Cover
Mulai sekarang gratis Hoofdstuk 9.pdf
Summary
# De beroepsrol en professionalisering van de communicator
Dit onderwerp behandelt de rol van de communicator, met name de journalist, binnen een organisatie en de professionalisering van deze beroepsrol, inclusief de concepten gatekeeping en gatewatching.
### 1.1 De communicator als gatekeeper
#### 1.1.1 Het concept gatekeeper
Het concept van de gatekeeper, letterlijk een poort- of sluiswachter, verwijst naar iemand die het proces van informatieselectie controleert, geselecteerde informatie bewerkt tot een mediaboodschap en deze vervolgens via een bepaald kanaal doorgeeft. Hoewel de term oorspronkelijk door sociaal psycholoog Kurt Lewin werd geïntroduceerd in de context van voedselgewoontes, werd deze later door David Manning White toegepast op het selectieproces van communicatoren in de media. Een gatekeeper is daarmee iemand of een groep die de macht heeft om te beslissen wat wel of niet 'binnen' komt in de communicatie. Journalisten en krantenredacteurs fungeren continu als gatekeepers, maar het concept kan ook breder worden toegepast op iedereen die communiceert en selecteert wat wel of niet verteld wordt [25](#page=25).
> **Tip:** Het idee van gatekeeping is essentieel om te begrijpen hoe informatie wordt gefilterd en welke gebeurtenissen uiteindelijk het publiek bereiken.
#### 1.1.2 Evolutie van het gatekeeping-onderzoek
In de beginjaren van het onderzoek naar gatekeeping lag de focus op de individuele, subjectieve en autonome beslissingen van een enkele journalist. Vanaf de jaren 1960 verschoof de aandacht echter naar systematische factoren van organisatorische en ideologische aard. Economische factoren binnen de mediaorganisatie en de bredere politieke context bleken invloed te hebben op het selectieproces. Latere studies verruimden deze context nog verder door de brede sociale omgeving, inclusief relaties met adverteerders en pressiegroepen, mee te nemen [26](#page=26) [27](#page=27).
Een belangrijke aanvulling was het inzicht dat er tijdens een nieuwsproductieproces meerdere gatekeepers actief kunnen zijn, wat resulteert in een aaneenschakeling van diverse selectiemomenten op verschillende niveaus. Een nieuwsgebeurtenis kan bijvoorbeeld eerst door een lokale journalist, vervolgens door een nieuwsagentschapcorrespondent en uiteindelijk door een eindredacteur worden gefilterd [27](#page=27).
> **Example:** Het breken van Donald Trumps pinkje tijdens een vakantie kan eerst worden opgepikt door een lokale Mexicaanse journalist, daarna worden doorgestuurd naar het Associated Press (AP) hoofdkantoor, en uiteindelijk door een Belgische journalist op HLN.be worden gepubliceerd. Elke stap vertegenwoordigt een gatekeeping-moment [27](#page=27).
Elke schakel verwerkt de informatie in twee fasen: eerst de verzameling door journalisten, onderzoekers of fotografen, en daarna de consistentiecontrole door redacteuren die het nieuws afwegen tegen de waarden en normen van de mediaorganisatie [27](#page=27).
#### 1.1.3 Gatewatching als opvolger van gatekeeping
Met de opkomst van sociale media zoals Twitter en Facebook, en nieuwswebsites zoals Buzzfeed en Newsmonkey, wordt de term 'gatewatching' steeds vaker gebruikt als alternatief voor gatekeeping. In tegenstelling tot traditionele gatekeeping, waarbij journalisten gebeurtenissen selecteren op basis van nieuws-criteria, slaat gatewatching op het filteren of selecteren van nieuws dat al door andere media is gepubliceerd. Deze spelers fungeren meer als nieuwsaggregators of verzamelaars dan als nieuwsproducenten. Gatewatching kenmerkt zich ook door meer publieksparticipatie, waarbij content via sociale media wordt gedeeld en becommentarieerd [28](#page=28).
> **Example:** Artikelen zoals "Vijf dingen die je nog niet wist over je prof" of "59 Things You'll only Understand if You Were a Teen in the Late 00's" die gretig worden gedeeld via sociale media, zijn voorbeelden van content die past binnen het concept van gatewatching.
Daarnaast wordt de praktijk van gepersonaliseerde aanbevelingen door streamingdiensten en online winkels, zoals Netflix, Spotify of Amazon, gelinkt aan de concepten van gatekeeping en gatewatching [28](#page=28).
### 1.2 De beroepsrol van de communicator
#### 1.2.1 Conceptuele benadering van de beroepsrol
De beroepsrol van een communicator wordt bepaald door enerzijds de gedragsverwachtingen die anderen van die rol hebben, en anderzijds de sociale positie die de persoon inneemt binnen een gemeenschap of maatschappij. Binnen de communicatiewetenschappen is er veel discussie over de rol van journalisten, wat teruggaat tot het debat tussen Walter Lippman en John Dewey. Lippman zag journalisten als een bemiddelende factor tussen politiek en publiek, terwijl Dewey een actievere rol voor journalisten zag in het stimuleren van dialoog [29](#page=29).
> **Tip:** De interpretatie van de journalistieke rol heeft directe invloed op de mediaconsistentie en de manier waarop maatschappelijke gebeurtenissen worden gepresenteerd.
Recentere studies onderscheiden drie cumuleerbare rollen voor journalisten: 'interpreter' (analist en duider), 'disseminator' (verspreider van informatie) en 'adversary' (waakhond tegenover andere instituten). Het uitoefenen van een beroepsrol impliceert ook ethische en deontologische richtlijnen [29](#page=29).
#### 1.2.2 Rolopvattingen van Belgische journalisten
Grootschalige bevragingen van Belgische journalisten tonen aan dat zij hun belangrijkste opdrachten zien in het verschaffen van betrouwbare en begrijpelijke informatie, objectiviteit, analyse en duiding, en het bewaken van de democratie. Ze beschouwen het niet als hun taak om adverteerders te faciliteren, de publieke opinie te beïnvloeden, of als spreekbuis voor specifieke groepen te fungeren [30](#page=30).
> **Example:** De top vijf van wat Belgische journalisten zelf percipiëren als hun belangrijkste opdrachten omvat: 1. Betrouwbare informatie verschaffen; 2. Nieuws begrijpelijk presenteren; 3. Objectieve informatie verschaffen; 4. Analyse en duiding bij complexe problemen; 5. Waakhond van de democratie zijn [30](#page=30).
#### 1.2.3 Professionalisering van mediaberoepen
De term mediaberoepsrol is breder dan alleen journalistiek en omvat ook beroepen in reclame, public relations, ICT, en film- en televisieproductie. Een beroep wordt als professioneel beschouwd indien er sprake is van standaarden en ethische richtlijnen, erkende opleidingen, en toegangcontroles door een beroepsvereniging. Ernest Greenwood definieerde in 1957 vijf basiskenmerken van een professioneel beroep: systematische kennis, autoriteit (beroepsvereniging), toezicht en zelfregulering, een ethische code, en een professionele cultuur [30](#page=30) [31](#page=31).
In het begin van de twintigste eeuw hadden media vaak een slechte reputatie en stonden ze onder druk van overheidsregulering. Als reactie hierop begon de mediasector aan een interne professionaliseringsoperatie, met een nadruk op kernwaarden als objectiviteit, onpartijdigheid en evenwicht, het opzetten van opleidingen, deontologische codes en beroepsorganisaties. Desalniettemin blijft er discussie bestaan over de classificatie van journalistiek als ambacht, handel of beroep [31](#page=31).
#### 1.2.4 Relaties en rolconflicten in mediaberoepen
De invulling van een mediaberoepsrol wordt deels bepaald door de oriëntatie van de beoefenaar ten opzichte van de maatschappij, de eigen organisatie, het beroep, of het publiek. Tunstall identificeerde drie essentiële relaties die de beroepsrol van journalisten beïnvloeden [31](#page=31):
1. **Relatie met hiërarchische oversten:** Journalisten opereren hier als bedienden die bevelen opvolgen, wat kan leiden tot spanningen en conflicten. De doelstellingen van de mediaorganisatie (publieksinkomsten, advertentie-inkomsten, of non-revenue) beïnvloeden de ervaren druk en vrijheid [31](#page=31) [32](#page=32).
2. **Relatie met bronnen:** Als nieuwsverzamelaar is de relatie met bronnen cruciaal, gerelateerd aan het gatekeeping-proces. Historisch werd deze relatie vaak te eenzijdig vanuit het journalistieke perspectief belicht [32](#page=32).
3. **Relatie met collega's:** Vanwege het belang van primeurs is deze relatie vaak competitief [32](#page=32).
Deze relaties kunnen leiden tot rolconflicten, zoals spanningen tussen de aspiraties van lagere werknemers en het management, wantrouwen tegenover buitenstaanders, interne competitie, en botsende professionele normen met commerciële doelstellingen. Verdere conflicten kunnen ontstaan tussen een participatieve rol en een neutrale rol, creativiteit versus bureaucratie, persoonlijke overtuigingen versus organisatorische verplichtingen, en commerciële belangen versus normatieve invullingen van het beroep [32](#page=32).
> **Tip:** Het fundamentele dilemma tussen vrijheid en dwang binnen een mediaorganisatie is vaak de bron van deze spanningen en conflicten. Mediaorganisaties proberen deze conflicten zoveel mogelijk te vermijden door selectieve werving of interne socialisatie, waarbij nieuwe medewerkers de ideologie en het beleid van de organisatie overnemen [32](#page=32).
