Cover
Mulai sekarang gratis lymfoproliferatie 1,2025.pdf
Summary
# Oorzaken van lymfeklierzwelling
Lymfeklierzwelling, ook wel lymfadenopathie genoemd, kan diverse oorzaken hebben, waaronder infecties, reactieve/inflammatoire processen en maligne aandoeningen [1](#page=1).
### 1.1 Infectieuze oorzaken
Infecties zijn een veelvoorkomende reden voor lymfeklierzwelling en kunnen worden onderverdeeld op basis van het type pathogeen [2](#page=2).
#### 1.1.1 Bacteriële infecties
Bacteriële infecties kunnen leiden tot zowel acute als subacute lymfeklierzwelling [2](#page=2).
* **Acute:** Typisch geassocieerd met purulente infecties.
* **Subacuut:** Kan wijzen op infecties zoals tuberculose (tbc) of atypische mycobacteriën [2](#page=2).
#### 1.1.2 Virale infecties
Diverse virussen kunnen lymfeklierzwelling veroorzaken, waaronder [2](#page=2):
* Mononucleosis infectiosa (MI), ook bekend als de klierkoorts [2](#page=2).
* Cytomegalovirus (CMV) [2](#page=2).
* Herpesvirussen [2](#page=2).
* Human immunodeficiency virus (HIV) [2](#page=2).
##### 1.1.2.1 Mononucleosis infectiosa (klierkoorts)
Mononucleosis infectiosa komt frequent voor bij jongeren en kan variëren van asymptomatisch tot een hyperacute presentatie [2](#page=2).
* **Symptomen:** Koorts, vaak gepaard gaand met tonsillitis of faryngitis. Er is vaak sprake van veralgemeende lymfeklierzwelling, met name in de hals en oksels. Uitgesproken moeheid is een veelvoorkomend symptoom, en bij ongeveer 50% van de patiënten treedt hepatosplenomegalie op. Een exantheem (huiduitslag) kan optreden na toediening van penicillinepreparaten [2](#page=2).
* **Complicaties:** Hoewel zeldzaam, kunnen ernstige complicaties optreden, zoals miltruptuur, myocarditis, hemolytische anemie, immuungemedieerde trombopenie, en meningo-encefalitis [3](#page=3).
* **Laboratoriumbevindingen:** Kenmerkend zijn gestoorde levertesten en een sterke stijging van atypische lymfocyten [3](#page=3).
#### 1.1.3 Parasitaire infecties
Parasitaire infecties die lymfeklierzwelling kunnen veroorzaken zijn onder meer [2](#page=2):
* Toxoplasmose [2](#page=2).
* Leishmaniase [2](#page=2).
#### 1.1.4 Schimmelinfecties
Bepaalde schimmelinfecties kunnen eveneens leiden tot gezwollen lymfeklieren. Voorbeelden zijn [2](#page=2):
* Actinomyces [2](#page=2).
* Aspergillus [2](#page=2).
### 1.2 Reactieve/inflammatoire oorzaken
Naast infecties kunnen diverse niet-infectieuze ontstekingsprocessen lymfeklierzwelling veroorzaken. Hieronder vallen [4](#page=4):
* Sarcoïdose [4](#page=4).
* Reumatische aandoeningen, zoals Systemische Lupus Erythematosus (SLE) [4](#page=4).
* Reacties op medicatie (farmaca), zoals hydantoïne, en op vaccinaties [4](#page=4).
* Dermatopathische lymfadenopathie, geassocieerd met huidaandoeningen [4](#page=4).
* Aspecifieke lymfadenitis, waarbij geen specifieke oorzaak wordt gevonden [4](#page=4).
### 1.3 Maligne oorzaken
Maligne aandoeningen vormen de derde hoofdcategorie van oorzaken voor lymfeklierzwelling. Deze omvatten maligne lymfoproliferaties [8](#page=8).
#### 1.3.1 Maligne lymfoproliferaties
Dit betreft de kankers van het lymfestelsel, waaronder [8](#page=8):
* Non-Hodgkin Lymfomen (NHL) [8](#page=8).
* De Ziekte van Hodgkin [8](#page=8).
* Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) [8](#page=8).
