Cover
Mulai sekarang gratis 18_fungi.pdf
Summary
# Inleiding tot fungi: gisten en schimmels
Dit deel introduceert de fundamentele kenmerken van fungi, inclusief hun eukaryote celstructuur, specifieke celwandcomponenten, en hun onderscheidende vermenigvuldigingsmechanismen, met een focus op gisten en schimmels, en hun pathogene rol [1](#page=1) [3](#page=3).
### 1.1 Belangrijkste kenmerken van fungi
Fungi zijn eukaryote organismen, wat betekent dat hun cellen een echte celkern en organellen zoals mitochondriën bevatten. Ze bezitten specifieke bestanddelen in hun celwand, waaronder chitines, glucanen en ergosterolen. Deze componenten en specifieke receptoren aan de gastheerzijde, zoals Toll-like receptoren (TLR) en dectines, spelen een cruciale rol in de interactie tussen de fungus en het immuunsysteem van de gastheer. Vanwege deze unieke celwandbestanddelen zijn fungi ongevoelig voor klassieke antibiotica en vormen ze specifieke targets voor antimycotica [3](#page=3).
### 1.2 Vermenigvuldiging van fungi
De vermenigvuldiging van fungi kan aseksueel plaatsvinden [3](#page=3).
* **Gisten:** Vermenigvuldigen zich voornamelijk door knopvorming, waarbij een kleine uitstulping (knop) zich vormt op de moedercel en zich losmaakt als een nieuwe cel [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Schimmels (myceliale schimmels):** Vermenigvuldigen zich door de groei van mycelia, wat een netwerk is van draadvormige structuren, en door middel van sporeproductie. Deze draden worden ook wel hyfen genoemd [3](#page=3).
Hoewel de focus ligt op aseksuele voortplanting, is ook seksuele voortplanting mogelijk bij fungi [3](#page=3).
### 1.3 Onderscheid tussen gisten en schimmels
Het onderscheid tussen gisten en schimmels is biologisch, klinisch en therapeutisch van groot belang [5](#page=5).
#### 1.3.1 Gisten
Gisten zijn microscopisch kleine, eencellige organismen die rond tot ovaal van vorm zijn. Ze vermenigvuldigen zich door knopvorming. De kolonies die gisten vormen op voedingsbodems lijken qua uiterlijk vaak op die van bacteriën [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Locatie en rol:** Gisten zijn talrijk in de natuur en worden door de mens gebruikt, bijvoorbeeld *Saccharomyces* species als bier- en bakkersgist. Op en in het menselijk lichaam komen onder andere *Candida albicans* en andere *Candida* soorten voor. Lipofiele gisten, zoals *Malassezia* (vroeger *Pityrosporum* species), bevinden zich op de huid en kunnen bij woekering bepaalde huidletsels en schilfers veroorzaken. Een pathogene gekapselde gist is *Cryptococcus neoformans*, die voorkomt in duivenkrop en sporen in de omgeving verspreidt, met infectierisico bij immuunsuppressie [5](#page=5).
* **Pseudomycelia:** Gisten zijn rond tot ovaal met knoppen, maar kunnen onder bepaalde omstandigheden uitlopers vormen die pseudomycelia worden genoemd. Deze pseudomycelia verschillen van echte mycelia doordat de cellen niet versmelten tot een syncytium [5](#page=5).
#### 1.3.2 Schimmels (myceliale fungi)
Myceliale schimmels worden gekenmerkt door hun vorm van continu groeiende, meerkernige 'draden' of hyfen. Ze vermenigvuldigen zich door sporen (conidia) die ontstaan op sporendragers en via de lucht worden verspreid [4](#page=4).
* **Locatie en rol:** Schimmels zijn wijdverspreid in de natuur; paddenstoelen zijn bijvoorbeeld ook schimmels. Ze worden ook door de mens gebruikt, zoals *Penicillium roqueforti* in kaas. *Aspergillus* species zijn omgevingsschimmels en belangrijke opportunistische pathogenen bij mens en dier. Dermatofyten en andere keratinofiele schimmels infecteren het lichaam van mens en dier, met name haar, nagels en huidoppervlak [5](#page=5).