---
# De analyse van mediasystemen, -instellingen en -organisaties
De analyse van mediasystemen, -instellingen en -organisaties richt zich op de rol van media in het publieke domein, waarbij verschillende conceptuele niveaus en theoretische perspectieven worden gehanteerd om de complexe relatie tussen media en maatschappij te begrijpen.
### 2.1 Macht en media
Media zijn structureel verbonden met politieke en economische machtscentra om diverse redenen. De economische kosten en waarde van media leiden tot competitie om toegang en controle. Massamedia worden vaak beschouwd als machtsinstrumenten die invloed kunnen uitoefenen door middel van informeren, het kanaliseren van publieke aandacht of het overdragen van wereldbeelden, hoewel de precieze mechanismen van beïnvloeding complex zijn. Toegang tot media is niet gelijk verdeeld, wat leidt tot politieke, economische en juridische regulering [10](#page=10).
Het concept macht is complex en wordt in de sociale wetenschappen verschillend gedefinieerd. Een algemene definitie stelt macht gelijk aan "het vermogen om beoogde effecten te produceren". Macht kan worden uitgeoefend door individuen of groepen met behulp van middelen zoals kennis, fysieke kracht of kapitaal. Concepten als 'power to' en 'power with' benadrukken een voluntaristische of coöperatieve visie, terwijl een structurele benadering 'power over' centraal stelt, waarbij macht ten koste van anderen wordt uitgeoefend. Radicalere kritische perspectieven op macht benadrukken dominantie, controle, manipulatie en onderdrukking [10](#page=10) [11](#page=11).
> **Tip:** Het onderscheid tussen 'power to'/'power with' en 'power over' is cruciaal voor het begrijpen van verschillende maatschappelijke dynamieken, waaronder die gerelateerd aan media.
#### 2.1.1 Modellen van media en maatschappij
Afhankelijk van de inschatting van de relatie tussen media en samenleving, kunnen grofweg twee modellen worden onderscheiden [12](#page=12):
1. **Dominante media model:** In dit perspectief zijn media een machtsinstrument in handen van machtige groepen die media-instellingen en -inhoud controleren. Media bieden een uniform beeld van de samenleving, ingegeven door de belangen van de controlerende elite. Het publiek wordt als passief en accepterend beschouwd, wat heersende machtsstructuren en de status quo bevestigt [12](#page=12).
2. **Pluralistisch model:** Dit model stelt dat er geen overheersende machtselite is die democratische controle via media uitsluit. Het publiek is actiever en doorziet mediaboodschappen, waardoor zij de drijvende kracht achter het media-aanbod zijn. Er komen verschillende visies en meningen aan bod die met elkaar concurreren, en ontvangers hebben de macht om boodschappen te aanvaarden of te interpreteren [12](#page=12).
| Aspect | Dominante media | Pluralistische media |
| :----------------- | :------------------------------------ | :------------------------------------------------- |
| Maatschappelijke bron | Heersende klasse of dominante elite | Verschillende politieke, sociale, culturele belangen en groepen |
| Media | Uniform, in handen van enkelingen | Vele, onafhankelijk van elkaar |
| Productie | Gestandaardiseerd, routinematig | Creatief, vrij, origineel |
| Inhoud en wereldbeeld | Selectief en beslist 'van bovenaf' | Verschillende en concurrerende perspectieven |
| Publiek | Afhankelijk, passief, grootschalig | Gefragmenteerd, selectief, reactief en actief |
| Effecten | Krachtig en systeembevestigend | Verscheiden, zonder consistente richting of effect |
> **Tip:** Figuur 9.1 op pagina 12 biedt een helder overzicht van de verschillen tussen deze twee modellen.
Deze modellen zijn generalisaties en vereenvoudigingen. Mengvormen bestaan, en de realiteit is vaak genuanceerder. Concepten als 'media capture' beschrijven situaties waarin politieke leiders en media-eigenaren een symbiotische, corrumperende relatie aangaan om media te controleren. Dit gebeurt vaak in economisch moeilijke omstandigheden en onstabiele politieke klimaten [13](#page=13).
### 2.2 De communicator: actoren en analyseniveaus
De analyse van de communicator, de actor die communiceert in een context van massa- of mediacommunicatie, is een centraal studieobject binnen de mediasociologie. Hierbij wordt een analytisch onderscheid gemaakt tussen een mediasysteem, een media-instelling en een mediaorganisatie. De centrale vraag is welke rol media spelen in het openbare leven: zijn ze louter economische entiteiten, politieke instrumenten of hebben ze een socioculturele invalshoek? McQuail pleit ervoor om media te zien als maatschappelijke actoren die centraal staan tussen deze verschillende krachten [14](#page=14) .
Het is belangrijk de rijke diversiteit aan mediasystemen, -instellingen en -organisaties te erkennen, aangezien veralgemeningen zoals "de media hebben een slechte invloed" te kort door de bocht zijn. Deze diversiteit uit zich in technologie, inhoud, economische structuur en finaliteit [14](#page=14).
#### 2.2.1 Mediasystemen
Een mediasysteem kan worden gedefinieerd als "een actuele reeks massamedia in een gegeven nationale samenleving, ondanks het feit dat er wellicht geen formele verbinding is tussen de elementen". Dit verwijst naar een collectieve entiteit of een coherent systeem van kleinere elementen, zoals mediasectoren (krant, film, tv), mediaorganisaties (StuBru, VTM), mediagenres of concrete mediaproducten [14](#page=14).
Het concept van mediasystemen wordt sterk geassocieerd met het werk van Daniel Hallin en Paolo Mancini die voortbouwen op eerdere inzichten. Zij trekken het concept los van het nationale niveau om rekening te houden met globalisering en groeperen landen op basis van criteria zoals de relatie tussen media en politiek, journalistieke professionaliteit, redactionele onafhankelijkheid en de mediamarkt. Ze identificeren drie modellen als 'ideale' instrumenten voor vergelijking tussen West-Europese en Noord-Amerikaanse mediasystemen [15](#page=15) .
##### 2.2.1.1 De modellen van Hallin en Mancini
1. **Het Middellandse mediasysteem (gepolariseerd pluralistisch model):**
* **Landen:** Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland, Portugal [15](#page=15).
* **Kenmerken:** Pers gericht op politieke elite; kranten gebruikt als instrument door overheid, politieke partijen en industriële groepen. Groot politiek parallellisme (gelijkenis tussen mediasysteem en politiek systeem). Journalistiek is minder professioneel en journalisten niet altijd redactioneel onafhankelijk. Grote rol van de overheid in organisatie en werking van media. Voorkeur voor audiovisuele media en traditioneel weinig krantenlezen [15](#page=15).
2. **Het Noord-Atlantische mediasysteem (liberaal model):**
* **Landen:** VS, Verenigd Koninkrijk, Canada [15](#page=15).
* **Kenmerken:** Veel krantenlezen. Snelle ontwikkeling van de commerciële massapers die domineert. Weinig politiek parallellisme, intern pluralisme domineert (met uitzondering van de partijpolitieke Britse pers). Sterke journalistieke professionalisering met veel beroepsorganisaties. Autonomie van journalisten bedreigd door commerciële druk, minder door politieke. Beperkte rol van de overheid; de markt speelt de grootste rol [16](#page=16).
3. **Het Noord/Centraal-Europese model (democratisch corporatistisch model):**
* **Landen:** België, Nederland, Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland, Scandinavische landen [16](#page=16).
* **Kenmerken:** Hoge lezersgraad (vooral Scandinavië). Persvrijheid en vroege introductie van kranten zijn centraal. Hoge mate van politiek parallellisme (afnemend). Hoge graad van journalistiek professionalisme en een lange traditie van zelfregulering. Grote rol van de overheid in mediaregulering, met diverse steunmaatregelen zoals financiële overheidssteun [16](#page=16).
> **Tip:** België valt volgens Hallin en Mancini onder het democratisch corporatistisch model. Probeer concrete voorbeelden te vinden die dit illustreren voor het Belgische medialandschap.
De modellen van Hallin en Mancini hebben kritiek gekregen wegens hun beperkte geografische focus en het risico op veralgemeningen. Aanvullingen op hun werk zijn in 2012 gepubliceerd [15](#page=15).
#### 2.2.2 Media-instelling en mediaorganisatie
Op een concreter analyseniveau vinden we het concept van een **mediaorganisatie**. Dit verwijst naar een specifieke organisatie die concrete media-activiteiten uitvoert, zoals een krantenuitgeverij, televisiezender of nieuwsagentschap. Hedendaagse digitale en sociale media maken het onderscheid echter moeilijker, met een toenemende diversiteit aan organisatievormen en de opkomst van eenpersoonsbedrijven. Onderzoek op dit niveau focust op hoe media-inhoud wordt geproduceerd en welke factoren daarbij een rol spelen [17](#page=17).
De term **media-instelling** verwijst naar de institutionele dimensie of het kader waarin mediaorganisaties opereren. Dit concept wordt op hetzelfde analyseniveau als een mediasysteem geplaatst, maar benadrukt de abstractere, institutionele kant. Media als instelling worden gelijkgesteld aan andere maatschappelijke instituten zoals de politiek of de economie. De economische, politieke en technologische aspecten van een samenleving bepalen sterk de institutionele dimensie van media [17](#page=17).