> **Tip:** Het onderscheiden van deze verschillende oorzaken is cruciaal voor een juiste diagnose en behandeling. Een gedetailleerde anamnese, lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek en eventueel beeldvorming zijn hierbij essentieel [1](#page=1) [2](#page=2) [3](#page=3) [4](#page=4) [8](#page=8).
---
# Differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling
De differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling omvat het systematisch onderzoeken van mogelijke oorzaken van gezwollen lymfeklieren door middel van anamnese, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek.
### 2.1 Anamnese
De anamnese is cruciaal voor het differentiëren van lymfeklierzwellingen en richt zich op verschillende aspecten [5](#page=5):
* **Ontstaansgeschiedenis:** De snelheid waarmee de zwelling is ontstaan (snel versus traag) [5](#page=5).
* **Beroep:** Bepaalde beroepen kunnen leiden tot traumata die zwelling kunnen veroorzaken [5](#page=5).
* **Huisdieren:** Contact met huisdieren, met name katten, kan wijzen op infecties zoals kattenkrabziekte (cat scratch disease) of toxoplasmose [5](#page=5).
* **Medicatie:** Gebruik van medicijnen zoals hydantoïnes of recente vaccinaties, zoals die tegen COVID-19, kunnen lymfeklierzwelling veroorzaken [5](#page=5).
* **Recente infecties:** Een voorgeschiedenis van recente infecties is relevant [5](#page=5).
* **Contact met tuberculose (TBC):** Bekend contact met TBC verhoogt de verdenking op een specifieke oorzaak [5](#page=5).
* **Voedingsgewoonten:** Consumptie van rauw vlees kan wijzen op bepaalde infecties [5](#page=5).
* **Tropische reizen:** Reizen naar tropische gebieden kan leiden tot infecties met specifieke pathogenen [5](#page=5).
### 2.2 Kenmerken van de lymfeklier bij lichamelijk onderzoek
De beoordeling van de gezwollen lymfeklieren zelf is essentieel:
#### 2.2.1 Lokalisatie
De locatie van de zwelling kan aanwijzingen geven over de oorzaak [5](#page=5):
* **Hoog in de hals:** Meestal benigne oorzaken, maar alertheid op NKO-tumoren is geboden [5](#page=5).
* **Kleine liesklieren:** Vaak benigne [5](#page=5).
* **Supraclaviculaire klieren:** Deze zijn vaak belangrijk en vereisen nader onderzoek [5](#page=5).
#### 2.2.2 Grootte en vorm
De grootte en vorm van de lymfeklier zijn medebepalend voor de diagnostiek [5](#page=5):
* Een platte, ovale klier is minder zorgwekkend dan een bolronde klier [5](#page=5).
* Grotere klieren worden over het algemeen als slechter beschouwd dan kleinere klieren [5](#page=5).
#### 2.2.3 Consistentie en gevoeligheid
De consistentie en de gevoeligheid van de klier zijn belangrijke differentiële overwegingen [6](#page=6):
* **Pijnloosheid:** Een pijnloze zwelling is verdachter dan een pijnlijke zwelling [6](#page=6).
* **Verkleving:** Verkleving aan de omgeving of aan andere klieren is verdacht bij niet-infectieuze oorzaken [6](#page=6).
* **Fluctuatie:** Fluctuatie suggereert de aanwezigheid van een abces [6](#page=6).
* **Consistentie:**
* Hard: Kan duiden op metastasen of verkalkte granulomen [6](#page=6).
* Rubberachtig: Kenmerkend voor lymfoom [6](#page=6).
* Week: Kan gezien worden bij chronische lymfatische leukemie (CLL) [6](#page=6).
### 2.3 Onderscheid met andere pathologieën
Niet elke zwelling in de regio van lymfeklieren is daadwerkelijk een lymfeklier. Het is belangrijk om andere structuren te overwegen [6](#page=6):
#### 2.3.1 Hals
Mogelijke andere oorzaken van zwelling in de hals zijn [6](#page=6):
* Branchiaalkyste [6](#page=6).
* Thyroïdnodule [6](#page=6).
* Glomus caroticum tumor [6](#page=6).
* Halsrib [6](#page=6).
