Cover
Mulai sekarang gratis Hoofdstuk 1 Informatieverwerking.pdf
Summary
# Introductie tot de psychologie en medische psychologie
Dit onderdeel introduceert de psychologie als wetenschap en duikt dieper in de specifieke focus van medische psychologie op de interactie tussen psychologische en lichamelijke gezondheid.
### 1.1 Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschappelijke studie van de oorzaken en gevolgen van menselijk gedrag. Dit omvat zowel direct waarneembaar gedrag (wat mensen doen) als indirect waarneembaar gedrag, zoals denken en voelen, evenals de onderliggende biologische en neuropsychologische processen. De psychologie onderzoekt de algemene kenmerken van menselijk gedrag, maar kijkt ook naar individuele en groepsverschillen, en naar zowel normaal als problematisch gedrag. Het doel van een psycholoog is het menselijk functioneren te onderzoeken en te verklaren [7](#page=7).
### 1.2 Verschil psychologie en psychiatrie
Hoewel beide disciplines zich bezighouden met het menselijk functioneren, verschillen psychologie en psychiatrie in hun focus en aanpak [8](#page=8).
* **Psychologie** wordt beschouwd als een humane wetenschap die zich richt op de 'Mind' (en 'Brain'). De studiegebieden omvatten mentale processen zoals perceptie, aandacht, verwerking en interpretatie, geheugen en leren, evenals mentale inhouden zoals cognitie, emoties en gedrag. De psychologie onderzoekt zowel normaliteit als ziekte [8](#page=8).
* **Psychiatrie** is een medische wetenschap die primair de 'Brain' (en 'Mind') bestudeert, met een focus op de structuur en neurobiologische processen. De psychiatrie richt zich voornamelijk op ziekte en psychiatrische stoornissen [8](#page=8).
> **Tip:** Onthoud dat psychologie een bredere wetenschap is die zich richt op mentale processen en gedrag in het algemeen, terwijl psychiatrie zich meer toelegt op de medische behandeling van psychische stoornissen.
### 1.3 Subspecialisaties binnen de psychologie
Binnen de psychologie bestaan diverse afstudeerrichtingen en subspecialisaties. De drie belangrijkste afstudeerrichtingen zijn Klinische Psychologie, Theoretische & Experimentele Psychologie en Bedrijfspsychologie & Personeelsbeleid [9](#page=9).
Daarnaast zijn er diverse subspecialisaties, met name binnen de Klinische Psychologie, waaronder:
* Medische psychologie
* Cognitieve psychologie
* Gedragspsychologie
* Persoonlijkheidspsychologie
* Neuropsychologie
* Sociale psychologie
* En vele andere [9](#page=9).
### 1.4 Wat is medische psychologie?
Medische psychologie is een specialisatie binnen de psychologie die zich richt op het onderzoeken en behandelen van psychologische problemen of klachten die geassocieerd zijn met ziekte of lichamelijke aandoeningen [10](#page=10).
Enkele voorbeelden van problematiek waar de medische psychologie zich mee bezighoudt zijn:
* Problemen bij het leren omgaan met een chronische ziekte, zoals diabetes of multiple sclerose (MS). Dit kan betrekking hebben op het aanpassen van de levensstijl, het omgaan met verlies van fysieke mogelijkheden of het behouden van zelfstandigheid. Ook moeilijke verliesverwerking, depressie en suïcidaliteit kunnen hierbij een rol spelen [10](#page=10).
* Het verwerken van een acute en levensbedreigende aandoening, zoals kanker of een cerebrovasculair accident (CVA) [10](#page=10).
* Geheugenproblemen die voortkomen uit hersentrauma's of ernstige depressie [10](#page=10).
* Ongewenst eetgedrag bij overgewicht [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Iemand die na een beroerte te maken krijgt met cognitieve beperkingen en emotionele instabiliteit, kan baat hebben bij medisch psychologische begeleiding om te leren omgaan met deze nieuwe situatie en de gevolgen ervan.
### 1.5 Visie van de medische psychologie
De medische psychologie beschouwt ziekte of gezondheidsproblemen als een zeer belangrijke stressor met aanzienlijke psychologische gevolgen. De medische psychologie focust zich specifiek op het onderzoek en de behandeling van deze psychologische problemen, klachten en gevolgen die voortvloeien uit lichamelijke aandoeningen [11](#page=11).