> **Tip:** Denk aan media als de 'vierde macht' (The Fourth Estate) om de rol van media als maatschappelijk instituut te begrijpen, die functioneert als onafhankelijke waakhond [17](#page=17).
#### 2.2.3 Institutionele dynamieken en maatschappelijke implicaties
De specifieke relatie en wisselwerkingen tussen media en het economische, politieke en technologische gebeuren spelen een wezenlijke rol bij de cultureel-maatschappelijke implicaties van media. Relevante concepten op dit niveau zijn onder andere [18](#page=18):
* **Alienation:** Een gevoel van vervreemding dat mensen kunnen ervaren als gevolg van mediaconsumptie, wat kan leiden tot een verlies van sociale cohesie en kritische ingesteldheid [18](#page=18).
* **Mediaglobalisering:** Leidt tot vragen over cultureel media-imperialisme, waarbij de Amerikaanse populaire cultuur wereldwijd wordt verspreid en mogelijk de culturele identiteit van andere volkeren bedreigt (trend tot Amerikanisering) [18](#page=18).
Deze dynamieken benadrukken de centrale rol van de communicator binnen de communicatiewetenschappen [18](#page=18).
---
# De dubbele dimensie van media in relatie tot sociale verandering
Media en communicatie spelen een complexe en ambivalente rol in sociale verandering, waarbij ze zowel materieel als ideëel van aard zijn.
### 3.1 Oorzaak of gevolg van sociale verandering
De vraag of media en communicatie de oorzaak dan wel het gevolg zijn van sociale verandering is een centraal punt van discussie binnen de mediasociologie. Deterministische antwoorden, die de oorzaak uitsluitend aan één factor toeschrijven, zijn te simplistisch om de complexe interactie tussen communicatietechnologieën, media-inhoud, distributie van ideeën en maatschappelijke structuren te verklaren. Technologisch determinisme neigt naar overmatig optimisme of pessimisme, terwijl maatschappijdeterministische analyses de rol van media negeren. De inschatting van deze verhouding hangt sterk af van het achterliggende mens- en maatschappijbeeld. Sommige auteurs zien media als een motor van verandering, anderen als een reflectie van bestaande machtsstructuren [6](#page=6).
### 3.2 De dubbele dimensie van media
Media en communicatieprocessen hebben een dubbele dimensie, grofweg te typeren als de maatschappelijke, materiële of economische dimensie enerzijds, en de ideële, immateriële of culturele dimensie anderzijds [6](#page=6).
* **Maatschappelijke, materiële of economische dimensie:** Media zijn een industrie met materiële kenmerken, opererend binnen economische wetten en een groter politiek-economisch kader. Dit omvat tewerkstelling, infrastructuur, en economische organisatie [6](#page=6).
* **Ideële, immateriële of culturele dimensie:** De producten en diensten van mediabedrijven zijn vaak niet materieel, maar symbolen en betekenissen. Het gaat om de culturele en immateriële component van de inhoud, zoals de boodschap van een journaal of een film [7](#page=7).
### 3.3 Typologie van de relatie tussen maatschappij en cultuur (Rosengren)
Karl Erik Rosengren's typologie, gebaseerd op twee vragen, helpt bij het classificeren van theoretische stromingen over de relatie tussen de materiële (maatschappij, economie, technologie) en ideële (cultuur, inhoud) componenten van media [7](#page=7):
1. **Bepalen maatschappelijke systemen of structuren de cultuur?**
2. **Bepaalt de cultuur die overige maatschappelijke systemen of structuren?**
Deze vragen leiden tot vier perspectieven:
#### 3.3.1 Materialisme
Wanneer het antwoord op de eerste vraag 'ja' is en op de tweede 'nee', is er sprake van een materialistisch perspectief. Hierin zijn media een onderdeel van de sociale structuur en zijn cultuur en mediaboodschappen grotendeels bepaald door de heersende economische structuur en machtsverhoudingen. Marxistische theorieën plaatsen macht, eigendom en controle over media centraal [7](#page=7).
> **Voorbeeld:** Nieuwsverslaggeving in journaals die bestaande politieke en economische machtsstructuren reproduceert of daaraan onderhevig is wat betreft de berichtgeving [7](#page=7).
#### 3.3.2 Idealisme
Wanneer het antwoord op de eerste vraag 'nee' is en op de tweede 'ja', spreekt men van idealisme. In dit perspectief hebben media een groot potentieel om effecten te sorteren. Niet de controle over media, maar de media-inhouden (waarden, normen) zijn de beïnvloedende factor en leiden sociale verandering in. Mediadvormen en -technologieën kunnen ook de drijvende kracht achter maatschappelijke verandering zijn [8](#page=8).
> **Positief voorbeeld:** Het televisieprogramma Basta dat malafide praktijken aan de kaak stelde, wat leidde tot structurele veranderingen in de regelgeving voor belspelletjes [8](#page=8).
> **Negatief voorbeeld:** Het Rwandese radiostation Mille Collines dat vijandigheid en haat aanwakkerde, wat bijdroeg aan de Rwandese genocide [8](#page=8).
#### 3.3.3 Interdependentie
Als het antwoord op beide vragen 'ja' is, is er sprake van interdependentie. Media en maatschappij staan voortdurend met elkaar in interactie en beïnvloeden elkaar wederzijds. Media reflecteren en vormen maatschappelijke structuren en verandering [8](#page=8).
> **Voorbeeld:** Nieuwsverslaggeving tijdens verkiezingen, waarbij journalisten afhankelijk zijn van politici om nieuws te maken, en politici afhankelijk zijn van journalisten om hun visie kenbaar te maken [8](#page=8).
#### 3.3.4 Autonomie
Wanneer het antwoord op beide vragen 'nee' is, spreken we over autonomie. Dit perspectief plaatst vraagtekens bij determinerende krachten in de relatie tussen media en maatschappij, en wijst op het ontbreken van een direct oorzakelijk verband. Theorieën zoals het postmodernisme passen hierbij [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** De grote verschillen tussen de televisiejournaals in het Verenigd Koninkrijk en de VS, ondanks relatieve politieke, economische en culturele gelijkenissen, suggereren dat de maatschappelijke context niet per se bepalend is voor het mediasysteem en de inhoud [9](#page=9).
### 3.4 Media en macht
Media zijn structureel verbonden aan politieke en economische machtscentra om diverse redenen [10](#page=10):
1. **Economische kostprijs en waarde:** Competitie om toegang tot en controle over media-organisaties en -inhouden [10](#page=10).
2. **Machtsinstrument:** Massamedia worden gezien als krachtige instrumenten die ingezet kunnen worden voor beïnvloeding (informeren, aandacht kanaliseren, wereldbeelden doorgeven, geloofsovertuigingen beïnvloeden, gedrag veranderen) [10](#page=10).
3. **Ongelijke toegang:** Media zijn niet voor iedereen op gelijke wijze beschikbaar [10](#page=10).
4. **Regulering:** Media vormen het onderwerp van politieke, economische en juridische regulering [10](#page=10).
Het machtsconcept is complex en wordt verschillend gedefinieerd. Een algemene definitie is 'the ability to produce intended effects' [10](#page=10).
* **'Power to' en 'power with':** Wijzen op een voluntaristische of coöperatieve visie, gericht op het in beweging zetten of veranderen van zaken [11](#page=11).
* **'Power over':** Benadrukt een structurele benadering waarbij macht wordt uitgeoefend ten koste van anderen, met focus op dominantie, controle, manipulatie en onderdrukking [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** De klimaatkwestie illustreert dit onderscheid. Greta Thunberg's initiatieven en de Klimaatzaak in België tonen respectievelijk 'power to'/'power with' en een structurele benadering waarbij sociaal en cultureel kapitaal wordt ingezet [11](#page=11).
### 3.5 Modellen van media en samenleving
Afhankelijk van hoe de relatie tussen media en samenleving wordt ingeschat, kunnen grofweg twee modellen worden onderscheiden [12](#page=12):
#### 3.5.1 Dominante media
In dit model zijn media een machtsinstrument in handen van machtige groepen en instellingen, die een uniform beeld bieden dat de belangen van de controlerende elite dient. Het publiek wordt als passief en accepterend beschouwd, wat heersende machtsstructuren en de status quo bevestigt [12](#page=12).
#### 3.5.2 Pluralistische media
Dit model gaat uit van geen overheersende machtselite. Publieken zijn actiever, doorzien mediaboodschappen en zijn de drijvende kracht achter het media-aanbod. Er is concurrentie tussen verschillende visies en meningen, en de ontvanger heeft macht om boodschappen al dan niet te aanvaarden en te interpreteren [12](#page=12).
| Aspect | Dominante media | Pluralistische media |
| :------------------- | :------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------ |
| **Maatschappelijke bron** | Heersende klasse of dominante elite | Verschillende politieke, sociale, culturele belangen en groepen |
| **Media** | Uniform, in handen van enkelingen (concentratie) | Vele, onafhankelijk van elkaar |
| **Productie** | Gestandaardiseerd, routinematig | Creatief, vrij, origineel |
| **Inhoud/wereldbeeld** | Selectief en beslist 'van bovenaf' | Verschillende en concurrerende perspectieven |
| **Publiek** | Afhankelijk, passief, op grote schaal georganiseerd | Gefragmenteerd, selectief, reactief en actief |
| **Effecten** | Krachtig en het bestaande systeem bevestigend | Verscheiden, zonder consistentie of voorspelbaarheid |
*Figuur 9.1: Aspecten van dominante vs. pluralistische media (vertaald van en gebaseerd op McQuail en Deuze, 2020, p. 115).* [12](#page=12).