* **Hyfen:** Het begrip 'hyfen' is een synoniem voor zowel mycelia als pseudomycelia [5](#page=5).
> **Tip:** Het visuele onderscheid tussen een gistkolonie en een schimmelkolonie is vaak duidelijk te zien op een petrischaal. Gistkolonies zijn meestal cremiger en gladder, terwijl schimmelkolonies vaak pluiziger of poederiger lijken door de aanwezigheid van sporen.
> **Voorbeeld:** Een klassiek voorbeeld van een gistinfectie is candidiasis, veroorzaakt door *Candida albicans*, dat infecties kan veroorzaken van de mondslijmvliezen (spruw), de vagina, of systemische infecties bij verzwakte patiënten. Een voorbeeld van een schimmelinfectie is aspergillose, veroorzaakt door *Aspergillus* soorten, die luchtweginfecties of invasieve infecties kan veroorzaken bij immuungecompromitteerde individuen [1](#page=1).
### 1.4 Dimorfe fungi
Dimorfe fungi zijn pathogene schimmels die twee groeistadia vertonen. Ze hebben een intracellulair gist-stadium binnen de weefsels van de mens en een 'schimmel' stadium in de omgeving. Deze groep omvat de verwekkers van ziekten zoals coccidioidomycose en histoplasmose. Dimorfe fungi komen nauwelijks voor in Europa [6](#page=6).
> **Voorbeeld:** *Histoplasma capsulatum* is een dimorfe fungus die in de bodem voorkomt en bij inademing een infectie kan veroorzaken die lijkt op tuberculose. In de menselijke weefsels adapteert de schimmel naar het giststadium.
---
# Candida sp. infecties (candidiase)
Candida soorten zijn opportunistische schimmels die van nature op het lichaam voorkomen, maar onder bepaalde omstandigheden kunnen leiden tot infecties, bekend als candidiase [8](#page=8).
### 2.1 Algemene kenmerken van Candida infecties
* **Prevalentie en aard:** Candida soorten zijn wijdverspreid in de omgeving en een kleine populatie bevindt zich normaal op de mucosae van het lichaam. Ze worden normaal gesproken onder controle gehouden door de commensale microflora, de integriteit van anatomische en fysiologische barrières, en het immuunsysteem. Echter, wanneer deze beschermende mechanismen falen, kan de kolonisatie overgaan in een infectie [8](#page=8).
* **Terminologie:** "Spruw" is een populaire term die vaak wordt gebruikt voor candidiase in de mond, maar soms ook voor infecties op andere locaties [8](#page=8).
* **Pathogenen:** Ongeveer 90% van de infecties wordt veroorzaakt door *Candida albicans*. Andere species zijn vaker geassocieerd met iatrogene oorzaken [8](#page=8).
* **Behandeling:** Candida infecties kunnen niet worden behandeld met antibiotica; deze kunnen de infectie zelfs bevorderen door de weerstand van de kolonisatie te verminderen. Behandeling vereist antimycotica [8](#page=8).
### 2.2 Immunologische aspecten van Candida infecties
Mucocutane oppervlakkige infecties, waaronder die veroorzaakt door schimmels, worden tegengegaan door de mucosale immuniteit. Belangrijke componenten hiervan zijn [9](#page=9):
* **IL-22:** Verhoogt de productie van defensines en versterkt de epitheliale barrière [9](#page=9).
* **IL-17:** Recruteert neutrofielen, die een cruciale verdedigingslinie vormen tegen invasieve fungi. De killing van fungi na fagocytose vindt plaats in het lysosoom en wordt voornamelijk geactiveerd door interferon-gamma. Mycosen komen dan ook voornamelijk voor bij patiënten met een tekort aan of niet-functionele neutrofielen [9](#page=9).