> **Tip:** De medische psychologie overbrugt de kloof tussen lichamelijke ziekte en psychologisch welzijn, door te erkennen hoe een medische conditie het mentale leven kan beïnvloeden en vice versa.
---
# Informatieverwerking en cognitieve psychologie
Dit hoofdstuk verkent de cognitieve psychologie en het concept van informatieverwerking als een fundamenteel mechanisme achter menselijk gedrag, waarbij de nadruk ligt op hoe interpretaties van gebeurtenissen leiden tot gevoelens en acties [13](#page=13).
### 2.1 Cognitieve psychologie en de rol van informatieverwerking
De hedendaagse psychologie wordt sterk beïnvloed door de cognitieve psychologie, die sinds het einde van de jaren '50 de rol van cognities bij het ontstaan en in stand houden van psychische klachten centraal stelt. Het kernidee is dat gedrag niet volledig begrepen kan worden zonder aandacht te besteden aan de mentale processen die eraan voorafgaan. De cognitieve psychologie stelt dat psychopathologie voortkomt uit de manier waarop men informatie selecteert, interpreteert en verwerkt [13](#page=13).
#### 2.1.1 Het menselijk brein als informatieverwerkend systeem
Het menselijk brein wordt beschouwd als een informatieverwerkend systeem, vergelijkbaar met een computer. Cruciale processen hierin zijn [14](#page=14):
* Het opnemen van informatie via de zintuigen (waarneming/perceptie) [14](#page=14).
* Het intern verwerken van deze informatie (interpretatie, denken, redeneren) [14](#page=14).
* Het opslaan van deze informatie (geheugen) en het hierop reageren (gedrag) [14](#page=14).
De cognitieve psychologie bestudeert mentale processen zoals waarneming (en aandacht), verwerking, en opslag (geheugen), maar ook mentale inhouden zoals gedachten, gevoelens en gedrag [14](#page=14).
#### 2.1.2 Belangrijke termen en concepten
**Cognities** omvatten de verzameling van mentale processen en activiteiten die gebruikt worden bij waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen. Dit kan zich uiten als [15](#page=15):
* Spreken tegen jezelf, zowel bewust als automatisch [15](#page=15).
* Beelden die we over een situatie vormen [15](#page=15).
* Bewuste feitenkennis [15](#page=15).
* Herinneringen [15](#page=15).
* Handhaving van waarden en normen [15](#page=15).
* Waarneming en de selectie die daarin plaatsvindt [15](#page=15).
**Informatieverwerking** betreft de processen die een rol spelen bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis of informatie. Binnen de informatieverwerking worden drie mentale processen onderscheiden: waarneming, verwerking en geheugen. De cognitieve psychologie onderzoekt de invloed van informatieverwerking op emoties, gedrag (en fysiologische processen), en vice versa [16](#page=16).
**Schema's** zijn geheugenstructuren waarin kennisrepresentaties zijn opgeslagen, wat het geheel van kennis over een bepaald onderwerp vormt. Deze schema's worden in de loop van het leven gevormd door vroege ervaringen en bevatten kennis in de vorm van taal, visuele informatie, handelingen, ritme en lichamelijke sensaties. Zonder schema's zou het geheugen bestaan uit losse herinneringen en gedachten zonder verband [17](#page=17).
#### 2.1.3 De werking van schema's
Informatie van buitenaf of mentale gebeurtenissen kunnen een schema activeren, wat vaak automatisch en zonder bewustzijn gebeurt, zoals het horen van een geluid 's nachts. Volgens de cognitieve psychologie wordt informatieverwerking gestuurd door onze schema's. Schema's beïnvloeden welke informatie wordt waargenomen en welke wordt genegeerd (bijvoorbeeld het horen van je eigen naam op een feestje). Ze beïnvloeden ook hoe waargenomen informatie wordt geïnterpreteerd en verwerkt tot nieuwe betekenissen (bijvoorbeeld de interpretatie van geeuwen). Schema's zijn functioneel en maken deel uit van de G-ketting [18](#page=18).