Deze modellen zijn gegeneraliseerd en gesimplificeerd, en in de praktijk komen mengvormen voor [13](#page=13).
#### 3.5.3 Media capture
Een interessant concept in dit verband is media capture, een 'systemic governance problem where political leaders and media owners work together in a symbiotic but mutually corrupting relationship'. Hierbij werken regeringen of politieke actoren samen met andere machtige sociale actoren om media te controleren door middel van bijvoorbeeld gerichte reclamekeuzes, staatsmiddelen of cliëntelisme, in ruil voor positieve berichtgeving. Dit treedt met name op in mediasystemen met economische moeilijkheden en politieke instabiliteit [13](#page=13).
---
# Communicatorstudies en de factoren die mediaproductie beïnvloeden
Communicatorstudies richten zich op de rol van de communicator en de diverse factoren die mediaproductie beïnvloeden, waarbij de communicator wordt gezien als een 'broker' tussen belangengroepen en het publiek [19](#page=19).
### 4.1 Ontwikkeling van communicatorstudies
Systematisch onderzoek naar de communicator en mediaorganisaties begon rond de jaren 1960, mede onder invloed van inzichten uit de organisatiesociologie en het marxisme. Deze periode kenmerkte zich door economische groei, expansie van media en groeiende aandacht voor hun functioneren [19](#page=19).
#### 4.1.1 Macht en druk op de communicator
Vanaf de jaren 1960 ontstond er een grote verscheidenheid aan communicatorstudies, die zich vaak richtten op de machtsdimensie en de beperkingen of druk die een communicator ervaart [19](#page=19).
* **Gerhard Maletzke:** Legde als eerste systematisch de factoren bloot die de communicator en de structurering van zijn boodschap beïnvloeden, met nadruk op selectie en representatie. Hij identificeerde individuele factoren zoals zelfbeeld, persoonlijkheid en sociale achtergrond, evenals invloeden vanuit het team, de organisatie en bredere regulering en beleid [19](#page=19).
* **Voorbeeld:** Journalisten die weigeren in het privéleven van beroemdheden te graven omdat dit botst met hun zelfbeeld als gerespecteerd professional [19](#page=19).
* **George Gerbner:** Focuste op de spanningen en druk die communicatoren ervaren door externe actoren zoals adverteerders, concurrenten, overheden, experts, maatschappelijke instellingen en het publiek [20](#page=20).
* **Engwall:** Voegde interne actoren zoals het management toe aan de lijst van beïnvloedende factoren [20](#page=20).
* **McQuail:** Leidde hieruit vijf dominante relaties af die van invloed zijn op de massacommunicator: de relatie met de maatschappij, belangengroepen, eigenaars/klanten/bronnen, het publiek en interne actoren [20](#page=20).
* **Reese en Shoemaker:** Onderscheidden een hiërarchie van factoren die het functioneren van de communicator beïnvloeden :
* **Microniveau:** Persoonlijke kenmerken en attitudes van de communicator, professionele routines, rituelen en ongeschreven regels [20](#page=20).
* **Meso- en macroniveau:** Economische, politieke en culturele factoren, en het algemene sociale systeem waarin media opereren (bv. globalisering, commodificatie) [20](#page=20).
#### 4.1.2 De journalist als communicator
Veel communicatoronderzoek is journalistiek gekleurd en focust op de journalist als producent en verspreider van nieuws en informatie. De journalist wordt hierbij vaak gezien als een 'gatekeeper' [20](#page=20).
* **Kernactiviteit van journalistiek:** Het verzamelen, selecteren, schrijven en redigeren van nieuws en informatie [20](#page=20).
* **Jakobs en Perrin beschouwen het journalistieke productieproces als een interactie tussen drie activiteiten:** .
1. **Cognitieve activiteit:** Wat de communicator probeert te doen en waarom; de ideeën, doelstellingen en de relevantie van informatie voor het publiek. Dit omvat ook de beroepsrol van de communicator [20](#page=20) [21](#page=21).
2. **Materiële activiteit:** Het feitelijke schrijven, monteren of draaien; de acties om een tekst of item vorm te geven [20](#page=20).
3. **Sociale activiteit:** Het productieproces geplaatst in de context van de werkomgeving, met aandacht voor sociale rollen, identiteit, hiërarchische en sociale structuren [21](#page=21).
* **Voorbeeld:** Een journalist die zijn artikel laat nakijken en herwerken door een eindredacteur door de hiërarchische structuur [21](#page=21).
> **Tip:** Het analyseren van het communicatieproces als interactie tussen deze drie activiteiten geeft een totaalbeeld van alle elementen, actoren en factoren die de productie van informatie en nieuws beïnvloeden [21](#page=21).
#### 4.1.3 Oorlogsjournalistiek als specifieke context
Oorlogsjournalistiek is een bijzondere vorm van berichtgeving waarbij de journalist minder controle heeft over aspecten en omgevingsfactoren. De drie activiteiten van Jakobs en Perrin kunnen hier ook worden toegepast, met bijzondere aandacht voor hun interactie [21](#page=21).
### 4.2 Een typologie van factoren die mediaproductie beïnvloeden
Verstraeten biedt een referentiekader voor communicatorstudies, gebaseerd op de vraag welke factoren het meest bepalend zijn voor concrete media-inhoud. Hij onderscheidt vijf benaderingen [22](#page=22):
1. **Gebeurtenisgerichte benadering:**
* De gebeurtenissen zelf worden gezien als de meest determinerende factor voor selectie en representatie van media-inhoud [22](#page=22).
* De nieuwswaarde vloeit inherent voort uit de gebeurtenis [22](#page=22).
* Dit sluit aan bij een reflectionistische visie op media-inhoud als een loutere weerspiegeling van de realiteit [22](#page=22).
* **Kritiek:** Dit is een naïeve interpretatie van het productieproces en de rol van de communicator [22](#page=22).
* Deze visie wordt vaak teruggevonden in het discours van mediaprofessionals die hun rol minimaliseren en objectieve waarnemers pretenderen te zijn [22](#page=22).
2. **Journalistgerichte benadering:**
* De journalist als individu wordt beschouwd als de meest determinerende actor voor de media-inhoud [22](#page=22).
* De focus ligt op de 'sterreporter' met typerende eigenschappen, vertelstijl en persoonlijkheid [22](#page=22).
* De kernuitspraak is dat 'journalisten het nieuws maken', zij bepalen wat nieuwswaardig is [22](#page=22).
* Onderzoek richt zich op gatekeepingstudies, socio-demografische profielen en de beroepsrol van de communicator [22](#page=22).
3. **Mediaorganisatiegerichte benadering:**
* De journalist als lid van een welbepaalde mediaorganisatie is de meest bepalende factor, meer dan het individu [22](#page=22).
* Kenmerken van de organisatie spelen een rol: groot/klein, hiërarchisch/informeel, mainstream/alternatief [22](#page=22).
* **Voorbeeld:** Journalisten van vier verschillende mediaorganisaties die verslag doen van dezelfde betoging, zullen op basis van de doelstellingen en kenmerken van hun organisatie, verschillende nieuwsitems produceren [22](#page=22).
* Onderzoek kijkt naar latere gatekeepingstudies (vanaf de jaren 1960), sociale controle via formele en informele kanalen, impact van hiërarchische structuur, autonomie van de nieuwsredactie en socialisatieprocessen [22](#page=22).
4. **Mediapraktijkgerichte benadering:**
* De professionele mediapraktijk, een specifieke variant van 'practice theory', is de meest beïnvloedende factor [23](#page=23).
* Dit omvat de praktische organisatie van journalistiek werk, objectiviteitsnormen, werkregels, routines, bronnengebruik en deadlines die typerend zijn voor een beroepstak en overal gelijk kunnen zijn [23](#page=23).
* Onderzoek focust op de relatie tussen journalist en bronnen, en op etnomethodologisch onderzoek van de dagelijkse nieuwsproductie [23](#page=23).
5. **Maatschappijgerichte benadering:**
* Verklaringen voor media-inhoud worden gezocht in externe maatschappelijke factoren [23](#page=23).
* Centraal staat de relatie tussen media en andere maatschappelijke instituten (economie, politiek) [23](#page=23).
* Voorbeelden zijn economische afhankelijkheid van media en de invloed van heersende politieke ideologie [23](#page=23).
> **Tip:** Hoewel deze typologieën onderscheid maken, kunnen factoren in de praktijk tegelijkertijd bepalend zijn voor media-inhoud [23](#page=23).
#### 4.2.1 Illustratief voorbeeld: persconferentie Nationale Veiligheidsraad
De persconferentie van 24 april 2020 over de COVID-19 exit-strategie illustreert hoe meerdere factoren tegelijkertijd media-inhoud kunnen verklaren [23](#page=23):
* **Gebeurtenis:** De persconferentie zelf had nieuwswaarde door de versoepelingen na een lange lockdown. De manier van communiceren, met name de 'speciale' PowerPoint-presentatie, trok veel aandacht [23](#page=23).
* **Journalist:** Sommige journalisten brachten een evenwichtig verslag, anderen focusten enkel op de presentatie, mogelijk beïnvloed door individuele keuzes of het medium waarvoor ze schrijven [23](#page=23).
