Cover
Mulai sekarang gratis Tekst sociologie (Sociale controle en deviantie) (2).pdf
Summary
# Sociale controle: ontstaan en internalisatie van normen en waarden
Dit topic behandelt de oorsprong van sociale controle, met de nadruk op het onderscheid tussen folkways en mores, de rol van sancties en de internalisering van normen en waarden in de samenleving, en verkent de theorieën van Sumner en Durkheim over hoe normen zich ontwikkelen en geaccepteerd worden [2](#page=2).
## 1. Sociale controle: ontstaan en internalisatie van normen en waarden
### 1.1 De ordens van sociale controle
Edward Alsworth Ross onderscheidt twee ordes met elk hun eigen controlemechanismen die individualiteit moeten overstijgen: de ethische en de politieke orde [2](#page=2).
* **Ethische controleorde:** Neemt de vorm aan van publieke opinie, persoonlijke idealen, religie en kunstvormen [2](#page=2).
* **Politieke controleorde:** Omvat het recht, het leger en de politie [2](#page=2).
De kenmerken van de maatschappelijke structuur bepalen welke soort controle overheerst. In homogene samenlevingen met weinig statusverschillen domineert de ethische controle. Ongelijke samenlevingen, gekenmerkt door overheersing en exploitatie, leunen daarentegen meer op politieke controle [2](#page=2).
### 1.2 De morele orde: het ontstaan en de internalisatie van normen en waarden
#### 1.2.1 De theorie van William Sumner
William Sumner analyseerde de ontwikkeling van normen vanuit de veronderstelling dat het primair menselijk doel overleven is [2](#page=2).
* **Folkways:** Door 'trial and error' ontwikkelden zich de meest aangepaste handelwijzen tot gebruiken of gewoonten, die Sumner **folkways** noemt. Dit zijn collectieve gewoonten, elementaire gezichtspunten of methodes die betrekking hebben op wat juist, effectief en/of goed is, zonder resultaat te zijn van bewuste reflectie. Sommige folkways verliezen hun waarde als ze niet langer aan behoeften voldoen [2](#page=2).
* **Mores:** Wanneer folkways zich in een bevolkingsgroep ontwikkelen tot doctrines, spreekt Sumner van **mores**. Dit gebeurt wanneer mensen bewust gaan nadenken over de folkways, waardoor mores gezien kunnen worden als rationalisaties van gewoonten [2](#page=2).
* **Sancties en de gemeenschap:** Het belangrijkste verschil met folkways is dat het niet naleven van mores gesanctioneerd wordt door de gemeenschap. Het naleven van mores wordt door de gemeenschap als essentieel beschouwd voor het algemeen welzijn en adequate functioneren. Mores vormen de basis van maatschappelijke instellingen [3](#page=3).
* **Continuüm en wetten:** Er is een continuüm tussen folkways en mores, gaande van gebruiken zonder sanctie tot strikt vereiste normen. Wetten worden beschouwd als een weerspiegeling van de mores; ze zijn effectief als ze congruent zijn met de mores. Kritiek hierop stelt echter dat wetten ook mores kunnen beïnvloeden [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** De verandering in de acceptatie van echtscheiding, mede door aangepaste wetgeving, illustreert hoe wetten mores kunnen beïnvloeden [3](#page=3).
#### 1.2.2 Voorbeelden van folkways die mores worden
Het gebruik van genotsmiddelen, zoals alcohol en marihuana in de Verenigde Staten, dient als voorbeeld. De Amerikaanse 'prohibitie' (1920-1933) maakte van alcoholgebruik een illegale praktijk, een verbiedende mores. Na de opheffing werd het opnieuw een folkway. De 'marihuana tax act' maakte bezit en kweken van marihuana een misdaad, maar de toenemende legalisering van medicinaal gebruik kan dit in de toekomst weer tot een folkway maken [4](#page=4).
#### 1.2.3 De theorie van Émile Durkheim
Durkheim stelde de vraag naar de oorsprong van morele regels, die hij definieert als regels die niet alleen verplicht zijn, maar ook gewenst worden [4](#page=4).
