Cover
Mulai sekarang gratis Hoofdstuk 5 (1).pdf
Summary
# Het alternatieve kritische paradigma
Dit paradigma richt zich op machtsongelijkheden en strijd binnen communicatieprocessen, vaak vanuit een marxistisch kader, waarbij maatschappelijke structuren, ideologie en klassentegenstellingen de media beïnvloeden en gevormd worden [2](#page=2).
### 1.1 Marxistische benaderingen
Het kritische paradigma vindt zijn oorsprong grotendeels in een marxistisch kader, niet zozeer het communisme als politiek leerstelsel, maar als sociaalwetenschappelijke denkrichting. Karl Marx' denken is van fundamenteel belang voor de sociologie, economie en filosofie, met een focus op het arbeidsproces als centraal uitgangspunt, wat relevant is voor de analyse van media en communicatie [2](#page=2) [3](#page=3).
#### 1.1.1 Basiselementen
Centrale concepten in een traditioneel marxistisch model zijn:
* **Productiemiddelen**: Grondstoffen, kapitaal, en arbeidsmiddelen zoals gereedschap en machines [3](#page=3).
* **Arbeidskrachten**: Mentale en fysieke mogelijkheden van personen die ingezet worden bij het voortbrengen van gebruikswaarde [3](#page=3).
* **Productiekrachten**: De omzetting van productiemiddelen door menselijke arbeid in het productieproces [3](#page=3).
* **Productiewijze**: Een specifieke sociale organisatie van het productieproces en de daarin voorkomende productieverhoudingen. In een kapitalistische productiewijze bezit een kleine groep (kapitalisten/bourgeoisie) de productiemiddelen, terwijl een grote groep (arbeiders/proletariaat) enkel over arbeidskracht beschikt. Arbeiders verkopen hun arbeidskracht voor een loon, wat leidt tot vervreemding van hun werk [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Meerwaarde (surplus)**: De waarde die gecreëerd wordt door arbeid, welke groter is dan het ontvangen loon. Dit surplus wordt omgezet in winst, die kan dienen voor consumptie of herinvestering, wat de cyclus van kapitaalsaccumulatie in stand houdt. Dit creëert een structureel antagonistische en exploitatieve verhouding tussen kapitalisten en arbeiders [4](#page=4).
> **Tip:** De kapitalistische organisatievorm is dynamisch, contradictorisch en contextafhankelijk, met een expansieve dynamiek gericht op productiviteitsverhoging, maar ook met inherente conflicten rond de distributie van surplus en de aanvaardbaarheid van productiekrachten en -verhoudingen [5](#page=5).
#### 1.1.2 Onderbouw en bovenbouw
Het **onderbouw-bovenbouwmodel** beschrijft de relatie tussen de economische basis en andere maatschappelijke domeinen:
* **Onderbouw (substructuur)**: De specifieke productieverhoudingen vormen de economische basis van de maatschappelijke organisatie [5](#page=5).
* **Bovenbouw (superstructuur)**: Omvat processen en instellingen die niet direct met de economische basis verbonden zijn, zoals politiek, recht, religie, familie, cultuur en media. Dit niveau kan verder worden onderverdeeld in een politiek-juridisch niveau en een ideologisch niveau [5](#page=5).
Volgens Marx en Engels zijn de ideeën van de heersende klasse in elke tijd de heersende ideeën, omdat deze klasse de materiële productiemiddelen beheerst en daardoor ook de mentale productie en de ideeën van de minderbedeelden kan controleren. Dit leidt ertoe dat de dominante ideologie klassenongelijkheid handhaaft [6](#page=6).
Ideologie fungeert als de verbinding tussen onder- en bovenbouw, een georganiseerd geloofssysteem of waardenstelsel dat verspreid wordt via communicatieprocessen. Kennis over de samenleving en ieders plaats daarin wordt gevormd door de ideeën, waarden en belangen van de heersende klassen en gereproduceerd door instituties zoals media. Marx stelt: "Het zijn bepaalt in grote mate het bewustzijn" [6](#page=6) [7](#page=7).
> **Tip:** Het concept van 'vals bewustzijn' houdt in dat de maatschappelijke orde en ongelijkheid als natuurlijk en vanzelfsprekend worden ervaren door de werking van dominante ideologie, waardoor ondergeschikte klassen hun eigen belangen niet herkennen [7](#page=7).
De relatie tussen onder- en bovenbouw is complex en er zijn verschillende interpretaties:
* **Vulgaire (neo-)marxistische analyses**: Leggen de nadruk op de economische determinatie van de onderbouw, waarbij de bovenbouw louter een reflectie is van de economische basis. Dit wordt bekritiseerd als te rigide en reductionistisch [11](#page=11) [7](#page=7).
* **Meer genuanceerde benaderingen**: Zien een complexere wisselwerking en een zekere autonomie van de bovenbouw. Hoewel de onderbouw grenzen en voorwaarden stelt, is maatschappelijke organisatie dynamisch en oefenen sociale formaties druk uit voor behoud van de status quo of voor sociale verandering [12](#page=12) [7](#page=7).
#### 1.1.3 Media
Vanuit een marxistisch perspectief zijn media en communicatie onderhevig aan de productieverhoudingen en economische structuren [8](#page=8).
* **Media-eigendom en controle**: Wie de media bezit en controleert, bepaalt wie toegang heeft tot het maatschappelijk debat en welke stemmen gehoord worden. De culturele inhoud van mediaproductie is afhankelijk van de eigendomsstructuren [8](#page=8).
* **Ideologische rol van media**: Media spelen een rol in hoe de samenleving wordt gerepresenteerd en via welke ideologische beelden. Deze representaties zijn vaak gekleurd door de belangen van heersende klassen [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Het media-imperium van Silvio Berlusconi in Italië illustreert hoe economische macht en media-invloed verweven zijn, met mogelijke sturing van berichtgeving en programmering ten gunste van de eigenaar [8](#page=8).
