Cover
Mulai sekarang gratis afwijkend gedrag
Summary
# Begrip van normaliteit en afwijkend gedrag
Dit topic verkent de sociale constructie van normaliteit en de sociologische definitie van afwijkend gedrag, inclusief de rol van macht en instituten in het bepalen van normen.
### 1.1 Normaliteit als sociale constructie
Normaliteit is geen objectieve of neutrale realiteit, maar een sociale constructie. Het ontstaat doordat groepen binnen de samenleving bepalen wat als wenselijk of 'normaal' gedrag wordt beschouwd. De vraag "wiens norm ligt hier achter?" is hierbij cruciaal. Normaliteit is geen strikte dichotomie tussen 'normaal' en 'afwijkend', maar kent een normale verdeling met ruimte voor kleine en grote afwijkingen. Wat als normaal wordt gezien, verschilt per tijd, plaats en groep.
#### 1.1.1 Disciplinerende werking van normaliteit
Volgens Foucault disciplineren moderne samenlevingen individuen subtiel door middel van geïnternaliseerde normen. Dit gebeurt door een combinatie van toezicht en sancties, waarbij mensen zichzelf aanpassen aan een geïdealiseerde norm. Deze internalisering zorgt ervoor dat individuen zich gedragen zoals de maatschappij van hen verlangt.
> **Voorbeelden van disciplinerende normen:**
> * **Productiviteit:** De druk om altijd te werken of tijd 'zinvol' in te vullen.
> * **Schoonheidsnormen:** Idealen van slankheid, fitheid of spierdefinitie.
> * **Gendernormen:** Stereotypen over de zorgzame vrouw en de rationele man.
Sociaal werkers moeten alert zijn wanneer het streven naar 'hulp' feitelijk neerkomt op normalisering, waarbij mensen gedwongen worden zich te conformeren aan gedragsnormen die niet noodzakelijk rechtvaardig zijn.
#### 1.1.2 Normaliteit en uitsluiting
Wanneer kenmerken van bepaalde groepen als afwijkend worden bestempeld (bv. mensen in armoede, met een beperking, LGBTQI+), kan dit leiden tot uitsluiting, minder toegang tot hulpbronnen, discriminatie en de internalisering van schaamte bij de getroffen individuen. Sociaal werk dient zich niet enkel te richten op aanpassing aan de norm, maar ook op het creëren van ruimte voor verschil en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid.
### 1.2 Afwijkend gedrag: een sociologische definitie
Afwijkend gedrag wordt gedefinieerd als gedrag dat afwijkt van de geldende sociale normen en verwachtingen. Het is geen eigenschap van een persoon, maar een gevolg van de interactie tussen gedrag en deze normen. Afwijkend gedrag is een sociaal proces en kan zowel individuele als maatschappelijke oorzaken hebben.
#### 1.2.1 De rol van macht en instituten
Wie de normen mag bepalen, beschikt over maatschappelijke macht. Dit zijn vaak entiteiten zoals regeringen, religieuze instellingen, scholen en media. Deze machthebbers observeren en sanctioneren gedrag. Instituten zoals scholen, gevangenissen en ziekenhuizen spelen een cruciale rol in dit proces door individuen te monitoren en te beoordelen ten opzichte van de norm. Machtsprocessen bepalen welk gedrag als problematisch wordt bestempeld en welke groepen vaker als 'deviant' worden gelabeld.
> **Voorbeelden van machtsgestuurde labeling:**
> * Mensen in armoede worden sneller als "overlast" gezien.
> * Jongeren met een migratieachtergrond worden vaker als "risicojongeren" bestempeld.
> * Neurodivergent gedrag wordt sneller gemedicaliseerd.
#### 1.2.2 Sociale controle en sancties
Socialisatie, het proces waarbij normen en waarden worden aangeleerd, verloopt niet vanzelf. Sociale controle is noodzakelijk om conformiteit te waarborgen. Er zijn vier soorten sociale sancties:
* **Positieve sancties:** Beloningen of positieve erkenning voor conform gedrag.
* **Negatieve sancties:** Straffen of afkeuring voor afwijkend gedrag.
* **Formele sancties:** Sancties die door officiële instanties worden opgelegd (bv. boetes, gevangenisstraf).
* **Informele sancties:** Sancties die voortkomen uit sociale interacties (bv. kritiek, roddel, sociale uitsluiting).
### 1.3 Functionele en disfunctionele aspecten van afwijkend gedrag
Afwijkend gedrag kan zowel functioneel als disfunctioneel zijn voor de samenleving.
#### 1.3.1 Disfunctionele aspecten:
* Leidt tot desorganisatie van de maatschappij.