* **Objectieve en subjectieve moraliteit:** Durkheim onderscheidt **subjectieve moraliteit** (individuele uitdrukking van moreel bewustzijn) en **objectieve moraliteit** (gemeenschappelijke, onpersoonlijke standaard voor gedragsevaluatie) [4](#page=4).
* **Analytische en synthetische gevolgen:** Morele regels kunnen herkend worden aan het type gevolg van hun overtreding [4](#page=4).
* **Analytisch gevolg:** Volgt inherent uit de handeling zelf (bv. infectie na het negeren van hygiënische regels) [4](#page=4).
* **Synthetisch gevolg:** Wordt opgelegd en volgt niet uit de handeling zelf (bv. sanctie op moord). Handelingen worden verplichtend doordat regels sancties opleggen bij niet-naleving, wat de essentie van een morele regel is [4](#page=4).
* **Positieve sanctie en welbehagen:** Het naleven van regels kan een positieve sanctionering inhouden, leidend tot een gevoel van welbehagen. Dit is het resultaat van het socialisatieproces [4](#page=4).
#### 1.2.4 Socialisatietheorieën: Mead en Piaget
* **George Herbert Mead (socialisatietheorie):** Beschrijft de **internalisering van waarden en normen** door het onderscheid tussen het 'I' en het 'Me' [5](#page=5).
* **Het 'I':** Het handelen van het individu in een specifieke sociale situatie, wat op basis van geheugencapaciteit geëvalueerd kan worden [5](#page=5).
* **Het 'Me':** Het geheel van geïnternaliseerde attitudes, waaronder de reacties van significante anderen op de handeling. Dit stimuleert de geïnternaliseerde controle, waardoor het individu rekening kan houden met hoe anderen handelingen kunnen waarnemen [5](#page=5).
* **Jean Piaget (relatie sociale verhoudingen en rationeel bewustzijn):** Onderscheidt relaties gebaseerd op **autoriteit/dwang** (extern systeem van regels) en **coöperatieve, wederkerige relaties** (basis voor bewustzijn van gewenste regels) [5](#page=5).
* Maatschappelijke evolutie leidt volgens Piaget naar samenwerking, waarbij het individu zijn gedrag vanuit wederkerigheid waarneemt en evalueert [5](#page=5).
* Er is een parallel tussen de ontwikkeling van logisch denken bij kinderen en moreel bewustzijn. De evolutie gaat van egocentrisme naar identificatie met volwassenen (gedreven door dwang) naar een stadium van **moreel realisme** (moraliteit gelijk aan autoriteit van concrete figuren) [5](#page=5).
* **Coöperatie** leidt tot kritiek en dialoog, wat leidt tot de internalisering van autonome regels, onafhankelijk van het 'ik' of de 'ander' [6](#page=6).
### 1.3 De politieke orde
De eerdere theorieën gaan niet in op de rol van machtsprocessen in het ontstaan van morele regels en wiens moraal hierbij centraal staat [6](#page=6).
#### 1.3.1 Howard Becker en collectief handelen
Howard Becker stelt dat mensen afwijkend zijn omdat anderen met meer macht hen als zodanig bestempelen. Macht en controle zijn dus cruciaal voor het begrijpen van deviantie. De maatschappij wordt gezien als een netwerk van interacties waarbij alle maatschappelijke verschijnselen, inclusief afwijkend gedrag, het resultaat zijn van **collectief handelen** [6](#page=6).
#### 1.3.2 Crusading reformers
Volgens Becker ontstaan regels door de actie van **'crusading reformers'**. Dit zijn groepen die hun maatschappijvisie baseren op een absolute ethiek en vaak onbewust handelen vanuit een humanitair motief. Hun acties zijn resultaatgericht en leiden tot de creatie van nieuwe regels, een nieuwe groep 'outsiders' en de oprichting van organisaties (bv. politie) die deze regels handhaven. Deze organisaties kunnen bijdragen aan het deviantieproces doordat subjectieve of informele elementen de objectieve taak van regels handhaven kunnen beïnvloeden [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** De afbeelding toont hoe 'crusading reformers' zowel voor als tegen het homo-huwelijk actie voeren, wat leidt tot deviantie als afwijking van de collectief bepaalde regels [6](#page=6).
---
# Sociologische verklaringen voor deviantie
Hier is de studiehandleiding voor het onderwerp "Sociologische verklaringen voor deviantie".
