Cover
Mulai sekarang gratis Psychopathologie 2 psychose (1).pptx
Summary
# Wat is psychose en de symptomen ervan
Psychose is een complexe psychiatrische aandoening die gekenmerkt wordt door een verstoring in de informatieverwerking, wat leidt tot een verlies van contact met de realiteit of een veranderde waarneming van de wereld. Het is een verzameling van ervaringen, symptomen en klachten die altijd uniek zijn voor elk individu en diverse gebieden van menselijk functioneren beïnvloeden.
### 1.1 Wat is psychose?
Bij psychose is de manier waarop informatie wordt verwerkt verstoord, wat soms kan leiden tot een gevoel van overprikkeling. Mensen die een psychose ervaren, kunnen het idee hebben dat zaken speciaal voor hen bedoeld zijn. Om hier logica in te vinden, kunnen zij tot waanideeën komen.
### 1.2 Kenmerkende symptomen van psychose
Er worden vijf kenmerkende symptomen onderscheiden bij psychose:
* Denkstoornissen (wanen en formele denkstoornissen)
* Waarnemingsstoornissen (hallucinaties)
* Gedragsstoornissen (gedesorganiseerd en bizar gedrag)
* Negatieve symptomen
* Anosognosie
#### 1.2.1 Denkstoornissen: wanen
Wanen zijn de meest kenmerkende inhoudelijke denkstoornissen. Het zijn individuele denkbeelden die niet passen binnen de (sub)cultuur van de patiënt en waar de persoon met grote overtuiging aan vasthoudt, ondanks bewijs van het tegendeel.
* **Vormen van wanen:**
* Achtervolgingswanen
* Grootheidswanen
* Religieuze wanen
* Depressieve waan
* Betrekkingswaan
* **Differentiaaldiagnose van wanen:**
* **Obsessies:** Dit zijn egodystone, steeds terugkerende opdringende gedachten die als storend worden ervaren. Wanen zijn daarentegen egosyntoon, wat betekent dat ze als een deel van het zelf worden ervaren.
* **Overwaardige ideeën:** Dit zijn ideeën waar de persoon veel belang aan hecht, maar zonder de intensiteit en overtuiging van een waan.
* **Magisch denken:** Dit verwijst naar de overtuiging dat gedachten, woorden of acties de loop van gebeurtenissen kunnen beïnvloeden, zonder logisch causaal verband.
#### 1.2.2 Denkstoornissen: cognitieve stoornissen en formele denkstoornissen
Naast wanen kunnen er ook cognitieve stoornissen optreden, die invloed hebben op:
* Aandacht
* Concentratie
* Executieve functies (probleemoplossend vermogen, plannen en uitvoeren van taken)
* Geheugen
Formele denkstoornissen betreffen de organisatie, vorm, het verloop en het tempo van het denken:
* **Stoornissen in organisatie en vorm:**
* **Incoherentie:** De gedachtegang is niet te volgen.
* **Ongewone associaties:** Er worden verbanden gelegd die onlogisch lijken.
* **Neologismen:** Er worden zelfgecreëerde woorden gebruikt.
* **Concretismen:** Het onvermogen om te abstraheren; figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.
* **Overinclusief denken:** Te veel details worden opgenomen, waardoor het overzicht verloren gaat.
* **Stoornissen in verloop en tempo van denken:**
* **Ideënvlucht:** Gedachten razen voort zonder duidelijke structuur.
* **Gedachtenblokkades:** Gedachten stoppen plotseling (zeldzaam en typisch voor schizofrenie).
* **Perseveratie:** Het herhalen van woorden of gedachten over hetzelfde onderwerp.
#### 1.2.3 Waarnemingsstoornissen: hallucinaties
Hallucinaties zijn zintuiglijke ervaringen die dezelfde werkelijkheidskarakteristieken hebben als echte waarnemingen, maar die optreden zonder een externe zintuiglijke prikkel. Ze kunnen op verschillende zintuiglijke modaliteiten betrekking hebben:
* Auditief (horen van stemmen of geluiden)
* Visueel (zien van beelden of objecten)
* Tactiel (voelen van aanrakingen)
* Geur
* Smaak
Vaak zijn hallucinaties **multimodaal**, wat betekent dat ze meerdere zintuigen tegelijk beïnvloeden.
* **Differentiaaldiagnose van hallucinaties:**
* **Illusies:** Dit zijn foutieve waarnemingen van een werkelijke prikkel, die corrigeerbaar zijn (bv. een schaduw in de steeg aanzien voor een persoon).
* **Rouwhallucinaties:** Dit kunnen normale waarnemingen zijn binnen een rouwproces.
* **Charles- Bonnet syndroom:** Goedaardige visuele hallucinaties die optreden bij mensen met verminderd zicht.
#### 1.2.4 Gedragsstoornissen
Gedragsstoornissen uiten zich in gedesorganiseerd of abnormaal motorisch gedrag, waaronder:
* Overactiviteit
* Agitatie en opgewondenheid
* Bizar gedrag
* Onaangepast gedrag
* Chaotisch gedrag
#### 1.2.5 Negatieve symptomen
Negatieve symptomen worden gekenmerkt door een tekort aan normale emotionele en gedragsmatige expressie. Kenmerken zijn onder meer:
* **Afgevlakt affect:** Minder tonen of uiten van emoties.
* **Alogie:** Een vermindering van spraakproductie.
* **Asociaal:** Verminderd sociaal contact en sociale interactie.
* **Anhedonie:** Het onvermogen om plezier te ervaren.