Herman en Chomsky's concept van **manufacturing consent** stelt dat media, door middel van propaganda en persuasieve communicatie, de waarden en ideeën van machtige sociale actoren legitimeren en de publieke aanvaarding van hun acties bewerkstelligen [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De berichtgeving over massavernietigingswapens in Irak in 2002-2003, die grotendeels de positie van de VS en het VK volgde, met weinig ruimte voor kritische stemmen, illustreert dit mechanisme [9](#page=9).
C. Wright Mills en Ralph Miliband analyseerden hoe in de naoorlogse massamaatschappij een **power elite** (bestaande uit kapitalisten, hoge staatsfunctionarissen, mediabaronnen etc.) via media de belangen van de dominante klasse vertegenwoordigde. Deze elite oefent controle uit over het publiek en reproduceert, legitimeert en naturaliseert elite-macht [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Het News of the World-schandaal in het Verenigd Koninkrijk, waarbij telefoonaflystering en corruptie aan het licht kwamen binnen het mediabedrijf van Rupert Murdoch, toonde de verstrengeling aan tussen politieke, economische en mediamacht en roept vragen op over de concentratie van macht bij geprivilegieerde elites [10](#page=10).
#### 1.1.4 Kritieken
De belangrijkste kritiek op marxistische benaderingen is het **economicisme** en **economisch determinisme/reductionisme** [11](#page=11).
* **Economicisme**: Het idee dat enkel economische relaties centraal staan, waarbij andere maatschappelijke factoren (geslacht, leeftijd, ras) ondergeschikt worden gemaakt [11](#page=11).
* **Economisch determinisme/reductionisme**: De economische onderbouw bepaalt andere maatschappelijke domeinen, en media en cultuur worden gereduceerd tot een afspiegeling van de economische basis [11](#page=11).
Dergelijke analyses worden soms bekritiseerd als te rigide, weinig ruimte biedend voor complexiteit en neigend naar complottheorieën waarbij elites het publiek brainwashen. In de huidige geglobaliseerde en gedigitaliseerde wereld, is het moeilijk vol te houden dat communicatieprocessen volledig controleerbaar zijn [11](#page=11) [12](#page=12).
Toch worden aanpassingen voorgesteld binnen theorieën die geïnspireerd zijn door het marxisme, door de contradicties en het dynamisme van kapitalistische systemen centraal te stellen. De kernideeën van Marx over de relatie tussen het basisconflict in een kapitalistische maatschappelijke organisatie en het functioneren ervan blijven echter relevant [12](#page=12).
---
# Kritische theorie en de Frankfurter Schule
De Frankfurter Schule analyseert maatschappelijke tendensen, met name de rol van media en cultuur in de opkomst van het fordisme en de consumptiemaatschappij, vanuit een marxistisch perspectief [13](#page=13).
### 2.1 Oorsprong en onderzoeksprogramma
De Frankfurter Schule vindt haar oorsprong in het Institut für Sozialforschung, opgericht in 1923 aan de universiteit van Frankfurt. Veel van haar Joodse leden emigreerden in de jaren 1930 naar de Verenigde Staten vanwege de opkomst van het fascisme en nazisme. De theoretici van deze school waren multidisciplinair en actief in diverse domeinen zoals filosofie, kunsttheorie, muzieksociologie en mediatiheorie. Ze waren sterk beïnvloed door het marxisme, dat hen een theoretisch kader bood om het opkomende fordisme – een economische en maatschappelijke organisatie gericht op massaproductie voor massaconsumptie – en de ontwikkeling van een consumptiemaatschappij te analyseren. Binnen hun omvangrijke werk kunnen grofweg twee strekkingen worden onderscheiden: een die zich richt op de culturele dimensie en een die de politieke dimensie behandelt [13](#page=13).
Wat deze denkers bond, was de wens om een algemene theorie op te bouwen over dominante en actuele maatschappelijke tendensen. Deze tendensen werden ervaren als fundamenteel contradictorisch en antagonistisch. De algemene kritische theorie van de Frankfurter Schule is expliciet normatief. Ze weegt fundamentele menselijke waarden zoals vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid en de mogelijkheid tot zelfontplooiing af tegenover de actuele maatschappelijke trends. Media, zoals radio, pers en film, professeren weliswaar hun adherentie aan de vrijheid van het individu, maar opereren op een manier die deze waarden ondermijnt door individuen te binden aan voorgeschreven attitudes, gedachten en koopgewoonten [13](#page=13).
Op basis van deze analyse formuleren ze een sociale kritiek gericht op emancipatie en bevrijding van de massa's, met name de arbeidersklasse, en op sociale veranderingen ten gunste van een vrije en rechtvaardige samenleving. De doelstellingen van het verlichtingsproject, zoals vrijheid en rechtvaardigheid, waren immers niet bereikt aan het begin van de twintigste eeuw. De ratio en de ontwikkelingen in het kielzog van de industriële revolutie – zoals wetenschappelijke doorbraken, economische groei en de toenemende macht van de arbeidersklasse – hadden niet geleid tot een vrije en rechtvaardige samenleving. Integendeel, de sociale kritiek die uit hun analyse voortvloeit, wordt omschreven als de dialectiek van de verlichting. Middelen worden weliswaar rationeel aangewend, maar de onderliggende doelstellingen zijn in toenemende mate irrationeel. In plaats van gelijkheid, emancipatie, bevrijding, herverdeling en een vrije ontwikkeling van het individu, wordt het individu onderdrukt en gemanipuleerd. Sleutelwoorden in de analyse van de zelfvernietiging van de verlichting zijn winstbejag, eigenbelang, economische exploitatie, politieke machtsuitoefening en de dominantie van een beperkt aantal groepen. De Frankfurters vragen zich af waar het mis is gelopen en focussen onder meer op de rol van media en cultuur hierin [14](#page=14).
