Cover
Mulai sekarang gratis 4. Ppt_(wk1) AB1 Fasen arbeid en contracties-2526 (1).pptx
Summary
# Fysiologie van de normale baring
Dit hoofdstuk beschrijft de fasen, mechanismen en hormonale invloeden die betrokken zijn bij een normale baring, inclusief de verschillende tijdperken en stadia van ontsluiting.
### 1.1 Fasen van de baring
De normale baring kan worden onderverdeeld in vier hoofdperiodes, voorafgegaan door een prodromale fase:
* **Prodromale fase:** Deze fase gaat de eigenlijke baring vooraf en omvat de voortekenen van de arbeid.
* **Het eerste tijdperk: ontsluitingstijdperk of -fase:** Kenmerkt zich door de ontsluiting van de baarmoederhals.
* **Het tweede tijdperk: uitdrijvingstijdperk of -fase:** De fase waarin de baby wordt uitgedreven.
* **Het derde tijdperk: nageboortetijdperk of placentaire fase:** De placenta wordt geboren.
* **Het vierde tijdperk: postplacentaire tijd of fase:** De directe periode na de geboorte van de placenta.
### 1.2 De eigenlijke baring: Methodiek en onderzoek
Gedurende de eigenlijke baring wordt de voortgang gemonitord middels verloskundig onderzoek. Dit omvat de evaluatie van de ontsluitingsfase, uitdrijvingsfase, placentaire fase en post-placentaire fase.
### 1.3 Het eerste tijdperk: ontsluitingstijdperk
Dit tijdperk begint met de eerste regelmatige weeën en eindigt wanneer de baarmoederhals volledig ontsloten is (meestal tien centimeter). De duur varieert aanzienlijk tussen primiparae (vrouwen die voor het eerst baren) en multiparae (vrouwen die al eerder gebaard hebben). Extreme varianten kunnen leiden tot een langdurige arbeid of een te snelle baring (stortgeboorte of partus praecipitatus).
#### 1.3.1 Fasen van ontsluiting
De ontsluitingsfase wordt verder onderverdeeld in twee hoofddelen:
* **Latente fase (1e deel arbeid):**
* Kenmerken: Vorming van de bovensegmentale constructie (OUS), verstrijking van de baarmoederhals en beginnende ontsluiting.
* De weeën zijn in deze fase vaak nog niet erg krachtig en mogelijk nog niet pijnlijk.
* **Actieve fase (2e deel arbeid):**
* Kenmerken: Snellere ontsluiting van de baarmoederhals.
* Deze fase kan verder worden onderverdeeld in:
* **Acceleratiefase (A):** Snellere vooruitgang in ontsluiting.
* **Eerste overgangsfase/keerpunt:** Een potentieel moeilijk moment voor de vrouw om met de weeën om te gaan.
* **Fase van maximale vooruitgang (M):** De snelste ontsluiting vindt plaats.
* **Tweede overgangsfase/keerpunt:** Opnieuw een potentieel moeilijk moment voor de vrouw.
* **Deceleratiefase (D):** Vertraging in de ontsluitingssnelheid.
#### 1.3.2 Kenmerken en verloop van de ontsluitingsweeën
Tijdens de ontsluitingsfase vinden de volgende processen plaats:
* **Verstrijking van de cervix:** De baarmoederhals wordt korter en dunner.
* **Ontsluiting:** De opening van de baarmoederhals wordt groter.
* **Indaling:** Het kind zakt verder in het bekken.
* **Flectie en spildraai:** Het kind neemt een gepaste houding aan om door het bekken te passeren.
#### 1.3.3 Verloop primipara versus multipara
Het verloop van de ontsluiting kan verschillen tussen vrouwen die voor het eerst baren en vrouwen die al eerder gebaard hebben. Dit kan onder meer te maken hebben met de elasticiteit van de weefsels en eerdere bevallingen.
> **Tip:** Het correct inschatten van het verloop van de ontsluiting is cruciaal voor risicoselectie en het tijdig herkennen van potentiële pathologie.
### 1.4 Factoren van de baring
De normale baring wordt beïnvloed door verschillende factoren die gezamenlijk ook wel de "3 K's" of "3 P's" worden genoemd:
* **Baringskanaal:** Het bekken van de moeder en de weke delen van het geboortekanaal.
* **Foetaal caput:** De grootte, ligging en presentatie van het kind.