* Kan 'aanstekelijk' werken.
* Schaadt het vertrouwensklimaat.
#### 1.3.2 Functionele aspecten:
* **Schandpaaleffect:** Afschrikkend effect door het tonen van consequenties van afwijkend gedrag.
* **Veiligheidsklep/ventielfunctie:** Biedt een uitlaatklep voor spanningen.
* **Normverduidelijking:** Benadrukt en versterkt bestaande normen.
* **Integrerend effect:** Kan groepen verenigen tegen een gemeenschappelijke 'vijand' of norm.
* **Signaalfunctie:** Wijst op problemen binnen de samenleving.
* **Innovatief handelen/sociale verandering:** Kan leiden tot nieuwe ideeën en sociale vooruitgang.
### 1.4 Theorieën ter verklaring van afwijkend gedrag
Verschillende sociologische theorieën bieden verklaringen voor afwijkend gedrag.
#### 1.4.1 Anomietheorie (Emile Durkheim)
Anomie verwijst naar een toestand van normvervaging, waarin bestaande normen hun richtinggevende kracht verliezen en nieuwe normen nog niet gevormd zijn. Dit leidt tot onzekerheid, stress en afwijkend gedrag.
> **Voorbeelden van anomie:**
> * **Deepfake-fraude en desinformatie:** De snelle opkomst van AI ondermijnt traditionele normen over betrouwbaarheid, wat leidt tot morele desoriëntatie en toenemende fraude en complottheorieën.
> * **Woningcrisis:** De klassieke normen rond zelfstandig wonen of het kopen van een huis zijn voor velen onhaalbaar geworden, wat leidt tot frustratie en wantrouwen.
> * **Burn-outs:** De vervaging van normen rond werkbalans en de prestatiedruk leiden tot stress en burnout-epidemieën.
> * **Politieke polarisatie:** De verzwakking van gedeelde waarden en de opkomst van 'bubbelvorming' leiden tot conflict en extremisering.
#### 1.4.2 Anomietheorie (Robert Merton)
Merton breidt de anomietheorie uit door te stellen dat afwijkend gedrag een gevolg kan zijn van de spanning (strain) die ontstaat wanneer individuen de cultureel bepaalde doelen van de samenleving (zoals materiële welvaart, de 'American Dream') nastreven, maar niet de legitieme middelen hebben om deze te bereiken.
#### 1.4.3 Differentiële associatietheorie (Edwin Sutherland)
Volgens Sutherland wordt afwijkend gedrag, net als conform gedrag, aangeleerd via sociale interactie. De betekenis die men hecht aan bepaald gedrag wordt gevormd door de associaties die men heeft met anderen. Een overgewicht aan associaties die criminaliteit gunstig definiëren, leidt tot een grotere kans op afwijkend gedrag.
> **Voorbeeld: Drugscriminaliteit in de haven van Antwerpen**
> Jonge havenarbeiders leren criminele technieken, motivaties ("makkelijk geld") en rationalisaties ("iedereen doet het") door contact met personen die reeds betrokken zijn bij de drugshandel. Criminaliteit wordt hier als groepsfenomeen overgedragen via informele netwerken.
#### 1.4.4 Delinquente subcultuurtheorie (Albert Cohen)
Cohen verklaart jeugddelinquentie als een collectieve reactie op statusfrustratie. Jongeren uit lagere sociale klassen die de middenklasse-normen niet kunnen waarmaken, verwerpen deze normen en creëren een alternatieve subcultuur waarin juist gedrag dat door de mainstream wordt afgekeurd, status oplevert.
> **Voorbeeld: Jongerengroepen in Brusselse probleemwijken**
> Jongeren die door schoolachterstand en beperkte kansen statusfrustratie ervaren, ontwikkelen een 'reactieve subcultuur' waarin opstandigheid, risico nemen en het trotseren van autoriteit status geven. Dit leidt tot een collectieve delinquente identiteit.
#### 1.4.5 Sociale controletheorie (Travis Hirschi)
Hirschi's theorie richt zich op de verklaring van conform gedrag. Hij stelt dat de band tussen een individu en de gemeenschap bepaalt of iemand zich aan de normen houdt. Vier elementen van deze band zijn cruciaal:
1. **Aanhankelijkheid (Attachment):** Emotionele gehechtheid aan anderen (bv. ouders, leraren) en gevoeligheid voor hun opinies.
2. **Toewijding (Commitment):** Investering in conventionele doelen en de vrees voor verlies daarvan door sancties.
3. **Betrokkenheid (Involvement):** Tijd en energie besteden aan conventionele activiteiten, waardoor minder tijd overblijft voor afwijkend gedrag.
