Cover
Mulai sekarang gratis Zorgen bovenste luchtwegen
Summary
# Zorg voor de tracheacanule
Hier is een gedetailleerde samenvatting over zorg voor de tracheacanule, opgesteld als een studiehandleiding.
## 1. Zorg voor de tracheacanule
Dit onderwerp behandelt de algemene zorg, het management en de reiniging van tracheacanules, inclusief cuffmanagement en het gebruik van de TRACHE mnemonic.
### 1.1 Begripsbepaling en terminologie
* **Tracheacanule:** Een buis die in de luchtpijp (trachea) wordt ingebracht om de luchtweg open te houden.
* **Tracheostoma:** De chirurgisch gecreëerde opening in de hals naar de luchtpijp.
* **Cuff:** Een ballon rond de tracheacanule die kan worden opgeblazen om de luchtweg af te dichten en de kans op aspiratie te verminderen.
* **Obturator:** Een hulpmiddel dat wordt gebruikt om de canule in te brengen en te voorkomen dat deze verstopt raakt tijdens de procedure.
* **Binnencanule:** Een verwijderbare interne buis die kan worden gereinigd of vervangen.
* **Gefenestreerde canule:** Een canule met een opening (venster) waardoor lucht kan passeren, wat spreken kan vergemakkelijken.
* **Percutane plaatsing:** Plaatsing via een kleine incisie met behulp van instrumenten, vaak gedaan op de intensive care.
* **Chirurgische plaatsing:** Plaatsing via een grotere incisie, traditioneel in de operatiekamer.
### 1.2 Indicaties voor tracheotomie
Indicaties voor het plaatsen van een tracheacanule omvatten:
* Langdurige mechanische ventilatie (meer dan 7-10 dagen).
* Moeilijke ontwenning van beademing.
* Obstructie van de bovenste luchtwegen door bijvoorbeeld zwelling (na bestraling, operatie, ongeval), tumorgroei of dubbelzijdige stembandverlamming.
* Noodtracheotomie bij anafylactische shock met glottisoedeem.
* Tumorgroei in of rondom het strottenhoofd, de mond of de keelholte.
* Electieve tracheotomie bij hoofd-/halschirurgie.
* Mechanische obstructie van de bovenste luchtwegen die dringende interventie vereist.
### 1.3 Contra-indicaties voor tracheotomie
Contra-indicaties kunnen zijn:
* Huidinfectie op de plaats van het geplande stoma.
* Voorafgaande halschirurgie die de anatomie belemmert.
* Instabiele wervelfracturen.
* Niet te corrigeren stollingsafwijkingen.
* Lokale infectie of anatomische afwijkingen.
* Lokale maligniteit.
* Ernstige obesitas (vetophoping).
### 1.4 Indeling van tracheacanules
Tracheacanules kunnen worden ingedeeld op basis van verschillende kenmerken:
* **Met of zonder cuff:** Canules zonder cuff worden gebruikt wanneer er geen verbinding is tussen de onderste luchtwegen en de bovenste luchtwegen.
* **Gefenestreerd of niet-gefenestreerd:** Gefenestreerde canules hebben een venster om spreken te vergemakkelijken. Een niet-gefenestreerde binnencanule wordt gebruikt bij patiënten met aspiratierisico.
* **Enkel of dubbel kanaal:** Dubbelkanaals canules kunnen een extra leiding hebben voor aspiratie.
* **Materiaal:** Canules kunnen antimicrobieel geïmpregneerd zijn.
* **Verstelbare flens:** Sommige canules hebben een verstelbare flens (het deel dat op de huid rust), wat handig kan zijn bij patiënten met een verhoogde nek.
### 1.5 Management van de tracheotomie en canules
**1.5.1 Fixatie en verbandwissel**
* **Fixatie:** De tracheacanule moet stevig gefixeerd zijn. In het begin kan dit gebeuren met hechtingen, en een hydrocolloïd verband kan de eerste 5-7 dagen worden gebruikt voor rust. Het canulebandje wordt dagelijks gewisseld, soms met twee verpleegkundigen om de canule te ondersteunen.
* **Stoma en omgeving:** De huid rondom het stoma wordt schoongemaakt met NaCl 0.9%. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan een ontsmettingsmiddel op waterbasis zoals iso-betadine worden gebruikt. Er wordt vaak een verband onder de flens aangebracht.
**1.5.2 Reiniging en wisseling van de binnencanule**
* De binnencanule wordt regelmatig verwijderd, gereinigd of vervangen.
* **Frequentie:** Elke 4 uur bij een productieve hoest, standaard elke 8 uur (tijdens slaap/rust).