## 2 Sociologische verklaringen voor deviantie
Dit topic verkent diverse sociologische perspectieven op deviant gedrag, beginnend met de relatieve en normale aard ervan, gevolgd door theorieën over anomie, vervreemding, differentiële associatie, delinquente subculturen en sociale controletheorieën.
### 2.1 Het relatieve en normale karakter van deviantie
Elke groep of gemeenschap definieert gedrag als conform aan normen en waarden, of als afwijkend. Deviant gedrag is derhalve gedrag dat de normatieve regels van een bepaalde groep of maatschappij overtreedt, en impliceert een onvermogen of weigering om zich aan deze regels te houden [7](#page=7).
#### 2.1.1 Het relatieve karakter van deviantie
Wat als deviant wordt beschouwd, is relatief en verschilt per maatschappij, groep en tijdsperiode. Afwijkend gedrag is een kwestie van sociale definitie op een gegeven plaats en tijd, en hangt samen met de rol en positie die iemand binnen de gemeenschap bekleedt [7](#page=7).
#### 2.1.2 Het normale karakter van deviantie
Durkheim stelt dat elke samenleving een hoeveelheid misdaad kent die als normaal kan worden beschouwd. Een samenleving waarin iedereen de waarden en normen volledig internaliseert, is onmogelijk, en het streven naar een misdaadvrije samenleving zou slechts leiden tot een verschuiving van deviantie, waarbij minimale afwijkingen al tot bestraffing leiden [8](#page=8).
### 2.2 Ontregeling of anomie
Anomie verwijst naar een toestand waarin de samenleving er niet in slaagt individueel handelen vorm en richting te geven, waardoor mensen geen duidelijke regels hebben voor hun handelen [8](#page=8).
#### 2.2.1 Anomie volgens Durkheim
Durkheim betoogt dat menselijke behoeften niet, zoals bij dieren, biologisch gereguleerd zijn. Sociale en morele regels van buitenaf zijn nodig om de menselijke aspiraties, zoals het streven naar rijkdom, status of macht, in toom te houden. Wanneer economische veranderingen (rampen of voorspoed) deze normatieve regelingen vernietigen, vallen mensen terug op hun passies, wat resulteert in een gebrek aan regeling van menselijke driften en afwijkend gedrag [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een Lotto-winnaar die zijn fortuin verbrandt aan feestjes, drugs en prostituees, zonder interne of externe remmingen, kan worden gezien als een voorbeeld van een anomische toestand waarbij behoeften loskomen te staan van maatschappelijke doelen [9](#page=9).
#### 2.2.2 Anomie volgens Merton
Merton onderscheidt culturele doelstellingen (waarden, behoeften, aspiraties) en geïnstitutionaliseerde middelen (legitieme manieren om doelen te bereiken). Anomie ontstaat wanneer er een discrepantie is tussen deze twee elementen; de culturele doelstellingen stijgen, maar de geïnstitutionaliseerde middelen blijven achter, of zijn niet voor iedereen gelijk toegankelijk [10](#page=10).
**Typologie van afwijkend gedrag volgens Merton (aanpassingsvormen aan anomie):**
| Aanpassingsvormen | Culturele doelstellingen | Geïnstitutionaliseerde middelen |
| :------------------ | :----------------------- | :------------------------------ |
| Conformity | + | + |
| Innovation | + | - |
| Ritualism | - | + |
| Retreatism | - | - |
| Rebellion | + | + |
* **Conformity:** Accepteren van zowel de culturele doelen als de geïnstitutionaliseerde middelen.
* **Innovation:** Accepteren van de culturele doelen, maar afwijzen van de geïnstitutionaliseerde middelen (bijv. door illegitiem gedrag).
* **Ritualism:** Afwijzen van de culturele doelen, maar vasthouden aan de geïnstitutionaliseerde middelen (vaak in bureaucratische settings).
* **Retreatism:** Afwijzen van zowel de culturele doelen als de geïnstitutionaliseerde middelen (bijv. zwervers, verslaafden).
* **Rebellion:** Afwijzen van de bestaande culturele doelen en middelen, en vervangen door nieuwe (bijv. revolutionairen, sekteleden).