* **Avolitie:** Een gebrek aan motivatie en doelgericht gedrag.
#### 1.2.6 Anosognosie
Anosognosie is het gebrek aan ziekte-inzicht. Personen die psychotisch zijn, hebben vaak geen besef van hun eigen problemen of de aard van hun aandoening. Deze overtuiging van niet ziek te zijn, kan blijven bestaan ondanks overweldigend bewijs van het tegendeel.
> **Tip:** Anosognosie kan een significant obstakel vormen voor behandeling en therapietrouw, omdat de persoon de noodzaak van hulp niet erkent.
### 1.3 Etiologie en risicofactoren
De etiologie van psychose wordt vaak verklaard met het stress-kwetsbaarheidsmodel en de 'aberrant salience' hypothese. Verschillende factoren kunnen het risico op het ontwikkelen van psychose verhogen:
* **Genetische component:** Personen met psychose in de familie hebben een verhoogd risico.
* **Kwetsbare persoonlijkheid:** Bepaalde persoonlijkheidskenmerken kunnen een rol spelen.
* **Druggebruik:** Met name op jonge leeftijd kan dit het risico verhogen.
* **Urbanisatie:** Er is een hogere prevalentie in stedelijke gebieden.
* **Migratie:** Migranten hebben een verhoogd risico.
* **Trauma in de voorgeschiedenis:** Ervaringen van trauma kunnen bijdragen.
### 1.4 Het psychosecontinuüm en verloop
Er wordt gesproken van een psychosecontinuüm, wat aangeeft dat psychotische ervaringen in verschillende gradaties kunnen voorkomen. Een psychose begint meestal sluipend, met vage klachten en symptomen die prodromen of waarschuwingssignalen worden genoemd.
#### 1.4.1 Prodromale fase
De prodromale fase gaat vooraf aan de psychose en gaat vaak gepaard met spanningen en stress. De symptomen kunnen per persoon verschillen en omvatten veranderingen in stemming, denken, emoties, handelen en vroege psychotische ervaringen.
* **Aspecifieke waarschuwingssignalen:**
* Slaapmoeilijkheden
* Veranderingen in eetlust
* Gebrek aan energie
* Lusteloosheid en interesseverlies
* Zich isoleren van familie en vrienden
* Vergeetachtigheid of snel kwaad worden
* Concentratieverlies
* Angstig of somber zijn
* **Vroege psychotische symptomen:**
* Anders zien of proeven
* Minder vertrouwen hebben in mensen, achterdochtige gedachten
* Het gevoel bijzondere gaven te hebben
* Het gevoel hebben dat de geest door anderen wordt gecontroleerd
> **Tip:** Vroegtijdige detectie van prodromale symptomen is cruciaal, omdat hoe langer de duur van onbehandelde psychose, hoe slechter de uiteindelijke prognose.
### 1.5 Prognose en andere psychotische stoornissen
De prognose van psychosegevoeligheid varieert; ongeveer veertig procent herstelt goed, veertig procent redelijk, en twintig procent heeft een ongunstige prognose met blijvende symptomen en beperkingen.
Andere psychotische stoornissen die verwant zijn aan de bredere categorie van psychosen zijn:
* Schizofrenie
* Schizoaffectieve stoornis
* Waanstoornis
#### 1.5.1 Schizofrenie
Schizofrenie is een van de ernstigste psychotische stoornissen, vaak met een chronisch verloop en een prevalentie van ongeveer één procent.
* **DSM-5 criteria voor schizofrenie (selectie):** Minstens twee van de volgende symptomen gedurende een maand: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig chaotisch of katatoon gedrag, negatieve symptomen. Er moet ook sprake zijn van belangrijke beperkingen in functioneren en een duur van ten minste zes maanden.
* **Symptomen van schizofrenie:** Naast positieve symptomen (wanen, hallucinaties), zijn er ook:
* **Negatieve symptomen:** Deze zijn een belangrijke oorzaak van psychosociaal disfunctioneren (bv. affectieve vervlakking, alogie, avolitie, anhedonie).
* **Cognitieve symptomen:** Problemen met aandacht, geheugen en executieve functies. Deze zijn vaak al aanwezig voor het begin van de stoornis en stabiliseren in de resttoestand.
* **Affectieve symptomen:** Somberheid, suïcidaliteit, hopeloosheid.
* **Comorbiditeit:** Middelenmisbruik, depressie.
* **Verloop van schizofrenie:** Hoewel het klassieke beeld deterioratie en vermindering van functioneren beschrijft, heeft een deel van de patiënten een goede prognose. Vroegtijdige detectie en behandeling zijn van groot belang voor de uitkomst.
* **Etiologie van schizofrenie:** Een combinatie van biologische factoren (genetica, geboortetrauma) en sociale factoren (urbanisatie, sociale minderheid).
#### 1.5.2 Schizoaffectieve stoornis
De schizoaffectieve stoornis bevindt zich op de grens van schizofrenie, manie en depressie. Er zijn kenmerken van zowel schizofrenie als een stemmingsstoornis aanwezig. De diagnose kan in betrouwbaarheid variëren en de prevalentie ligt tussen 0,3 en 0,8 procent.
* **DSM-5 criteria voor schizoaffectieve stoornis (selectie):** Een ononderbroken ziekteperiode met symptomen van schizofrenie (wanen of hallucinaties gedurende minstens twee weken zonder stemmingsstoornis), gelijktijdig met een depressieve of manische episode die het grootste deel van de ziekte aanwezig is.