* **Reiniging:**
* Met NaCl 0.9%.
* Bij aanwezigheid van debris kan zuurstofwater worden gebruikt, gevolgd door naspoelen met water.
* Een waterig ontsmettingsmiddel kan worden gebruikt volgens de instellingsprocedure, gevolgd door naspoelen.
* Bij infectie kan een alcoholisch ontsmettingsmiddel worden gebruikt, gevolgd door naspoelen.
* **Opslag:** Gereinigde binnencanules worden kiemarm bewaard.
### 1.6 Cuffmanagement en cuffdruk
* **Doel van de cuff:** De cuff dicht de luchtweg af om secretie uit de mond/keelholte te voorkomen en de kans op pneumonie te verkleinen.
* **Juiste druk:** De ideale druk is tussen 20-30 cm waterdruk ($cmH_2O$). Een druk van 25 $cmH_2O$ is ideaal.
* Te hoge druk (> 30 $cmH_2O$) kan leiden tot compressie van mucosale capillairen, mucosale ischemie en tracheale stenose.
* Te lage druk verhoogt het risico op pneumonie.
* **Meting:** De cuffdruk wordt minimaal één keer per verpleegkundige shift (ochtend, middag, nacht) gemeten. Ook na elke manipulatie van de canule, voor aspiratie van de canule/ETT, en voor aspiratie van de mond-keelholte moet de cuffdruk worden gemeten.
* **Lege cuff:** Een lekkende cuff kan wijzen op een defecte of beschadigde cuff, onvoldoende opgeblazen cuff, te hoge beademingsdruk, een slecht passende canule, positieveranderingen, of tracheomalacie.
### 1.7 TRACHE mnemonic
De TRACHE mnemonic is een handig ezelsbruggetje voor de zorg rondom een tracheacanule:
* **T**apes (canulebandje): Dagelijks vervangen, zorg voor voldoende ruimte (ongeveer twee vingers) tussen het bandje en de hals.
* **R**esuscitate (beademing bij circulatiestilstand): Bereid zijn om te beademen indien nodig.
* **A**irway (vrijwaren van de luchtweg): Zorg voor een doorgankelijke luchtweg door middel van aspiratie.
* **C**are (verzorging): Algemene verzorging van het stoma en de canule.
* **H**umidity (bevochtiging): Zorg voor adequate bevochtiging van de ingeademde lucht, aangezien de natuurlijke filterfunctie van de neus afwezig is. Dit kan via verneveling (aerosoltherapie) of een bevochtiger op de ventilator.
* **E**mergency (urgentie herkennen en handelen): Wees alert op complicaties en weet hoe te handelen in noodsituaties.
### 1.8 Bevochtiging en filters
* **Functie:** Omdat de neus als filter en bevochtiger ontbreekt, is bevochtiging essentieel. Filters kunnen ook worden gebruikt om de ingeademde lucht te verwarmen en te bevochtigen. Zuurstoftoediening kan via de filter plaatsvinden.
* **Therapie:** Bij taaie secreties kan bevochtiging (bv. met een leiding met water en zuurstof, 15 liter zuurstof per uur om slijm te verdunnen) en/of mucolytica worden toegepast.
### 1.9 Aspiratie (zuigen)
* **Indicatie:** Aspiratie is enkel nodig indien er secreties aanwezig zijn die de luchtweg kunnen belemmeren. Dit wordt bepaald door de viscositeit en hoeveelheid secreties, neurologische factoren, en de hoestreflex.
* **Procedure:**
* Steriele handeling (steriele handschoen of no-touch techniek).
* Diepte: Maximaal 10-15 cm inbrengen zonder aspiratie.
* Aspiratie met draaiende bewegingen gedurende maximaal 10 seconden.
* Maximaal 3 opeenvolgende aspiraties met telkens een nieuwe sonde.
* Patiënt de tijd geven om te recupereren tussen de aspiraties.
* **Pre-oxygenatie:** Geef vooraf extra zuurstof (bv. 15 liter/uur O2) om hypoxie te voorkomen.
* **Vermijden van instillatie:** Het druppelen van vocht (NaCl 0.9%) in de tracheacanule wordt afgeraden omdat het tachycardie, bronchospasmen, dyspnoe, stijging van CO2 en daling van zuurstofsaturatie kan veroorzaken. Taaie secreties worden beter behandeld met aerosoltherapie en adequate bevochtiging.
* **Complicaties:** Ritmestoornissen, circulatiestoornissen, hypoxie.
### 1.10 Communicatie
* **Met cuff:** Bij een opgeblazen cuff is spreken doorgaans niet mogelijk, tenzij de cuff niet goed sluit of de canule is gefenestreerd. Het aflaten van de cuff mag enkel met toestemming van de arts.