### 2.3 Klinische manifestaties van Candida infecties
Candida infecties kunnen variëren van oppervlakkige tot diepe infecties [10](#page=10).
* **Oppervlakkige infecties:**
* Vaginitis [10](#page=10) [12](#page=12).
* Intertrigo (candida in huidplooien) [10](#page=10).
* Nagel- en huidinfecties [10](#page=10).
* Perleche (mondhoekinfectie) [10](#page=10).
* Stomatitis (infectie van tong en mondslijmvlies) [10](#page=10).
* **Diepe infecties:** Deze komen voornamelijk voor bij patiënten met een sterk verminderde weerstand of bij langdurig aanwezige vaatkatheters [10](#page=10).
### 2.4 Diagnostiek
Microscopische diagnostiek kan worden uitgevoerd met behulp van gramkleuring van een uitstrijkje (bv. uit mond of vagina). Hierbij kunnen knopvorming en pseudomycelium van *Candida albicans* worden waargenomen. Het is belangrijk pseudomycelium niet te verwarren met echt mycelium van filamenteuze fungi. Een uitdaging in de diagnostiek is dat soms geen pseudomycelia worden gevormd, wat de identificatie bemoeilijkt [11](#page=11).
### 2.5 Predisponerende risicofactoren voor candidiase
Verschillende factoren kunnen de vatbaarheid voor candidiase verhogen [12](#page=12).
* **Barrière factoren:**
* Abnormale huid (bv. maceratie door vochtigheid) [12](#page=12).
* Tandprothesen [12](#page=12).
* Droge mond door verminderde speekselproductie (bv. na radiotherapie, bepaalde ziekten of medicatie) [12](#page=12).
* Verstoorde microflora, bijvoorbeeld na antibiotica therapie [12](#page=12).
* Vaginitis, hoewel dit in veel gevallen geen aantoonbare oorzaak heeft, kan het wel uitgelokt worden door antibiotica therapie (in tegenstelling tot andere uitingen van candidiase) [12](#page=12).
* **Fysiologische afwijkingen:**
* Diabetes en andere endocriene ziekten [12](#page=12).
* Chronische malnutritie en ijzertekort [12](#page=12).
* **Immunologische aspecten:**
* Zeer jonge of zeer oude leeftijd, wat gerelateerd is aan een onvolledige immuniteit [12](#page=12).
* Immuunsuppressie, zowel congenitaal, iatrogeen (door medische behandeling) als door infecties (bv. HIV) [12](#page=12).
* **Combinaties van risicofactoren:** Vaak is er sprake van een combinatie van risicofactoren, zoals bij katheter-gerelateerde candidemie, waar factoren zoals een klein huiddefect, een vreemd voorwerp in de bloedbaan, antibiotica, corticosteroïden, parenterale voeding en een ernstige onderliggende ziekte aanwezig kunnen zijn [12](#page=12).
> **Tip:** Begrijpen hoe de balans tussen commensale microflora, barrièrefuncties en het immuunsysteem verstoord kan raken, is essentieel voor het herkennen van de risicofactoren voor opportunistische infecties zoals candidiase.
---
# Aspergillus spp. infecties (aspergillose)
Aspergillose is een infectie veroorzaakt door de schimmel Aspergillus spp., die overal in de natuur voorkomt en zich voedt met dood organisch materiaal.
### 3.1 Biologie van Aspergillus spp.
Aspergillus is een saprofytische schimmel die overal in de natuur aanwezig is en dood organisch materiaal, inclusief voedsel, afbreekt. De schimmel produceert grote hoeveelheden sporen die via de lucht verspreid worden en zich op andere locaties vestigen. Deze sporen komen ook op het menselijk lichaam terecht en worden ingeademd. Normaal gesproken veroorzaken deze sporen geen problemen. Aspergillose, de infectie met deze schimmel, treedt alleen op bij lokale weerstandsvermindering van barrières of bij sterk verminderde immuniteit, met name via de longen [13](#page=13).