#### 2.3.2 Oksel
Zwellingen in de oksel kunnen ook andere oorzaken hebben dan lymfeklieren [6](#page=6):
* Hydrosadenitis [6](#page=6).
* Lateraal ribletsel [6](#page=6).
#### 2.3.3 Lies
In de lies kunnen zwellingen ook anders van aard zijn [7](#page=7):
* Hernia [7](#page=7).
* Cyste [7](#page=7).
* Niet-ingedaalde testis [7](#page=7).
### 2.4 Aanvullend onderzoek
Indien de anamnese en het lichamelijk onderzoek geen duidelijkheid verschaffen, zijn aanvullende onderzoeken geïndiceerd [7](#page=7):
* **Bloedonderzoek:**
* WBC-telling en differentiatie (aantal en type witte bloedcellen) [7](#page=7).
* Serologie voor infecties zoals EBV (Epstein-Barr-virus), CMV (cytomegalovirus), Toxo (toxoplasmose), HIV (humaan immunodeficiëntievirus) [7](#page=7).
* Gerichte serologie voor Borrelia, Bartonella, en tropische pathogenen, afhankelijk van anamnese [7](#page=7).
* Inflammatoire parameters:
* Bezinking (erytrocytenbezinkingssnelheid) [7](#page=7).
* Alfa-2-globulinen [7](#page=7).
* CRP (C-reactieve proteïne) [7](#page=7).
* **Dunne naaldaspiraat (DNA):** Voor cytologische beoordeling [7](#page=7).
* **Biopsie:** Histopathologisch onderzoek van een weefselstuk [7](#page=7).
> **Tip:** Een systematische benadering, beginnend bij de anamnese en gevolgd door een gedetailleerd lichamelijk onderzoek, is essentieel om de differentiaaldiagnose van lymfeklierzwelling effectief te beperken voordat aanvullende onderzoeken worden ingezet.
---
# Maligne lymfoproliferaties
Maligne lymfoproliferaties omvatten een groep ziekten die ontstaan door de maligne transformatie van lymfocyten of hun voorlopers, wat leidt tot ongecontroleerde celgroei en dysregulatie van de celcyclus. Dit document biedt een overzicht van de oorsprong, classificaties, en de klinische presentatie van deze aandoeningen, met specifieke aandacht voor non-Hodgkin lymfomen, de ziekte van Hodgkin en chronische lymfatische leukemie (CLL) [8](#page=8) [9](#page=9).
### 3.1 Hoe ontstaat lymfoproliferatie?
Lymfoproliferaties ontstaan door mutaties in genen die de celproliferatie en apoptose controleren. De klinische presentatie wordt mede bepaald door het adhesiemolecule profiel van de maligne lymfoïde precursorcel. Dit kan leiden tot een leukemisch beeld, zoals bij CLL of hairy cell leukemie, of een lymfoombeeld, zoals bij folliculair lymfoom [9](#page=9).
### 3.2 Overzicht van de indelingen
Classificaties van lymfomen zijn door de jaren heen geëvolueerd. Vroege classificaties uit de jaren '70, zoals die van Lukes-Collin, Rappaport en Kiel, waren pathologisch van aard. De 'Working Formulation' uit 1982 onderscheidde low-, intermediate- en high-grade lymfomen. In 1994 werd de REAL (Revised European American Lymphoma) classificatie geïntroduceerd, die onderscheid maakte tussen indolente, agressieve en zeer agressieve lymfomen. De WHO-classificatie, een aanpassing van de REAL, werd in 1997 gepubliceerd, met een verdere revisie voorzien voor 2017 [10](#page=10).
### 3.3 Kliniek en behandeling
#### 3.3.1 Non-Hodgkin lymfomen (NHL)
**Pathogenese en risicofactoren**
De pathogenese van NHL is vaak gerelateerd aan chromosoomtranslokaties tussen de Ig of TCR genen (op chromosoom 14) en genen die betrokken zijn bij celgroei en apoptose. Risicofactoren omvatten immuundeficiëntie, auto-immuunziekten, infecties, blootstelling aan chemische stoffen en straling. De frequentie van NHL wordt geschat op 6 tot 16 per 100.000 personen. B-cel maligniteiten ontstaan door accumulatie van genetische laesies die leiden tot ongecontroleerde groei en disregulatie. Maligne B-cellen delen oppervlakteantigenen en bevinden zich in dezelfde locaties als normale B-cellen. B-cel maligniteiten kunnen ontstaan uit verschillende stadia van B-cel hematopoëse, waaronder acute leukemieën, B-cel lymfomen en multipel myeloom [11](#page=11) [13](#page=13).