* **Contracties:** De weeën van de baarmoeder.
#### 1.4.1 Soorten contracties
Contracties variëren in tijdstip, intensiteit en frequentie en worden onderscheiden naar hun functie:
* **Zwangerschapsweeën / Voorweeën:** Weeën die optreden voor de eigenlijke start van de baring.
* **Ontsluitingsweeën:** Weeën die zorgen voor de ontsluiting van de baarmoederhals.
* **Uitdrijvingsweeën:** Krachtige weeën die helpen bij het uitdrijven van de baby.
* **Nageboorteweeën:** Weeën die de placenta helpen loslaten.
* **Naweeën / Lactatieweeën:** Weeën die optreden na de geboorte, vaak gerelateerd aan borstvoeding.
#### 1.4.2 Eigenschappen van baarmoedercontracties
De effectiviteit van de contracties wordt bepaald door:
* **Frequentie:** Het aantal contracties per tien minuten.
* **Duur:** De tijdsduur van een contractie, uitgedrukt in seconden (maximaal circa 60 seconden).
* **Intensiteit:** De kracht van de contractie (zwak tot zeer sterk).
* **Regelmaat:** De regelmatige interval tussen contracties.
* **Weeënpauze:** De rustperiode tussen twee contracties.
* **Terugkeer basislijn:** Het moment waarop de tonus van de baarmoeder weer tot de basale waarde terugkeert.
* **Pijn:** De subjectieve ervaring van pijn geassocieerd met de weeën.
> **Tip:** Een geautomatiseerde registratie van weeënactiviteit, zoals op een CTG-strook, kan inzicht geven in de primaire en secundaire weeënzwakte.
### 1.5 Belangrijke hormonen tijdens de baring
Verschillende hormonen spelen een cruciale rol in het in gang zetten en reguleren van de baring:
* **Oestrogenen:** Dragen bij aan de gevoeligheid van de baarmoeder voor oxytocine en de rijpheid van de cervix.
* **Prostaglandines:** Spelen een belangrijke rol bij de cervicale rijping en het stimuleren van weeënactiviteit.
* **Oxytocine:** Stimuleert de contracties van de baarmoeder.
* **Progesteron:** Een hormoon dat gedurende de zwangerschap de baarmoeder tot rust brengt, maar waarvan de afname mogelijk bijdraagt aan het begin van de baring.
* **Relaxine:** Een hormoon dat de ligamenten van het bekken versoepelt.
* **Adrenaline:** Kan weeënactiviteit remmen.
### 1.6 Begeleiding van de ontsluitingsfase
De begeleiding tijdens de ontsluitingsfase richt zich op het verzamelen van gegevens over de progressie van de baring, het welzijn van het kind en de moeder, en het welzijn van het ouderpaar. De verzamelde gegevens worden geëvalueerd om het verloskundig beleid te bepalen. Dit omvat:
* Het vaststellen van de start van de persfase.
* Adequate rapportage.
* Eventuele consultatie met een arts.
* Het bijhouden van het verloskundig dossier en partogram.
* Hygiënische zorgen en voorbereiding van de omgeving.
> **Tip:** Klinisch redeneren is essentieel om een passend verloskundig beleid op te stellen volgens de geldende richtlijnen voor laag-risicobevallingen.
#### 1.6.1 Vertraging van de arbeid
Vertraging van de arbeid wordt gedefinieerd als een vordering van minder dan 2 centimeter per 4 uur, of onvoldoende verandering in de indaling of het weeënpatroon. Dit vereist een zorgvuldige evaluatie en mogelijke aanpassing van het beleid.
---
# Factoren van de baring
De normale baring wordt beïnvloed door drie essentiële factoren: het baringskanaal, het foetale caput en de contracties van de baarmoeder, die samen ook wel de '3 K's' of '3 P's' worden genoemd. Deze factoren werken samen in een zichzelf versnellend proces tussen moeder en kind.
### 2.1 De drie factoren van de baring
#### 2.1.1 Het baringskanaal
Het baringskanaal omvat het gehele bekken van de moeder, inclusief de botstructuren van het bekken, de bekkenbodemspieren en de vaginale wand. De vorm en grootte van het bekken zijn cruciaal voor de mogelijkheid van een vaginale baring.