> **Tip:** De term 'fordisme' verwijst naar een economisch en maatschappelijk systeem dat massaproductie afstemt op massaconsumptie, wat een belangrijke context vormt voor de analyses van de Frankfurter Schule.
### 2.2 De culturele dimensie en het functioneren van de cultuurindustrie
Een fundamenteel uitgangspunt in het werk van Adorno, Horkheimer en Benjamin was de grote waarde die werd gehecht aan traditionele vormen van cultuur en kunst, later getypeerd als 'hoge cultuur'. Deze vormen bezaten een eigen integriteit en inherente waarde die niet door elites voor machtsdoeleinden konden worden gebruikt. Zulke cultuurvormen droegen bij aan onafhankelijk denken en konden kritiek leveren op het destructieve karakter en de tegenstellingen van een kapitalistisch georganiseerde samenleving [15](#page=15).
De opkomst van de massacultuur, later vaak getypeerd als 'populaire cultuur', die kunstvormen reproduceert en misbruikt, draagt echter bij aan de degeneratie van kritiek en het ter discussie stellen van maatschappelijke aangelegenheden. De Frankfurters waren daardoor doorgaans pessimistisch over culturele ontwikkeling [15](#page=15).
In het werk *Dialektik der Aufklärung* introduceren Adorno en Horkheimer het begrip 'cultuurindustrie'. Dit begrip is bedoeld om de misleidende democratische connotaties van 'massacultuur' aan te duiden en een schokeffect teweeg te brengen door middel van een kritiek op de commodificatie, oftewel vermarkting, van cultuur. Commodificatie verwijst naar de transformatie van culturele expressies met een artistieke waarde in loutere verkoops- of handelswaren, waarbij de ruilwaarde primeert. Industrialiseringsprocessen, zoals kapitaalinvesteringen, gemechaniseerde productietechnieken en arbeidsverdeling, worden toegepast op culturele sectoren, wat commodificatie intensiveert en uitbreidt. Hierdoor verliest 'Cultuur met een grote C' of kunst zijn capaciteit voor utopische kritiek. De verlichting heeft niet geleid tot een vrije ontwikkeling van het individu, democratisering of vooruitgang, maar tot onderdrukking en manipulatie van individuen. Massacultuur is volgens hen geen cultuur van de massa, maar cultuur die door machtscentra wordt gebruikt om die massa te domineren [15](#page=15) .
Het begrip cultuurindustrie viseert voornamelijk film, radio, populaire muziek en reclame en benadrukt de paradoxale link tussen cultuur en industrie, en de commodificatie van kunst. Voor Adorno en Horkheimer wordt cultuur-industriële productie bepaald door ruilwaarde en is het een instrument en reflectie van het kapitalisme. Cultuur wordt niet langer spontaan en bottom-up opgebouwd, maar top-down en berekend opgelegd. Het verwordt tot een systeem dat voortgestuwd wordt door het ijzeren ritme van de industrie, en aldus gestandaardiseerde en voorspelbare producten voortbrengt, vaak rond gepersonaliseerde merken [15](#page=15).
Een voorbeeld van standaardisering in de filmindustrie is de *Fast & Furious*-reeks. Entertainment illustreert de alomtegenwoordigheid van het ijzeren ritme van de (cultuur)industrie. Mensen consumeren media-entertainment om het afstompende fabriekswerk te ontvluchten, maar werken tegelijkertijd in hun vrije tijd voort. Het geformatteerde en uniforme entertainmentaanbod, doorspekt met reclame, elimineert elk individueel denken. De afstompende mediaconsumptie is vergelijkbaar met werken aan de lopende band. Er is dus geen verschil tussen de cultuurindustrie en de traditionele industrie van consumentengoederen: beide streven louter massaproductie en winsten na [15](#page=15).
> **Voorbeeld:** De aria 'L'amour est un oiseau rebelle' uit Bizets *Carmen* werd door Spike Lee gebruikt in een commercial voor Pepsi-cola, gezongen door Beyoncé. Dit illustreert hoe klassieke kunstwerken worden ingezet voor commerciële doeleinden [18](#page=18).
> **Tip:** Breng je eigen mediadieet in kaart door een week lang bij te houden welke films, series, muziek, games en nieuws je consumeert, en analyseer dit op basis van geografische oorsprong, genre, aanbieders en onderwerpen. Vergelijk dit eventueel met dat van vrienden.
De rol van media is volgens de cultuurpessimistische benadering van de Frankfurter Schule gericht op het aanpassen van de massa aan heersende maatschappelijke verhoudingen; media hebben een ideologische functie. De behoeften van consumenten worden als vals beschouwd en zijn opgeroepen door de cultuurindustrie zelf door middel van reclame en het associëren van schoonheid, geluk, verbetering en verlangen met consumptiegoederen. Deze consumptie beteugelt het kritisch en spontaan denken. De producten van de cultuurindustrie worden pure waren, louter entertainment en middelen om het industriële productieproces te ontvluchten. Tegelijkertijd is populaire cultuur zelf gedetermineerd door mechanisering en wordt het eenheidsworst. Het individu is een illusie en verdwijnt in het collectief; er is sprake van pseudo-individualiteit [17](#page=17).
Kunst, begrepen als uitzonderlijke vorm van individuele creativiteit, staat eveneens onder druk door het commodificatieproces en verliest kenmerken als autonomie, intrinsieke waarde, experimentele aard en het vermogen te functioneren als utopische kritiek. Niet alle theoretici van de Frankfurter Schule zijn echter even negatief of cultuurpessimistisch over de impact van technologische reproduceerbaarheid. Walter Benjamin evalueerde het verlies van het aura van kunstwerken als gevolg van technologische reproduceerbaarheid bijvoorbeeld vrij positief, omdat het de kunst democratiseert [17](#page=17) [18](#page=18).