> **Tip:** Schema's zijn als het ware 'mentale filters' die bepalen hoe we de wereld om ons heen waarnemen en interpreteren. Ze zijn cruciaal voor het efficiënt verwerken van informatie, maar kunnen ook leiden tot vertekeningen.
#### 2.1.4 De G-ketting: Gebeurtenis, Gedachten, Gevoelens, Gedrag
De G-ketting beschrijft een model waarin een gebeurtenis of gewaarwording leidt tot gedachten, die op hun beurt gevoelens en vervolgens gedrag veroorzaken. De cognitieve psychologie benadrukt dat niet de situatie zelf bepaalt wat we voelen, maar de manier waarop we deze interpreteren [19](#page=19) [21](#page=21).
* **Gedrag/klachten** kunnen bewust gepland of onbewust automatisch zijn [20](#page=20).
* **Mentale activiteit** omvat gedachten/cognities en gevoelens/emoties [20](#page=20).
* **Individu** is de centrale entiteit [20](#page=20).
Het model illustreert de keten van: Gewaarwordingen/Gebeurtenissen → Gedachten/Cognities → Gevoelens/Emoties → Gedrag → Gevolg [28](#page=28).
> **Example:**
> Gebeurtenis: Een hond blaft.
> Persoon 1:
> Gedachte: De hond zal bijten.
> Gevoel: Angst, spanning.
> Gedrag: Weglopen [22](#page=22).
>
> Persoon 2:
> Gedachte: Wat een mooi dier.
> Gevoel: Opgewonden.
> Gedrag: Dichterbij komen [22](#page=22).
#### 2.1.5 Informatieverwerkingsprocessen en psychische stoornissen
Vertekende informatieverwerkingsprocessen kunnen leiden tot psychische stoornissen. De cognitieve psychologie gaat ervan uit dat psychische problemen gekenmerkt worden door vervormde of disfunctionele denkgewoonten die gevoelens en gedrag beïnvloeden (de G-ketting) [24](#page=24).
#### 2.1.6 Systematische vertekeningen en denkfouten
Er zijn diverse systematische vertekeningen of denkfouten die kunnen leiden tot disfunctioneel denken:
* **Zwart-wit denken:** Denken in uitersten, bijvoorbeeld 'niets lukt mij' of 'iedereen is tegen mij' [25](#page=25).
* **Toekomst rampzalig voorspellen:** Met 100% zekerheid aannemen dat iets negatiefs zal gebeuren, bijvoorbeeld 'op dat feestje zal niemand me leuk vinden' [25](#page=25).
* **Generaliseren:** Grote conclusies trekken uit één enkele gebeurtenis, bijvoorbeeld 'mij lukt nooit iets' [25](#page=25).
* **Gedachten lezen:** Denken te weten wat anderen denken zonder voldoende bewijs, bijvoorbeeld 'ik zag het hem denken' [25](#page=25).
* **Personaliseren:** Gebeurtenissen of gedrag van anderen sterk op zichzelf betrekken, bijvoorbeeld 'mijn baas zei geen goedendag, hij zal kwaad zijn op mij' [26](#page=26).
* **Emotioneel redeneren:** Aannemen dat wat men voelt waar is, bijvoorbeeld 'ik voel dat hij me niet mag' [26](#page=26).
* **Selectief waarnemen:** Vooral letten op het negatieve, bijvoorbeeld 'wat een rotdag' [26](#page=26).
* **Negatief denken:** Neutrale of positieve gebeurtenissen omdraaien naar het negatieve, bijvoorbeeld een goede prestatie interpreteren als puur geluk [26](#page=26).
### 2.2 Overzicht van informatieverwerkingsprocessen
Informatieverwerking omvat de verwerking van prikkels via mentale processen, waarbij de interactie tussen verschillende componenten centraal staat [28](#page=28).
* **Gewaarwordingen, Gebeurtenissen** vormen de input [28](#page=28).
* Deze worden verwerkt door **Mentale processen**: perceptie, interpretatie, en geheugen [28](#page=28).
* Dit leidt tot **Gedachten/Cognities**, **Gevoelens**, en uiteindelijk **Gedrag** [28](#page=28).
* De **Gevolg** is de uitkomst van dit proces [28](#page=28).
Het proces kan visueel worden weergegeven als een cyclus met de volgende kerncomponenten:
* **Waarneming** [29](#page=29).