4. **Overtuiging (Belief):** Geloof in de geldigheid en rechtvaardigheid van de maatschappelijke regels en normen.
> **Casus Yara (17):** Yara's afwijzing van groepsdruk om te feesten en te vandalismeren is te verklaren door haar sterke aanhankelijkheid aan haar ouders en klastitularis, haar toewijding aan haar toekomstdroom van sociaal werk, haar drukke agenda met conventionele activiteiten, en haar sterke overtuiging dat vandalisme moreel fout is.
#### 1.4.6 Het etiketteerperspectief (Howard Becker)
Becker stelt dat afwijkend gedrag ontstaat door de sociale reactie op bepaald gedrag. Wanneer een individu of groep door de maatschappij (en instituten) een 'etkiket' opgeplakt krijgt, kan dit leiden tot marginalisering en secundaire deviantie.
* **Primaire deviantie:** Een eerste, lichte vorm van regelovertreding zonder grote maatschappelijke consequenties of verandering in zelfbeeld.
* **Secundaire deviantie:** De maatschappelijke reactie (het etiket) leidt ertoe dat de persoon zich als deviant gaat identificeren en vaker afwijkend gedrag vertoont.
> **Voorbeeld: De "probleemjongere"**
> Meerdere incidenten van grensoverschrijdend gedrag kunnen ertoe leiden dat een jongere door school en omgeving als "probleemjongere" wordt bestempeld. Dit label kan leiden tot uitsluiting, demotivatie en uiteindelijk tot het systematisch vertonen van spijbelen, dealen of vandalisme, omdat de jongere zich identificeert met het opgeplakte etiket.
Het etiketteerperspectief benadrukt de rol van machtsverhoudingen in het proces van labeling en is belangrijk voor sociaal werkers om bewust te zijn van de potentieel negatieve gevolgen van etikettering en in te zetten op preventie.
> **Tip:** Een kritische sociologische kijk op afwijkend gedrag leert ons dat de meeste mensen conformeren, dat wat als 'normaal' wordt beschouwd politiek geladen is, en dat afwijking een sociaal proces is dat wordt aangeleerd en beïnvloed door labels en machtsverhoudingen.
---
# Functies van afwijkend gedrag
Afwijkend gedrag kan zowel disfunctionele als functionele gevolgen hebben voor de samenleving.
### 2.1 Wat is afwijkend gedrag?
Afwijkend gedrag verwijst naar gedrag dat afwijkt van de heersende sociale normen en verwachtingen. Het is geen inherente eigenschap van een persoon, maar een gevolg van de interactie tussen gedrag en sociale normen. Afwijkend gedrag wordt beschouwd als een sociaal proces, waarbij zowel individuele als maatschappelijke verklaringen relevant zijn.
De definitie van wat als 'afwijkend' wordt beschouwd, wordt sterk beïnvloed door machtsrelaties. Groepen met maatschappelijke macht, zoals overheden, religieuze instellingen, scholen, media en professionals, bepalen de normen. Deze instellingen, zoals scholen, gevangenissen en ziekenhuizen, observeren en sanctioneren gedrag in relatie tot de norm. Machtsprocessen bepalen ook welk gedrag als gevaarlijk of problematisch wordt bestempeld en welke groepen vaker als 'deviant' worden gelabeld.
> **Tip:** Denk kritisch na over hoe labels zoals 'moeilijk', 'risico', 'onwillig' of 'niet aangepast' voortkomen uit machtsrelaties in de samenleving.
Socialisatie, het proces waarbij individuen de normen en waarden van een samenleving leren, is cruciaal voor het voortbestaan en de voorspelbaarheid van sociaal handelen. Socialisatie kan echter ook disciplinerend werken, wat de individuele vrijheid kan beperken. Tegelijkertijd kan socialisatie emanciperend werken door de vrijheid te vergroten. Normaliteit kan echter ook uitsluitend werken, bijvoorbeeld wanneer kenmerken van bepaalde groepen als afwijkend worden beschouwd, wat kan leiden tot uitsluiting, discriminatie en internalisering van schaamte. Sociaal werkers dienen zich te richten op sociale rechtvaardigheid en ruimte te creëren voor verschillen zonder oordeel, in plaats van enkel te focussen op aanpassing aan de norm.
Sociale controle is noodzakelijk omdat socialisatie niet vanzelf verloopt. Er zijn vier soorten sociale sancties die hieraan bijdragen.
### 2.2 Conformisme versus deviantie
Afwijkend gedrag kan als disfunctioneel worden beschouwd omdat het kan leiden tot desorganisatie in de samenleving, aanstekelijk kan werken en het vertrouwensklimaat kan schaden.