#### 2.1.2 Het foetale caput
Het foetale caput, oftewel het hoofd van de foetus, is de grootste en minst vervormbare structuur die door het baringskanaal moet passeren. De grootte, positie en houding van het foetale hoofd zijn bepalend voor het geboorteproces.
#### 2.1.3 Contracties van de baarmoeder
De contracties van de baarmoeder, ook wel weeën genoemd, zijn de drijvende kracht achter de baring. Ze zorgen voor de ontsluiting van de cervix en de uitdrijving van de foetus.
### 2.2 Soorten contracties
Contracties variëren in tijdstip, intensiteit en frequentie en kunnen worden onderverdeeld in verschillende typen:
* **Zwangerschapsweeën / Voorweeën:** Vaak merkbaar in de latere stadia van de zwangerschap, maar leiden niet tot progressie van de baring.
* **Ontsluitingsweeën:** De effectieve weeën die zorgen voor het dunner worden (verstrijking) en openen (ontsluiting) van de baarmoederhals.
* **Uitdrijvingsweeën:** Sterkere weeën die helpen bij het uitdrijven van de foetus na volledige ontsluiting.
* **Nageboorteweeën:** Contracties die helpen bij het loslaten en uitdrijven van de placenta.
* **Naweeën / Lactatieweeën:** Contracties die optreden na de geboorte, vaak versterkt tijdens borstvoeding, en helpen de baarmoeder te laten inkrimpen.
> **Tip:** De '3 K's' (of '3 P's') zijn een nuttig ezelsbruggetje om de kernfactoren van de baring te onthouden.
### 2.3 Eigenschappen van baarmoedercontracties
De effectiviteit van baarmoedercontracties wordt beoordeeld op basis van de volgende eigenschappen:
* **Frequentie:** Het aantal contracties per 10 minuten.
* **Duur:** De tijdsduur van een contractie, uitgedrukt in seconden. Een maximale duur van ongeveer 60 seconden wordt als fysiologisch beschouwd.
* **Intensiteit:** De kracht van de contractie, variërend van zwak tot zeer sterk.
* **Regelmaat:** Het tijdsinterval tussen opeenvolgende contracties, uitgedrukt in minuten.
* **Weeënpauze:** De rustperiode tussen contracties.
* **Terugkeer basislijn:** De periode waarin de baarmoeder ontspant na een contractie.
* **Pijn:** Subjectieve ervaring van de barende, maar kan indicatief zijn voor de intensiteit en frequentie.
#### 2.3.1 Tekens van echte arbeid
Echte arbeid wordt gekenmerkt door specifieke kenmerken van baarmoedercontracties:
* **Regelmaat:** Weeën worden regelmatiger.
* **Intensiteit:** Weeën worden sterker.
* **Duur:** Weeën duren langer.
* **Frequentie:** Weeën komen frequenter voor.
* **Progressie:** Er is meetbare vooruitgang in ontsluiting en/of indaling.
* **Pijn:** Pijn neemt toe en kan veranderen van aard (bv. rugpijn naar voorpijn).
#### 2.3.2 Fasen van contracties
De opbouw en afbouw van een contractie tijdens de actieve arbeid omvat doorgaans drie fasen:
* **Snel stijgend:** De intensiteit neemt snel toe.
* **ACME (Acme):** Het hoogtepunt van de contractie, de maximale intensiteit.
* **Traag uitdeinend:** De intensiteit neemt langzaam weer af.
> **Tip:** Bij een CTG-strook kunnen weeënvisualisaties helpen bij het beoordelen van de contracties.
### 2.4 Mechanisme van weeën
Het mechanisme van weeën is complex en wordt beïnvloed door een samenspel van hormonen en fysieke factoren.
#### 2.4.1 Belangrijke hormonen
Verschillende hormonen spelen een cruciale rol in het initiëren en reguleren van weeën:
* **Oestrogenen:** Worden hoger tijdens de zwangerschap en maken de baarmoeder gevoeliger voor oxytocine.
* **Prostaglandines:** Worden aangemaakt in de baarmoeder en spelen een sleutelrol bij de rijping en ontsluiting van de cervix, en stimuleren contracties.
* **Oxytocine:** Wordt geproduceerd door de hypofyse en is de primaire stimulus voor krachtige baarmoedercontracties.
* **Progesteron:** Een hormoon dat normaal gesproken de baarmoeder relaxeert tijdens de zwangerschap. De afname hiervan aan het einde van de zwangerschap draagt bij aan het begin van de baring.