**Classificatie en prototypes**
Classificaties van NHL zijn complex. Twee frequente prototypes zijn [14](#page=14):
1. **Indolent NHL:** Traag groeiend, goed gedifferentieerd en minder agressief te behandelen, zoals folliculair lymfoom [14](#page=14).
2. **Agressief NHL:** Snel groeiend, morfologisch minder gedifferentieerd, zoals diffuus grootcellig NHL, maar potentieel curatief te behandelen [14](#page=14).
**Kliniek**
De klinische presentatie van NHL is zeer variabel en kan variëren van pijnloze lymfeklierzwelling tot een uitgezaaide ziekte. Symptomen kunnen onderverdeeld worden in [16](#page=16):
1. **Symptomen door klieropzetting, splenomegalie en extranodale orgaanaantasting** [16](#page=16).
2. **Symptomen door inflammatoire reactie:** Koorts, vermagering, nachtzweten [16](#page=16).
3. **Symptomen door merginvasie:** Anemie, bloedingen, infecties [21](#page=21).
Specifieke categorieën omvatten huidlymfomen (mycosis fungoides, Sézary syndroom), MALT-lymfoom, lymfoblastenlymfoom en CNS-lymfomen [21](#page=21).
**Laboratoriumonderzoek**
Laboratoriumafwijkingen kunnen variëren van afwezigheid van afwijkingen tot indirecte effecten zoals anemie, trombopenie en inflammatoire parameters. Directe, lymfoomgerelateerde afwijkingen kunnen circulerende lymfoomcellen, verhoogd LDH en beta-2 microglobuline bevatten, soms met een monoclonale gammopathie. Beenmergpunctie kan invasie aantonen bij 20-50% van de patiënten. Botbiopten zijn essentieel voor typering middels celmarkers, histologie en chromosomanalyse, wat prognostische waarde heeft [23](#page=23).
**Stagering**
De stagering van NHL gebruikt dezelfde classificatie als de ziekte van Hodgkin, maar stadium III-IV komt vaker voor. De Internationale Prognostische Index (IPI) is een belangrijke factor voor prognose en omvat criteria zoals leeftijd (>60), verhoogd LDH, extranodale lokalisatie en WHO performance status. De WHO performance status wordt ingedeeld van 0 (normale activiteit) tot 4 (geheel bedlegerig) [25](#page=25).
Onderzoeken voor stagering omvatten gerichte biopsie (CT/echografie-geleid), CT van thorax-abdomen, botbiopsie, lumbaalpunctie bij agressief NHL, en PET-CT scans, die met name waarde hebben bij agressieve NHL en Hodgkin lymfoom. Bij indolent NHL heeft PET-CT prognostische betekenis aan het einde van de behandeling [26](#page=26).
**Therapie**
Therapie voor NHL combineert chemotherapie, radiotherapie en/of anti-CD20 antilichamen [27](#page=27).
1. **Indolent NHL:**
* Lokaal stadium (5-10%) kan behandeld worden met lokale radiotherapie [27](#page=27).
* Gegeneraliseerd stadium wordt behandeld met chemotherapie (bv. R-CVP, R-CHOP, R-Benda, R-chlorambucil-corticoïden) gevolgd door onderhoudstherapie met anti-CD20 antilichamen. Dit leidt tot meer dan 80% remissie, maar recidieven komen vaak voor. De mediane overleving kan boven de 10 jaar zijn [27](#page=27).
* Behandeling wordt vaak uitgesteld tot de ziekte symptomatisch wordt [27](#page=27).
* Rescue-therapie omvat herhaling van Rituximab-gebaseerde regimes, intensieve chemotherapie, soms stamceltransplantatie, of bispecifieke antilichamen [27](#page=27).
2. **Agressieve NHL:**
* Chemotherapie met R-CHOP of intensificaties (bv. R-CHOP-14, R-ACVBP) geneest 60-70% van de patiënten [28](#page=28).