#### 1.5.3 Waanstoornis
Bij een waanstoornis is er gedurende minstens een maand sprake van waanideeën, zonder dat er aan de criteria voor schizofrenie wordt voldaan. Het algemeen functioneren is vaak relatief normaal, en de stoornis kan gepaard gaan met hallucinaties. Het verloop is vaak chronisch met een geringe respons op antipsychotische medicatie. De prevalentie is laag (0,03%).
> **Tip:** Bij de waanstoornis is het belangrijk om te differentiëren met andere psychotische stoornissen en te beoordelen of de waan bizar van aard is of niet.
### 1.6 Behandeling van psychose
De behandeling van psychose omvat psychofarmacologische behandeling, psychologische behandeling en sociale interventies.
#### 1.6.1 Psychofarmacologische behandeling
Antipsychotica zijn de hoeksteen van de behandeling, vooral bij schizofrenie, en werken doorgaans door het blokkeren van dopaminereceptoren.
* **Klassieke antipsychotica:** Binden sterk aan de D2-receptor en kunnen extrapiramidale symptomen (EPS) als bijwerking hebben (bv. Haloperidol, Zuclopenthixol).
* **Atypische antipsychotica:** Binden minder sterk aan D2-receptoren en werken ook in op serotoninereceptoren, wat leidt tot minder EPS. Echter, deze middelen hebben vaak (ernstige) metabole nevenwerkingen (bv. Olanzapine, Risperidon).
* **Bijwerkingen:**
* **Extrapiramidale symptomen (EPS):** Parkinsonisme, acute dystonie, akathisie, tardieve dyskinesie.
* **Metabole nevenwerkingen:** Gewichtstoename, diabetes mellitus type II, hypercholesterolemie.
* **Hormonale nevenwerkingen:** Menstruatieproblemen, gynaecomastie.
* **Andere bijwerkingen:** Orthostatische hypotensie, seksuele dysfunctie, sedatie, verlengd QT-interval.
* **Maligne neuroleptisch syndroom:** Een zeldzame, potentieel dodelijke bijwerking met spierrigiditeit en hyperthermie.
> **Tip:** Het ontbreken van ziekte-inzicht (anosognosie) kan leiden tot therapieontrouw en het stopzetten van medicatie, wat het risico op herval vergroot. Depotmedicatie kan hierbij een oplossing bieden.
#### 1.6.2 Psychologische behandeling
Naast farmacotherapie zijn psychotherapeutische en cognitieve strategieën van belang. De hulpverlener speelt een cruciale rol door een therapeutische relatie op te bouwen gebaseerd op vertrouwen en veiligheid.
* **Behandelingsmethoden:**
* Psycho-educatie
* Hervalpreventie (bv. waarschuwingsplan, balkmetafoor)
* Cognitieve Gedragstherapie (CGT) voor stemmen en achterdocht
* Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
* LEAP methode (Listen, Empathise, Agree, Partner)
* Metacognitieve training (MCT)
* Traumaverwerking
* Training van sociale vaardigheden en stresshantering
#### 1.6.3 Sociale interventies
Interventies richten zich ook op de familie van de patiënt. De diagnose kan een zware emotionele impact hebben op naasten (ontkenning, rouw, schuldgevoelens). Interventies voor familie omvatten:
* Het geven van informatie en bijsturen (nadruk op stress, medicatie, kwetsbaarheid).
* Het verbeteren van communicatie binnen het gezin.
* Het vergroten van probleemoplossend vermogen.
* Het verlagen van verwachtingen en stellen van haalbare doelen.
* Het vergroten van het sociale netwerk.
> **Tip:** Het concept 'Expressed Emotions' (mate van emoties die door de omgeving worden geuit, zoals kritiek, vijandigheid of overbetrokkenheid) is een belangrijke factor die de kans op herval kan vergroten.
---
# Etiologie en risicofactoren van psychose
Dit gedeelte behandelt de mogelijke oorzaken van psychose, met een focus op het stress-kwetsbaarheidsmodel en de aberrant salience hypothese, aangevuld met diverse risicofactoren.
### 2.1 Het stress-kwetsbaarheidsmodel
Het stress-kwetsbaarheidsmodel (ook wel het diathese-stressmodel genoemd) is een gangbaar raamwerk voor het begrijpen van de etiologie van psychose. Dit model stelt dat psychose ontstaat door een interactie tussen een onderliggende kwetsbaarheid (diathese) en omgevingsstressoren.
* **Kwetsbaarheid (Diathese):** Dit verwijst naar een verhoogde gevoeligheid voor het ontwikkelen van psychose. Deze kwetsbaarheid kan genetisch van aard zijn (bijvoorbeeld een familiegeschiedenis van psychotische stoornissen), maar ook voortkomen uit andere biologische (bv. hersenafwijkingen) of psychologische factoren.
* **Stressoren:** Dit zijn omgevingsfactoren die bijdragen aan het uitlokken van een psychotische episode bij een kwetsbaar individu. Deze stressoren kunnen acuut zijn (bv. traumatische gebeurtenissen) of chronisch (bv. langdurige stress, sociale isolatie).
Wanneer de accumulatie van stressoren de draagkracht van het individu met een bepaalde kwetsbaarheid overstijgt, kan dit leiden tot het ontstaan van psychotische symptomen.
### 2.2 De aberrant salience hypothese
De aberrant salience hypothese, voorgesteld door Paul Woodruff, verklaart de subjectieve ervaring van psychose, met name de ontwikkeling van wanen en hallucinaties. Het centrale idee is dat bepaalde prikkels in de omgeving een onevenredige, 'aberrante' (afwijkende) betekenis krijgen.