### 3.2 Vormen van aspergillose
Aspergillose kan onderverdeeld worden in oppervlakkige en diepe (invasieve) vormen [14](#page=14).
#### 3.2.1 Lokale/oppervlakkige aspergillose
Lokale of oppervlakkige aspergillose wordt gekenmerkt door verstoorde barrières als belangrijkste risicofactoren [14](#page=14).
* **Aspergillose van het buitenoor (en middenoor):** Dit kan ontstaan door maceratie van de gehoorgang ten gevolge van chronische oorloop [14](#page=14).
* **Kolonisatie van bronchusletsels:** Chronische bronchitis met bronchiectasieën kan leiden tot kolonisatie. Ook holtes in de long na aandoeningen zoals tuberculose kunnen gekoloniseerd worden, wat kan uitgroeien tot een aspergilloom of fungusbal [14](#page=14).
* **Aspergillose van de sinussen:** Chronische sinusitis, gekenmerkt door slechte aëratie, mucuspluggen en veranderd epitheel, vormt een risico [14](#page=14).
* **Infectie van brandwonden:** Uitgebreide brandwonden kunnen geïnfecteerd raken [14](#page=14).
#### 3.2.2 Diepe / invasieve aspergillose
Diepe of invasieve aspergillose ontstaat meestal vanuit een longaspergillose. Deze vorm treedt met name op bij immuunsuppressie, in het bijzonder bij afwezigheid van neutrofielen of functionele neutrofielen. De prognose is vaak slecht, mede doordat de diagnose vaak laat wordt gesteld en kweken van bronchusaspiraten langdurig negatief kunnen blijven. Beenmergtransplantatie is een belangrijke bevorderende factor voor zowel aspergillose als andere opportunistische infecties [14](#page=14).
> **Tip:** Begrip van de specifieke immuundeficiënties, zoals neutropenie, is cruciaal voor het herkennen van het risico op invasieve aspergillose.
#### 3.2.3 Aspergilloom
Een aspergilloom, ook wel een fungusbal genoemd, is een specifieke manifestatie die kan ontstaan door kolonisatie van pre-existente holtes in de long, bijvoorbeeld na tuberculose [14](#page=14) [16](#page=16).
---
# Diagnostiek en behandeling van mycosen
De diagnostiek van schimmelinfecties berust op microscopische en kweekmethoden, aangevuld met specifieke moleculaire en serologische testen, terwijl de behandeling afhankelijk is van het type schimmel, de infectie en de patiënt, met antimycotica die aangrijpen op verschillende moleculaire targets [17](#page=17) [20](#page=20).
### 4.1 Diagnostiek van mycosen
De diagnostiek van mycosen vertoont gelijkenissen met de detectie van bacteriën, maar met specifieke methoden voor schimmels [17](#page=17).
#### 4.1.1 Microscopische methoden
* **Gramkleuring:** Gisten en schimmels hebben een karakteristiek uiterlijk, maar soorten kunnen niet gedifferentieerd worden [17](#page=17).
* **Wet-stain (direct preparaat):** Dit betreft een directe microscopische beoordeling van een niet-gefixeerd uitstrijkje of huidschilfer. Vaak wordt kaliumhydroxide (KOH) toegevoegd om lichaamscellen transparant te maken, waardoor schimmels beter zichtbaar worden. Deze methode kan direct door de behandelend arts worden uitgevoerd ("chairside"). Het is nuttig voor de diagnose van vaginale infecties zoals candidiase, naast trichomoniasis en bacteriële vaginose. Beelden kunnen epitheelcellen en mycelia van dermatofyten tonen [17](#page=17) [18](#page=18).
* **Calcofluor kleuring:** Dit is een fluorescerende kleuring die specifiek bindt aan chitine-achtige moleculen in de celwand van schimmels. De schimmels lichten op onder een fluorescentiemicroscoop, waardoor ze onderscheiden kunnen worden van bacteriën en lichaamscellen. Calcofluor is een stof die ook in waspoeders wordt gebruikt. Het is belangrijk op te merken dat dit geen immunofluorescentie is [17](#page=17) [19](#page=19).