> **Voorbeeld:** De 'American dream' van financieel succes als culturele doelstelling. Een bankdirecteur die hiernaar streeft via legitieme middelen is conformiteit. Een bankrover die hetzelfde doel nastreeft met illegitieme middelen is innovatie [12](#page=12).
Mertons theorie verklaart ook klassenverschillen in deviantie. De arbeidersklasse ervaart meer deficiëntie in middelen om succesdoelen te bereiken en heeft een lagere prestatiemotivatie, wat kan leiden tot rationalisatie van hun situatie en een andere invulling van arbeid. Cultureel kapitaal en middenklassewaarden op school kunnen de sociale stijging van kinderen uit lagere klassen belemmeren. De populaire cultuur houdt de motivatie hoog door succesverhalen te verspreiden, maar kan ook leiden tot kritiek op de sociale structuur, doordat het niet-realiseren van doelen aan het individu zelf wordt toegeschreven [12](#page=12) [13](#page=13).
De anomietheorie van Merton is in aangepaste vorm bruikbaar voor empirisch onderzoek naar 'strain' (spanning), vaak bestudeerd via werkloosheidservaringen en het gevoel onrechtvaardig behandeld te zijn [13](#page=13).
> **Tip:** Hoewel Mertons theorie inzichtelijk is, vereenvoudigt ze de werkelijkheid en kan ze niet alle vormen van afwijkend gedrag verklaren. Ook wordt uitgegaan van de vrije beschikbaarheid van niet-geïnstitutionaliseerde middelen, wat niet altijd het geval is.
#### 2.2.3 Merton en Durkheim vergeleken
Durkheims anomieconcept ontstond in de 19e eeuw, geconfronteerd met de desintegratie van de standenmaatschappij door industrialisatie en kapitalisme. Sociale mobiliteit leidde tot een leegte zonder normen voor levensstijl en aspiraties. Mertons theorie richt zich op een industriële samenleving die sociale mobiliteit juist ondersteunt, maar waar anomie ontstaat door de discrepantie tussen gestimuleerde aspiraties en ongelijke toegang tot middelen [14](#page=14).
### 2.3 Vervreemding
Vervreemding duidt op een situatie waarin individuen geen zinvolle relatie meer hebben met de samenleving, vaak als gevolg van ontregelde aspiraties. Melvin Seeman onderscheidt vijf dimensies van vervreemding, gebaseerd op de sociale leertheorie [15](#page=15):
1. **Machteloosheid:** De onmogelijkheid om het sociale leven vorm te geven of de uitkomst van eigen gedrag te beïnvloeden [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** Een vredesactiviste die na jaren van strijd de hoop verliest dat haar acties nog iets zullen veranderen, ervaart machteloosheid tegenover het politieke systeem [16](#page=16).
2. **Zin- of betekenisloosheid:** De verwachting dat er geen bevredigende voorspellingen over de gevolgen van handelen gemaakt kunnen worden, wat voortkomt uit een gebrek aan inzicht in de logische samenhang der dingen [15](#page=15).
3. **Normloosheid:** De bewustwording dat sociaal verwacht gedrag weinig succes brengt, waardoor men ervan overtuigd raakt dat afwijkend gedrag noodzakelijk is om doelen te bereiken [16](#page=16).
4. **Isolatie:** Het niet delen van de waarden van de samenleving en het toekennen van lage beloningswaarde aan maatschappelijk wenselijke doeleinden [16](#page=16).
5. **Zelfvervreemding:** Het ondergeschikt zijn van menselijke activiteiten aan externe criteria, waarbij werk enkel wordt gedaan voor externe beloning in plaats van intrinsieke voldoening of zelfrealisatie [16](#page=16).
Seeman benadrukt dat deze dimensies conceptueel onafhankelijk zijn, maar een gevoel van vervreemding van de samenleving de kans op deviant gedrag vergroot [17](#page=17).
### 2.4 Differentiële associatie
De theorie van Sutherland en Cressey stelt dat deviant gedrag, net als conform gedrag, wordt aangeleerd via interacties en associaties met anderen [17](#page=17).