* **Mediaorganisatie:** Voor rechtse media was de presentatie een opstapje naar kritiek op de federale regering, wat de redactionele lijn van de organisatie weerspiegelt [24](#page=24).
* **Mediapraktijk:** Het vastleggen van een persconferentie op een vrijdagavond om 22u, ver na de deadlines voor gedrukte media en reguliere nieuwsuitzendingen, dwong media tot live berichtgeving via websites en extra uitzendingen. Dit formaat, met weinig montagemogelijkheden en minder ruimte voor duiding, nodigde reacties van publiek en critici uit [24](#page=24).
* **Maatschappij:** De ongekende situatie van een pandemie, de lockdown en maatschappelijke spanningen creëerden de context voor de impact van de persconferentie [24](#page=24).
> **Voorbeeld:** Afbeelding 9.11 toont een cartoon die de situatie van de persconferentie van de Nationale Veiligheidsraad op 24 april 2020 satirisch weergeeft, met de focus op de beruchte PowerPoint-presentatie [24](#page=24).
---
# Theoretische perspectieven op de relatie tussen media en sociale integratie/identiteit
Dit onderwerp verkent verschillende sociologische perspectieven op hoe media bijdragen aan, of juist afbreuk doen aan, sociale integratie en de vorming van identiteit.
### 5.1 De assen van McQuail: centrifugale en centripetale effecten
McQuail vat de verschillende visies op de relatie tussen media en sociale integratie/identiteit samen aan de hand van een assenkruis met twee assen: centrifugale/centripetale effecten en een normatieve (optimistische/pessimistische) evaluatie [3](#page=3).
#### 5.1.1 Centrifugale en centripetale effecten
* **Centrifugale effecten (middelpuntsvliedend)**: Media dragen bij aan sociale verandering, vrijheid, individualisme en fragmentatie. Mensen komen los te staan van bestaande centra en normen [3](#page=3).
* Voorbeeld: Het internet biedt toegang tot diverse informatie en meningen, wat emancipatie en individualisering kan bevorderen [3](#page=3).
* **Centripetale effecten (middelpuntszoekend)**: Media dragen bij aan sociale eenheid, orde, cohesie en integratie. Mensen bewegen zich toe naar een gemeenschappelijke positie [3](#page=3).
* Voorbeeld: Goededoelacties zoals 'De Warmste Week' of 'Rode Neuzen Dag' gebruiken media om mensen rond een gemeenschappelijk doel te verenigen [4](#page=4).
#### 5.1.2 Normatieve evaluatie: optimistisch versus pessimistisch
De verticale as van McQuail duidt de normatieve beoordeling van deze effecten aan [3](#page=3).
* **Optimistische visie**: Beoordeelt de effecten van media positief [3](#page=3).
* **Optimistische visie op centrifugale effecten**: Media bevorderen vrijheid, diversiteit, kennisverspreiding en modernisering. Het internet wordt gezien als een emancipatorisch middel dat toegang biedt tot diverse meningen [3](#page=3).
* **Optimistische visie op centripetale effecten**: Media bevorderen integratie, solidariteit en het gevoel ergens bij te horen. Ze helpen bij identiteitsvorming en het vinden van gemeenschapsgevoel. Voorbeelden zijn sociale bewegingen die via media bewustwording creëren [4](#page=4).
* **Pessimistische visie**: Beoordeelt de effecten van media negatief [3](#page=3).
* **Pessimistische visie op centrifugale effecten**: Media leiden tot verlies van normen, geloof, identiteit en sociale cohesie. Mensen verliezen contact met de medemens door overmatig mediagebruik en virtuele interacties. Cyberpesten wordt genoemd als een gevolg van de afstandelijkheid die media creëren [4](#page=4).
* **Pessimistische visie op centripetale effecten**: Media leiden tot dominantie en kwalijke uniformiteit. Media zijn in handen van enkelingen die de mogelijkheid hebben ontvangers te controleren. Het geval Silvio Berlusconi wordt aangehaald als voorbeeld van mediadominantie [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 5.1.3 Overlap en dynamiek
De kwadranten zijn theoretische posities die in de praktijk onderhevig zijn aan verandering en overlap. Digitale media, zoals games, kunnen bijvoorbeeld eerst als sociaal corrosief worden gezien, maar tijdens lockdowns juist een belangrijke rol spelen in sociaal contact [5](#page=5).
### 5.2 Sociale verandering en de dubbele dimensie van media
De vraag of media oorzaak of gevolg zijn van sociale verandering is complex en leidt tot verschillende theoretische perspectieven. Deterministische antwoorden, die de oorzaak bij slechts één element leggen, zijn te simplistisch [6](#page=6).
#### 5.2.1 De dubbele dimensie van media
Media hebben een dubbele dimensie:
* **Maatschappelijke, materiële of economische dimensie**: Media als industrie met materiële kenmerken, productieprocessen, infrastructuur, tewerkstelling en economische wetmatigheden [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Ideële, immateriële of culturele dimensie**: Media die symbolen en betekenissen produceren, met culturele en immateriële componenten [6](#page=6) [7](#page=7).
#### 5.2.2 De typologie van Rosengren
Rosengren ontwikkelde een typologie op basis van twee vragen om de relatie tussen maatschappij (materieel) en cultuur (immaterieel) van media te classificeren [7](#page=7).
* **Materialisme**: Maatschappelijke systemen (economie, macht) bepalen de cultuur en mediaboodschappen. Dit perspectief wordt vaak geassocieerd met marxistische theorieën, waarbij macht, eigendom en controle van media bepalend zijn voor de inhoud [7](#page=7).
* Voorbeeld: Nieuwsberichtgeving die bestaande politieke en economische machtsstructuren reproduceert [7](#page=7).
* **Idealisme**: Cultuur en mediaboodschappen (waarden, normen) bepalen maatschappelijke systemen en sturen sociale verandering. Mediatijdschriften en technologieën kunnen hierin een drijvende kracht zijn [8](#page=8).
* Positief voorbeeld: Het programma 'Basta' dat malafide praktijken aan het licht bracht en structurele veranderingen teweegbracht [8](#page=8).
* Negatief voorbeeld: Het Rwandese radiostation Mille Collines dat vijandigheid aanwakkerde en bijdroeg aan de genocide [8](#page=8).
* **Interdependentie**: Media en maatschappij staan in voortdurende wederzijdse interactie. Media reflecteren en vormen de maatschappij en vice versa [8](#page=8).
* Voorbeeld: De wisselwerking tussen journalisten en politici tijdens verkiezingstijd [8](#page=8).
* **Autonomie**: Er is geen sterk causaal verband tussen media/cultuur en maatschappelijke structuren. Theoretische stromingen zoals het postmodernisme passen hierbij [9](#page=9).
* Voorbeeld: Verschillen in mediasystemen en -culturen tussen het Verenigd Koninkrijk en de VS, ondanks gelijkenissen in politieke en economische context [9](#page=9).
### 5.3 Macht en media
Media zijn structureel verbonden aan politieke en economische machtscentra [10](#page=10).
#### 5.3.1 Redenen voor de verbinding tussen media en machtscentra
1. **Economische kosten en waarde**: Media vereisen investeringen, wat leidt tot competitie om toegang en controle [10](#page=10).
2. **Machtsinstrumenten**: Massamedia worden gezien als instrumenten om invloed uit te oefenen, hoewel de precieze mechanismen complex zijn [10](#page=10).
3. **Ongelijke toegang**: Media zijn niet voor iedereen op gelijke wijze toegankelijk [10](#page=10).
4. **Regulering en disciplinering**: Media zijn onderworpen aan politieke, economische en juridische regulering [10](#page=10).
#### 5.3.2 Concepten van macht
Macht wordt gedefinieerd als 'the ability to produce intended effects' [10](#page=10).
* **Voluntaristische/coöperatieve visie ('power to', 'power with')**: Macht gericht op het in beweging zetten, aanpakken of veranderen van zaken door individuen of samenwerking [11](#page=11).
* Voorbeeld: Jongerenprotesten voor het klimaat [11](#page=11).
* **Structurele benadering ('power over')**: Macht wordt uitgeoefend ten koste van anderen, waarbij maatschappelijke positie een rol speelt [11](#page=11).
* Voorbeeld: De Klimaatzaak waarbij bekende personen hun sociaal kapitaal inzetten [11](#page=11).
* **Radicaal-kritisch machtsconcept**: Richt zich op dominantie, controle, manipulatie en onderdrukking [11](#page=11).
#### 5.3.3 Modellen van media en maatschappij
Afhankelijk van de inschatting van de relatie tussen media en maatschappij, worden twee modellen onderscheiden [12](#page=12):
* **Dominante media model**: Media zijn een machtsinstrument in handen van machtige groepen die een uniform wereldbeeld verspreiden. Het publiek is passief en aanvaardt dit beeld, wat heersende machtsstructuren bevestigt [12](#page=12).
* Kenmerken: Geconcentreerde controle, gestandaardiseerde productie, selectieve inhoud, passief publiek, bevestigende effecten [12](#page=12).
* **Pluralistische media model**: Er is geen overheersende machtselite. Media bieden verschillende visies die concurreren. Het publiek is actief, selectief en interpreteert mediaboodschappen zelf [12](#page=12).
* Kenmerken: Diverse bronnen, creatieve productie, concurrerende perspectieven, actief publiek, diverse en onvoorspelbare effecten [12](#page=12).