Echter, afwijkend gedrag kan ook functioneel zijn en heeft verschillende functies voor het algemeen belang:
* **Schandpaaleffect:** Door afwijkend gedrag zichtbaar te maken, worden de grenzen van acceptabel gedrag verduidelijkt voor de rest van de samenleving.
* **Veiligheidsklep of ventielfunctie:** Het biedt een uitlaatklep voor spanningen en frustraties, waardoor grotere conflicten mogelijk voorkomen worden.
* **Normen verduidelijken:** Afwijking kan bestaande normen explicieter maken en hun belang benadrukken.
* **Integrerend effect:** Het creëren van een 'wij-zij'-gevoel rond afwijkend gedrag kan de interne cohesie van een groep versterken.
* **Signaalfunctie:** Afwijkend gedrag kan wijzen op onderliggende problemen in de samenleving die aandacht behoeven.
* **Innovatief handelen / Sociale verandering:** Gedrag dat aanvankelijk als afwijkend wordt beschouwd, kan later leiden tot nieuwe ideeën, sociale bewegingen en maatschappelijke vooruitgang.
### 2.3 Theorieën ter verklaring van afwijkend gedrag
Verschillende sociologische theorieën bieden verklaringen voor afwijkend gedrag:
#### 2.3.1 Anomietheorie van Emile Durkheim
Durkheim beschreef anomie als een toestand van normvervaging, waarbij bestaande normen hun richtinggevende kracht verliezen en nieuwe normen nog niet zijn gevormd. Dit leidt tot onzekerheid, stress en afwijkend gedrag. De samenleving slaagt er niet in om individuele handelingen vorm en richting te geven.
> **Voorbeeld:** De woningcrisis, waarbij de traditionele norm van vroegtijdig zelfstandig wonen onhaalbaar is geworden, leidt tot normvervaging rond de levensloop en onzekerheid over nieuwe normen, wat frustratie en wantrouwen jegens de maatschappij kan veroorzaken.
#### 2.3.2 Anomietheorie van Robert Merton
Merton stelde dat de aanpassing van een individu aan een toestand van anomie of 'strain' (spanning) deviant kan zijn, met name wanneer maatschappelijke doelen niet bereikbaar zijn via legitieme middelen.
#### 2.3.3 Differentiële associatietheorie van Edwin Sutherland
Volgens Sutherland wordt afwijkend gedrag, net als conform gedrag, aangeleerd door interactie met anderen. De verschillen in associaties (contacten en identificaties) bepalen de betekenis die men aan bepaald gedrag geeft. Vooral de invloed van primaire groepen is belangrijk. De kans op afwijkend gedrag is structureel bepaald door de prevalentie van definities die criminaliteit gunstig of afkeurenswaardig vinden.
> **Voorbeeld:** In de haven van Antwerpen worden jongeren door contacten met personen in de drugshandel verleid tot criminele activiteiten. Ze leren motivaties ("makkelijk geld"), technieken en rationalisaties ("iedereen doet het"). Deze criminaliteit wordt in hun directe omgeving genormaliseerd en zo overgedragen.
#### 2.3.4 Delinquente subcultuurtheorie van Albert Cohen
Cohen verklaarde jeugddelinquentie door aan te nemen dat jongeren, met name uit lagere sociale klassen, statusfrustratie ervaren omdat ze de middenklassewaarden niet kunnen bereiken. De reactie hierop kan het verwerpen van deze waarden en het vormen van een delinquente subcultuur zijn, waarin juist afwijkend gedrag status genereert.
> **Voorbeeld:** Jongerengroepen in Brusselse probleemwijken ontwikkelen een alternatieve subcultuur met eigen normen waarin opstandig gedrag, risico nemen en tegen autoriteit ingaan status geeft, als reactie op de afwijzing en beperkte kansen binnen de dominante maatschappelijke normen.
#### 2.3.5 Sociale controletheorie van Travis Hirschi
Hirschi onderzoekt waarom mensen zich *niet* aan de regels houden en focust op de band tussen een persoon en de gemeenschap. Deze band, bestaande uit aanhankelijkheid (attachment), toewijding (commitment), betrokkenheid (involvement) en overtuiging (belief) in de normen, bepaalt de mate van conformiteit. Hoe zwakker deze bindingen, hoe groter de kans op afwijkend gedrag.
> **Voorbeeld:** Yara, een 17-jarige, besluit niet mee te doen aan vandalisme omdat ze een sterke emotionele band met haar ouders en leraar heeft (attachment), haar toekomstplannen niet wil schaden (commitment), veel tijd besteedt aan legitieme activiteiten (involvement), en gelooft dat vandalisme moreel fout is (belief).
