikmiddelen), auditief (geluiden), chemisch (aviciden, met restricties) en biologisch (geboortebeperking, bv. OvoControl).
## Bescherming van de Gebruiker
Bij het werken met chemische middelen is persoonlijke bescherming essentieel:
* **Veiligheidskleding:** Handschoenen (nitril/neopreen), bril/face shield, laarzen, masker (met P2/P3 stof filter en/of gasfilter), overall.
* **Informatie:** Etiketten met R- en S-zinnen bieden cruciale informatie over gevaren en veiligheidsmaatregelen.
* **Eerste Hulp:** Antigifcentrum (070/245 245) en de informatie op het etiket zijn essentieel bij vergiftiging.
## Testen van Desinfectantia
De effectiviteit van desinfectiemiddelen wordt getest in laboratoria (in vitro) en op het veld (in vivo).
* **Laboratoriumtesten:** Gestandaardiseerde tests (bv. EN1040, EN1276, EN13697) beoordelen de werking tegen specifieke micro-organismen onder gecontroleerde omstandigheden of gesimuleerde veldomstandigheden.
* **Veldtesten:** Staalnames in stallen (oppervlakken, lucht) met behulp van afdrukpreparaten, swabs of agarplaatjes (bv. RODAC-platen) om de effectiviteit in de praktijk te beoordelen. Een hygiënogram-score wordt toegekend op basis van het aantal gevonden kolonies.
## Praktische Aanpak: Reinigen, Desinfecteren, Fumigeren
Een goede hygiënestrategie omvat meerdere stappen:
1. **Reinigen:** Verwijderen van vuil en organisch materiaal. Cruciaal voor effectieve desinfectie.
2. **Desinfecteren:** Doden van ziektekiemen met geschikte middelen.
3. **Fumigeren/Vernevelen:** Gasdesinfectie voor moeilijk bereikbare plaatsen.
Het volgen van protocollen voor reiniging en desinfectie, met aandacht voor de juiste temperatuur, concentratie en inwerktijd, is essentieel voor succes.
### Belang van Infrastructuur
De constructie van stallen en de materiaalkeuze moeten gericht zijn op het minimaliseren van stof- en vuilophoping en bestand zijn tegen water en chemicaliën. Gladde, afgeronde oppervlakken en goede afwatering vergemakkelijken reiniging en desinfectie.
## Veelvoorkomende Fouten bij Bioveiligheid
* **Gebrek aan consistentie:** Bioveiligheidsmaatregelen niet consequent toepassen.
* **Onvolledige reiniging:** Desinfectie uitvoeren zonder voorafgaande grondige reiniging.
* **Verkeerde concentraties:** Desinfectiemiddelen te hoog of te laag verdunnen.
* **Onvoldoende inwerktijd:** Desinfectiemiddelen te kort laten inwerken.
* **Gebrek aan scholing en bewustzijn:** Personeel onvoldoende getraind of zich niet bewust van het belang van bioveiligheid.
* **Negeer subklinische infecties:** Alleen focussen op dieren met zichtbare symptomen.
* **Ongecontroleerd dierverkeer:** Zonder quarantaine nieuwe dieren opnemen.
* **Slechte ventilatie en stalhygiëne:** Wat leidt tot ophoping van ammoniak en ziektekiemen.
* **Ongedierte en insecten niet bestrijden:** Die als vectoren voor ziekten fungeren.
* **Gebrek aan externe bioveiligheid:** Onvoldoende controle op bezoekers, voertuigen en materiaal.
Door bioveiligheid serieus te nemen en de juiste maatregelen toe te passen, kan de gezondheid van dieren en de veiligheid van voedselproducten aanzienlijk worden verbeterd.