#### 4.1.2 Kweekmethoden
* De meeste schimmels groeien snel en gemakkelijk op specifieke kweekbodems zoals Sabouraud agar of varianten daarvan [17](#page=17).
* Net als bij bacteriën betekent de aanwezigheid van een schimmel op de kweek niet automatisch dat er sprake is van een infectie; contaminatie of commensale aanwezigheid is mogelijk [17](#page=17).
#### 4.1.3 Overige diagnostische testen
Voor specifieke gevallen zijn ook antigen-, probe- en moleculaire testen beschikbaar. Serologische tests kunnen ook worden ingezet. Een succesvol voorbeeld is de detectie van galactomannan, een oppervlakte-antigeen van *Aspergillus*, in serum en broncho-alveolair lavage (BAL) vocht, wat een gevoeligere detectie mogelijk maakt dan het opsporen van de schimmel zelf [17](#page=17).
### 4.2 Behandeling van mycosen
De behandeling van mycosen maakt gebruik van antimycotische middelen die gericht zijn op specifieke moleculaire targets. Deze middelen zijn over het algemeen recenter ontwikkeld dan antibiotica, maar de selectiviteit is minder goed, wat kan leiden tot meer bijwerkingen en interacties [20](#page=20).
#### 4.2.1 Aangrijpingspunten van antimycotica
* **Verstoring van het celmembraan:**
* **Azolen** (bv. miconazol, fluconazol, voriconazol) verstoren de synthese van ergosterol, wat leidt tot een abnormale celmembraanstructuur [20](#page=20).
* **Polyenen** (bv. amfotericine B) hechten direct aan celmembranen en zijn toxisch. Ze worden voornamelijk in ziekenhuizen gebruikt [20](#page=20).
* **Verstoring van de celwand:**
* **Echinocandines** (bv. micafungine, caspofungine) remmen de synthese van glucanen in de celwand. Deze middelen zijn duur en worden voornamelijk in ziekenhuizen ingezet [20](#page=20).
* **Directe verstoring van DNA:**
* **5-fluorocytosine** grijpt direct in op het DNA [20](#page=20).
#### 4.2.2 Keuze en toepassing van antimycotica
De keuze van een antimycoticum is afhankelijk van de (vermoedelijke) verwekker en het type infectie. Gisten zijn doorgaans makkelijker te behandelen dan schimmels, en oppervlakkige mycosen zijn makkelijker te behandelen dan diepe infecties [21](#page=21).
* **Oppervlakkige mycosen:** Dit zijn de meest voorkomende infecties die artsen tegenkomen, zoals *Candida*-infecties van huid en slijmvliezen (bv. candida vaginitis, behandeld met een azool, soms met één toediening) en dermatofytosen. Behandeling kan lokaal (topisch) of oraal plaatsvinden. Bij zwangere vrouwen wordt systemische behandeling met azolen vermeden; dan wordt enkel lokale (kortdurende) behandeling toegepast [21](#page=21).
* **Diepe mycosen:** Deze komen voornamelijk voor bij immuungecompromitteerde patiënten. De behandeling is uitdagend vanwege de trage uitschakeling van de schimmel, de slechte algemene toestand van de patiënt en de late diagnose (lage gevoeligheid van detectietechnieken). Er zijn ook problemen met toxiciteit, interacties met medicatie en voeding, en de noodzaak van spiegelbepalingen. Echinocandines en polyenen zijn kostbaar in gebruik [21](#page=21).
#### 4.2.3 Resistentie
Net als bij antibiotica kan er resistentie ontstaan tegen antimycotica, mede door selectie. Dit leidt tot een verschuiving naar minder gevoelige soorten. Het gebruik van bepaalde middelen in de landbouw draagt hier ook aan bij [21](#page=21).