* **Relaxine:** Een hormoon dat bijdraagt aan de versoepeling van het bekken en bindweefsel.
* **Adrenaline:** Kan weeënactiviteit onderdrukken.
#### 2.4.2 Mechanisme van verstrijking en ontsluiting
Tijdens de ontsluitingsfase werken de weeën samen met de druk van het foetale caput op de baarmoederhals.
* **Latente fase:** In de latente fase is de baarmoederhals nog niet verstreken (dunner geworden). De weeën zijn hier minder intens en frequent, en focussen op de vorming van de 'Opperste Uteriene Segment' (OUS).
* **Actieve fase:** In de actieve fase worden de weeën sterker en frequenter. Ze veroorzaken zowel de verstrijking als de ontsluiting van de baarmoederhals. Het foetale caput drukt tegen de baarmoederhals, wat de ontsluiting bevordert.
> **Tip:** Het onderscheid tussen primaire weeënzwakte (contracties zijn te zwak) en secundaire weeënzwakte (contracties nemen af na initiële progressie) is belangrijk voor het klinisch redeneren.
### 2.5 Verloop van de baring in relatie tot de contracties
De progressie van de baring, met name de ontsluiting, wordt nauwlettend gemonitord. Variaties in het weeënpatroon kunnen leiden tot vertragingen.
* **Latente fase:** Kenmerkt zich door een langzame ontsluiting en de beginnende verstrijking van de cervix.
* **Actieve fase:** Hier is er een snellere progressie van de ontsluiting en indaling van het kind.
> **Example:** Een 'partus praecipitatus' (stortgeboorte) is een extreme variant van een langdurige arbeid, waarbij de ontsluiting en uitdrijving zeer snel verlopen, vaak door zeer krachtige en frequente weeën.
### 2.6 Risicoselectie en pathologie
De factoren van de baring zijn van cruciaal belang voor de risicoselectie. Afwijkingen in het baringskanaal, de foetale presentatie, of de contracties kunnen leiden tot pathologische verloop van de baring. Een gedetailleerde anamnese, lichamelijk onderzoek en monitoring van de weeënactiviteit zijn essentieel om eventuele complicaties tijdig te herkennen en te behandelen.
### 2.7 Verloop primipara versus multipara
Hoewel de onderliggende fysiologie van de weeën hetzelfde is, kan het tempo van de ontsluiting en de reactie op weeën verschillen tussen een vrouw die voor het eerst bevalt (primipara) en een vrouw die al eerder is bevallen (multipara). Bij multipara's verloopt de ontsluiting vaak sneller.
### 2.8 Fasen van de baring in relatie tot contracties
De drie factoren (baringskanaal, foetaal caput, contracties) zijn essentieel voor het succesvol doorlopen van de verschillende fasen van de baring:
* **Ontsluitingstijdperk:** Gedomineerd door de ontsluitingsweeën die de cervix openen.
* **Uitdrijvingstijdperk:** De krachtige uitdrijvingsweeën, gecombineerd met persdrang, zorgen voor de geboorte van de foetus.
* **Nageboortetijdperk:** De nageboorteweeën helpen de placenta los te maken.
* **Postplacentaire tijdperk:** De involutie van de baarmoeder, mede ondersteund door naweeën.
---
# Begeleiding van de ontsluitingsfase
De begeleiding van de ontsluitingsfase richt zich op het monitoren van de voortgang van de baring, het welzijn van moeder en kind, en het nemen van passende klinische beslissingen conform richtlijnen.
### 3.1 Algemene principes van de ontsluitingsfase
De ontsluitingsfase, ook wel het eerste tijdperk van de baring genoemd, begint bij het optreden van echte weeën en eindigt bij volledige ontsluiting van de cervix (10 centimeter). Deze fase kan aanzienlijk variëren in duur, afhankelijk van of het de eerste baring betreft (primipara) of een volgende baring (multipara). Extreme varianten kunnen leiden tot langdurige arbeid of juist een zeer snelle baring (stortgeboorte).
#### 3.1.1 Fasen van de ontsluiting
De ontsluitingsfase wordt onderverdeeld in twee hoofddelen:
* **Latente fase (eerste deel):** Gekenmerkt door mildere, minder frequente weeën. De baarmoederhals begint te verstrijken (korter worden) en een eerste ontsluiting treedt op. Dit deel eindigt typisch bij ongeveer 3-4 centimeter ontsluiting.