#### 2.3.6 Het etiketteerperspectief van Howard Becker
Becker stelt dat afwijkend gedrag het resultaat is van de interactie tussen een individu en de maatschappelijke reactie op bepaald gedrag. Het mechanisme van 'labelling' of etikettering leidt tot secundaire deviantie:
* **Primaire deviantie:** Een lichte vorm van regelovertreding zonder dat er een blijvend etiket op wordt geplakt of het zelfbeeld verandert.
* **Secundaire deviantie:** De maatschappelijke reactie op een eerste afwijking leidt ertoe dat de persoon zichzelf als deviant gaat zien en dit gedrag gaat internaliseren, wat resulteert in verdere afwijkende gedragingen.
> **Voorbeeld:** Een jongere die eenmalig iets steelt, kan na een waarschuwing en herstelgerichte maatregel stoppen met dit gedrag (primaire deviantie). Echter, een jongere die herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag vertoont en door school en hulpverlening wordt bestempeld als 'probleemjongere', kan door dit etiket gedemotiveerd raken, zich uitgesloten voelen en hierdoor juist meer risicogedrag gaan vertonen (secundaire deviantie).
> **Tip:** De theorie van Becker is bijzonder bruikbaar voor sociaal werkers om bewust te worden van de impact van etiketteergedrag en in te zetten op preventie en het vermijden van stigmatisering.
Een kritische sociologische kijk op afwijkend gedrag benadrukt dat de meeste mensen willen conformeren, dat wat als normaal wordt beschouwd politiek geladen is, dat afwijking een sociaal proces is, dat conform en afwijkend gedrag wordt aangeleerd, en dat labels ontstaan binnen specifieke machtsverhoudingen.
---
# Sociologische theorieën over afwijkend gedrag
Sociologische theorieën bieden verschillende perspectieven om afwijkend gedrag te verklaren, waarbij de nadruk ligt op sociale processen, structuren en interacties in plaats van op individuele pathologie.
### 3.1 De anomietheorie van Emile Durkheim
Durkheim beschreef anomie als een staat van normvervaging of gebrek aan regulering binnen een samenleving. In zo'n toestand ontbreekt richting, omdat bestaande normen hun geldigheid verliezen en nieuwe nog niet gevormd zijn. Dit leidt tot onzekerheid, stress en een toename van afwijkend gedrag.
> **Tip:** Anomie ontstaat wanneer de samenleving er niet in slaagt individuele handelingen vorm en richting te geven, vooral in tijden van snelle sociale of economische verandering.
**Voorbeelden van anomie:**
* **Deepfake-fraude en digitale desinformatie:** Traditionele regels over betrouwbaarheid en autoriteit worden instabiel, wat leidt tot onzekerheid over informatie en toenemend wantrouwen en afwijkend gedrag zoals online oplichting en identiteitsfraude.
* **Woningcrisis:** De klassieke normen rond zelfstandig wonen en het verkrijgen van een eigen woning zijn verouderd, wat leidt tot onzekerheid over levenspaden en frustratie.
* **Burn-outs:** Verscherpte normen rond werkdruk, flexibiliteit en prestatiedruk, zonder duidelijke sociale bescherming, leiden tot normvervaging rond werk-privébalans en burn-outs.
* **Politieke polarisatie:** Versnippering van gedeelde waarden en normen, versterkt door sociale media, leidt tot een instabiele morele oriëntatie en toename van conflict.
### 3.2 De anomietheorie van Robert Merton
Merton breidde Durkheim's ideeën uit door te stellen dat afwijkend gedrag een aanpassing is aan spanning of 'strain' die ontstaat wanneer er een discrepantie is tussen maatschappelijk nagestreefde doelen en de middelen die beschikbaar zijn om deze doelen te bereiken. Een bekend voorbeeld hiervan is de 'American Dream'.
### 3.3 De differentiële associatietheorie van Edwin Sutherland
Sutherland betoogde dat deviant gedrag, net als conform gedrag, wordt aangeleerd door sociale interactie. De kans op deviantie wordt bepaald door de mate waarin men wordt blootgesteld aan definities die crimineel gedrag gunstig vinden ten opzichte van definities die het afwijzen. Vooral de invloed van primaire groepen (familie, vrienden) is hierin cruciaal.
> **Voorbeeld:** Drugscriminaliteit in de haven van Antwerpen, waarbij jongeren via hun sociale netwerken leren over de motivaties, technieken en rationalisaties van criminele activiteiten, en waarbij dit gedrag door de directe omgeving wordt genormaliseerd.
### 3.4 De delinquente subcultuurtheorie van Albert Cohen
Cohen verklaarde jeugddelinquentie vanuit statusfrustratie. Jongeren uit lagere sociale klassen die de middenklasse-waarden verwerpen vanwege ongelijke kansen, ontwikkelen een alternatieve, delinquente subcultuur waarin juist afwijkend gedrag respect afdwingt.