De wereldwijde box office-top van de laatste jaren, met films als *Avatar: The Way of Water*, *Spider-Man: No Way Home* en de *Avengers*-reeks, illustreert de ideeën van Adorno en Horkheimer over de cultuurindustrie. Hoewel er enige variatie in de verhalen is, komen vaak gelijklopende verhaallijnen terug, zoals de strijd tussen goed en kwaad, een focus op actie en oorlog, en een man-vrouwromance. Productiepatronen vertonen nog meer gelijkenissen: veel van deze films maken deel uit van franchises, zijn bewerkingen van boeken of comics, of recupereren eerdere verhalen. Ze worden geproduceerd door grote Hollywood-mediabedrijven met megabudgetten, maken gebruik van de nieuwste special effects en sterrencasts, en worden wereldwijd met enorme reclamebudgetten in de markt gezet. Het feit dat in 2020 een Chinees historisch oorlogsdrama de toppositie innam, plaatst mogelijk vraagtekens bij de extreem pessimistische analyse van Adorno en Horkheimer [18](#page=18).
Ook kranten kunnen tot de cultuurindustrie gerekend worden. Vragen kunnen bijvoorbeeld gesteld worden over de berichtgeving in het Verenigd Koninkrijk rond de Brexit: in hoeverre gaven Britse kranten een genuanceerd verslag van de argumenten van beide kampen? Lag het zwaartepunt bij veel kranten op verkoopcijfers door simplismen, pakkende koppen en zelfs grote leugens te presenteren, in plaats van genuanceerde en veelzijdige berichtgeving over deze complexe problematiek? [18](#page=18).
> **Voorbeeld:** Films in de box office top, zoals de *Avengers*-reeks, worden vaak geproduceerd door grote mediabedrijven, maken gebruik van gelijkaardige verhaallijnen en worden wereldwijd met gigantische marketingbudgetten gepromoot.
> **Voorbeeld:** De berichtgeving rond de Brexit in Britse kranten kan worden geanalyseerd op de mate waarin deze genuanceerd was of juist leunde op simplismen en sensatie om verkoopcijfers te verhogen.
---
# Politieke economie van communicatie
Dit deel behandelt de politieke economie van communicatie, een kritische benadering die onderzoekt hoe economische en sociale structuren de productie, distributie en consumptie van media beïnvloeden, met nadruk op machtsverhoudingen en de gevolgen daarvan voor democratie en gelijkheid.
## 3 Politieke economie van communicatie
De politieke economie van communicatie, voornamelijk geïnspireerd door de negentiende-eeuwse marxistische politieke economie en de Frankfurter Schule, analyseert hoe economische en sociale relaties de productie, distributie en consumptie van communicatiemiddelen vormgeven. Deze benadering staat kritisch tegenover de media en plaatst ethische en normatieve vragen over rechtvaardigheid, gelijkheid, emancipatie en democratie centraal. De Europese traditie van deze discipline richt zich sinds de jaren 1960 op de machtsverhoudingen binnen de media-industrieën en hoe deze maatschappelijke ongelijkheid bestendigen. Processen als commodificatie en standaardisering, alsook de ideologische functie van massamedia, zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. In tegenstelling tot sommig vulgair marxistisch denken, vermijdt de kritische politieke economie van communicatie een al te pessimistische kijk en analyseert de specifieke historische omstandigheden en contradicties van kapitalistische ontwikkeling [26](#page=26).
### 3.1 Focus en onderzoeks
domeinen
Media en communicatieprocessen worden binnen de politieke economie als een fundamenteel onderdeel van het kapitalistische systeem beschouwd. De analyse vertrekt vanuit het marxistische onderbouw-bovenbouwmodel om de relatie tussen economische structuur, media en culturele productie, en de ideologische inhoud van mediaboodschappen te begrijpen. Concreet onderzoekt deze school hoe de politieke en economische organisatie van media-industrieën de productie van betekenis beïnvloedt, hoe mediaproducten en symbolische betekenissen verspreid worden, en wie toegang heeft tot deze bronnen. Dit omvat de studie van de actoren, factoren en processen in de productie, distributie en consumptie van culturele en mediagoederen, met speciale aandacht voor machtsverhoudingen en -ongelijkheden [27](#page=27).
Volgens Hardy omvatten de onderzoeksdomeinen :
1. **Functioneren van communicatie-industrieën:** Hierbij wordt gekeken naar de economische functies zoals winstaccumulatie en -circulatie, eigendomsvraagstukken, financiering en sociale verhoudingen binnen de productieprocessen. Ook het beleid en de acties van overheden en andere organisaties die ingrijpen op mediastructuren vallen hieronder [27](#page=27).
2. **Invloeden en gevolgen van organiseringswijzen:** Onderzocht wordt hoe verschillende manieren om media te organiseren (commercieel, publiek, staatsgestuurd) invloed hebben en hoe deze structuren veranderen door maatschappelijke evoluties, zoals de concurrentie van online media voor traditionele pers [28](#page=28).
3. **Normatieve evaluatie:** Het samenspel tussen communicatiesystemen en media-inhoud wordt gekoppeld aan bredere maatschappelijke structuren en dominante geledingen. Centrale vragen draaien om de bijdrage van media aan politieke en sociale ongelijkheid, de representatie van stemmen en ideeën, en de voorwaarden voor democratie. Er wordt aangenomen dat media-industrieën kapitalistische exploitatiemechanismen reproduceren en legitimeren door dominante ideologieën en belangen meer gewicht te geven en een conservatieve, systeembevestigende inhoud te produceren [28](#page=28).