* **Actieve fase (tweede deel):** Gekenmerkt door sterkere, frequentere en effectievere weeën. De ontsluiting vordert hier aanzienlijk sneller. De actieve fase kan verder worden onderverdeeld in:
* **Acceleratiefase (A):** Een periode waarin de ontsluiting versnelt.
* **Overgangsfase/keerpunt:** Een moment van mogelijke toegenomen intensiteit van de weeën en de noodzaak voor de moeder om anders om te gaan met de pijn en contracties. Dit kan zich op meerdere momenten voordoen.
* **Fase van maximale vooruitgang (M):** De periode met de snelste progressie van ontsluiting.
* **Deceleratiefase (D):** Een fase waarin de progressie van ontsluiting iets kan vertragen, mogelijk voorafgaand aan de volledige ontsluiting.
#### 3.1.2 Kenmerken en verloop tijdens de ontsluitingsfase
Tijdens de ontsluitingsfase zijn de volgende elementen belangrijk om te monitoren:
* **Ontsluitingsweeën:** De kracht, frequentie en duur van de weeën bepalen de voortgang. Weeën worden gekenmerkt door een stijgende intensiteit (ACME), een plateauperiode en een dalende intensiteit. De frequentie wordt gemeten in aantal weeën per 10 minuten, de duur in seconden (maximaal ongeveer 60 seconden), de intensiteit als zwak, matig, sterk of zeer sterk, en de regelmaat in minuten. De weeënpauze is de tijd tussen twee weeën en de terugkeer naar de basislijn op een CTG-strip. Pijn is een subjectieve indicator.
* **Verstrijking van de cervix:** De baarmoederhals wordt korter en dunner onder invloed van de weeën.
* **Ontsluiting:** De opening van de baarmoederhals, gemeten in centimeters.
* **Indaling van het kind:** Het hoofdje van de baby zakt verder in het bekken.
* **Mechanische aanpassingen van het kind:** Flectie (buiging van het hoofd) en spildraai (rotatie van het hoofd) zijn cruciaal voor een soepele doorgang.
#### 3.1.3 Contracties en risicoselectie
De aard van de weeën (zwangerschapsweeën, voorweeën, ontsluitingsweeën, uitdrijvingsweeën, nageboorteweeën en naweeën/lactatieweeën) is dynamisch. Echte weeën worden gekenmerkt door een zichzelf versnellend proces en samenwerking tussen moeder en kind.
Het is essentieel om onderscheid te maken tussen normale weeën en:
* **Primaire weeënzwakte:** Contracties zijn niet sterk of frequent genoeg om adequate progressie te bewerkstelligen.
* **Secundaire weeënzwakte:** Een pauze of vertraging in weeënactiviteit na een periode van goede contracties.
De registratie van contracties op een CTG-strook (cardiotocogram) biedt objectieve informatie over frequentie en intensiteit.
### 3.2 Begeleiding van de ontsluitingsfase
De begeleiding tijdens de ontsluitingsfase is proactief en omvat het verzamelen en evalueren van cruciale gegevens om een passend verloskundig beleid te bepalen.
#### 3.2.1 Gegevensverzameling en evaluatie
De volgende aspecten worden gemonitord:
* **Progressie van het baringsproces:** Dit omvat de ontsluiting, indaling, en de effectiviteit van de weeën.
* **Foetaal welzijn:** De hartslag van de baby, bewegingen en andere indicatoren van stress.
* **Moederlijk welzijn:** Bloeddruk, pols, temperatuur, vochtinname en -afname, pijnscore, en algemene conditie van de moeder.
* **Welzijn van het ouderpaar:** Emotionele ondersteuning en het betrekken van de partner bij het proces.
#### 3.2.2 Klinisch redeneren en beleidsvorming
Op basis van de verzamelde gegevens wordt klinisch geredeneerd om het verloskundig beleid te bepalen. Hierbij wordt rekening gehouden met richtlijnen voor goede klinische praktijk.
* **Verloskundig dossier/Partogram:** Dit document is essentieel voor het registreren van alle relevante gegevens en het monitoren van de progressie. Het partogram visualiseert de ontsluiting en indaling ten opzichte van de tijd, en geeft de weeënactiviteit weer.