* **Aberrante Salience:** Dit betekent dat betekenisloze of neutrale gebeurtenissen een buitensporige belangrijkheid krijgen. Het brein kent een overmatige aandacht toe aan deze prikkels, waardoor ze als zeer relevant of speciaal worden ervaren, zelfs als er geen objectieve reden voor is.
* **Ontwikkeling van Wanen:** Mensen die psychotische ervaringen doormaken, proberen een verklaring te vinden voor deze abnormaal saillante prikkels. Ze construeren logische, maar onjuiste interpretaties (wanen) om de 'betekenis' van deze ervaringen te duiden. Een voorbeeld is het gevoel dat straatnummers of specifieke mensen een speciale boodschap voor hen bevatten.
* **Hallucinaties:** Aberrante salience kan ook leiden tot het waarnemen van dingen die er niet zijn, omdat het brein de interne signalen als extern en betekenisvol interpreteert.
### 2.3 Risicofactoren van psychose
Verschillende factoren verhogen de kans op het ontwikkelen van een psychose. Deze factoren kunnen elkaar beïnvloeden en versterken.
* **Familiegeschiedenis:** Een familiegeschiedenis van psychotische stoornissen, zoals schizofrenie of bipolaire stoornis, is een significante genetische risicofactor. De erfelijkheid van psychose is complex en polygeen.
* **Druggebruik:** Met name het gebruik van bepaalde drugs, zoals cannabis, vooral op jonge leeftijd, wordt geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychose. Ook andere middelen, zoals amfetamines en psychedelica, kunnen psychotische symptomen uitlokken.
* **Urbanisatie:** Mensen die opgroeien in stedelijke gebieden hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychose in vergelijking met mensen die opgroeien op het platteland. Dit wordt mogelijk verklaard door factoren zoals sociale stress, migratie en blootstelling aan infecties in stedelijke omgevingen.
* **Migratie:** Migratie, met name als het gepaard gaat met sociale marginalisatie, discriminatie en culturele aanpassing, is een risicofactor voor het ontwikkelen van psychose. Dit geldt met name voor eerste- en tweede-generatie migranten.
* **Trauma in de voorgeschiedenis:** Ervaringen van ernstig trauma, zoals kindermishandeling, seksueel misbruik of oorlogsgerelateerd trauma, verhogen significant de kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychose.
> **Tip:** Het is cruciaal om te onthouden dat deze risicofactoren niet deterministisch zijn. Ze verhogen de *kans* op het ontwikkelen van een psychose, maar leiden niet onvermijdelijk tot de aandoening. Veel mensen met risicofactoren ontwikkelen nooit een psychose.
* **Kwetsbare persoonlijkheid:** Persoonlijkheidskenmerken die wijzen op een verhoogde gevoeligheid voor stress, zoals sociale teruggetrokkenheid of moeite met emotieregulatie, kunnen bijdragen aan de kwetsbaarheid.
* **Zwangerschap en geboorte:** Complicaties tijdens de zwangerschap of geboorte, zoals infecties, ondervoeding of zuurstoftekort, worden in verband gebracht met een verhoogd risico op psychose later in het leven.
Deze factoren interageren op complexe wijze, waardoor een gedetailleerd beeld van de etiologie van psychose nog steeds onderwerp van onderzoek is.
---
# Specifieke psychotische stoornissen: Schizofrenie, schizoaffectieve stoornis en waanstoornis
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de specifieke kenmerken, diagnostische criteria, symptomen, etiologie, verloop en behandeling van drie belangrijke psychotische stoornissen: schizofrenie, de schizoaffectieve stoornis en de waanstoornis.
### 3.1 Schizofrenie
Schizofrenie is een ernstige psychiatrische stoornis met doorgaans een chronisch verloop en een prevalentie van ongeveer 1% van de bevolking. Het wordt gekenmerkt door een verstoring in informatieverwerking, wat leidt tot een verlies van contact met de realiteit en een andere waarneming van de wereld.
#### 3.1.1 Diagnostische criteria (DSM-5)
Om de diagnose schizofrenie te stellen, moet gedurende minimaal één maand aan ten minste twee van de volgende symptomen zijn voldaan:
* Wanen
* Hallucinaties
* Onsamenhangende spraak
* Ernstig chaotisch of katatoon gedrag
* Negatieve symptomen
Daarnaast moet er vanaf het begin van de stoornis gedurende het grootste deel van de tijd sprake zijn van belangrijke beperkingen in het functioneren. De duur van de stoornis dient ten minste zes maanden te zijn.
#### 3.1.2 Symptomen van schizofrenie
De symptomen van schizofrenie kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën:
* **Positieve symptomen:**
* **Wanen:** Ongeëvenaarde denkbeelden die niet passen in de (sub)cultuur van de patiënt en waar met grote overtuiging aan wordt vastgehouden ondanks tegenbewijs. Voorbeelden zijn achtervolgingswanen, grootheidswanen, religieuze wanen, depressieve wanen en betrekkingswanen. Wanen zijn egosyntoon, in tegenstelling tot obsessies (egodystoon).
* **Hallucinaties:** Zintuiglijke waarnemingen die realiteitskarakter hebben, maar zonder externe zintuiglijke bron. Dit kan auditief, visueel, tactiel, olfactorisch of gustatoir zijn, en vaak multimodaal optreden. Illusies (corrigeerbare waarnemingsfouten) en rouwhallucinaties (normaal in een rouwproces) zijn belangrijke differentiaaldiagnoses.