* Begeleidende therapie kan intrathecale injecties en soms radiotherapie omvatten [28](#page=28).
* Rescue-therapie bestaat uit hoge dosis chemotherapie (bv. R-DHAP, R-GEMOX) gevolgd door autologe stamceltransplantatie, of CAR T-celtherapie [28](#page=28).
* Recente ontwikkelingen omvatten immunotoxines en bispecifieke antilichamen [28](#page=28).
**Overleving**
* Indolente lymfomen zijn zelden curatief, maar patiënten overleven vaak lang [30](#page=30).
* Agressieve lymfomen kunnen volledig genezen of hervallen en leiden tot overlijden binnen 2 jaar [30](#page=30).
* De IPI kan een voorspelling geven van de 5-jaars ziektevrije overleving (DFS):
* Laag risico (<2 ongunstige factoren): 80% [30](#page=30).
* Intermediair risico (2 of 3 ongunstige factoren): 70% DFS [30](#page=30).
* Hoog risico (>3 ongunstige factoren): 40% DFS [30](#page=30).
Moleculaire prognostische merkers, zoals GC/nonGC en double hit myc/bcl2, zijn eveneens van belang [30](#page=30).
#### 3.3.2 Ziekte van Hodgkin
#### 3.3.3 Chronische Lymfatische Leukemie (CLL)
(De documentatie specifiek gericht op de ziekte van Hodgkin en CLL is beperkt in de verstrekte pagina's, en derhalve wordt hier geen gedetailleerde sectie voor gegenereerd.)
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Lymfeklierzwelling | Een abnormale vergroting van één of meerdere lymfeklieren, die kan worden veroorzaakt door infecties, ontstekingen of maligniteiten. |
| Infectie | Het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkende micro-organismen zoals bacteriën, virussen, parasieten of schimmels in het lichaam, wat kan leiden tot ontsteking en zwelling van lymfeklieren. |
| Reactief/inflammatoir | Een reactie van het immuunsysteem op een niet-maligne oorzaak, zoals ontstekingen, auto-immuunziekten of reacties op medicatie, die kan resulteren in lymfekliervergroting. |
| Maligne | Verwijst naar een kwaadaardige aandoening, zoals kanker, waarbij cellen ongecontroleerd groeien en zich kunnen verspreiden naar andere delen van het lichaam, waaronder lymfeklieren. |
| Mononucleosis infectiosa (EBV) | Een virale infectie, vaak veroorzaakt door het Epstein-Barr virus (EBV), die symptomen kan geven zoals koorts, keelontsteking, vermoeidheid en wijdverspreide lymfeklierzwelling, vooral in de hals en oksels. |
| Hepatosplenomegalie | Gelijktijdige vergroting van de lever (hepatomegalie) en de milt (splenomegalie), wat een symptoom kan zijn van verschillende ziekten, waaronder infecties en maligniteiten. |
| Miltruptuur | Een scheuring van de milt, wat een ernstige en potentieel levensbedreigende complicatie kan zijn, soms geassocieerd met infecties zoals mononucleosis infectiosa. |
| Hemolytische anemie | Een aandoening waarbij rode bloedcellen sneller worden afgebroken dan ze kunnen worden aangemaakt, resulterend in een tekort aan rode bloedcellen en symptomen van bloedarmoede. |
| Immuun gemedieerde thrombopenie | Een auto-immuunziekte waarbij het immuunsysteem antilichamen produceert tegen bloedplaatjes, wat leidt tot een tekort aan bloedplaatjes en een verhoogd risico op bloedingen. |
| Gestoorde levertesten | Afwijkingen in bloedwaarden die wijzen op schade of disfunctie van de lever, zoals verhoogde leverenzymen (transaminasen). |
| Atypische lymfocyten | Lymfocyten met een afwijkende morfologie, vaak gezien bij virale infecties zoals mononucleosis infectiosa. |
| Sarcoidose | Een inflammatoire ziekte die kan leiden tot de vorming van granulomen (ontstekingscellen) in verschillende organen, waaronder de lymfeklieren, wat zwelling kan veroorzaken. |
| Auto-immuunziekten | Ziekten waarbij het immuunsysteem ten onrechte het eigen lichaam aanvalt, zoals Systemische Lupus Erythematosus (SLE), wat kan leiden tot lymfekliervergroting. |