* **Perceptie (aandacht)** [29](#page=29).
* **Geheugen** [29](#page=29).
* **Cognitie** [29](#page=29).
* **Emotie** [29](#page=29).
* **Gedrag** [29](#page=29).
* **Verwerking/Interpretatie** [29](#page=29).
---
# Waarneming en geheugenprocessen
Dit gedeelte behandelt de processen van waarneming en geheugen, hoe informatie wordt opgenomen, verwerkt en opgeslagen in verschillende geheugenstadia, en de invloed van emoties en zintuigen op herinneringen.
### 3.1 Waarneming (Perceptie)
Waarneming is het proces waarbij we informatie uit de externe wereld via onze zintuigen (auditief, visueel, olfactorisch, gustatorisch, tactiel) opnemen, maar ook interne toestanden zoals lichamelijke sensaties, gedachten en gevoelens kunnen waarnemen. Het is belangrijk te beseffen dat waarneming niet objectief en passief is; het omvat selectie, onbewuste en impliciete waarneming, en de aanvulling tot logische gehelen. Waarneming kan sterk verschillen per individu en is het begin van interpretatie [30](#page=30) [31](#page=31).
#### 3.1.1 Invloed van interpretatie en herkenning
De hersenen hebben een aangeboren neiging om onduidelijke en willekeurige waarnemingen betekenis te geven, wat bijvoorbeeld te zien is bij pareidolie. Dit is een vorm van illusie waarbij we herkenbare dingen menen waar te nemen in onduidelijke waarnemingen. Dit heeft een overlevingsfunctie, waarbij de gyrus fusiformis een uitzonderlijke vaardigheid toont in het detecteren van gezichten. De "ballenillusie" is een voorbeeld waarbij artsen een verkrampt gezicht meenden te zien in een echografie, wat duidde op een goedaardig gezwel [35](#page=35) [37](#page=37).
#### 3.1.2 Processen van waarneming
Waarneming kan worden onderverdeeld in twee aanvullende processen [39](#page=39):
* **Bottom-up proces:** Dit is een stimulusgedreven proces, waarbij ruwe gegevens via de zintuigen tot ons komen vanuit de werkelijkheid [39](#page=39).
* **Top-down proces:** Dit proces wordt gestuurd door reeds bestaande kennis (schema's) en fungeert als een interpretatief raster over de waargenomen gegevens. Het kan beïnvloed worden door individuele variaties, persoonlijke voorkeuren, kenmerken en psychopathologie [39](#page=39).
Hoe sterker het bottom-up proces, des te minder invloed het top-down proces heeft, en vice versa [39](#page=39).
### 3.2 Het geheugen
Het geheugen is het vermogen om informatie te onthouden en omvat drie belangrijke aspecten: het opslaan, het bewaren en het terugzoeken van informatie. Het kan verschillende soorten kennis, informatie en vaardigheden omvatten, zoals beelden, gedachten, persoonlijke herinneringen, geuren, muziek, procedures, fantasieën en verwachtingen [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 3.2.1 Soorten geheugen
Er worden drie hoofdtypes van geheugen onderscheiden [42](#page=42):
* Het zintuiglijk of sensorisch geheugen.
* Het korte termijn/werkgeheugen.
* Het lange termijn geheugen.
#### 3.2.2 Het sensorisch geheugen
Dit is het eerste stadium van het geheugen en vindt plaats in de zintuigen en de sensorische zenuwbanen naar de hersenen. Het bestaat uit snel vervagende sporen van zintuiglijke stimuli. Zintuigen nemen meer informatie op dan we kunnen gebruiken, en deze indrukken blijven slechts kort bestaan. De belangrijkste taak is om informatie net lang genoeg vast te houden om te beslissen welke informatie aandacht verdient en belangrijk is voor het werkgeheugen. Het functioneert als een poortwachter die onbelangrijke stimuli filtert van belangrijke (bijvoorbeeld een sirenegeluid of de eigen naam horen) [43](#page=43).
Het sensorisch geheugen heeft een grote capaciteit, maar een zeer korte duur. Het kan ongeveer 12 tot 16 items onthouden gedurende ongeveer een kwart seconde. Dit proces verloopt automatisch, zonder tussenkomst van aandacht of bewustzijn. Het is nauw verbonden met zintuigreceptoren voor visuele en geluidsprikkels. Hierbij onderscheiden we [44](#page=44):
* **Iconisch geheugen:** Opslagruimte voor beelden [44](#page=44).