Glossary
## Glossary
| Term | Definition |
|---|---|
| Agens | Een schadelijke factor of ziekteverwekker die het evenwicht in een organisme kan verstoren. |
| Bioveiligheid | Het geheel van niet-medicamenteuze maatregelen, meestal preventief, gericht op het voorkomen van insleep, circulatie en verspreiding van ziekten op en tussen bedrijven, met als doel dieren gezond te houden en optimale zoötechnische prestaties te waarborgen. |
| Compartimentalisatie | Het opdelen van een bedrijf in zones op basis van bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid of vaccinatiestatus om de verspreiding van ziekten te beperken. |
| Epidemiologie | De studie die zich bezighoudt met het beschrijven en verklaren van ziektefenomenen in populaties, inclusief de verspreiding, oorzaken en bestrijding ervan. |
| Epizoötiologie | De studie van het overleven en verspreiden van pathogenen in een populatie van dieren, inclusief de factoren die hierbij een rol spelen. |
| Facultatief pathogeen | Een micro-organisme dat normaal gesproken onschadelijk is, maar onder bepaalde omstandigheden, zoals een verzwakt immuunsysteem, infecties kan veroorzaken. |
| Hygiëne | De verzameling van niet-medicamenteuze maatregelen en middelen gericht op het bevorderen van gezondheid, zowel bij dieren als mensen. |
| Insleep | Het binnenbrengen van ziekteverwekkers op een bedrijf, bijvoorbeeld via nieuwe dieren, mensen, voer of materiaal. |
| Infectiedruk | De druk waaraan een dier wordt blootgesteld in een bepaalde omgeving om een infectie te ontwikkelen, wat toeneemt bij virulente kiemen en afneemt bij goede bioveiligheid. |
| Incubatieperiode | De tijdsduur tussen het moment van besmetting door een pathogeen en het optreden van de eerste klinische symptomen van de ziekte. |
| Isolatie | Het afzonderen van zieke dieren die een direct risico vormen voor de rest van de populatie. |
| Kiemuitscheiding | De manier waarop ziekteverwekkers een dier verlaten en anderen kunnen besmetten, via bijvoorbeeld ademhaling, spijsverteringsstelsel, genitaalstelsel of huid. |
| Kolonisatie | Het zich vestigen en vermenigvuldigen van micro-organismen in een gastheer zonder direct schade te veroorzaken, vaak als onderdeel van de normale flora. |
| Kwantitatieve risicobeoordeling | Een methode om het risico op insleep van ziekte te berekenen met behulp van een formule, zoals P = 1 - (1 - p)ⁿ, waarbij p de prevalentie is en n het aantal aangevoerde dieren. |
| Loopingrediënten | Vaste routes die medewerkers volgen binnen een bedrijf, altijd van gezond naar ziek, jong naar oud, en nooit andersom, om ziekteverspreiding te voorkomen. |
| Opportunistisch organisme | Een ander woord voor facultatief pathogeen; een micro-organisme dat normaal gesproken ongevaarlijk is, maar onder gunstige omstandigheden infecties kan veroorzaken. |
| Pathogeen | Een infectieus agens of ziekteverwekker, zoals een prion, virus, bacterie, schimmel of parasiet, dat schade aan de gastheer toebrengt ten eigen bate. |
| Populatieniveau | De verschillende schaalniveaus waarop bioveiligheid wordt toegepast: het individuele dier, het bedrijf en de algemene dierpopulatie. |
| Preventie | Maatregelen die worden genomen om te voorkomen dat dieren ziek worden, gericht op het vermijden van insleep en verspreiding van ziektekiemen. |
| Profylaxie | Alle preventieve maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van ziekte, zowel algemeen (hygiëne) als specifiek (vaccinatie). |
| Quarantaine | Het isoleren van klinisch gezonde nieuwe dieren gedurende een bepaalde periode om te controleren of ze vrij zijn van ziekten voordat ze in contact komen met de bestaande populatie. |
| Reservoir | De natuurlijke omgeving waarin een ziekteverwekker leeft en zich kan vermenigvuldigen, zoals een persoon, dier of milieucomponent. |
| Risicofactor | Een factor die de kans op het ontstaan of de verspreiding van ziekte vergroot, zoals de virulentie van een kiem, de gevoeligheid van de gastheer of omgevingscondities. |
| Secundaire bacterële infectie | Een infectie die optreedt wanneer een verzwakt immuunsysteem, vaak als gevolg van een virale infectie, bacteriën toelaat zich te nestelen en te vermenigvuldigen. |
| Soönose | Een ziekte die van dier op mens kan overgaan. |
| Steriliseren | Het volledig vernietigen of verwijderen van alle micro-organismen. |
| Subklinische infectie | Een infectie zonder duidelijke waarneembare symptomen, die echter wel de gezondheid, productie en het welzijn van dieren kan beïnvloeden en waarvoor laboratoriumonderzoek nodig is voor detectie. |
| Totaalontsmetting | Een volledige desinfectie van een lege stal of ruimte, vaak uitgevoerd na het verwijderen van alle dieren en organisch materiaal. |
| Uitsleep | Het van het bedrijf naar buiten gaan van ziekten, bijvoorbeeld naar andere bedrijven, dieren of mensen. |
| Vaccinatie | Een specifieke profylactische maatregel die het immuunsysteem van een dier stimuleert om weerstand op te bouwen tegen een specifieke ziekte. |
| Virulentie | De mate van ernst van een ziekte, bepaald door de eigenschappen van de ziekteverwekker, die een belangrijke rol speelt in de infectiedruk. |
| Zoötechnische prestaties | De prestaties die gerelateerd zijn aan het houden van dieren, zoals groei, vruchtbaarheid, melkgift en eileg, die worden beïnvloed door gezondheid en welzijn. |