| Dermatopathisch | Verwijst naar afwijkingen van de huid die de lymfeklieren kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld door huidinfecties of ontstekingen die leiden tot reactieve lymfekliervergroting. |
| Aspecifieke lymfadenitis | Een ontsteking van lymfeklieren zonder duidelijke specifieke oorzaak, wat kan leiden tot zwelling en soms pijn. |
| Anamnese | Het medische interview waarin de arts informatie verzamelt over de medische geschiedenis van de patiënt, inclusief symptomen, levensstijl en eerdere aandoeningen. |
| Supraclaviculaire lymfeklieren | Lymfeklieren gelegen boven het sleutelbeen (clavicula), waarvan vergroting vaak als significant wordt beschouwd en verder onderzoek vereist. |
| Klierconsistentie | De tastbare eigenschappen van een lymfeklier, zoals zacht, rubberachtig, hard of verkalkt, wat aanwijzingen kan geven over de oorzaak van de zwelling. |
| Fluctuatie | Een tactiele sensatie die suggereert dat er vloeistof aanwezig is binnen een laesie, zoals bij een abces, wat wijst op een infectieuze oorzaak. |
| Maligne lymfoproliferaties | Kanker van de lymfocyten of hun voorlopers, waaronder lymfomen en leukemieën. |
| Lymfoproliferatie | Een ongecontroleerde toename van lymfocyten, die zowel goedaardig (reactief) als kwaadaardig (maligne) kan zijn. |
| Mutatie | Een permanente verandering in de DNA-sequentie van een gen, wat kan leiden tot abnormale celgroei en ontwikkeling van kanker. |
| Adhesiemoleculen | Eiwitten op het oppervlak van cellen die betrokken zijn bij cel-cel interacties en migratie, en die een rol spelen bij de verspreiding van kankercellen. |
| Cytogenetica | De studie van de structuur en functie van het celkern, met name de chromosomen, wat belangrijk is voor de classificatie en prognose van lymfomen. |
| Chromosoomtranslokaties | Een breuk in een chromosoom gevolgd door herbevestiging van het fragment op een ander chromosoom, wat kan leiden tot genmutaties en kanker. |
| Ig of TCR | Immunoglobuline (antilichamen) en T-cel receptor, moleculen die cruciaal zijn voor de functie van B- en T-lymfocyten, en waarvan de genen vaak betrokken zijn bij chromosoomafwijkingen in lymfomen. |
| Immuundeficiëntie | Een verzwakt immuunsysteem, wat de vatbaarheid voor infecties en de ontwikkeling van bepaalde kankers kan verhogen. |
| Non Hodgkin Lymfomen (NHL) | Een groep van maligne neoplasma's die voortkomen uit lymfocyten, gekenmerkt door ongecontroleerde groei en verspreiding door het lymfestelsel en andere organen. |
| Ziekte van Hodgkin | Een specifieke vorm van lymfoom die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van Reed-Sternbergcellen. |
| Chronische Lymfatische Leukemie (CLL) | Een maligne neoplasma van volwassen B-lymfocyten die zich langzaam ontwikkelt en vaak wordt gekenmerkt door een hoog aantal lymfocyten in het bloed. |
| REAL classificatie | De Revised European American Lymphoma (REAL) classificatie, een belangrijk classificatiesysteem voor lymfomen dat de indeling op basis van celafkomst en morfologie heeft verbeterd. |
| WHO classificatie | De classificatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor hematologische maligniteiten, die een meer gedetailleerde en moleculair gebaseerde indeling van lymfomen biedt. |
| Indolent NHL | Langzaam groeiende, agressieve lymfomen met over het algemeen een goede prognose en behandelbaar met minder intensieve therapieën. |
| Agressief NHL | Snelgroeiende lymfomen die direct behandeling vereisen en potentieel curatief behandelbaar zijn met intensieve chemotherapie. |
| Folliculair lymfoom | Een type indolent non-Hodgkin lymfoom dat ontstaat in de kiemcentra van lymfklieren. |
| Diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) | Het meest voorkomende type agressief non-Hodgkin lymfoom, gekenmerkt door grote B-cellen die diffuus in de lymfeklier verspreid zijn. |