> **Voorbeeld:** Jongerengroepen in Brusselse probleemwijken die een eigen statushiërarchie, taalgebruik en groepsnormen ontwikkelen, waarbij opstandigheid en risico nemen status geven als reactie op maatschappelijke afwijzing.
### 3.5 De sociale controletheorie van Travis Hirschi
Hirschi richtte zich op de vraag waarom mensen zich *niet* afwijkend gedragen. Hij stelde dat sociale controle werkt via vier 'bindingen':
1. **Aanhankelijkheid (Attachment):** Emotionele gehechtheid aan anderen, waardoor men hun mening waardeert en hen niet wil teleurstellen.
2. **Toewijding (Commitment):** Investeringen in conventionele doelen (zoals opleiding en carrière), waardoor men vrees heeft voor verlies van deze investeringen door afwijkend gedrag.
3. **Betrokkenheid (Involvement):** Actieve deelname aan conventionele activiteiten, waardoor er weinig tijd en gelegenheid is voor deviant gedrag.
4. **Overtuiging (Belief):** Geloof in de geldigheid en rechtvaardigheid van sociale regels en normen.
> **Casus Yara:** Yara, een 17-jarige, weigert mee te doen aan een groep die drank meeneemt en vandalisme pleegt. Haar sterke band met ouders en leraar (attachment), haar toekomstplannen (commitment), haar drukke agenda met jeugdbeweging en bijles (involvement), en haar morele afkeer van vandalisme (belief) verklaren haar conformiteit.
### 3.6 Het etiketteerperspectief van Howard Becker
Becker's labelingtheorie stelt dat afwijkend gedrag het resultaat is van de interactie tussen een individu en zijn omgeving, waarbij het sociale label ('etiket') dat aan gedrag wordt toegekend, cruciaal is.
* **Primaire deviantie:** Een eerste, relatief lichte overtreding van een norm waar nog geen blijvend etiket aan kleeft.
* **Secundaire deviantie:** Ontstaat wanneer de maatschappelijke reactie (het label) ervoor zorgt dat een individu zich als deviant gaat zien en gedragen, wat leidt tot meer afwijkend gedrag.
> **Voorbeeld 1:** Eenmalige winkeldiefstal waarbij een jongere een waarschuwing krijgt en zichzelf niet als crimineel ziet (primaire deviantie).
>
> **Voorbeeld 2:** Een jongere die herhaaldelijk als 'probleemjongere' wordt bestempeld, waardoor hij zich gedemotiveerd voelt, zich meer als crimineel gaat gedragen en daadwerkelijk meer delinquent gedrag vertoont (secundaire deviantie).
>
> **Voorbeeld 3:** Jongeren in probleemwijken die systematisch als 'overlastgroep' worden gezien door de politie, wat leidt tot een collectieve 'tegen-identiteit' en versterkt risicogedrag.
> **Tip:** De labelingtheorie benadrukt het belang van een sensibiliserende aanpak van etiketteergedrag in het welzijnswerk en pleit voor preventief werken om escalatie van vijandigheid te voorkomen.
**Algemene inzichten uit sociologische theorieën over afwijkend gedrag:**
* De meeste mensen willen conformeren.
* Wat als normaal wordt beschouwd, is niet neutraal, maar vaak een product van machtsverhoudingen.
* Afwijking is geen individueel probleem, maar een sociaal proces.
* Conform en afwijkend gedrag wordt aangeleerd.
* Labels ontstaan in een specifieke context van normen, waarden en machtsverhoudingen.
---
# Toepassingen van theorieën voor sociaal werk
Dit topic verkent hoe sociaal werkers inzichten uit theorieën over afwijkend gedrag kunnen gebruiken in hun praktijk, met speciale aandacht voor preventie en de impact van labeling.
### 4.1 Normaliteit als sociale constructie en de rol van sociaal werk
Normaliteit is geen objectieve realiteit, maar een sociale constructie die bepaald wordt door de normen en waarden van dominante groepen in de samenleving. Wat als ‘normaal’ of ‘afwijkend’ wordt beschouwd, verschilt per context en kan disciplinerend werken door internalisering van deze normen. Sociaal werkers moeten kritisch kijken wanneer ‘hulp’ neerkomt op normalisering, en streven naar sociale rechtvaardigheid die ruimte biedt voor diversiteit zonder oordeel.