* **Gedesorganiseerd of abnormaal motorisch gedrag:** Kan variëren van overactiviteit, agitatie, opwinding tot bizar en chaotisch gedrag.
* **Negatieve symptomen:** Deze symptomen dragen significant bij aan psychosociaal disfunctioneren en beperkingen in schoolprestaties, professioneel functioneren, sociale contacten en intimiteit. Ze reageren doorgaans minder goed op behandeling.
* Afgevlakt affect (minder uiten van emoties)
* Alogie (verminderde spraakproductie)
* Asociaal gedrag
* Anhedonie (onvermogen tot plezierbeleving)
* Avolitie (verminderde wilskracht en motivatie)
* **Cognitieve symptomen:** Deze zijn vaak al premorbide aanwezig en stabiliseren in de resttoestand van de ziekte. Ze zijn minder beïnvloedbaar door medicatie en omvatten problemen met:
* Aandacht en concentratie
* Executieve functies (probleemoplossend vermogen, plannen, uitvoeren van taken)
* Geheugen
* **Formele denkstoornissen:** Stoornissen in de organisatie, vorm, het verloop en tempo van het denken. Dit kan zich uiten als incoherentie (niet te volgen gedachtegang), ongewone associaties, neologismen (zelfbedachte woorden), concretismen (letterlijk nemen van figuurlijk taalgebruik), overinclusief denken, ideeënvlucht (gedachten razen voort) en gedachtenblokkades (plots stoppen van gedachten).
* **Affectieve symptomen:** Vaak voorkomende symptomen zijn somberheid, suïcidaliteit en hopeloosheid.
#### 3.1.3 Verloop van schizofrenie
Het klassieke beeld van schizofrenie is er een van deterioratie en vermindering van functioneren, wat bijdraagt aan stigma. Echter, de prognose varieert aanzienlijk: ongeveer een derde van de patiënten heeft een goede prognose, een derde een redelijke prognose, en een derde een ongunstige prognose met blijvende symptomen en beperkingen.
> **Tip:** De gemiddelde duur van onbehandelde eerste psychose is 1-2 jaar. Hoe langer deze duur, hoe slechter de uitkomst. Vroegtijdige detectie is dus cruciaal.
Het verloop wordt vaak onderverdeeld in fasen: premorbide, prodromale (vroege symptomen die aan de psychose voorafgaan, zoals slaapproblemen, lusteloosheid, sociale terugtrekking, concentratieproblemen, angst, somberheid, vroege psychotische ervaringen), beginfase, stabiele fase en herstel.
#### 3.1.4 Etiologie van schizofrenie
De etiologie is multifactorieel, gebaseerd op het stress-kwetsbaarheidsmodel:
* **Biologische factoren:** Een zeer sterke genetische component (familiaire belasting) en mogelijk complicaties tijdens de geboorte.
* **Sociale factoren:** Hogere prevalentie in stedelijke gebieden, en meer voorkomen bij sociaal-culturele minderheden (bv. migratieachtergrond). Ook de 'abberant salience' hypothese, die stelt dat de hersenen onjuist belang hechten aan prikkels, speelt een rol.
* **Risicofactoren:** Naast genetische aanleg en kwetsbare persoonlijkheid, worden ook druggebruik (vooral op jonge leeftijd), urbanisatie, migratie en trauma in de voorgeschiedenis genoemd.
#### 3.1.5 Behandeling van schizofrenie
De behandeling van schizofrenie omvat een combinatie van:
* **Psychofarmacologische behandeling:** Antipsychotica, die werken door het blokkeren van dopaminereceptoren. Deze medicatie is de hoeksteen van de behandeling, ook voor onderhoud. Er zijn klassieke en atypische antipsychotica, elk met hun eigen bijwerkingenprofiel.
* **Psychologische behandeling:** Inclusief psycho-educatie, hervalpreventie, cognitieve gedragstherapie (CGT) voor stemmen en achterdocht, Acceptance and Commitment Therapy (ACT), de LEAP methode, metacognitieve training (MCT) en traumaverwerking.
* **Sociale interventies:** Gericht op het verbeteren van sociale vaardigheden, stressmanagement en het betrekken van familie.
> **Tip:** Bij meer dan 50% van de patiënten met schizofrenie ontbreekt ziekte-inzicht (anosognosie), wat de therapietrouw en het succes van behandeling negatief kan beïnvloeden.
### 3.2 Schizoaffectieve stoornis
De schizoaffectieve stoornis is een complexe stoornis die zich bevindt op de grens van schizofrenie, manie en depressie.
#### 3.2.1 Kenmerken en diagnostische criteria (DSM-5)
De diagnose wordt gesteld bij een ononderbroken ziekteperiode waarin sprake is van:
* Een depressieve of manische stemmingsstoornis episode, gelijktijdig met kenmerken uit criterium A voor schizofrenie.
* Gedurende twee of meer weken gedurende de ziekte moeten wanen of hallucinaties aanwezig zijn in afwezigheid van een depressieve of manische stemmingsepisode.
* De symptomen die voldoen aan de criteria voor een stemmingsstoornis moeten het grootste deel van de actieve en restfase van de ziekte aanwezig zijn.
* De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de effecten van een middel of een somatische aandoening.
De betrouwbaarheid van deze diagnose wordt als relatief laag beschouwd, met een prevalentie van 0,3% tot 0,8%.