### 3.2 Onderzoeksprogramma
De politieke economie van communicatie onderscheidt zich door een kritisch-realistische aanpak die zowel theoretische interpretatie als empirische studie en verificatie van feiten belangrijk vindt. In tegenstelling tot de meer pessimistische analyse van de Frankfurter Schule, wordt het kapitalistische systeem als volatiel en dynamisch beschouwd, waardoor totale controle over media en inhoud empirisch moeilijk te bewijzen is. Onderzoekers zoals Miège, Mattelart, Garnham en Murdock spreken liever van "culturele industrieën" om aan te geven dat diverse productiesystemen en commerciële logica's naast elkaar bestaan. Ze verwerpen ook het nostalgische perspectief van de Frankfurters en erkennen de ambivalentie van cultuurindustrieën, waarin zowel commodificatie als innovatie, en standaardisering als afwijking aanwezig zijn. Verder wordt het lineaire karakter van de Frankfurter analyse verworpen; de penetratie van kapitalistische processen is nooit volledig, wat ruimte laat voor contestatie en weerstand. Het doel is om, met behoud van een normatieve focus op het aanpakken van structurele onevenwichtigheden, een genuanceerdere analyse van machtsrelaties in mediaproductie, -distributie en -consumptie te bieden [28](#page=28) [29](#page=29).
Volgens Mosco kent het onderzoeksprogramma vier essentiële componenten :
1. **Historische invalshoek:** De politieke economie wil sociale verandering en historische transformaties begrijpen, inclusief de overgang naar een informatiesamenleving en de continuïteit van bestaande structuren. Het onderzoeksobject wordt historisch benaderd en gecontextualiseerd door actoren, factoren en processen te identificeren [29](#page=29) [30](#page=30).
> **Voorbeeld:** Het succes van de Vlaamse film wordt geanalyseerd door terug te kijken op de historische ontwikkeling van het Vlaamse filmbeleid en de rol van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) in een door Hollywood gedomineerde sector [30](#page=30).
2. **Sociale totaliteit:** Een holistische, interdisciplinaire benadering die mediaproblematiek kadert binnen interagerende politieke, economische, technologische, culturele, historische en juridische dynamieken. Er wordt gezocht naar complexe structureel-dialectische relaties en een realistische, empirisch onderbouwde theoretische analyse [30](#page=30) [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** De analyse van het succes van de Vlaamse film omvat vragen over financiering, subsidies, politiek klimaat, de symbiose tussen economische en politieke actoren in Hollywood, de culturele dimensie, kwaliteit versus economisch succes, en de impact van nieuwe technologieën [31](#page=31).
3. **Morele filosofie:** Een sociaal-kritische en humanistische benadering die normen als rechtvaardigheid en gelijkheid verdedigt en deze vertaalt naar de mediasfeer (bv. pluriformiteit, culturele kwaliteit, toegang). De onderzoeker neemt stelling en engageert zich om misstanden te verbeteren, waarbij kritisch gekeken wordt naar het eigen onderzoek [31](#page=31).
> **Voorbeeld:** Het succes van de Vlaamse film wordt afgewogen tegen normen van culturele diversiteit, kwaliteit versus commercie, en de vraag wie profiteert van dit succes en hoe het beschermd kan worden tegen de dominantie van grote mediaconglomeraten [32](#page=32).
4. **Praxis:** De praktische vertaling van onderzoeksresultaten naar voorschriften en alternatieven voor verandering. Het onderzoek moet leiden tot actie, zoals beleidsvoorstellen om problemen aan te pakken, machtsonevenwichtigheden te corrigeren en baten te genereren voor brede groepen. De politieke economie van communicatie manifesteert zich als een belangrijke traditie in mediabeleidsonderzoek [32](#page=32).
> **Voorbeeld:** Als de analyse van het succes van de Vlaamse film kritische punten identificeert, moet dit resulteren in voorstellen voor beleid om economische duurzaamheid en culturele kwaliteit te ondersteunen, investeringskanalen te zoeken, onderwijs te betrekken en Europese samenwerkingen te bevorderen [32](#page=32).
### 3.3 Kritieken
Ondanks de brede aanpak van de politieke economie van communicatie, is deze benadering ook onderhevig aan kritiek [33](#page=33).
* **Maakbaarheid en reductionisme:** Het onderzoeksprogramma gaat er deels van uit dat de samenleving maakbaar is en dat veranderingen rationeel kunnen worden doorgevoerd, wat in de praktijk moeilijk te realiseren is. Soms vervalt de analyse in een (economisch) reductionistische verklaring, wat ingaat tegen de oorspronkelijke ambitie om de complexiteit van media en cultuur te analyseren. De focus op de macrodimensie van machtsuitoefening aan de zenderzijde heeft inzichten verschaft, maar analyse aan de ontvangstzijde, hoe individuen mediaboodschappen aanvaarden, ontbreekt vaak [33](#page=33).
* **Complotdenken en simplisme:** Sommige analyses gaan te simplistisch uit van machtsconcentratie aan de ene kant en beïnvloeding aan de andere kant. Er wordt ook kritiek geuit op een vorm van complotdenken, vergelijkbaar met de pessimistische kijk van Adorno en Horkheimer [33](#page=33).
* **Gebrek aan prescriptie:** Hoewel de politieke economie kritiek levert op wat er misgaat in media, blijft de prescriptie (het formuleren van concrete alternatieven voor verbetering) soms achterwege. De analyse blijft daardoor vaak steken in beschrijving met een moraliserende ondertoon [33](#page=33).
---
# Cultural studies
Cultural studies analyseert cultuur in brede zin, inclusief populaire en alledaagse cultuur, en onderzoekt hoe mediateksten betekenis creëren en hoe ontvangers deze actief interpreteren, met aandacht voor ideologie, hegemonie en de micropolitiek van macht [34](#page=34).