* **Echoïsch geheugen:** Opslagruimte voor auditieve stimuli [44](#page=44).
#### 3.2.3 Het werkgeheugen (Korte termijn geheugen)
Dit is het tweede stadium van het geheugen. Het haalt relevante informatie uit het sensorisch geheugen en verbindt deze met items die al in het langetermijngeheugen zijn opgeslagen. Het werkgeheugen fungeert als een centraal regulerend systeem dat de aandacht verdeelt en zorgt voor bewuste planning en beheersing van acties. Zowel auditieve als visuele informatie worden hier verwerkt, en een episodische buffer zorgt voor de overgang naar het langetermijngeheugen [45](#page=45).
De capaciteit en duur van het werkgeheugen zijn tijdelijk, maar langer dan het sensorisch geheugen, variërend van enkele seconden tot enkele minuten. Het heeft de minste capaciteit onder de geheugensystemen: het kan ongeveer 7 items bevatten (met een variatie van 2). Deze capaciteit kan per persoon verschillen en variëren voor verschillende soorten onderwerpen. Als het werkgeheugen overladen wordt, verdwijnen oude items. Wanneer het werkgeheugen volledig gevuld is met informatie die onze aandacht vraagt, kunnen we nieuwe, belangrijke informatie niet opmerken [46](#page=46).
#### 3.2.4 Het lange termijn geheugen
Bij het opslaan in het lange termijn geheugen wordt informatie uit het kortetermijngeheugen, na voldoende herhaling, overgebracht naar het permanente of langetermijngeheugen (consolidatie). De informatie blijft zeer lang bewaard; er wordt aangenomen dat informatie permanent in het LT-geheugen blijft, hoewel geheugenindrukken kunnen vervagen waardoor ze moeilijker toegankelijk worden. Oude kennis kan ook 'overschreven' worden door nieuwe kennis. Het terugzoeken van opgeslagen kennis (retrieval) kan gebeuren door het oproepen, herkennen of zich herinneren. Vergeten gebeurt vaak door een gebrek aan herinneringscues [47](#page=47).
Het lange termijn geheugen kan worden onderverdeeld in:
* **Declaratief (Expliciet) geheugen:** Bewust toegankelijk [48](#page=48).
* **Niet-declaratief (Impliciet) geheugen:** Niet-bewust toegankelijk [48](#page=48).
##### 3.2.4.1 Declaratief (Expliciet) geheugen
Kennis in dit geheugen is expliciet (bewust) aanwezig en kan met ons bewustzijn worden opgeroepen, zoals beelden, feiten of gevoelens. Er worden twee soorten onderscheiden [49](#page=49):
* **Episodisch geheugen:** Opslag van persoonlijke gebeurtenissen, ook wel autobiografisch geheugen genoemd [49](#page=49).
* **Semantisch geheugen:** Bevat 'betekenissen' en 'feiten', zoals woordenschat, kennis van de wereld, kennis van de taal, het kunnen vertellen hoe een ei gebakken wordt, de naam van de koningin weten, klokkijken, of getallen optellen [49](#page=49).
##### 3.2.4.2 Niet-declaratief (Impliciet) geheugen
Kennis die hierin is opgeslagen, is impliciet (niet bewust) aanwezig. De soorten zijn [50](#page=50):
* **Procedureel geheugen:** Geheugen voor vaardigheden, inclusief motorische vaardigheden zoals fietsen, zwemmen, autorijden of lezen [50](#page=50).
* **Priming:** Blootstelling aan een bepaalde prikkel (prime) beïnvloedt de reactie op een latere prikkel, zonder dat men zich bewust is van het verband. Een voorbeeld is de geur van versgebakken brood in de supermarkt, wat de kans vergroot dat men brood koopt [50](#page=50).
* **Conditioneren:** Zie verder in Hoofdstuk 2 Leren/Gedragspsychologie [50](#page=50).