**Kernprincipes van differentiële associatie:**
1. Crimineel gedrag is aangeleerd.
2. Het leerproces vindt plaats via interactie en communicatie in kleine persoonlijke groepen.
3. Het leren omvat zowel technieken als de rechtvaardiging (motieven, attitudes) van het gedrag.
4. De richting van motieven wordt bepaald door definities die legale codes als te volgen of te overtreden voorstellen.
5. Een persoon wordt delinquent wanneer er een overschot is aan definities die regelovertreding bevoordelen (het principe van differentiële associatie).
6. Differentiële associaties variëren in frequentie, duur, prioriteit en intensiteit.
Sociale structuren, zoals achterbuurten met een overwicht aan negatieve definities en sociale achterstelling, bieden meer kans op het aanleren van deviante definities. De theorie kan ook de jeugddelinquentie van immigrantenkinderen verklaren die zich onttrekken aan ouderlijk gezag en onder invloed komen van de waarden van de achterbuurten [18](#page=18).
### 2.5 De delinquente subcultuur
De theorie van de delinquente subcultuur, ontwikkeld door Cohen, bouwt voort op de anomietheorie en differentiële associatie om het ontstaan van jeugddelinquentie te verklaren. Cohen merkt op dat jeugddelinquentie zich onderscheidt van volwassen misdadigheid door een niet-utilitair, vaak irrationeel en provocerend karakter [18](#page=18).
Volgens Cohen ontwikkelen delinquente subgroepen zich als een reactie op problemen die voortkomen uit de sociale klasse van herkomst. Kinderen uit lagere sociale klassen worden op school benadeeld omdat het onderwijssysteem is gebaseerd op middenklassewaarden. Wanneer deze kinderen zich tekortgedaan voelen, kunnen ze [19](#page=19):
* **De situatie veranderen:** Door hard te studeren en middenklassewaarden te internaliseren, wat kan leiden tot sociale stijging [19](#page=19).
* **Het referentiekader wijzigen:** Door typische middenklassewaarden te verwerpen. Dit proces leidt tot de vorming van een 'antischool' referentiekader, dat ontstaat door interactie tussen jongeren met dezelfde problemen en resulteert in een delinquente subcultuur [20](#page=20).
### 2.6 De vraag op haar kop: waarom is iemand niet deviant?
De sociale controletheorie, met Travis Hirschi als een belangrijk exponent, draait de vraag om: waarom overtreedt niet iedereen de regels, gezien de potentiële baten van regelovertreding. Delinquente handelingen komen voor wanneer de band tussen het individu en de samenleving zwak of verbroken is. Hirschi onderscheidt vier elementen van deze band [20](#page=20):
1. **Aanhankelijkheid (attachment):** Gevoeligheid voor de mening van anderen, wat leidt tot regelconform gedrag [20](#page=20).
2. **Toegewijdheid (commitment):** De vrees om investeringen (tijd, energie, reputatie) te verliezen door delinquent handelen; een kosten-batenanalyse die deelname aan de samenleving beschermt [20](#page=20).
3. **Betrokkenheid (involvement):** Te druk zijn met conforme activiteiten binnen het sociale leven, waardoor er geen tijd is voor een deviante levensstijl [21](#page=21).
4. **Overtuiging (belief):** De mate waarin men de collectieve waarden van de samenleving deelt en gelooft in de morele validiteit van maatschappelijke voorschriften [21](#page=21).
Hirschi verwacht samenhang tussen deze elementen, maar er is onzekerheid over de causale ordening: beïnvloeden sociale banden de delinquentie, of andersom [21](#page=21)?
### 2.7 Het etiketteerperspectief
Het etiketteerperspectief beschouwt deviantie niet als een objectieve eigenschap van gedrag, maar als een sociale constructie die voortkomt uit de interactie tussen een individu en zijn sociale omgeving, waarbij het gedrag als afwijkend wordt gedefinieerd. Deviantie ontstaat door de betekenisvolle handelingen van bepaalde groepen of personen in de samenleving die de definitie van 'afwijkend' creëren. Dit perspectief is nauw verwant aan de ideeën van Howard Becker [21](#page=21).
---
# Het etiketteerperspectief op deviantie
Het etiketteerperspectief stelt dat deviantie een sociale constructie is, waarbij de maatschappelijke reactie en het 'labelen' van individuen centraal staan, en onderscheidt primaire en secundaire deviantie [21](#page=21) [22](#page=22).