Afwijkend gedrag is gedrag dat afwijkt van geldende sociale normen, maar het is geen eigenschap van een persoon, noch een enkele daad. Het is een sociaal proces waarbij maatschappelijke macht een cruciale rol speelt in het bepalen van normen en het labelen van gedrag en groepen als ‘deviant’.
> **Tip:** Denk kritisch na over hoe labels zoals 'moeilijk', 'risico' of 'onwillig' voortkomen uit machtsrelaties en de perceptie van de ‘norm’.
Sociale controle, in de vorm van sancties, is nodig om socialisatieprocessen te waarborgen. Deze sancties kunnen formeel of informeel zijn en zowel positief (beloning) als negatief (straf) uitpakken.
### 4.2 Theorieën ter verklaring van afwijkend gedrag en hun toepassingen
Verschillende sociologische theorieën bieden verklaringen voor afwijkend gedrag, die relevant zijn voor de praktijk van sociaal werk.
#### 4.2.1 Anomietheorieën
* **Anomietheorie van Emile Durkheim:** Anomie is een toestand van normvervaging waarbij bestaande normen hun richtinggevende kracht verliezen en nieuwe normen nog niet zijn gevormd. Dit leidt tot onzekerheid, stress en mogelijk afwijkend gedrag.
* **Voorbeelden:** De verspreiding van deepfake-fraude en desinformatie, de woningcrisis die de traditionele normen rond zelfstandig wonen ondermijnt, en de toename van burn-outs door vervaagde normen rond werk en prestatie, kunnen verklaard worden vanuit anomie. Ook politieke polarisatie kan duiden op een verzwakking van gedeelde waarden en een staat van anomie.
* **Anomietheorie van Robert Merton:** Merton bouwt voort op Durkheim en stelt dat de aanpassing van een individu aan een toestand van spanning (strain) deviant kan zijn, met name in relatie tot maatschappelijke doelen zoals ‘de American dream’.
#### 4.2.2 Differentiële Associatietheorie van Edwin Sutherland
Volgens Sutherland wordt deviant gedrag, net als conform gedrag, aangeleerd via socialisatie. De betekenis die aan bepaald gedrag wordt gegeven, wordt gevormd door de associaties (contacten en identificaties) met anderen. Invloedrijke primaire groepen spelen hierbij een grote rol. De kans op deviantie is structureel bepaald door de overmaat aan definities die criminaliteit gunstig vinden.
> **Voorbeeld:** Drugscriminaliteit in de haven van Antwerpen kan verklaard worden door de aanlering van crimineel gedrag binnen netwerken van vrienden, familie of collega's, waarbij motivaties, technieken en rationalisaties worden overgedragen.
#### 4.2.3 Delinquente Subcultuurtheorie van Albert Cohen
Cohen stelt dat jeugddelinquentie ontstaat als reactie op statusfrustratie, met name wanneer jongeren uit lagere sociale klassen de middelen missen om te voldoen aan middenklassewaarden en daardoor respect vergaren. Het vormen van een delinquente subcultuur is een collectieve oplossing waarbij afwijkend gedrag juist status en erkenning oplevert.
> **Voorbeeld:** Jongerengroepen in Brusselse probleemwijken die zich bezighouden met vandalisme en kleine criminaliteit, ontwikkelen een alternatieve subcultuur waarin stoer gedrag, risico nemen en het trotseren van autoriteit juist status geven.
#### 4.2.4 Sociale Controletheorie van Travis Hirschi
Hirschi focust op de vraag waarom mensen zich juist aan de regels houden. Hij introduceert de bindingstheorie, die stelt dat de sociale band tussen een persoon en de gemeenschap bepalend is voor conformiteit. Vier factoren spelen hierbij een rol:
1. **Aanhankelijkheid (Attachment):** Emotionele gehechtheid aan anderen en gevoeligheid voor hun mening.
2. **Toewijding (Commitment):** De vrees voor sancties en het verlies van investeringen in de toekomst.
3. **Betrokkenheid (Involvement):** Tijd en energie besteden aan conforme activiteiten.
4. **Overtuiging (Belief):** Het geloof in de geldigheid en rechtvaardigheid van normen en regels.
> **Casus:** Yara, een 17-jarige, besluit niet deel te nemen aan vandalisme omdat ze een sterke emotionele band heeft met haar ouders en leraar (attachment), haar toekomstplannen niet wil schaden (commitment), druk bezet is met andere activiteiten (involvement), en vandalisme moreel fout vindt (belief).
#### 4.2.5 Het Etiketteerperspectief van Howard Becker
Becker stelt dat afwijkend gedrag ontstaat door de interactie tussen een individu en zijn omgeving, en met name door het proces van labeling (etikettering).
* **Primaire deviantie:** Een eerste regelovertreding waar een maatschappelijke reactie op komt.