### 3.3 Waanstoornis
De waanstoornis wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van wanen, die al dan niet bizar van inhoud zijn, gedurende ten minste een maand, zonder dat er aan de criteria voor schizofrenie wordt voldaan.
#### 3.3.1 Kenmerken en diagnostische criteria (DSM-5)
* De wanen zijn centraal voor de stoornis, en er is geen sprake van opvallende hallucinaties, onsamenhangende spraak of ernstig gedesorganiseerd gedrag zoals bij schizofrenie.
* Het algemene functioneren is relatief normaal, hoewel het emotionele leven wel beïnvloed kan worden door de inhoud van de waan.
* Het algemeen functioneren is relatief normaal.
* De stoornis kan gepaard gaan met een gedeelde psychotische stoornis (folie à deux).
* Het verloop is vaak chronisch en er is een geringe respons op antipsychotische medicatie. De prevalentie is laag (0,03%).
> **Tip:** Het is belangrijk om te differentiëren tussen waanideeën en overwaardige ideeën of obsessies. Wanen zijn diep verankerde overtuigingen, terwijl overwaardige ideeën minder intens zijn en obsessies ego-dystoon zijn.
---
**Verklarende Notities:**
* **Anosognosie:** Het ontbreken van ziekte-inzicht, waarbij de patiënt niet erkent dat hij of zij problemen heeft.
* **Egosyntoon vs. Egodytoon:** Egosyntoon betekent dat de stoornis overeenkomt met het zelfbeeld van de persoon, terwijl egodytoon betekent dat het hiermee in conflict is.
* **EPS (Extrapiramidale Symptomen):** Bijwerkingen van klassieke antipsychotica zoals parkinsonisme, acute dystonie, akathisie en tardieve dyskinesie. Antidotum is een anticholinergicum.
* **Metabole bijwerkingen:** Bijwerkingen van atypische antipsychotica die verband houden met metabolisme, zoals gewichtstoename, diabetes mellitus type II en hypercholesterolemie.
* **Maligne neuroleptisch syndroom:** Een zeldzame, potentieel dodelijke bijwerking van antipsychotica gekenmerkt door spierrigiditeit, hyperthermie en verhoogd Creatine Kinase.
Dit studieonderdeel legt de nadruk op het herkennen en differentiëren van deze psychotische stoornissen, en benadrukt het belang van een integrale aanpak die zowel farmacologische als psychologische en sociale interventies omvat voor een optimaal herstel.
---
# Behandeling van psychose: Farmacologische en psychologische benaderingen
De behandeling van psychose omvat een combinatie van farmacologische interventies, psychologische benaderingen en sociale interventies om symptomen te beheersen, terugval te voorkomen en de levenskwaliteit te verbeteren.
### 4.1 Farmacologische behandeling
De farmacologische behandeling, voornamelijk met antipsychotica, vormt de hoeksteen van de behandeling bij schizofrenie en wordt ook toegepast bij andere psychotische aandoeningen, zij het vaak voor een kortere periode.
#### 4.1.1 Antipsychotica
Antipsychotica werken door het blokkeren van dopamine-2-receptoren in de hersenen. Deze medicatie kan in verschillende toedieningsvormen worden gegeven: oraal, intramusculair (IM) en depotinjecties. Bij schizofrenie is de kans op therapieontrouw en het stoppen met medicatie verhoogd door een ontbrekend ziektebesef, wat de kans op herval en rehospitalisatie vergroot.
##### 4.1.1.1 Klassieke antipsychotica
* **Kenmerken:** Binden zeer sterk aan de D2-receptor.
* **Voordelen:** Effectief in het behandelen van positieve symptomen.
* **Nadelen:** Veroorzaken voornamelijk extrapiramidale symptomen (EPS).
* **Voorbeelden:**
* Haloperidol (Haldol®): Beschikbaar als druppels, oraal, IM en depot.
* Orale dosering: Begindosis 2-4 mg/dag, onderhoudsdosis 4 mg/dag, maximale dosis 10 mg/dag.
* Zuclopenthixol (Clopixol®): Oraal, druppels en depot. Ook beschikbaar in een langwerkende vorm (Clopixol Acutard®).
* Orale dosering: Begindosis 10-50 mg/dag, onderhoudsdosis 20-40 mg/dag, maximale dosis 150 mg/dag. Grote kans op EPS.
* Flupentixol (Fluanxol®): Oraal en depot.
* Orale dosering: Begindosis 1-5 mg/dag, onderhoudsdosis 5-40 mg/dag, maximale dosis 40 mg/dag.
##### 4.1.1.2 Atypische antipsychotica
* **Kenmerken:** Binden minder sterk aan de D2-receptor en werken ook in op serotoninereceptoren.
* **Voordelen:** Minder extrapiramidale symptomen (EPS) dan klassieke antipsychotica.
* **Nadelen:** Vaak (ernstige) metabole bijwerkingen, zoals gewichtstoename en risico op diabetes mellitus type II.
* **Voorbeelden:**
* Olanzapine (Zyprexa®): Oraal, IM en depot.
* Orale dosering: Begindosis 10 mg/dag, onderhoudsdosis 5-20 mg/dag, maximale dosis 30 mg/dag. Sterke metabole bijwerkingen.
* Risperidon (Risperdal®): Oraal en depot.
* Orale dosering: Begindosis 2-3 mg/dag, onderhoudsdosis 3-6 mg/dag, maximale dosis 16 mg/dag. Meer EPS en hormonale bijwerkingen dan andere atypische middelen.