### 4.1 Oorsprong
Cultural studies is een diverse theoretische benadering, beïnvloed door het marxisme, die zich afzet tegen eerdere, meer elitaire opvattingen van cultuur. Het project ontstond deels als voortzetting en tegelijk als kritiek op de Frankfurter Schule. Waar eerdere benaderingen zich richtten op 'hoge cultuur', bracht cultural studies populaire en alledaagse cultuur onder de aandacht. In plaats van lineaire transmissiemodellen, opende cultural studies de 'black boxes' van de mediaboodschap en de ontvangst ervan. Onderzoekers richtten zich op de analyse van mediatteksten als dragers van sociale machtsrelaties en op de actieve, context-afhankelijke interpretatie door ontvangers, in plaats van een focus op economische reductionisme en macropolitics. Het traditionele marxistische onderbouw-bovenbouwmodel werd ter discussie gesteld; de bovenbouw kreeg een zekere autonomie, en de complexiteit van communicatieprocessen vereiste kwalitatieve onderzoeksmethoden [34](#page=34).
#### 4.1.1 Stuart Hall en het Encoding/Decoding-model
Stuart Hall is een sleutelfiguur in de ontwikkeling van cultural studies. Zijn encoding/decoding-model stelt dat betekenis in mediateksten wordt gecreëerd (ge-encodeerd) vanuit een bepaalde context, en vervolgens door ontvangers vanuit hun eigen context wordt geïnterpreteerd (gedecodeerd). Dit model is geworteld in twee paradigma's: structuralisme en culturalisme [35](#page=35).
### 4.2 Twee paradigma's
#### 4.2.1 Structuralisme
Het structuralistische paradigma bouwt voort op Marx en focust op het concept ideologie, met een herinterpretatie door Louis Althusser. Ideologie wordt gezien als een conceptueel kader dat mensen gebruiken om hun bestaansvoorwaarden te interpreteren en te ervaren, en het werkt impliciet via structuren die als vanzelfsprekend worden beschouwd. Dit sluit aan bij de semiotiek van Ferdinand de Saussure, waarbij taal en ideologie onbewust individuen begrenzen. Media worden gezien als ideologische staatsapparaten die onderwerping aan heersende productieverhoudingen reproduceren. Hoewel dominante ideologieën neutraal lijken, representeren ze vaak de dominante klassebelangen. Er is echter ruimte voor weerstand en ideologische strijd [35](#page=35) [36](#page=36).
Roland Barthes' werk is relevant voor de encoding-fase. Hij onderscheidt denotatie (letterlijke betekenis) en connotatie (associaties). Op een dieper niveau ligt de mythe, die nauw aansluit bij ideologie. Mythes zijn waardegeladen, impliciete ideeën die de dominante ideologie vertolken en als natuurlijk worden voorgesteld. Ze vereenvoudigen complexiteit en creëren een schijn van natuurlijke legitimiteit [36](#page=36) [37](#page=37).
> **Voorbeeld:** Populaire blockbusters zoals *Armageddon* of *Independence Day* presenteren op denotatief niveau Amerikaanse symbolen, militair vernuft en heldhaftige mannen. Connotatief roepen ze beelden op van Amerikaanse superioriteit, mannelijkheid en moed. Op het niveau van de mythe worden de VS voorgesteld als beschermer van de wereld, waarbij de American dream voor iedereen haalbaar is. Conflicten en maatschappelijke breuklijnen binnen de VS worden gemaskeerd ten gunste van een uniforme nationale identiteit [37](#page=37).
#### 4.2.2 Culturalisme
De culturalistische stroming, opkomend in de jaren 1950 in Groot-Brittannië, kritiseerde de tegenstelling tussen elitecultuur en populaire/alledaagse cultuur. Auteurs als Richard Hoggart, Raymond Williams en E.P. Thompson bestudeerden de 'levende cultuur' van de arbeidersklasse. Williams definieerde cultuur als 'ordinair', wat betekent dat het niet te reduceren is tot kunst of 'hoge cultuur', maar juist het alledaagse leven van de gewone mens omvat. Cultuur is een 'whole way of life', een voortdurend veranderend domein waaraan iedereen bijdraagt en betekenis geeft [38](#page=38) [39](#page=39).
Thompson's onderzoek naar de Britse arbeidersklasse benadrukte een 'history from below', waarbij klassen niet als statisch worden gezien, maar als dynamische historische fenomenen die actief door arbeiders zelf worden gevormd. Individuen ageren reflexief tegenover hun sociale omstandigheden en kunnen deze veranderen [39](#page=39).
In plaats van ideologie, verkiezen culturalistische denkers het begrip **hegemonie**, geïntroduceerd door Antonio Gramsci. Hegemonie beschrijft een complex systeem van economische, politieke en ideologische krachten, waarbij een dominante groep probeert betekenissen en praktijken op te bouwen en te bestendigen, maar waarvoor de toestemming (consent) van andere groepen noodzakelijk is. Deze relatie is dynamisch en vereist voortdurend onderhandeling en herovering [40](#page=40) [41](#page=41).
> **Voorbeeld:** De discussie over ongelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke presentatoren bij de BBC, of de ondervertegenwoordiging van vrouwen in professorenkorpsen, kan worden geanalyseerd door de lens van 'hegemonische mannelijkheid'. Dit concept verwijst naar de maatschappelijke toebedeling van meer macht aan mannen en een specifieke invulling van 'mannelijkheid' (sterk, competitief, rationeel), die door verschillende groepen - zowel mannen als vrouwen - impliciet wordt aanvaard [41](#page=41).
Hegemonie is niet vaststaand maar volatiel en vereist onderhoud door allianties te smeden. Populaire cultuur is een belangrijk domein van ideologische strijd, waar dominante ideeën worden verspreid, maar waar ook ruimte bestaat voor het uitdagen van de status quo en het vormen van contrahegemonische krachten [41](#page=41) [42](#page=42).