#### 3.2.5 Nauwkeurigheid van het geheugen en geheugenfouten
Ons geheugen is niet altijd accuraat en kan fouten bevatten. Er worden twee hoofdcategorieën van geheugenfouten onderscheiden [52](#page=52):
* **Omissie-fouten:** Informatie die wel is waargenomen en opgeslagen, maar die niet naar boven komt en onbedoeld wordt weggelaten. Voorbeelden hiervan zijn amnesie (organisch door hersenletsels) en dissociatieve amnesie (een psychische aandoening waarbij het autobiografisch geheugen is aangetast, zoals het niet herinneren van bepaalde herinneringen over zichzelf). Ook "overgeneral memories" bij depressie en getraumatiseerde slachtoffers vallen hieronder [52](#page=52).
* **Commissie-fouten:** Informatie die (onbedoeld) is toegevoegd maar niet op eigen waarneming of herinnering berust, hoewel de persoon oprecht overtuigd is dat dit wel het geval is. Dit kan leiden tot pseudo-herinneringen en confabulaties (wanen, vaak door frontale hersenletsels) [52](#page=52).
#### 3.2.6 Emotionele impact op geheugen
Emoties hebben een significante invloed op ons geheugen. Uit het experiment van Cahill e.a. (Nature, 1994) bleek dat de groep die een emotioneel verhaal hoorde zonder bètablokker (een middel dat stresshormonen blokkeert) het beste en meest onthield. Dit suggereert "enhanced memory associated with emotional arousal". Het experiment gebruikte twee verhalen: een neutraal verhaal over een jongetje dat de straat oversteekt, en een emotioneel verhaal waarin dit jongetje een ernstig ongeluk krijgt. Dit leert ons dat emoties ons geheugen en onze herinneringen beïnvloeden [53](#page=53).
#### 3.2.7 Olfactorisch geheugen en andere zintuigen
Het olfactorisch (geur) geheugen verschilt van dat van andere zintuigen door zijn unieke hersenroute. In tegenstelling tot zien, horen, voelen en smaken, die via de thalamus (de poortwachter voor bewuste verwerking) lopen, gaat geur rechtstreeks naar het limbisch systeem, specifiek naar de amygdala (emoties) en de hippocampus (geheugen). Hierdoor worden geuren directer gekoppeld aan emoties en herinneringen [54](#page=54).
Geur roept sterke emotioneel geladen herinneringen op, bekend als het 'Proust-effect'. Het olfactorisch geheugen is stabiel en de geurherinneringen vervagen langzamer. Het is echter moeilijker om deze herinneringen verbaal te benoemen, omdat het olfactorisch systeem nauwelijks verbonden is met taalgebieden zoals de zone van Broca of Wernicke. Mensen zijn vaak goed in geurherkenning, maar slecht in het bewust oproepen van geurherinneringen zonder dat de prikkel aanwezig is; dit werkt meer 'cued' (geactiveerd door de geur zelf) dan 'uit het niets' [55](#page=55).
**Samenvatting van zintuiglijke geheugeneigenschappen:**
| Zintuig | Kenmerken | Kenmerkende associatie |
| :------ | :---------------------------------------------------------------------- | :------------------------------------------------------------------------------------ |
| Visueel | Zeer gedetailleerd; snel vervagend | Herkennen van gezichten, plaatsen |
| Auditief| Goed voor ritme, toon, taal | Herinneren van stemmen, melodieën |
| Gustatief| Sterk emotioneel maar vaak afhankelijk van geur | Herinnering aan specifieke gerechten |
| Tactiel | Minder exact maar belangrijk bij emotionele of pijnlijke herinneringen | Herinnering van aanraking of pijn |
| Olfactorisch| Sterk verbonden met emotie en autobiografisch geheugen; moeilijk verbaal te benoemen; vaak plots actief bij prikkel | 'Proust-effect': geur roept levendige herinnering en emotie op |
---
# Toepassing van informatieverwerking bij ziekte en patiëntenzorg
Informatieverwerking speelt een cruciale rol in hoe patiënten en zorgverleners omgaan met ziekte en aandoeningen, waarbij de G-ketting van gedachten, gevoelens en gedrag centraal staat in hun interactie en welzijn [57](#page=57).