> **Tip:** Wees alert op het verschil in gevoeligheid tussen gisten en schimmels, en tussen oppervlakkige en diepe infecties bij het kiezen van een antimycoticum [21](#page=21).
>
> **Tip:** Bij zwangerschap geldt een specifieke aanpak voor de behandeling van mycosen, waarbij systemische azolen doorgaans worden vermeden [21](#page=21).
>
> **Voorbeeld:** Een *Candida* vaginitis kan vaak behandeld worden met een enkele dosis van een oraal azool, terwijl een dermatofytose aan de voet langer behandeld moet worden met een lokaal of oraal middel [21](#page=21).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fungi | Een brede groep organismen die gisten en schimmels omvat, gekenmerkt door hun eukaryote celstructuur en specifieke celwandcomponenten zoals chitines en glucanen. |
| Gisten | Eencellige fungi die zich typisch aseksueel vermenigvuldigen door knopvorming en kolonies vormen die op bacteriën kunnen lijken. |
| Schimmels | Meerkoppige fungi die zich als draden, hyfen of mycelia, ontwikkelen en zich aseksueel vermenigvuldigen door middel van sporenproductie. |
| Mycelium | Het vegetatieve deel van een schimmel, bestaande uit een netwerk van dunne draden (hyfen) die zich door het substraat verspreiden. |
| Hyfen | De individuele, draadvormige structuren waaruit een mycelium is opgebouwd; bij schimmels kunnen ze meerkernig zijn. |
| Sporen | Voortplantingsstructuren van schimmels en andere organismen, die door de lucht worden verspreid en onder geschikte omstandigheden kunnen uitgroeien tot een nieuw organisme. |
| Eukaryoot | Een organisme waarvan de cellen een duidelijk gedefinieerde celkern en andere organellen bevatten, in tegenstelling tot prokaryoten. |
| Chitine | Een polysacharide die een belangrijk structureel bestanddeel is van de celwand van schimmels en het exoskelet van insecten en andere geleedpotigen. |
| Ergosterol | Een sterol dat een essentieel bestanddeel is van de celmembranen van fungi, vergelijkbaar met cholesterol in dierlijke cellen, en een belangrijk doelwit voor antimycotica. |
| Candida Albicans | Een veelvoorkomende gistsoort die deel uitmaakt van de normale menselijke microflora, maar ook opportunistische infecties zoals candidiase kan veroorzaken, vooral bij immuungecompromitteerde individuen. |
| Aspergillus spp. | Een geslacht van schimmels dat wijdverspreid is in de natuur en de lucht en dat, afhankelijk van de soort en de immuunstatus van de gastheer, kan leiden tot diverse infecties, bekend als aspergillose. |
| Candidiase (candidose) | Een infectie veroorzaakt door gisten van het geslacht Candida, die zich kan manifesteren als oppervlakkige infecties van huid en slijmvliezen, of als ernstige systemische infecties bij verzwakte patiënten. |
| Spruw | Een veelgebruikte term voor candidiase van de mondslijmvliezen, gekenmerkt door witte vlekken en irritatie. |
| Pseudomycelium | Een structuur die lijkt op een mycelium, gevormd door gisten die zich in een kettingachtige formatie uitstrekken, maar waarbij de individuele cellen intact blijven en niet samensmelten tot een syncytium. |
| Mycosen | De algemene term voor ziekten of infecties veroorzaakt door schimmels. |
| Dermatofyten | Een groep schimmels die de huid, haren en nagels infecteren door keratine te gebruiken als voedingsbron, resulterend in infecties zoals ringworm. |
| Dimorfe fungi | Schimmels die onder verschillende omstandigheden twee verschillende morfologische vormen kunnen aannemen, meestal een gistvorm in de gastheer en een schimmelvorm in de omgeving. |
| Aspergillose | Een infectie veroorzaakt door schimmels van het geslacht Aspergillus, die kan variëren van oppervlakkige infecties tot ernstige invasieve ziekten, vooral bij immuungecompromitteerde patiënten. |