* **Risicoselectie:** Continu wordt beoordeeld of er sprake is van een laag-risicobaring of dat er complicaties optreden die nader onderzoek of interventie vereisen.
#### 3.2.3 Begeleiding volgens richtlijnen
Richtlijnen voor de ontsluitingsfase (zoals die van Ebpracticenet) bieden specifieke aanbevelingen voor de begeleiding.
> **Tip:** Het actief monitoren van de progressie op het partogram helpt bij het vroegtijdig signaleren van vertragingen in de baring.
#### 3.2.4 Vertraging van de arbeid
Een vertraging in de arbeid wordt doorgaans gedefinieerd als een progressie van minder dan 2 centimeter per 4 uur, of onvoldoende verandering in de indaling of het weeënpatroon. Dit kan aanleiding geven tot heroverweging van het beleid.
#### 3.2.5 Hygiënische zorgen en voorbereiding
Naast de medische begeleiding zijn hygiënische zorgen en de voorbereiding van de omgeving belangrijk. Dit omvat onder andere:
* Zorgen voor een schone omgeving.
* Voorbereiding van de verloskamer en de babykamer.
* Aandacht voor comfort van de barende.
#### 3.2.6 Rapportage en overdracht
Indien de situatie dit vereist, wordt gerapporteerd aan de arts of wordt het dossier overgedragen. De start van de persfase wordt nauwkeurig geregistreerd en gemeld.
### 3.3 Factoren van de baring en hun rol in de ontsluitingsfase
De succesvolle voltooiing van de ontsluitingsfase is afhankelijk van de interactie tussen drie hoofdfactoren, vaak aangeduid als de "3 K's" of "3 P's":
1. **Het baringskanaal:** Bestaat uit het benige bekken en de zachte weefsels (baarmoederhals, bekkenbodem, vagina).
2. **Het foetale caput (hoofd):** De grootte, presentatie en houding van het hoofd van de baby zijn bepalend.
3. **De contracties:** De kracht, frequentie en effectiviteit van de weeën van de baarmoeder.
#### 3.3.1 Hormonale invloeden
Diverse hormonen spelen een cruciale rol in het initiëren en reguleren van de baring, waaronder:
* **Oestrogenen:** Verhoogd tijdens de zwangerschap en bevorderen de gevoeligheid van de baarmoeder voor oxytocine.
* **Prostaglandines:** Stimuleren de contracties en dragen bij aan de rijping van de cervix.
* **Oxytocine:** Het "knuffelhormoon" dat krachtige baarmoedercontracties opwekt.
* **Progesteron:** Zorgt voor een relaxerende werking op de baarmoeder tijdens de zwangerschap, de daling hiervan aan het einde van de zwangerschap kan de baring initiëren.
* **Relaxine:** Zorgt voor versoepeling van banden en gewrichten, met name in het bekken.
* **Adrenaline:** Kan weeënactiviteit onderdrukken en wordt bij stress of angst verhoogd.
> **Voorbeeld:** Een barende die angstig is, kan verhoogde adrenalinelevels hebben, wat de weeën kan remmen. Technieken voor pijnmanagement en geruststelling kunnen hierbij helpen.