Volgens Hall's encoding/decoding-model kunnen er minstens drie mogelijke 'lezingen' van een mediaboodschap ontstaan [43](#page=43):
1. **Dominante, hegemonische of voorkeurslezing:** De ontvanger aanvaardt de bedoelde boodschap volledig.
2. **Onderhandelde lezing:** De boodschap wordt deels geaccepteerd, maar op specifieke punten verworpen na interpretatie.
3. **Aberrante of contrahegemonische lezing:** De bedoelde boodschap wordt begrepen, maar verworpen, en kan zelfs leiden tot verzet tegen de boodschap.
### 4.3 Onderzoeksprogramma
Het Birmingham Centre for Contemporary Cultural Studies (BCCCS), opgericht door Hoggart en later geleid door Hall, probeerde het structuralisme en culturalisme te verenigen. Cultural studies focust op cultuur in brede zin als een 'whole way of life', inclusief de praktijken, representaties, talen en gewoonten van een samenleving. Het stelt vragen over gedeelde sociale betekenissen en hoe we zin geven aan onze omgeving. Taal wordt niet als neutraal beschouwd; betekenis wordt geproduceerd door middel van betekenisgevende praktijken en representaties [43](#page=43).
Cultural studies sluit aan bij de politieke economie, maar hanteert een cultureel-materialistische aanpak. Cultuur is relatief autonoom en kent specifieke betekenissen, regels en praktijken. Het brede cultuurbegrip omvat niet alleen klassen, maar ook gender, seksualiteit, etniciteit, en leeftijd. Het concept **articulatie** wordt gebruikt om de tijdelijke en contextspecifieke verbanden tussen verschillende elementen van een sociale formatie te theoretiseren. Machtsprocessen zijn centraal en werken niet alleen dwingend, maar ook door middel van toestemming en strijd. Populaire cultuur is een dynamisch domein waar sociale transformatie vormgegeven wordt, en een terrein waar consent wordt gewonnen of verloren. Hoewel maatschappelijke elites de meeste macht behouden, biedt populaire cultuur ook ruimte om bestaande ordes te bevragen [44](#page=44) [45](#page=45).
Een **tekst** in cultural studies omvat alle vormen van betekenisvolle artefacten: geschreven taal, beelden, geluiden, objecten en activiteiten. Culturele producten worden als teksten gelezen om onderliggende structuren en ideologieën bloot te leggen. Teksten zijn echter polysemisch, wat betekent dat betekenis wordt geproduceerd in het contact tussen tekst en lezer, en dus onderhandelbaar is. De focus verschuift naar interpretatie en betekenisconstructie in de consumptie, waarbij het publiek als actief wordt benaderd [45](#page=45).
Methodologisch vereist cultural studies naast tekstuele analyse ook **etnografisch onderzoek** en **receptiestudies**. Etnografie biedt een 'thick description' van de levende cultuur van mediagebruikers via diepte-interviews, focusgroepen en participatieve observatie. Receptiestudies erkennen dat betekenis pas vorm krijgt wanneer de mediaboodschap vanuit een interpretatief kader wordt gedecodeerd [45](#page=45).
> **Tip:** Hoewel de ontvanger actief is in betekenisconstructie, is de polysemie van media niet volledig pluralistisch in de vroege cultural studies, maar eerder gestructureerd door de encoding-fase [46](#page=46).
> **Voorbeeld:** Na een film kijken, kan de discussie met vrienden over de bedoelde boodschap van de filmmakers enerzijds overeenkomsten vertonen (consensus over de kernboodschap), maar anderzijds ook variaties in individuele interpretaties laten zien (gedeeltelijke variatie) [46](#page=46).
### 4.4 Kritieken
Kritieken op cultural studies zijn divers door de uiteenlopende invullingen en ontwikkelingen. Een veelgehoorde kritiek op de **structuralistische stroming** is dat het onderzoek te tekstueel is en te veel gefocust op jargon, waardoor empirische analyse ondergesneeuwd raakt [47](#page=47).