**Tip**: Beide modellen zijn vereenvoudigingen die tendensen aangeven. In de praktijk bestaan mengvormen en kunnen specifieke contexten, zoals de Vlaamse krantenmarkt, elementen van beide modellen vertonen. Het concept 'media capture' beschrijft een symbiotische, corrumperende relatie tussen politieke leiders en media-eigenaren [13](#page=13).
### 5.4 Een blik op de actoren: de communicator doorgelicht
Mediasociologen onderscheiden een mediasysteem, een media-instelling en een mediaorganisatie bij de analyse van de communicator. De rol van media in het publieke domein kan economisch, politiek of sociocultureel worden ingevuld [14](#page=14).
#### 5.4.1 Mediasystemen
Een mediasysteem is een 'actual set of mass media in a given national society, despite the fact that there may be no formal connection between the elements'. Dit verwijst naar een collectieve entiteit van verschillende media-elementen, waarbij diepere analyseniveaus mediasectoren en mediaorganisaties omvatten. De diversiteit aan media (technologie, inhoud, structuur, finaliteit) maakt het moeilijk om algemene uitspraken te doen over 'de media' [14](#page=14).
---
# 5. Theoretische perspectieven op de relatie tussen media en sociale integratie/identiteit
Dit hoofdstuk verkent theoretische perspectieven die de rol van media in het vormgeven van sociale integratie en identiteit analyseren.
## 5.1 Mediasystemen en hun typologieën
Het concept van een mediasysteem wordt in de communicatiewetenschappelijke literatuur sterk gekoppeld aan het werk van Daniel Hallin en Paolo Mancini. Zij breiden het traditionele nationale perspectief uit en groeperen landen op basis van criteria zoals de relatie tussen media en politiek, journalistieke professionaliteit, redactionele onafhankelijkheid en de mediamarkt. Dit leidt tot drie modellen voor West-Europa en Noord-Amerika [15](#page=15):
### 5.1.1 Het Mediterrane mediasysteem (gepolariseerd pluralistisch model)
Dit model omvat Zuid-Europese landen zoals Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland en Portugal. Kenmerken zijn [15](#page=15):
* **Politiek parallellisme**: De pers is sterk gericht op de politieke elite en wordt vaak gebruikt als instrument door de regering en politieke partijen [15](#page=15).
* **Journalistiek**: Minder professioneel georganiseerd en journalisten zijn niet altijd redactioneel onafhankelijk [15](#page=15).
* **Overheidsrol**: De overheid speelt een significante rol in de organisatie en werking van media [15](#page=15).
* **Consumptie**: Voorkeur voor audiovisuele media en traditioneel weinig krantenlezers [15](#page=15).
### 5.1.2 Het Noord-Atlantische mediasysteem (liberaal model)
Dit model omvat Angelsaksische landen zoals de VS, het Verenigd Koninkrijk en Canada. Kenmerken zijn [16](#page=16):
* **Pers**: Relatief hoge krantenlezersgraad en een snelle ontwikkeling van de commerciële massapers [16](#page=16).
* **Parallellisme**: Nauwelijks politiek parallellisme, met intern pluralisme als dominante factor (met uitzondering van de partijpolitieke Britse pers) [16](#page=16).
* **Journalistiek**: Vrij sterke professionalisering met veel beroepsorganisaties; autonomie wordt eerder bedreigd door commerciële dan politieke druk [16](#page=16).
* **Overheidsrol**: Vrij beperkt, de markt speelt de grootste rol [16](#page=16).
### 5.1.3 Het Noord/Centraal-Europese model (democratisch corporatistisch model)
Dit model omvat landen als België, Nederland, Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland en de Scandinavische landen. Kenmerken zijn [16](#page=16):
* **Pers**: Hoge lezersgraad (vooral Scandinavië) en een vroege introductie van kranten [16](#page=16).
* **Vrijheid**: Persvrijheid is een centraal gegeven [16](#page=16).
* **Parallellisme**: Hoge mate van politiek parallellisme (hoewel afnemend) [16](#page=16).
* **Journalistiek**: Hoge mate van professionalisme en een lange traditie van zelfregulering [16](#page=16).
* **Overheidsrol**: De overheid speelt een grote rol in mediuregulering, vaak via steunmaatregelen [16](#page=16).
België valt volgens Hallin en Mancini onder het democratisch corporatistisch model [16](#page=16).
## 5.2 Media-instelling en mediaorganisatie
Op een concreter analyseniveau vinden we de **mediaorganisatie**, die specifieke media-activiteiten uitoefent zoals een krantenuitgeverij of televisiezender. De definitie hiervan is echter complexer geworden door de diversiteit aan organisatievormen en de impact van digitale media, waardoor de grens met individuen die via platforms een massa bereiken vervaagt. Onderzoek hier richt zich op de productie van media-inhoud binnen een concrete organisatie en de daarbij spelende factoren [17](#page=17).
**Media-instelling** verwijst naar de institutionele dimensie of het kader waarin mediaorganisaties opereren. Dit is een abstracter begrip dan mediasysteem en plaatst media op gelijke hoogte met sectoren als politiek en economie. De institutionele dimensie wordt sterk bepaald door economische, politieke en technologische aspecten van een samenleving. Onderzoek op dit niveau stelt vragen over de maatschappelijke rol van de media als instituut, bijvoorbeeld als 'vierde macht' (The Fourth Estate) met een waakhondfunctie [17](#page=17) [18](#page=18).
Figuur 9.4 illustreert media als centrum van maatschappelijke krachten, beïnvloed door economie, politiek en technologie [18](#page=18).
### 5.2.1 Dynamieken en cultureel-maatschappelijke implicaties
De wisselwerking tussen media en economie, politiek en technologie is cruciaal voor de cultureel-maatschappelijke implicaties van media. Mediasociologische theorieën bieden hier relevantie, zoals het concept van **alienation** (vervreemding) door mediaconsumptie, wat kan leiden tot verlies van sociale cohesie en kritische ingesteldheid. **Mediaglobalisering** roept vragen op over cultureel media-imperialisme en de dreiging voor culturele identiteit, vaak aangeduid als **Amerikanisering** [18](#page=18).
## 5.3 Communicatorstudies: een typologie
Communicatorstudies, met het werk van Westley en MacLean als belangrijke mijlpaal, positioneren de communicator centraal in het communicatieproces. De communicator wordt gezien als een broker die selecties maakt tussen belangengroepen en het publiek. Systematisch onderzoek naar de communicator begon vanaf de jaren 1960, beïnvloed door organisatie-sociologie en marxisme, en gestimuleerd door economische groei en politieke/economische aandacht voor media [19](#page=19).
### 5.3.1 Machtsdimensie en beïnvloedende factoren
Vanaf de jaren 1960 ontstond er een grote verscheidenheid aan communicatorstudies, met veel aandacht voor de **machtsdimensie**: de beperkingen en druk die een communicator ervaart. Gerhard Maletzke identificeerde systematisch factoren die de communicator beïnvloeden, met nadruk op het individu [19](#page=19):
* **Zelfbeeld, persoonlijkheid en sociale achtergrond**: Hoe de communicator zichzelf ziet, beïnvloedt de selectie en presentatie van boodschappen [19](#page=19).
* **Team en organisatie**: Dynamieken en normen binnen de werkomgeving spelen een rol [19](#page=19).
* **Regulering en beleid**: Externe kaders bepalen wat gecommuniceerd kan worden [20](#page=20).
George Gerbner focuste op spanningen door externe actoren (adverteerders, overheid, publiek), terwijl Engwall interne actoren zoals management toevoegde [20](#page=20).
McQuail somt vijf dominante relaties op die de organisatieactiviteit en de rol van de massacommunicator beïnvloeden: relatie met de maatschappij, belangengroepen, eigenaars/klanten/bronnen, het publiek en interne actoren [20](#page=20).
Reese en Shoemaker onderscheiden een hiërarchie van factoren die communicatoren beïnvloeden :
* **Micro-niveau**: Persoonlijke kenmerken, attitudes, professionele routines, rituelen en ongeschreven regels [20](#page=20).
* **Meso-niveau**: Bedrijfscultuur, economische, politieke en culturele factoren [20](#page=20).
* **Macro-niveau**: Het algemene sociale systeem, waarin metaprocessen zoals globalisering en commodificatie zich manifesteren [20](#page=20).
Veel communicatoronderzoek is journalistiek gekleurd en focust op de journalist als producent en verspreider van nieuws. De journalistieke productie kan worden gezien als een interactie tussen drie activiteiten (Jakobs & Perrin, 2014) [20](#page=20):
1. **Cognitieve activiteit**: Doelstellingen, ideeën en relevantie van informatie voor het publiek [20](#page=20).
2. **Materiële activiteit**: Het daadwerkelijk schrijven, monteren of draaien [21](#page=21).
3. **Sociale activiteit**: De bredere werkomgeving, sociale rollen, identiteit en structuren [21](#page=21).
> **Tip:** Het analyseren van het communicatieproces als een interactie van deze drie activiteiten levert een totaalbeeld op van alle elementen, actoren en factoren die van invloed (kunnen) zijn op het produceren van informatie en nieuws.
Oorlogsjournalistiek illustreert hoe de specifieke context extra spanning op het productieproces legt, waarbij niet alle omgevingsfactoren controleerbaar zijn [21](#page=21).