* Paliperidon (Invega®): Oraal en depot.
* Orale dosering: 3-12 mg/dag (standaard 6 mg/dag). Actieve metaboliet van risperidon, met vergelijkbare bijwerkingen.
* Aripiprazol (Abilify®): Oraal en depot.
* Orale dosering: Begindosis 5-10 mg/dag, onderhoudsdosis 10-30 mg/dag, maximale dosis 30 mg/dag. Weinig gewichtstoename, minder sederend.
* Quetiapine (Seroquel®): Oraal (immediate en extended release).
* Orale dosering: Begindosis 100-200 mg/dag, onderhoudsdosis 400-800 mg/dag, maximale dosis 800 mg/dag. Sterk sederend, geïndiceerd voor bipolaire depressie en manie.
* Amisulpride (Solian®): Oraal.
* Orale dosering: Begindosis 400 mg/dag, onderhoudsdosis 200-800 mg/dag, maximale dosis 1200 mg/dag. Bijwerking: verhoogd prolactinegehalte.
* Clozapine (Leponex®): Oraal.
* Orale dosering: Begindosis 12,5-25 mg/dag, onderhoudsdosis 300 mg/dag, maximale dosis 900 mg/dag. Effectiever dan andere antipsychotica, ingezet bij onvoldoende respons. Ernstige bijwerkingen zoals agranulocytose vereisen frequente bloednames.
#### 4.1.2 Bijwerkingen van antipsychotica
* **Extrapiramidale symptomen (EPS):** Parkinsonisme (tremor, rigiditeit, bradykinesie), acute dystonie (spierkrampen), akathisie (bewegingsdrang) en tardieve dyskinesie (tics, grimassen na langdurig gebruik). Antidotum: anticholinergicum (bv. biperideen).
* **Metabole bijwerkingen:** Gewichtstoename, diabetes mellitus type II, hypercholesterolemie (vooral bij clozapine en olanzapine).
* **Hormonale bijwerkingen:** Menstruatieproblemen, gynaecomastie, galactorroe.
* **Overige bijwerkingen:** Orthostatische hypotensie, seksuele dysfunctie, sedatie, verlengd QT-interval op ECG.
* **Maligne neuroleptisch syndroom:** Zeldzame, potentieel dodelijke bijwerking met spierrigiditeit, hyperthermie en verhoogd Creatinine Kinase.
#### 4.1.3 Co-medicatie bij acute agitatie
* **Oraal:**
* Eerste keuze: Haloperidol 5 mg + Promethazine 50 mg.
* Tweede keuze: Olanzapine 10 mg per uur (max. 30 mg/24u).
* Overige: Droperidol (zeer sederend, IM), Clopixol Acutard® (IM), Clotiapine (sederend, comprimés en IM).
* **Intramusculair (IM):**
* Eerste keuze: Haloperidol IM 5 mg + Promethazine IM 50 mg.
* Tweede keuze: Olanzapine IM 10 mg elke 2 uur (max. 30 mg/24u).
* **Bij intoxicatie, mengbeelden en overige/onbekende etiologie:** Lorazepam (1-5 mg oraal of IM/IV, zo nodig per 2 uur herhalen).
### 4.2 Psychologische behandeling
De psychologische behandeling vult de farmacologische behandeling aan, met name omdat medicatie niet altijd de levenskwaliteit verbetert of bijwerkingen optreden.
#### 4.2.1 Attitude van de hulpverlener
Een therapeutische relatie gebaseerd op vertrouwen en veiligheid is essentieel. Kenmerken zijn: kalm blijven, concreet spreken, consequent handelen, open en nabij zijn, geduld hebben, kleine doelen stellen en zo min mogelijk dwang gebruiken.
#### 4.2.2 Individuele en groepstherapieën
* **Psycho-educatie:** Begrijpelijke informatie verstrekken over de aandoening, medicatie en het belang van therapietrouw.
* **Hervalpreventie:** Opstellen van een waarschuwingsplan met fasen (groen, oranje, rood) die de patiënt zelf en de omgeving herkennen, met bijbehorende acties.
* **Cognitive Behavioral Therapy (CGT) bij stemmen en achterdocht:** Gericht op het veranderen van gedachtepatronen.
* **Acceptance and Commitment Therapy (ACT):** Gericht op het accepteren van ongewenste gedachten en gevoelens en het in lijn brengen van gedrag met persoonlijke waarden.
* **LEAP methode (Listen, Empathise, Agree, Partner):** Een communicatiemethode om begrip en samenwerking met de patiënt te bevorderen.
> **Voorbeeld:** Bij de uitspraak "Er zit een chip in mijn hoofd", wordt eerst geluisterd, vervolgens empathie getoond ("Dat moet angstig zijn"), ingestemd met de ervaring ("Angstige ervaringen zijn niet fijn") en tot slot voorgesteld om samen te zoeken naar oplossingen.
* **Metacognitieve training (MCT):** Bespreken van denk- en redeneerstijlen die bijdragen aan psychose, en aandacht voor eenzijdige coping-mechanismen. Dit gebeurt interactief in groeps- of individuele modules.
* **Traumaverwerking (individueel):** Aanpakken van onderliggende trauma's die een rol kunnen spelen.
* **Training van vaardigheden:**
* Sociale vaardigheden.
* Omgaan met stress.
### 4.3 Sociale interventies
Interventies gericht op familie en omgeving spelen een belangrijke rol in het herstelproces.