### 4.1 Het belang van informatieverwerking in de omgang met ziekte
Hoe een persoon omgaat met een acute of levensbedreigende aandoening, is sterk gerelateerd aan hoe die persoon informatie selecteert, interpreteert en verwerkt. Het begrijpen van de informatieverwerkingsprocessen bij een patiënt is daarom van essentieel belang. Deze processen omvatten cognitieve functies zoals perceptie, aandacht en geheugen, die samen met emoties en gedrag een complex G-schema vormen. Het analyseren van dit G-schema bij patiënten kan waardevolle inzichten opleveren [57](#page=57).
### 4.2 Casestudy's ter illustratie van de G-ketting
De documentatie presenteert twee casestudy's om de toepassing van de G-ketting in de praktijk te illustreren [58](#page=58).
#### 4.2.1 Casus 1: Patiënt met afasie na CVA
Een logopediste heeft reeds uitgebreid diagnostisch onderzoek uitgevoerd bij een patiënt met afasie als gevolg van een CVA. Na het opstellen en bespreken van een behandelplan, komt de patiënt echter niet opdagen voor de vierde afspraak [58](#page=58).
##### 4.2.1.1 G-schema van de logopediste
De gedachten van de logopediste zijn onder meer: « die is niet gemotiveerd », « leek bij de eerste afspraken ook niet gemotiveerd; zuchtte vaak bij de oefening », en « ik moet hiervoor geen verdere moeite doen ». Dit leidt tot gevoelens van irritatie. Het resulterende gedrag is dat zij zelf geen contact opneemt en de situatie laat rusten [59](#page=59).
##### 4.2.1.2 G-schema van de patiënt
De gedachten van de patiënt omvatten: « die oefeningen tijdens de eerste afspraken waren echt moeilijk, het lukte me niet »; « ik ga hier altijd blijven last van hebben, dit kan niet meer verbeteren »; en « verder gaan heeft geen zin ». Dit resulteert in gevoelens van angst, hopeloosheid en verdriet. Het gedrag dat hieruit voortvloeit, is het niet naar de afspraak gaan [60](#page=60).
#### 4.2.2 Casus 2: Patiënt met chronische hartaandoening
Een patiënt met een chronische hartaandoening, die al meerdere keren is opgenomen op cardiologie, vertoont veranderd gedrag tijdens zijn vierde opname in anderhalf jaar. Hoewel hij voorheen vriendelijk, aangenaam, bereidwillig en medewerkend was, wordt hij na drie dagen opname stiller, kortaf en werkt hij minder mee aan de behandeling, zoals het beperken van de vochtinname. De patiënt reageert kwaad op pogingen tot interventie, met de uitspraak: “Waarom moet ik hier afzien, dit heeft toch allemaal geen zin”. Ook naar zijn familie toe gedraagt de patiënt zich stiller [61](#page=61).
##### 4.2.2.1 G-schema van de verpleegkundige
De gedachten van de verpleegkundige zijn onder andere: “die man is plots niet meer vriendelijk”, “wat is er aan de hand?”, “heb ik iets verkeerd gezegd/gedaan?”, en “ik weet niet hoe ik best hiermee kan omgaan”. Dit leidt tot gevoelens van onzekerheid. Het gedrag is zich stil houden bij contact met de patiënt en weinig interactie zoeken [62](#page=62).
##### 4.2.2.2 G-schema van de patiënt
Opvallend is dat de patiënt bij aanvang van deze opname officieel de diagnose hartfalen heeft vernomen, inclusief een folder met de vermelding van een mortaliteitsratio na drie jaar van 100%. Zijn gedachten zijn: “het is gedaan met mij”, “heb nog maar max 3 jaar te leven”, “ik moet geen moeite meer doen”, en “ga dit niet aan mijn familie vertellen want dit zal hen ook veel verdriet doen”. Dit brengt gevoelens van somberheid, hopeloosheid en eenzaamheid met zich mee. Zijn gedrag uit zich in terugtrekken, stil zijn, en sneller geagiteerd zijn [63](#page=63).
### 4.3 Conclusie over informatieverwerking in de zorg
Het is cruciaal om rekening te houden met de complexiteit van de G-schema’s bij patiënten. Zorgverleners moeten beseffen dat er bij de patiënt een complexiteit van gedachten, gevoelens en gedrag aanwezig is. Bij het observeren van het gedrag van anderen, nemen we vaak gevoelens en gedachten aan, maar we weten nooit exact wat de ander denkt of voelt. Gedrag dat eenvoudig lijkt, kan vaak bepaald worden door een complexiteit van interne processen, net zoals bij onszelf [64](#page=64).