Het begrijpen van de fysiologie van de weeën en de invloed van deze factoren is essentieel voor een adequate en effectieve begeleiding van de ontsluitingsfase.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Prodromale fase | Een voorbereidende fase die voorafgaat aan de vier periodes van de eigenlijke baring, gekenmerkt door voortekenen van de arbeid. |
| Ontsluitingstijdperk | Het eerste tijdperk van de baring, ook wel ontsluitingsfase genoemd, waarin de baarmoederhals wijder wordt om de doorgang van de foetus mogelijk te maken. |
| Uitdrijvingstijdperk | Het tweede tijdperk van de baring, ook wel uitdrijvingsfase genoemd, waarin de foetus actief wordt uitgedreven uit de baarmoeder. |
| Nageboortetijdperk | Het derde tijdperk van de baring, ook wel placentaire fase genoemd, waarin de placenta (moederkoek) en de vliezen na de geboorte van de baby worden uitgedreven. |
| Postplacentair tijdperk | Het vierde tijdperk van de baring, ook wel postplacentaire fase genoemd, de periode direct na de geboorte van de placenta, gericht op de stabilisatie van moeder en kind. |
| Latente fase | Het eerste deel van de ontsluitingsfase, gekenmerkt door langzame progressie van de ontsluiting, vaak met pijnloze of mild pijnlijke weeën. |
| Actieve fase | Het tweede deel van de ontsluitingsfase, waarin de ontsluiting sneller vordert, meestal gepaard gaand met krachtigere weeën. |
| Acceleratiefase | Een deel van de actieve fase van ontsluiting waarin de progressie van de ontsluiting het snelst verloopt. |
| Overgangsfase | Een moeilijk moment tijdens de baring, specifiek bij de keerpunten in het ontsluitingsproces, waarbij de vrouw moeite kan hebben met het hanteren van de weeën. |
| Baringskanaal | Het gehele traject dat de foetus tijdens de baring aflegt, bestaande uit het bekken van de moeder, de baarmoederhals, de vagina en de vulva. |
| Foetaal caput | Het deel van de foetus dat als eerste door het baringskanaal passeert, meestal het hoofdje, met de schedelbotten die zich kunnen aanpassen om de doorgang te vergemakkelijken. |
| Zwangerschapsweeën | Baarmoedercontracties die optreden tijdens de zwangerschap, maar die niet leiden tot ontsluiting van de baarmoederhals en die doorgaans niet wijzen op het begin van de bevalling. |
| Voorweeën | Baarmoedercontracties die optreden in de aanloop naar de bevalling, vaak onregelmatig en zonder significante progressie in ontsluiting, ook wel Braxton Hicks contracties genoemd. |
| Ontsluitingsweeën | Krachtige en regelmatige baarmoedercontracties die leiden tot de verwijding en verkorting van de baarmoederhals tijdens de ontsluitingsfase van de baring. |
| Uitdrijvingsweeën | Zeer sterke contracties die helpen bij het actief uitdrijven van de foetus uit de baarmoeder door het baringskanaal. |
| Nageboorteweeën | Contracties die optreden na de geboorte van de baby, gericht op het loslaten en uitdrijven van de placenta en de vliezen. |
| Naweeën | Baarmoedercontracties die optreden na de bevalling, vaak geassocieerd met het samentrekken van de baarmoeder om bloedverlies te beperken en terug te keren naar de pre-zwangerschapsstatus. |
| Lactatieweeën | Naweeën die worden opgewekt door de zuigeling aan de borst, wat de afgifte van oxytocine stimuleert en helpt de baarmoeder te laten samentrekken. |
| Oestrogenen | Hormonen die tijdens de zwangerschap een rol spelen bij de voorbereiding van de baarmoeder en andere weefsels op de baring, en die mogelijk de contractiliteit van de baarmoeder verhogen. |
| Prostaglandines | Hormoonachtige stoffen die een cruciale rol spelen bij het rijpingsproces van de baarmoederhals en het in gang zetten van de weeënactiviteit tijdens de baring. |
| Oxytocine | Een hormoon dat de contracties van de baarmoeder stimuleert, essentieel is voor zowel de ontsluitings- als de uitdrijvingsfase van de baring, en ook betrokken is bij de melkproductie na de bevalling. |
| Progesteron | Een zwangerschapshormoon dat normaal gesproken de baarmoeder ontspant en contracties onderdrukt; de daling ervan aan het einde van de zwangerschap wordt geacht bij te dragen aan het begin van de baring. |
| Relaxine | Een hormoon dat de banden en gewrichten in het bekken soepeler maakt, waardoor deze beter kunnen uitzetten tijdens de baring en de doorgang van de foetus wordt vergemakkelijkt. |
| Adrenaline | Een hormoon dat in stressvolle situaties wordt vrijgegeven en de bloedtoevoer naar de periferie kan verminderen, wat de weeënactiviteit tijdelijk kan remmen. |
| Verloskundig dossier | Een document waarin alle medische informatie, observaties en beleidsbeslissingen met betrekking tot de zwangerschap en bevalling van een vrouw worden vastgelegd. |
| Partogram | Een grafische weergave van de voortgang van de ontsluiting en andere vitale parameters tijdens de baring, gebruikt om de vordering te monitoren en eventuele vertragingen te signaleren. |
| Klinisch redeneren | Het proces van het systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren van informatie om tot een diagnose te komen en een passend behandelplan op te stellen, met name in de verloskunde. |
| Evidence-Based Practice (EBP) | Een benadering waarbij beslissingen over patiëntenzorg worden genomen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs, klinische expertise en patiëntvoorkeuren. |