#### 4.3.1 Interventies voor familie
De diagnose kan zwaar zijn voor familieleden, met gevoelens als ontkenning, rouw, schuldgevoelens en angst. Interventies omvatten:
* Het verstrekken van informatie en bijsturing over stress, medicatie en kwetsbaarheid.
* Het verbeteren van communicatie binnen het gezin.
* Het vergroten van probleemoplossend vermogen.
* Het stellen van haalbare doelen en het verlagen van verwachtingen.
* Het vergroten van het sociale netwerk van familieleden.
#### 4.3.2 Expressed Emotions (EE)
EE verwijst naar de mate van emoties die door de omgeving worden geuit, en is een factor die herval kan beïnvloeden. Hoge EE, zowel in de vorm van kritiek, verwijten en vijandigheid als overbetrokkenheid en overbezorgdheid, vergroot de kans op herval. Het verlagen van EE in de omgeving kan dus de kans op herval verkleinen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Psychose | Een psychische aandoening waarbij de informatieverwerking is verstoord, wat kan leiden tot waanideeën, hallucinaties en een verlies van contact met de realiteit of een veranderde waarneming van de wereld. |
| Wanen | Inhoudelijke denkstoornissen die zich uiten als overtuigingen die niet passen binnen de cultuur van de patiënt, die met grote intensiteit worden aangehangen ondanks tegenbewijs. Voorbeelden zijn achtervolgingswanen en grootheidswanen. |
| Hallucinaties | Zintuiglijke waarnemingen die geen externe stimulus hebben, maar wel een werkelijkheidskarakter hebben voor de persoon die ze ervaart. Ze kunnen voorkomen in alle sensorische modaliteiten, zoals auditief, visueel of tactiel. |
| Negatieve symptomen | Een categorie van symptomen bij psychose die gekenmerkt worden door een afname of verlies van normale functies, zoals afgevlakt affect, alogie (armoede van spraak), anhedonie (onvermogen om plezier te ervaren) en avolitie (gebrek aan wilskracht). |
| Anosognosie | Het gebrek aan ziekte-inzicht, waarbij een persoon met een psychose vaak geen zicht heeft op de eigen problemen en overtuigd blijft dat er niets aan de hand is, ondanks overweldigend bewijs van het tegendeel. |
| Stress-kwetsbaarheidsmodel | Een theoretisch kader dat stelt dat psychose ontstaat uit een interactie tussen een aangeboren kwetsbaarheid (kwetsbaarheid) en omgevingsstressoren, waarbij stress de psychotische episode kan uitlokken bij personen die hiervoor kwetsbaar zijn. |
| Prodromen | Vroege, vage klachten en symptomen die voorafgaan aan de manifestatie van een volledige psychose. Deze waarschuwingssignalen kunnen variëren van stemmingsveranderingen tot lichte psychotische ervaringen. |
| Schizofrenie | Een ernstige chronische psychotische stoornis die gekenmerkt wordt door wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag, en negatieve symptomen, wat leidt tot aanzienlijke beperkingen in functioneren. |
| Schizoaffectieve stoornis | Een psychiatrische stoornis die kenmerken vertoont van zowel schizofrenie als een stemmingsstoornis (depressie of manie), waarbij psychotische symptomen en stemmingssymptomen gelijktijdig aanwezig zijn gedurende een aanzienlijk deel van de ziekteperiode. |
| Waanstoornis | Een psychotische stoornis die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van één of meer wanen die minstens een maand duren, zonder dat aan de diagnostische criteria voor schizofrenie wordt voldaan. Het algemene functioneren is relatief normaal. |
| Antipsychotica | Medicijnen die worden gebruikt om psychotische symptomen te behandelen. Ze werken voornamelijk door de activiteit van dopamine in de hersenen te blokkeren, wat kan helpen bij het verminderen van wanen en hallucinaties. |
| Dopamine | Een neurotransmitter die een cruciale rol speelt bij onder andere beweging, beloning, leren, motivatie en signaalverwerking in de hersenen. Verstoringen in het dopaminesysteem worden geassocieerd met psychose. |
| Extrapiramidale symptomen (EPS) | Een groep bijwerkingen van antipsychotica, met name klassieke antipsychotica, die bewegingsstoornissen veroorzaken zoals parkinsonisme, acute dystonie, akathisie en tardieve dyskinesie. |
| Tardieve dyskinesie | Een potentieel irreversibele bewegingsstoornis die kan optreden na langdurig gebruik van antipsychotica, gekenmerkt door onwillekeurige, repetitieve bewegingen, meestal in het gezicht en de mond. |
| Metabole nevenwerkingen | Bijwerkingen van sommige atypische antipsychotica die betrekking hebben op de stofwisseling, zoals gewichtstoename, verhoogd cholesterolgehalte en een verhoogd risico op diabetes mellitus type II. |
| Psycho-educatie | Een interventie die als doel heeft patiënten en hun familie te informeren over de ziekte, behandeling, risicofactoren en strategieën voor zelfmanagement en hervalpreventie. |
| LEAP methode | Een therapeutische benadering die staat voor Listen, Empathise, Agree, en Partner. Het is een samenwerkingsgerichte methodiek gericht op het opbouwen van vertrouwen en het gezamenlijk oplossen van problemen met patiënten. |
| Metacognitieve training (MCT) | Een vorm van therapie die gericht is op het verbeteren van denk- en redeneerstijlen die een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van psychosen. Het helpt bij het identificeren en aanpassen van onrealistische interpretaties en coping-strategieën. |