| Aspergilloom | Een bal van schimmeldraden (mycelium) die zich in een bestaande holte in de long of een ander orgaan kan vormen, vaak als gevolg van een aspergillose. |
| Wet-stain | Een microscopische techniek waarbij een monster (bv. uitstrijkje of huidschilfer) direct wordt bekeken zonder fixatie of specifieke kleuring, vaak met toevoeging van KOH om weefselcomponenten doorzichtig te maken. |
| Calcofluor | Een fluorescerende kleurstof die specifiek bindt aan chitine in de celwanden van fungi, waardoor deze onder een fluorescentiemicroscoop zichtbaar worden. |
| Antimycotica | Geneesmiddelen die worden gebruikt voor de behandeling van schimmelinfecties (mycosen), door specifieke doelwitten in de schimmelcel te remmen of te doden. |
| Azolen | Een klasse van antimycotica die de ergosterolsynthese remmen, waardoor de integriteit van het schimmelcelmembraan wordt aangetast. Voorbeelden zijn myconazol, fluconazol en voriconazol. |
| Polyenen | Een klasse van antimycotica, zoals amfotericine B, die zich direct binden aan ergosterol in het schimmelcelmembraan, wat leidt tot membraanschade en celdood. |
| Echinocandines | Een klasse van antimycotica die de synthese van glucanen in de schimmelcelwand remmen, wat resulteert in zwakke celwanden en celdood. Voorbeelden zijn micafungine en caspofungine. |
| 5-fluorocytosine | Een antimycoticum dat na intracellulaire omzetting de DNA- en RNA-synthese in schimmelcellen remt. |
| Gramkleuring | Een microbiologische kleuringstechniek die wordt gebruikt om bacteriën te classificeren op basis van hun celwandstructuur; het kan ook worden gebruikt om gisten en schimmels te visualiseren, hoewel ze niet altijd duidelijk te onderscheiden zijn. |
| Immunosuppressie | Een staat van verminderde immuunrespons van het lichaam, veroorzaakt door medicatie, ziekte of aangeboren aandoeningen, waardoor het lichaam vatbaarder wordt voor infecties. |
| Neutrofielen | Een type witte bloedcel dat een cruciale rol speelt in het immuunsysteem door fagocytose (insluiten en vernietigen) van bacteriën en schimmels. |
| Cytokines | Signaalmoleculen die door immuuncellen worden geproduceerd en die communicatie tussen cellen reguleren, waaronder de respons op infecties. |
| Interleukine-17 (IL-17) | Een pro-inflammatoir cytokine dat een belangrijke rol speelt bij de afweer tegen extracellulaire bacteriën en schimmels, door onder andere de rekrutering van neutrofielen te stimuleren. |
| Interleukine-22 (IL-22) | Een cytokine dat de epitheliale barrière versterkt en de productie van antimicrobiële peptiden (zoals defensines) stimuleert, wat bijdraagt aan de bescherming tegen infecties van slijmvliezen. |
| Interferon-gamma (IFN-γ) | Een cytokine dat essentieel is voor de immuunrespons tegen intracellulaire pathogenen, waaronder bepaalde schimmels, en dat de activiteit van macrofagen en neutrofielen stimuleert. |
| Fagocytose | Het proces waarbij bepaalde cellen van het immuunsysteem, zoals macrofagen en neutrofielen, ziekteverwekkers of andere deeltjes "opeten" en vernietigen. |
| Lysosoom | Een celorganel dat enzymen bevat die verantwoordelijk zijn voor de afbraak van afvalstoffen en celresten, en dat betrokken is bij de vernietiging van fagocyteerde pathogenen. |
| Saprofytisch | Een organisme dat leeft van dood of rottend organisch materiaal, zoals schimmels die op dode plantenresten groeien. |
| Opportunistisch pathogeen | Een micro-organisme dat normaal gesproken geen ziekte veroorzaakt bij een gezonde gastheer, maar dat een infectie kan veroorzaken wanneer de weerstand van de gastheer is verzwakt. |