### 5.3.2 Typologie van Verstraeten .
Verstraeten voortbouwend op Maletzke, Gerbner, McQuail en Reese & Shoemaker, stelt een typologie op gebaseerd op de factoren die de concrete mediainhoud bepalen :
1. **Gebeurtenisgerichte benadering**: De gebeurtenissen zelf, met hun inherent nieuwswaarde, zijn de meest determinerende factor. Dit sluit aan bij een reflectionistische visie op media-inhoud als een weerspiegeling van de realiteit. Mediaprofessionals minimaliseren hierbij vaak hun rol en pretenderen objectieve waarnemers te zijn [22](#page=22).
2. **Journalistgerichte benadering**: De journalist als individu is de meest bepalende actor. De focus ligt op de 'sterreporter' en diens eigenschappen. 'Journalisten maken het nieuws' en bepalen wat nieuwswaardig is. Dit omvat gatekeepingstudies en onderzoek naar het socio-demografische profiel en de beroepsrol van de journalist [22](#page=22).
3. **Mediaorganisatiegerichte benadering**: De journalist als lid van een bepaalde mediaorganisatie is bepalend, waarbij de kenmerken van de organisatie (groot/klein, hiërarchisch/informeel, mainstream/alternatief) een rol spelen. Verschillende organisaties zouden tot verschillende nieuwsitems leiden. Onderzoek richt zich hier op latere gatekeepingstudies en sociale controle binnen de organisatie [22](#page=22).
4. **Mediapraktijkgerichte benadering**: De professionele mediapraktijk, inclusief objectiviteitsnormen, werkregels, routines en bronnengebruik, is de meest beïnvloedende factor. Dit is een specifieke variant van het concept uit de practice theory. Onderzoek focust hier op de relatie tussen journalist en bronnen en de dagelijkse praktijk van nieuwsproductie (etnomethodologisch onderzoek) [23](#page=23).
5. **Maatschappijgerichte benadering**: Verklaringen voor media-inhoud worden gezocht in externe maatschappelijke factoren, met name de relatie tussen media en andere maatschappelijke instituten zoals economie en politiek. Economische afhankelijkheid of politieke ideologie beïnvloeden de media-inhoud [23](#page=23).
> **Tip:** De onderscheidingen in deze typologie kunnen in de praktijk soms wazig zijn; factoren kunnen tegelijkertijd bepalend zijn.
Een voorbeeld ter illustratie is de persconferentie van de Nationale Veiligheidsraad op 24 april 2020, die verklaard kan worden door de nieuwswaarde van de gebeurtenis, de rol van individuele journalisten (met hun voorkeuren voor vorm versus inhoud), de impact van de deadline op de mediapraktijk (live berichtgeving), en externe maatschappelijke factoren zoals de pandemie (#page=23, 24) [23](#page=23) [24](#page=24).
## 5.4 De gatekeeper: een bijzondere actor en communicator
De **gatekeeper** is een centrale term in de studie van de communicator, vergelijkbaar met een 'selectieheer' die beslist welke informatie wordt doorgelaten. Een gatekeeper controleert informatieselectie, bewerkt de informatie tot een mediaboodschap en geeft deze door via een kanaal. Deze rol is niet beperkt tot journalisten maar geldt voor iedereen die communiceert en selecties maakt [25](#page=25).
Het concept van de gatekeeper is oorspronkelijk afkomstig van sociaal psycholoog Kurt Lewin die het toepaste op voedselgewoonten. David Manning White paste het toe op het selectieproces van een communicator in de media. Volgens White is de gatekeeper 'an individual or group [...] "in power" for making the decision between "in" or "out"'. Zijn onderzoek naar een telexredacteur toonde aan dat slechts tien procent van de berichten werd gepubliceerd en dat individueel-psychologische eigenschappen doorslaggevend waren. Dit legde de basis voor onderzoek naar de rol van nieuwsmedia en journalisten bij het bepalen van relevantie en nieuwswaardigheid [25](#page=25).
McQuail en Deuze wijzen erop dat gatekeeping breder toepasbaar is dan alleen nieuwsmedia, zoals bij boekuitgevers, filmmonteurs of televisieregisseurs. Watson definieert gatekeeping als 'opening or closing the channels of communication; it is about accessing or refusing access'. Dit proces is integraal deel van elke vorm van communicatie en sluit aan bij het idee dat communicatoren voortdurend selecties maken. Op breder niveau kan het concept verwijzen naar de macht om stemmen toegang tot het maatschappelijke debat te geven of te weigeren, en is gerelateerd aan diversiteit, pluralisme en selectie [26](#page=26).
Vanaf de jaren 1960 verschoof de aandacht in gatekeepingonderzoek van individuele, subjectieve beslissingen naar systematische factoren van organisatorische en ideologische aard [26](#page=26).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Gatekeeper | Een actor die het proces van informatieselectie controleert, geselecteerde informatie bewerkt tot een mediaboodschap en deze vervolgens via een bepaald kanaal doorgeeft. Dit concept, oorspronkelijk afkomstig uit de sociale psychologie, wordt in communicatiewetenschappen gebruikt om de rol van individuen of groepen te beschrijven die beslissen welke informatie het publiek bereikt. |
| Gatewatching | Een praktijk waarbij journalisten of media nieuws filteren of selecteren dat reeds door andere journalisten of media is gepubliceerd. In tegenstelling tot traditionele gatekeeping, waarbij gebeurtenissen worden geselecteerd op basis van nieuws-criteria, focust gatewatching op een rol als nieuwsaggregator of -verzamelaar, met meer nadruk op publieksparticipatie. |
| Beroepsrol | De manier waarop een professional zijn of haar functie uitoefent, bepaald door de gedragsverwachtingen van anderen en de sociale positie die men inneemt. Voor een communicator omvat dit de specifieke taken, verantwoordelijkheden en ethische normen die inherent zijn aan het beroep. |
| Professionalisering | Het proces waarbij een beroep zich ontwikkelt tot een professionele praktijk, gekenmerkt door systematische kennis, een ethische code, zelfregulering, een professionele autoriteit en een eigen cultuur. Dit proces is essentieel voor het verkrijgen van aanzien en geloofwaardigheid binnen een sector. |
| Interpreter (rol van journalist) | Een van de drie functies die journalisten kunnen vervullen, waarbij de nadruk ligt op het bieden van analyse en duiding bij informatie. Deze rol vereist een diepgaand begrip van de materie om complexe zaken begrijpelijk te maken voor het publiek. |
| Disseminator (rol van journalist) | De rol van een journalist als verspreider van informatie naar een breed publiek. Deze functie richt zich op het effectief en efficiënt overbrengen van nieuws en feiten, zodat deze toegankelijk zijn voor een grote groep ontvangers. |
| Adversary (rol van journalist) | De rol van een journalist als "waakhond" tegenover andere maatschappelijke instituten. Dit impliceert een kritische houding en het onderzoeken van wantoestanden om de democratie te beschermen en machtsmisbruik te voorkomen. |
| Rolconflict | Een situatie waarin een individu geconfronteerd wordt met tegenstrijdige verwachtingen of eisen die voortkomen uit verschillende rollen die hij of zij vervult, of uit de eisen van de rol zelf. In de media-organisatie kan dit bijvoorbeeld ontstaan tussen commerciële belangen en journalistieke normen. |
| Interne socialisatie | Het proces waarbij nieuwe medewerkers de ideologie, het beleid en de normen van een organisatie eigen maken, vaak via informele manieren. Dit helpt bij het integreren van individuen in de organisatiecultuur en het vermijden van rolconflicten. |
| Mediaberoepsrol | De specifieke rol die wordt vervuld binnen een mediaberoep, zoals journalistiek, reclame, public relations of filmproductie. Deze rol is afhankelijk van de oriëntatie van de professional ten opzichte van de maatschappij, de organisatie, het beroep of het publiek. |
| Vierde macht | Het concept dat de pers fungeert als een controlerende en corrigerende macht binnen de samenleving, naast de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Dit benadrukt de rol van de media bij het bewaken van democratische principes en het aan de kaak stellen van misstanden. |
| Selectieproces | Het mechanisme waarbij uit een grote hoeveelheid beschikbare informatie een selectie wordt gemaakt van wat uiteindelijk wordt gecommuniceerd of gepubliceerd. Dit proces is cruciaal in de rol van de communicator en wordt beïnvloed door diverse factoren. |
| Macht | Het vermogen om beoogde effecten te produceren, wat inhoudt dat bepaalde doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Dit kan zowel individueel als in samenwerking gebeuren, met verschillende benaderingen zoals "power to" (het vermogen om iets te doen), "power with" (coöperatief vermogen) en "power over" (uitgeoefend ten koste van anderen). |
| Dominante media | Een model waarin media worden gezien als een machtsinstrument in handen van machtige groepen en instellingen. De media bieden een uniform beeld dat de belangen van de controlerende partijen weerspiegelt, en het publiek wordt als passief en accepterend beschouwd, wat heersende machtsstructuren en de status quo bevestigt. |
| Pluralistisch model | Een model waarin er geen overheersende machtselite is die maatschappelijke verandering en democratische controle via media uitsluit. Publieken worden als actiever beschouwd, die mediaboodschappen doorzien en zelf interpreteren. Verschillende visies en meningen concurreren in de media, en de ontvanger heeft de macht om deze al dan niet te aanvaarden. |