### 3.1 De sociale constructie van deviantie
Dit perspectief biedt een subjectieve, in plaats van een objectieve, definitie van afwijkend gedrag. Deviantie wordt gezien als het resultaat van een interactieve relatie tussen een individu en zijn sociale omgeving, waarin de omgeving het gedrag van het individu als afwijkend definieert. De kern van deze benadering is dat 'afwijking' voortkomt uit betekenisvolle handelingen van specifieke groepen of personen binnen de samenleving, wat sterke verbanden legt met de ideeën van Becker [21](#page=21).
### 3.2 Dimensies van het etiketteerperspectief
Het etiketteerperspectief kent twee belangrijke dimensies:
* **Macrosociologische dimensie:** Deze richt zich op het ontstaan van regels en het criminaliseringsproces. Centraal staan vragen als [22](#page=22):
* Hoe ontstaan strafwetten [22](#page=22)?
* Welke maatschappelijke belangengroepen liggen aan de basis van het criminaliseringsproces [22](#page=22)?
* Hoe is dit proces verweven met het globale politieke proces [22](#page=22)?
* **Sociaalpsychologische dimensie:** Deze onderzoekt de impact van het verkrijgen van een deviante status op de identiteit van een individu. Volgens Lemert zet de regeltoepassing een proces in gang dat deviant gedrag in de hand werkt [22](#page=22).
### 3.3 Primaire en secundaire deviantie
Lemert maakt een cruciaal onderscheid tussen twee vormen van deviantie [22](#page=22):
* **Primaire deviantie:** Dit is de oorspronkelijke deviante handeling die aanleiding geeft tot een maatschappelijke reactie. Vaak gaat het om relatief lichte regelovertredingen. Zolang het afwijkende gedrag gerechtvaardigd wordt of als onderdeel van een sociaal aanvaardbare rol wordt gezien, blijft de deviantie primair [22](#page=22).
* **Secundaire deviantie:** Dit ontstaat wanneer de maatschappelijke reactie of sanctie op primaire deviantie leidt tot een escalatie van het afwijkende gedrag. De houding van de samenleving heeft een impact op het identiteitsgevoel van iemand die als deviant wordt bestempeld. Als het individu zichzelf voor de regeltoepassing niet als deviant beschouwde, kan dit door het labelen wel gebeuren, wat het beginpunt kan zijn van een 'deviante loopbaan' [22](#page=22).
> **Tip:** De oorzaken van het oorspronkelijke afwijkende gedrag (biologische, demografische of sociale kenmerken) zijn minder belangrijk dan de manier waarop de samenleving deze afwijkingen beoordeelt en de consequenties die dit heeft voor de persoon [22](#page=22).
Het concept van de 'deviante loopbaan' benadrukt dat stigmatisering als deviant juist kan leiden tot een toename van deviantie [22](#page=22).
#### 3.3.1 Toepassing: hangjongeren
Een illustratief voorbeeld van het etiketteerperspectief is de maatschappelijke discussie over 'hangjongeren'. Volgens deze theorie kan de maatschappelijke reactie op hangjongeren, gebaseerd op onbegrip, leiden tot uitsluiting en een escalatie van vijandigheid [22](#page=22).
> **Belangrijk:** Het etiketteerperspectief heeft de aandacht gevestigd op processen die voorheen over het hoofd werden gezien en heeft daarmee een belangrijke sensibiliserende bijdrage geleverd aan de studie van deviantie [22](#page=22).
---
# De politieke orde en machtsstructuren in sociale controle
Dit topic onderzoekt hoe machtsprocessen en ongelijke politieke macht bijdragen aan de totstandkoming van 'morele regels' en hoe deze regels worden toegepast, met nadruk op de rol van crusading reformers en de impact van maatschappelijke ongelijkheid op wetgeving en regeltoepassing.