* **Met gefenestreerde canule:** Spreken is beter mogelijk omdat lucht langs de stembanden kan passeren.
### 1.11 Risicomanagement, complicaties en handelen in urgentie
#### 1.11.1 Complicaties
* **Onmiddellijke complicaties (tijdens/vlak na procedure):** Hemorragie, wondinfectie, subcutaan emfyseem, obstructie van de canule, verkeerde route of vroege dislocatie.
* **Laattijdige complicaties:** Granulomen, tracheale dilatatie, stenose, tracheomalacie, littekenvorming, bloeding, geblokkeerde canule.
#### 1.11.2 Accidentele decanulatie
* **Frequentie:** 0.3 tot 1.2%.
* **Risico's:** Kan leiden tot ernstige ademhalingsproblemen en potentieel fatale gevolgen.
* **Preventie en voorbereiding:** Zorg dat de datum van plaatsing, grootte van de canule, onderhoudsmateriaal, en een reserve canule altijd beschikbaar zijn op de kamer. Urgentiemateriaal zoals een beademingsballon en zuurstofmaskers moeten paraat zijn.
#### 1.11.3 Wat te doen bij een verstopte canule?
1. **Handel bij een patiënt die nog ademt:**
* Geef hoge dosis zuurstof via mond en tracheotomie.
* Verwijder de binnencanule en probeer te aspireren.
* Als het invoeren van de sonde niet lukt, laat de cuff af (indien aanwezig) en evalueer of de toestand verbetert.
* Als er geen verbetering is, is de enige optie de canule te verwijderen. Ademhaling via mond en neus is niet mogelijk bij een gecuffte tracheacanule met opgeblazen cuff.
2. **Handel bij circulatiestilstand (volgens ERC richtlijnen):**
* Vraag of de patiënt een normale bovenste luchtweg heeft of een laryngectomie onderging.
* **Normale bovenste luchtweg:**
* Beademing met een beademingsballon via de tracheacanule.
* Indien dit niet werkt: laat de cuff af (indien aanwezig), sluit de opening (bv. met een vinger of dopje), en beademen via mond en neus met masker en ballon of mond-op-mond beademing.
* Indien de canule helemaal verstopt is: verwijder de canule, sluit het gatje en pas mondbeademing toe.
* **Laryngectomie:** Beademing verloopt uitsluitend via de stoma.
#### 1.11.4 Rode vlaggen (Red flags)
* **Airway (luchtweg):**
* Aspiratiesonde moeilijk in te voeren.
* Patiënt met gecuffte canule kan plotseling praten of er komen geluiden/bellen uit de bovenste luchtwegen (duidt op luchtlek).
* Cuff moet frequent worden bijgeblazen.
* Pijn op de plaats van de tracheotomie.
* Zichtbaar verplaatste tracheacanule.
* Bloed uit sonde of stoma.
* **Breathing (ademhaling):**
* Toenemende ademhalingsarbeid of nood aan zuurstof.
* Patiënt in ademnood.
* Zichtbaar subcutaan emfyseem.
* Patiënt klaagt over ademhalingsproblemen.
* Verdenking van aspiratie (bv. voeding opgezogen).
* **Circulation (circulatie):**
* Algemene klinische verslechtering.
* Angst, rusteloosheid, agitatie, verwarring (kan duiden op luchtwegprobleem).
### 1.12 Kernvaardigheden bij zorg voor tracheotomie
* Behouden van een vrije luchtweg (positie en doorgankelijkheid van de tube).
* Bevochtiging van de luchtweg.
* Bevestiging van de tube en wisselen van fixatielint.
* Aspiratie.
* Wisseling van de binnencanule.
* Cuffdrukmeting.
* Mentale ondersteuning en educatie.
* Ontslagplanning.
### 1.13 Verpleegkundige diagnosen (gerelateerd aan tracheotomie)
* Risico op infectie.
* Risico op letsel, aspiratie en verstikking.
* Risico op aangetast mondslijmvlies.
* Acute pijn.
* Verstoorde slaap.
* Risico op decubitus.
* Risico op ineffectieve weefseldoorbloeding.
* Zelfzorgtekort.
* Risico op beperkte inspanningstolerantie.
* Risico op verminderde ademhaling.
* Ineffectief ademhalingspatroon.
* Verstoorde gaswisseling.
* Ineffectief ophoesten.
* Angst.
---
# Indicaties en contra-indicaties voor een tracheotomie
Dit deel beschrijft de redenen waarom een tracheotomie wordt uitgevoerd, evenals de situaties waarin het niet geschikt is.