* **Secundaire deviantie:** De maatschappelijke reactie op primaire deviantie leidt ertoe dat de persoon zichzelf als deviant gaat zien en dit gedrag verder ontwikkelt.
> **Voorbeeld 1:** Een eenmalige winkeldiefstal door een jongere wordt vaak gezien als een jeugdzonde en leidt niet noodzakelijk tot verdere deviantie als er geen blijvend etiket wordt opgeplakt. Dit is primaire deviantie.
> **Voorbeeld 2:** Een jongere die herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag vertoont en door school en jeugdhulp als ‘probleemjongere’ wordt bestempeld, kan door dit label gedemotiveerd raken, zich uitgesloten voelen en systematischer spijbelen of ander risicogedrag vertonen. Dit is secundaire deviantie.
> **Voorbeeld 3:** Jongeren in probleemwijken die systematisch door de politie als ‘overlastgroep’ worden gezien, kunnen door dit label een ‘tegen-identiteit’ ontwikkelen en juist meer risicogedrag gaan vertonen.
> **Tip:** De theorie van Becker is cruciaal voor sociaal werkers om bewust te zijn van de impact van etikettering en om te werken aan preventieve strategieën die negatieve labeling voorkomen of doorbreken. Het bevorderen van sociale rechtvaardigheid en het creëren van ruimte voor verschillen zijn hierbij essentieel.
Een kritische sociologische kijk op afwijkend gedrag benadrukt dat de meeste mensen willen conformeren, dat wat als normaal wordt beschouwd politiek geladen is, afwijking een sociaal proces is, gedrag wordt aangeleerd, en labels ontstaan binnen specifieke normen, waarden en machtsverhoudingen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Afwijkend gedrag | Gedrag dat afwijkt van de geldende sociale normen en verwachtingen. Dit is geen eigenschap van een persoon, maar de relatie tussen gedrag en sociale normen, en wordt gezien als een sociaal proces. |
| Normaliteit | Een sociale constructie die bepaald wordt door groepen in de samenleving en niet neutraal of objectief is. Het kan werken als een disciplinerend middel om mensen te laten conformeren aan geïdealiseerde normen door middel van toezicht en sancties. |
| Sociale constructie | Een concept of idee dat door de samenleving als geheel wordt gecreëerd en geaccepteerd, in plaats van dat het inherent waar of objectief is. De betekenis en het bestaan ervan zijn afhankelijk van de sociale consensus. |
| Socialisatie | Het proces waarbij individuen de normen, waarden, attitudes en gedragingen van hun samenleving leren en internaliseren, wat zorgt voor het voortbestaan, de voorspelbaarheid en soms de emancipatie van de samenleving. |
| Anomie | Een toestand van normvervaging of ontregeling binnen een samenleving, waarbij bestaande normen hun richtinggevende kracht verliezen en nieuwe normen nog niet gevormd zijn, wat leidt tot onzekerheid, stress en afwijkend gedrag. |
| Strain (spanning) | Een toestand van spanning die ontstaat wanneer er een kloof is tussen de cultureel bepaalde doelen van een individu en de sociaal aanvaarde middelen om deze doelen te bereiken, wat kan leiden tot deviant gedrag. |
| Differentiële associatie | De theorie die stelt dat deviant gedrag, net als conform gedrag, wordt aangeleerd door interactie met anderen. De mate waarin men in aanraking komt met definities die criminaliteit gunstig vinden, bepaalt de kans op afwijkend gedrag. |
| Delinquente subcultuur | Een groepsvorming waarin jongeren een alternatieve set normen en waarden ontwikkelen die vaak in tegenspraak zijn met de dominante middenklasse-normen, als reactie op statusfrustratie en beperkte kansen. |
| Sociale controle | Mechanismen en processen die ervoor zorgen dat individuen zich houden aan de sociale normen en waarden van een samenleving, inclusief interne controle (geweten) en externe controle (sancties). |
| Labeling (etikettering) | Het proces waarbij een individu of groep een stigmatiserend label krijgt opgelegd door de maatschappij of instituten, wat kan leiden tot zelfvervullende voorspellingen, marginalisering en secundaire deviantie. |
| Primaire deviantie | Een initiële, vaak milde, vorm van regelovertreding waar nog geen significante maatschappelijke reactie of blijvend etiket op volgt, en die meestal geen blijvende verandering in zelfbeeld of verdere deviantie veroorzaakt. |
| Secundaire deviantie | Afwijkend gedrag dat voortkomt uit de maatschappelijke reactie op primaire deviantie. Het label dat wordt opgelegd, leidt tot een verandering in zelfbeeld en een verhoogde kans op verder en systematischer afwijkend gedrag. |