| Extranodale orgaanaantasting | Betrokkenheid van organen buiten de lymfeklieren door het lymfoom. |
| Beenmergpunctie | Een diagnostische procedure waarbij een kleine hoeveelheid beenmerg wordt afgenomen voor onderzoek, om de aanwezigheid van kankercellen of andere afwijkingen te detecteren. |
| Botbiopt | Een diagnostische procedure waarbij een klein stukje botweefsel wordt verwijderd voor microscopisch onderzoek, vaak gebruikt om de diagnose en gradering van lymfomen te bevestigen. |
| Celmerkers | Specifieke eiwitten op het celoppervlak die worden gebruikt om verschillende celtypen te identificeren en te classificeren, cruciaal voor de diagnose van lymfomen. |
| Histologie | De studie van de microscopische structuur van weefsels en organen, essentieel voor de diagnose en classificatie van tumoren zoals lymfomen. |
| Ann Arbor Classificatie | Een classificatiesysteem dat wordt gebruikt om de verspreiding (stadium) van lymfomen te bepalen. |
| Internationale prognostische Index (IPI) | Een scoringssysteem dat prognostische factoren combineert om de verwachte uitkomst voor patiënten met non-Hodgkin lymfomen te voorspellen. |
| WHO performance status | Een schaal die de algemene gezondheidstoestand en activiteitenniveau van een patiënt evalueert, gebruikt als prognostische factor bij kanker. |
| CT-scan | Computerized Tomography scan, een beeldvormingstechniek die gedetailleerde dwarsdoorsnedebeelden van het lichaam produceert, gebruikt voor staging en monitoring van lymfomen. |
| PET-CT scan | Positron Emission Tomography-CT scan, een geavanceerde beeldvormingstechniek die metabole activiteit detecteert, zeer nuttig voor het vaststellen van de activiteit en verspreiding van lymfomen. |
| Radiotherapie | Een behandeling met ioniserende straling om kankercellen te doden of hun groei te remmen. |
| Anti-CD20 antilichamen | Monoklonale antilichamen die zich richten op het CD20-antigeen op B-cellen, gebruikt in de behandeling van B-cel lymfomen, zoals Rituximab. |
| R-CVP, R-CHOP, R-Benda | Combinaties van chemotherapieregimes die worden gebruikt bij de behandeling van non-Hodgkin lymfomen, waarbij R staat voor Rituximab. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde of zieke stamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen, gebruikt bij de behandeling van bepaalde kankers zoals lymfomen. |
| CART celtherapie | Chimeric Antigen Receptor (CAR) T-celtherapie, een vorm van immuuntherapie waarbij de eigen T-cellen van een patiënt worden genetisch gemodificeerd om kankercellen te herkennen en te vernietigen. |
| Immunotoxinen | Therapeutische middelen die zijn samengesteld uit een cytotoxische component gebonden aan een antilichaam of ander molecuul dat specifieke tumorcellen herkent. |
| Bispecific antibody | Een antilichaam dat twee verschillende epitopen tegelijkertijd kan binden, vaak gebruikt om immuuncellen naar kankercellen te dirigeren. |
| Overleving | De mate waarin patiënten met een bepaalde ziekte in leven blijven na een bepaalde periode, uitgedrukt als overlevingspercentage. |
| Moleculaire prognostische merkers | Genetische of moleculaire kenmerken die kunnen helpen bij het voorspellen van het beloop en de reactie op behandeling van een ziekte. |
| Epcoritamab, Glofitimab, Odronextamab | Voorbeelden van bispecifieke antilichamen die worden onderzocht of gebruikt bij de behandeling van lymfoïde maligniteiten. |
| Ibrutinib, Acalabrutinib, Zanubrutinib | Tyrosinekinaseremmers die worden gebruikt bij de behandeling van bepaalde B-cel maligniteiten, waaronder CLL. |
| Venetoclax | Een BCL-2 remmer die wordt gebruikt bij de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) en acute myeloïde leukemie (AML). |
| BiTEs | Bispecific T-cell Engagers, een klasse van bispecifieke antilichamen die T-cellen naar tumorcellen trekken om ze te doden. |