| Mediasysteem | Een verzameling van massamedia binnen een bepaalde nationale samenleving, die een collectieve entiteit of een coherent systeem van kleinere elementen vormen. Dit kan variëren van mediasectoren en mediaorganisaties tot mediagenres en concrete mediaproducten. |
| Geïdealiseerd liberalisme | Een visie op het pluralistische model die de werking van de vrije markt benadrukt, waarbij verschillende politieke, sociale en culturele belangen en groepen de media beïnvloeden. Er is sprake van een divers aanbod en concurrerende perspectieven, waarbij het publiek actief en selectief is. |
| Media capture | Een situationeel governanceprobleem waarbij politieke leiders en media-eigenaren samenwerken in een symbiotische, maar wederzijds corrumperende relatie. Regeringen of dominante politieke actoren starten netwerken en machtsrelaties met andere machtige sociale actoren om media te controleren, bijvoorbeeld door gerichte reclameplaatsing of toekenning van staatsmiddelen. |
| Media-instelling | De institutionele dimensie of het kader waarin mediaorganisaties hun concrete media-activiteiten uitoefenen. Dit concept is abstract en plaatst media op hetzelfde niveau als andere maatschappelijke instituten zoals de politiek of de economie, en benadrukt de maatschappelijke rol van media, zoals de waakhondfunctie. |
| Mediaorganisatie | Een specifieke organisatie die concrete media-activiteiten uitoefent, zoals een krantenuitgeverij, een televisiezender of een nieuwsagentschap. De analyse richt zich op hoe media-inhoud wordt geproduceerd binnen deze organisatie en welke factoren daarbij een rol spelen. |
| Politiek parallellisme | De mate waarin het mediasysteem gelijkenissen vertoont met het politieke systeem van een land. Dit concept wordt gebruikt om mediasystemen te categoriseren, waarbij een hoge mate van politiek parallellisme aangeeft dat media sterk verbonden zijn met politieke partijen of de overheid. |
| Journalistieke professionaliteit | De mate waarin journalisten zich houden aan professionele normen en ethiek, en de mate van redactionele onafhankelijkheid die zij genieten. Dit omvat ook de aanwezigheid van beroepsorganisaties en de autonomie van journalisten ten opzichte van commerciële of politieke druk. |
| Cultureel media-imperialisme | De vermeende invloed die de Verenigde Staten hebben op de cultuur van andere landen door de oververtegenwoordiging van Amerikaanse populaire cultuur in de wereldwijde massamedia. Dit kan leiden tot zorgen over de culturele identiteit van een volk en een maatschappij. |
| Dubbele dimensie van media | Het concept dat media zowel een maatschappelijke, materiële of economische dimensie hebben (als industrie met materiële kenmerken) als een ideële, immateriële of culturele dimensie (door het produceren van symbolen en betekenissen). |
| Sociale verandering | Wijzigingen in maatschappelijke structuren, normen, waarden en praktijken die plaatsvinden binnen een samenleving, waarbij media een rol kunnen spelen als oorzaak, gevolg of reflectie. |
| Technologisch determinisme | Een verklaring voor sociale verandering die de nadruk legt op de rol van technologische innovaties, zoals media, als de primaire drijvende kracht achter maatschappelijke transformaties. |
| Maatschappijdeterminisme | Een analyse die stelt dat maatschappelijke structuren en economische krachten primair bepalend zijn voor de rol en inhoud van media, waarbij media eerder een gevolg dan een oorzaak van verandering zijn. |
| Materialisme (perspectief) | Een theoretische stroming waarin de economische en materiële maatschappelijke dimensie dominant is; media en cultuur worden gezien als grotendeels bepaald door de heersende economische structuur en machtsverhoudingen. |
| Idealisme (perspectief) | Een theoretische stroming waarin de culturele, ideële en immateriële dimensie van media dominant is; media-inhouden, waarden en normen worden gezien als de belangrijkste beïnvloedende factor en drijvende kracht achter sociale verandering. |
| Interdependentie | Een wederzijdse relatie tussen media en maatschappij, waarbij beide voortdurend op elkaar inwerken en elkaar beïnvloeden; media reflecteren en vormen tegelijkertijd maatschappelijke structuren en verandering. |
| Autonomie (perspectief) | Een benadering die vraagtekens plaatst bij determinerende krachten in de relatie tussen media en maatschappij, en die het ontbreken van een direct oorzakelijk verband tussen media/cultuur en maatschappelijke structuren benadrukt. |
| Dominante media (model) | Een model waarin media worden gezien als een machtsinstrument in handen van een kleine groep machtige individuen of instellingen, die een uniform wereldbeeld verspreiden dat de heersende machtsstructuren bevestigt. |
| Pluralistisch media (model) | Een model waarin er geen overheersende machtselite is en waarin diverse visies en meningen via media aan bod komen die met elkaar concurreren, waarbij het publiek actief mediaboodschappen interpreteert. |
| Communicatorstudies | Een onderzoeksveld dat zich richt op de rol van de communicator binnen het communicatieproces en de netwerken van relaties die daarmee samenhangen, met speciale aandacht voor de factoren die mediaproductie beïnvloeden. |
| Broker (Makelaar) | Een rol die de communicator vervult door selecties te maken tussen belangengroepen die een boodschap willen verspreiden en het publiek dat op zoek is naar informatie. |
| Organisatiesociologie | Een theoretische stroming die inzichten biedt in de structuur en het functioneren van organisaties, relevant voor het begrijpen van mediaorganisaties en hun communicatoren. |
| Marxisme | Een theoretisch kader dat economische structuren als bepalende factoren voor media en communicatieprocessen beschouwt, met nadruk op machtsverhoudingen en economische invloeden. |
| Machtsdimensie | De verschillende beperkingen en druk die een individu of een mediaorganisatie als communicator ervaart tijdens het communiceren, beïnvloed door externe en interne factoren. |
| Zelfbeeld | De manier waarop een communicator zichzelf ziet als professioneel, wat invloed heeft op de selectie en presentatie van verhalen en boodschappen. |
| Professionele routines | De specifieke werkwijzen, regels en rituelen die eigen zijn aan een bepaald beroep, zoals journalistiek, en die de mediaproductie beïnvloeden. |
| Bedrijfscultuur | De gedeelde waarden, normen en gedragingen binnen een mediaorganisatie die de manier waarop media-inhoud wordt geproduceerd, mede bepalen. |
| Microniveau | Het niveau van analyse dat zich richt op de persoonlijke kenmerken en attitudes van de communicator als individu. |
| Mesoniveau | Het niveau van analyse dat zich richt op de bedrijfscultuur van een mediaorganisatie en de interne organisatorische factoren. |
| Macroniveau | Het niveau van analyse dat zich richt op bredere economische, politieke en culturele factoren, evenals het algemene sociale systeem waarin media opereren. |
| Metaproces | Processen zoals globalisering en commodificatie die op een hoger niveau opereren en de media beïnvloeden. |
| Centrifugaal effect | Effecten waarbij media bijdragen aan sociale verandering, vrijheid, individualisme en fragmentatie, wat leidt tot een divergerend effect waarbij mensen zich losmaken van het centrum. |
| Centripetaal effect | Effecten die geassocieerd worden met (sociale) eenheid, orde, cohesie en integratie, waarbij media een convergerend effect hebben en mensen zich naar een bepaalde centrum- of middenpositie bewegen. |
| Optimistisch perspectief (media en sociale integratie) | Visies die het fragmenterende karakter van media positief en bevrijdend inschatten, waarbij media bijdragen aan vrijheid, diversiteit, informatieverspreiding, kennis en meningen. |
| Pessimistisch perspectief (media en sociale integratie) | Visies die het fragmenterende karakter van media negatief inschatten, leidend tot verlies van normen, geloof, identiteit en binding met de samenleving, waardoor sociale cohesie onder druk komt te staan. |
| Dominantie (media) | Een situatie waarin media in handen zijn van enkelingen die de mogelijkheid hebben om mediaontvangers en -gebruikers te controleren, wat leidt tot een kwalijke uniformiteit. |
| Uniformiteit (media) | Een situatie waarin media-inhoud en wereldbeelden grotendeels gelijk zijn, ingegeven door de belangen van degenen die de media controleren, wat resulteert in een gebrek aan diversiteit. |
| Materialisme (media) | Een perspectief waarin media een onderdeel zijn van de sociale structuur en cultuur en mediaboodschappen grotendeels afhankelijk zijn van en bepaald worden door de heersende economische structuur en machtsverhoudingen. |
| Idealisme (media) | Een perspectief waarin media-inhouden (waarden en normen doorgegeven via mediaboodschappen) de beïnvloedende factor zijn en sociale verandering inleiden, waarbij de controle over media minder cruciaal is. |
| Interdependentie (media en maatschappij) | Een situatie waarin media en maatschappij voortdurend met elkaar in interactie staan en wederzijds beïnvloedend zijn, waarbij media maatschappelijke structuren reflecteren en vormen. |
| Autonomie (media en maatschappij) | Een perspectief dat vraagtekens plaatst bij determinerende krachten in de relatie tussen media en maatschappij en het ontbreken van een oorzakelijk verband tussen media/cultuur en maatschappelijke structuren benadrukt. |
| Macht (media) | Het vermogen om beoogde effecten te produceren, wat kan variëren van het informeren van gebruikers tot het beïnvloeden van geloofsovertuigingen en gedrag, en kan worden uitgeoefend via verschillende middelen. |