De **culturalistische stroming** krijgt kritiek omdat ze te veel gericht zou zijn op receptie en micropolitiek, waardoor achterliggende structuren en instituties die teksten produceren op de achtergrond raken. Een te sterke focus op individuele interpretaties kan ertoe leiden dat machtsuitoefening door economische en politieke elites wordt gemist, en dat elke interpretatie als gelijkwaardig wordt beschouwd, wat het concept van machtsuitoefening ondermijnt. Dit kan leiden tot het romantiseren van dagelijkse praktijken, waardoor de bestaande orde en kapitalistische organisatie worden gelegitimeerd in plaats van ter discussie gesteld [47](#page=47).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Productiemiddelen | De materiële goederen die nodig zijn voor de productie van andere goederen en diensten, zoals grondstoffen, kapitaal en arbeidsmiddelen zoals gereedschap en machines. |
| Arbeidskrachten | De mentale en fysieke capaciteiten van personen die worden ingezet in het productieproces om gebruikswaarde te creëren. |
| Productiekrachten | Het geheel van productiemiddelen en arbeidskrachten dat in een productieproces wordt ingezet, wat de capaciteit tot productie bepaalt. |
| Productieverhoudingen | De specifieke sociale en economische relaties die ontstaan tussen mensen in het productieproces, met name met betrekking tot het eigendom en de controle over de productiemiddelen. |
| Historisch materialisme | Een marxistische theorie die stelt dat de materiële omstandigheden en de economische structuur van een samenleving de drijvende kracht zijn achter historische ontwikkeling en sociale verandering. |
| Vervreemding (Aliënatie) | Een toestand waarin een individu zich losgekoppeld voelt van zijn werk, de producten ervan, medemensen en zichzelf, vaak als gevolg van arbeidsprocessen die onpersoonlijk en ontmenselijkt zijn. |
| Surplus (Meerwaarde) | Het deel van de waarde dat door arbeiders wordt gecreëerd bovenop het loon dat zij ontvangen, en dat toebehoort aan de eigenaar van de productiemiddelen. |
| Kapitalisten (Bourgeoisie) | De sociale klasse die de productiemiddelen bezit en controleert, en die uit is op het maximaliseren van winst. |
| Arbeiders (Proletariaat) | De sociale klasse die uitsluitend over arbeidskracht beschikt en deze verkoopt aan de kapitalisten in ruil voor loon. |
| Onderbouw (Substructuur) | De economische basis van de maatschappij, bestaande uit de productiemiddelen en productieverhoudingen. |
| Bovenbouw (Superstructuur) | De niet-economische aspecten van de samenleving, zoals politiek, recht, cultuur, religie en ideologie, die worden beïnvloed door de onderbouw. |
| Ideologie | Een systeem van ideeën, overtuigingen en waarden dat de manier waarop mensen de wereld zien en interpreteren beïnvloedt, vaak ten gunste van de heersende klasse. |
| Vals bewustzijn | Een toestand waarin individuen de heersende ideologie aanvaarden zonder zich bewust te zijn van de onderliggende machtsstructuren en sociale ongelijkheden. |
| Cultuurindustrie | Een term geïntroduceerd door de Frankfurter Schule om te verwijzen naar de massaproductie van cultuurgoederen, die volgens hen bijdraagt aan de standaardisering, commodificatie en manipulatie van de samenleving. |
| Massacultuur | Culturele producten die op grote schaal worden geproduceerd en geconsumeerd, vaak gekenmerkt door populariteit en toegankelijkheid. |
| Commodificatie (Vermarkting) | Het proces waarbij culturele expressies en artistieke waarden worden omgezet in verhandelbare goederen, waarbij ruilwaarde primeert boven gebruikswaarde of artistieke integriteit. |
| Dialectiek van de verlichting | Een concept van Adorno en Horkheimer dat de paradox beschrijft waarbij de ratio en de wetenschappelijke vooruitgang, bedoeld om emancipatie te bevorderen, in de moderne samenleving hebben geleid tot onderdrukking en manipulatie. |
| Publieke sfeer | Een concept van Habermas dat verwijst naar een sociale ruimte tussen de staat en de samenleving waarin publieke opinie wordt gevormd door middel van rationele discussie en debat, ideaal gesproken toegankelijk voor alle burgers. |
| Bourgeois publieke sfeer | De opkomende publieke ruimte in de 18e en 19e eeuw, gevormd door de burgerij, waar culturele en politieke ideeën werden bediscussieerd en gedeeld via literatuur, tijdschriften en sociale bijeenkomsten. |
| Hegemonie | Een concept van Gramsci dat verwijst naar het proces waarbij een dominante groep probeert haar heerschappij te vestigen en te behouden door middel van een combinatie van dwang en 'consent' (instemming) van ondergeschikte groepen, vaak via culturele en ideologische middelen. |
| Cultural studies | Een multidisciplinair onderzoeksveld dat zich richt op de studie van cultuur, met name populaire cultuur, en analyseert hoe betekenis wordt gecreëerd, verspreid en geïnterpreteerd in de samenleving, met aandacht voor machtsrelaties en ideologie. |
| Encoding/decoding-model | Een model van Stuart Hall dat het communicatieproces beschrijft in termen van het coderen van betekenis door producenten en het decoderen (interpreteren) ervan door ontvangers, waarbij mogelijke afwijkingen en weerstand worden erkend. |
| Micropolitics of power | De studie van machtsverhoudingen op individueel en groepsniveau, met name hoe ontvangers mediaboodschappen interpreteren vanuit hun eigen context en leefwereld. |
| Polysemie | Het principe dat een tekst of boodschap meerdere mogelijke betekenissen kan hebben, die afhankelijk zijn van de interpretatie door de ontvanger. |
| Culturalisme | Een stroming binnen cultural studies die de nadruk legt op cultuur als een 'whole way of life' en de legitimiteit van populaire en alledaagse cultuur benadrukt, in tegenstelling tot elitaire culturele opvattingen. |
| Structuralisme | Een theoretische benadering die zich richt op de onderliggende structuren en systemen die betekenis en gedrag vormgeven, vaak door middel van taal en semiotiek. |
| Ideologische staatsapparaten | Instellingen zoals media, onderwijs en religie die, volgens Althusser, bijdragen aan de reproductie van de heersende productieverhoudingen en ideologie. |
| Denotatie | De letterlijke, objectieve betekenis van een teken of symbool. |
| Connotatie | De bijkomende, associatieve of cultureel bepaalde betekenis van een teken of symbool. |
| Mythe (Barthes) | Een dieperliggende, vaak verscholen ideologie die wordt overgedragen via connotaties en die de werkelijkheid op een waardegeladen en natuurlijke manier interpreteert. |
| Hegemonische mannelijkheid | Een specifieke vorm van mannelijkheid die dominant is in een samenleving en die gepaard gaat met macht en privileges, vaak ten koste van andere vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. |
| Praxis | Het proces van het vertalen van theoretische inzichten en analyse naar concrete actie en beleidsvoorstellen om sociale verandering te bewerkstelligen. |
| Culturalistische benadering | Een stroming binnen cultural studies die de nadruk legt op de actieve rol van de ontvanger in de betekenisconstructie en de legitimiteit van populaire cultuur. |
| Sociale totaliteit | Een holistische benadering in onderzoek die een fenomeen kaderd binnen de complexe, interagerende politieke, economische, technologische, culturele en historische dynamieken van de samenleving. |