### 4.1 Het ontstaan van morele regels en de rol van macht
De bestaande theorieën over het ontstaan en de internalisatie van morele regels gaan onvoldoende in op de rol van machtsprocessen bij de oorsprong van deze regels. De vraag wiens moraal het hier eigenlijk betreft, is cruciaal, vooral in maatschappijen met grote ongelijkheid [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 4.1.1 Collectief handelen en de definitie van deviantie
Howard Becker stelt dat mensen afwijkend worden verklaard door anderen met meer macht in de samenleving. Sociologie bestudeert het collectief handelen, waarbij maatschappelijke verschijnselen, inclusief afwijkend gedrag, het resultaat zijn van interacties en gecoördineerd handelen. Afwijkend gedrag is dus geen geïsoleerde handeling, maar een product van collectieve processen waarbij verschillende interactiepartners (individuen, groepen, collectiviteiten) betrokken zijn [6](#page=6).
#### 4.1.2 Crusading reformers en regelcreatie
Regels ontstaan volgens Becker door de acties van 'crusading reformers'. Deze vertegenwoordigen specifieke maatschappelijke groepen en hanteren een absolute ethiek die alternatieve visies uitsluit. Ze zijn zich vaak niet bewust van hun ethische imperialisme, omdat hun acties voortkomen uit een vermeend humanitair motief. Hun campagnes zijn resultaatgericht, waarbij de uitwerking van specifieke regels wordt overgelaten aan experts. Succesvolle campagnes leiden niet alleen tot nieuwe regels en een nieuwe groep 'outsiders', maar ook tot de oprichting van organisaties die deze regels handhaven. Deze organisaties, zoals politiediensten, dragen op hun beurt bij aan het deviantieproces, waarbij de formele taak van regelhandhaving kan leiden tot de invloed van subjectieve of informele elementen door beperkte middelen, de behoefte aan respect, en oriëntatie op dominante waarden [6](#page=6).
#### 4.1.3 Deviantie als resultaat van regeltoepassing
Binnen deze visie wordt een individu niet per se geboren als deviant, maar wordt het deviant verklaard zodra regels op hem of haar worden toegepast. Deviantie vloeit voort uit regeltoepassing, niet uit regelovertreding. Mensen worden deviant gemaakt, en het is niet noodzakelijk om regels te overtreden om als deviant verklaard te worden. Omdat het definiëren als deviant centraal staat, is het niet zinvol om te zoeken naar gemeenschappelijke kwaliteiten van deviante personen; zij vormen geen homogene categorie [7](#page=7).
#### 4.1.4 Politieke macht en sociale ongelijkheid in wetgeving
Bij regelovertreding, zeker in sterk gedifferentieerde samenlevingen met grote sociale ongelijkheid, rijst de vraag wiens regels het betreft. Niet elke maatschappelijke groep heeft voldoende politieke macht om de overtreding van bepaalde regels als afwijkend te laten bestempelen. Politieke macht is dus een significante variabele in het wetgevingsproces. Sociale en politieke ongelijkheid leiden ertoe dat het handelen van sommige groepen meer aan regels onderhevig is dan dat van andere [7](#page=7).
### 4.2 Sociologische verklaringen voor deviantie: het relatieve en normale karakter
#### 4.2.1 Het relatieve en normale karakter van deviantie
Elke groep en gemeenschap maakt een onderscheid tussen conform gedrag en gedrag dat afwijkt van normen en waarden. Deviant gedrag is gedrag dat de normatieve regels van een groep of maatschappij overtreedt, en impliceert een 'anders-zijn' of een onvermogen/weigering om zich aan maatschappelijke regels te houden [7](#page=7).
Het concept 'deviantie' is relatief: wat in de ene sociale context als afwijkend wordt beschouwd, is dat niet noodzakelijk in een andere. De definitie van deviantie verschilt per maatschappij, groep en tijdperk. Gedrag is slechts afwijkend als de overtreder ook onderworpen is aan de beoordeling van de regels die hij heeft overtreden; deviant gedrag is een kwestie van sociale definitie op een specifieke plaats en tijd. Deze relativiteit hangt niet alleen af van groepslidmaatschap, maar ook van de rol en positie die men binnen de gemeenschap of groep inneemt [7](#page=7).
Durkheim benadrukt dat een samenleving zonder deviantie ondenkbaar is. Om zijn visie op misdaad te begrijpen, moet men uitgaan van de regels die het normale karakter van een sociaal fenomeen bepalen [7](#page=7).