Bovendien is het belangrijk voor de hulpverlener (HV) om te beseffen dat ook bij henzelf een complexiteit van G’s aanwezig is. De eigen gedachten hebben namelijk invloed op iemands gevoelens en gedrag, en deze invloed werkt in alle richtingen [64](#page=64).
> **Tip:** Bij het analyseren van de G-ketting van een patiënt, is het essentieel om onderscheid te maken tussen eigen aannames en de daadwerkelijke interne beleving van de patiënt. De casestudy's benadrukken hoe verschillende interpretaties van gedrag kunnen leiden tot uiteenlopende emoties en acties bij zowel patiënt als zorgverlener.
> **Tip:** Wees je bewust van de impact van medische informatie, zoals mortaliteitsratio's, op de informatieverwerking en de daaruit voortvloeiende G-ketting van de patiënt. Deze informatie kan leiden tot significante mentale en emotionele veranderingen die het gedrag beïnvloeden.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Psychologie | De wetenschappelijke studie van de oorzaken en gevolgen van menselijk gedrag, inclusief direct waarneembaar gedrag, denkprocessen, gevoelens, en de onderliggende biologische en neuropsychologische processen. |
| Medische Psychologie | Een specialisatie binnen de psychologie die zich richt op het onderzoek en de behandeling van psychologische problemen en klachten die geassocieerd zijn met ziekte of lichamelijke aandoeningen. |
| Cognities | De verzameling van mentale processen en activiteiten die betrokken zijn bij het waarnemen, interpreteren, onthouden en begrijpen van informatie; dit omvat denken, beelden, feitenkennis en waarnemingen. |
| Informatieverwerking | Het proces dat een rol speelt bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis of informatie, waarbij waarneming, verwerking en geheugen centrale mentale processen zijn. |
| Schema's | Geheugenstructuren die relatief stabiele kennisrepresentaties bevatten over specifieke onderwerpen, gevormd door levenslange ervaringen en die van invloed zijn op hoe informatie wordt waargenomen en geïnterpreteerd. |
| G-ketting | Een model dat de relatie tussen Gewaarwordingen/Gebeurtenissen, Gedachten, Gevoelens, Gedrag en Gevolgen illustreert, waarbij de interactie tussen deze elementen bepaalt hoe iemand reageert op situaties. |
| Sensorisch geheugen | Het eerste stadium van het geheugen dat snel vervagende sporen van zintuiglijke stimuli vasthoudt, essentieel om te filteren welke informatie aandacht verdient voor het werkgeheugen. |
| Werkgeheugen (Korte termijn geheugen) | Het tweede stadium van het geheugen dat relevante informatie uit het sensorisch geheugen ophaalt, deze koppelt aan langetermijngeheugenitems, en de aandacht verdeelt en bewuste planning beheert. |
| Langetermijngeheugen | Het geheugen dat informatie permanent opslaat, bewaart en toelaat om deze later terug te zoeken; het omvat zowel expliciet (declaratief) als impliciet (niet-declaratief) geheugen. |
| Declaratief (Expliciet) geheugen | Het deel van het langetermijngeheugen dat bewust toegankelijk is, zoals persoonlijke gebeurtenissen (episodisch geheugen) en feiten en betekenissen (semantisch geheugen). |
| Niet-declaratief (Impliciet) geheugen | Het deel van het langetermijngeheugen waarvan de kennis niet bewust toegankelijk is, zoals procedurele vaardigheden, priming-effecten en conditionering. |
| Pareidolie | De aangeboren neiging van de hersenen om betekenis te geven aan onduidelijke en willekeurige waarnemingen, wat leidt tot het waarnemen van herkenbare vormen in vage stimuli. |
| Bottom-up proces | Een stimulus-gedreven proces waarbij ruwe gegevens via de zintuigen worden opgenomen en direct worden verwerkt, zonder veel invloed van bestaande kennis. |
| Top-down proces | Een proces dat gestuurd wordt door reeds bestaande kennis (schema's) en interpretaties, waarbij de waargenomen gegevens worden gefilterd en geïnterpreteerd op basis van interne factoren. |