> **Tip:** Begrijp dat 'deviantie' geen absolute eigenschap van gedrag is, maar een sociale constructie die afhangt van de context, de machtsverhoudingen en de specifieke regels van een groep.
> **Example:** Homoseksualiteit werd in veel samenlevingen als deviant beschouwd en zelfs als een psychische stoornis geclassificeerd. Tegenwoordig wordt het in veel Westerse samenlevingen als normaal gedrag geaccepteerd, wat de relatieve aard van deviantie illustreert. De "crusading reformers" die zich verzetten tegen het homohuwelijk in Frankrijk illustreren de acties van groepen die proberen hun morele opvattingen op te leggen [6](#page=6).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Sociale controle | Processen waardoor leden van een sociale groep waarden en normen internaliseren om stabiliteit en het bereiken van groepsdoelen te waarborgen, en die afwijkingen van regels voorkomen of sanctioneren. |
| Deviantie | Gedrag dat de normatieve regels van een bepaalde groep of maatschappij overtreedt, gekenmerkt door een 'anders-zijn' of weigering zich te houden aan maatschappelijke normen. |
| Socialisatie | Het proces waarbij individuen de waarden, normen, overtuigingen en gedragingen van hun cultuur of sociale groep leren en internaliseren, waardoor ze deel kunnen uitmaken van de samenleving. |
| Folkways | Collectieve gewoonten, elementaire gezichtspunten of methodes die voortkomen uit praktisch handelen en 'trial and error', zonder bewuste reflectie, en die betrekking hebben op wat effectief en gepast is in dagelijkse situaties. |
| Mores | Ontwikkelingen van folkways tot doctrines binnen een bevolkingsgroep, waarbij mensen bewust gaan nadenken over de gewoonten en deze rationaliseren, wat gepaard gaat met de sanctie of sociale controle bij niet-naleving. |
| Anomie | Een toestand waarin de samenleving er niet in slaagt individueel handelen vorm en richting te geven, wat resulteert in een gebrek aan regels die bepalen hoe men in bepaalde situaties moet handelen en een loskoppeling van individuele aspiraties van maatschappelijk opgelegde doelen. |
| Vervreemding | Een situatie waarin individuen geen zinvolle relatie meer hebben met de samenleving, vaak als gevolg van anomie, en die gekenmerkt kan worden door machteloosheid, zinloosheid, normloosheid, isolatie en zelfvervreemding. |
| Differentiële associatie | Een theorie die stelt dat deviant gedrag, net als conform gedrag, wordt aangeleerd via interacties binnen kleine, persoonlijke groepen, waarbij de frequentie, duur, prioriteit en intensiteit van contacten met regelovertredende definities bepalend zijn voor het aanleren van deviant gedrag. |
| Delinquente subcultuur | Een groepsvorming die ontstaat als reactie op problemen en spanningen, met name in jeugdgroepen uit lagere sociale klassen, waarbij een gezamenlijk 'anti-school' of afwijkend referentiekader wordt ontwikkeld om de maatschappelijke uitdagingen op te lossen. |
| Sociale controletheorie | Een theorie die de vraag stelt waarom niet iedereen deviant gedrag vertoont, ondanks de mogelijke baten, en die de nadruk legt op de sociale banden (aanhankelijkheid, toegewijdheid, betrokkenheid, overtuiging) die individuen met de samenleving hebben als rem op deviantie. |
| Etiketteerperspectief (labelling) | Een benadering die deviantie ziet als een sociale constructie, waarbij het gedrag van een individu als afwijkend wordt gedefinieerd door maatschappelijke reacties en 'etikettering', wat kan leiden tot secundaire deviantie en een deviante loopbaan. |
| Primaire deviantie | De initiële vorm van afwijkend gedrag die een maatschappelijke reactie of sanctionering uitlokt, vaak relatief lichte overtredingen die nog gerationaliseerd kunnen worden of als onderdeel van een rol worden gezien. |
| Secundaire deviantie | Afwijkend gedrag dat ontstaat als gevolg van de maatschappelijke reactie op primaire deviantie en de daaruit voortvloeiende stigmatisering, waarbij het individu zichzelf als deviant gaat zien en een 'deviante loopbaan' begint. |