### 2.1 Indicaties voor een tracheotomie
Een tracheotomie wordt om diverse redenen geïndiceerd, primair gericht op het verzekeren van een vrije luchtweg of het faciliteren van langdurige ondersteuning van de ademhaling.
#### 2.1.1 Langdurige mechanische ventilatie
Patiënten die langer dan 7 tot 10 dagen mechanisch worden beademd, komen in aanmerking voor een tracheotomie. Dit geldt met name voor patiënten bij wie het ontwennen van de beademing problematisch verloopt.
#### 2.1.2 Obstructie van de bovenste luchtwegen
Obstructie van de bovenste luchtwegen is een belangrijke indicatie. Dit kan veroorzaakt worden door:
* Zwelling ten gevolge van bestraling, operatie of een ongeval.
* Tumorgroei in of rond de bovenste luchtwegen.
* Dubbelzijdige stembandverlamming.
#### 2.1.3 Noodsituaties
Een noodtracheotomie kan levensreddend zijn in geval van anafylactische shock, met name bij glottisoedeem.
#### 2.1.4 Tumorgroei
Tumorgroei in en rond het strottenhoofd, de mond of de keelholte kan leiden tot obstructie en vereist mogelijk een tracheotomie.
#### 2.1.5 Electieve ingrepen
Bij geplande hoofd- en halschirurgie kan een electieve tracheotomie worden uitgevoerd om de luchtweg na de ingreep te waarborgen.
#### 2.1.6 Mechanische obstructie
Andere oorzaken van mechanische obstructie van de bovenste luchtwegen die een dringende interventie vereisen, zijn eveneens indicaties.
> **Tip:** Een tracheotomie kan zowel tijdelijk (bv. voor beademing op de intensive care) als permanent zijn, resulterend in een blijvend stoma.
### 2.2 Contra-indicaties voor een tracheotomie
Hoewel de indicaties breed zijn, zijn er ook situaties waarin een tracheotomie niet wordt uitgevoerd of met grote voorzichtigheid moet worden benaderd.
#### 2.2.1 Lokale infecties en afwijkingen
* **Huidinfectie:** Een actieve huidinfectie op de plaats van de geplande incisie is een contra-indicatie.
* **Lokale infectie of anatomische afwijkingen:** Bestaande infecties of significante anatomische afwijkingen in de halsregio kunnen de procedure bemoeilijken of onmogelijk maken.
* **Lokale maligniteit:** Actieve maligniteit op de plaats van het beoogde stoma kan een contra-indicatie zijn.
#### 2.2.2 Chirurgie en anatomische dislocatie
* **Voorafgaande heelkunde aan de hals:** Wanneer eerdere chirurgische ingrepen in de hals het zicht op anatomische structuren ernstig belemmeren, kan dit een contra-indicatie vormen.
#### 2.2.3 Systemische en coagulopathieën
* **Instabiele wervelfracturen:** Instabiele fracturen van de halswervels maken de procedure risicovol.
* **Niet te corrigeren stollingsafwijkingen:** Ernstige, niet te corrigeren stollingsproblemen verhogen het risico op bloedingen aanzienlijk.
#### 2.2.4 Andere factoren
* **Adipositas:** Ernstige obesitas kan de anatomische oriëntatie bemoeilijken en de procedure risicovoller maken.
> **Tip:** Bij een tracheotomie wordt onderscheid gemaakt tussen percutaan geplaatste canules (vaak op de intensive care onder sedatie) en chirurgisch geplaatste canules (vroeger vaker op de operatiekamer).
---
# Aspiratieprocedures en complicaties
Hier is de samenvatting voor "Aspiratieprocedures en complicaties" voor je studiehandleiding:
## 3. Aspiratieprocedures en complicaties
Dit onderwerp behandelt de verschillende methoden van aspiratie bij patiënten met een tracheotomie, inclusief de risico's en complicaties die hiermee gepaard gaan.
### 3.1 Begripsbepaling en indicaties
Een tracheotomie is een kunstmatige luchtweg die wordt aangelegd om de ademhaling te vergemakkelijken, met name bij langdurige mechanische ventilatie, moeilijke ontwenning van beademing, obstructies van de bovenste luchtwegen (door zwelling, tumorgroei, stembandverlamming), noodsituaties zoals anafylactische shock, of als electieve procedure bij hoofd-/halschirurgie. Contra-indicaties zijn onder andere huidinfecties, eerdere halschirurgie die de anatomie belemmert, instabiele wervelfracturen, stollingsstoornissen, lokale maligniteit of anatomische afwijkingen. Tracheotomieën kunnen tijdelijk zijn (bv. na IC-opname) of permanent, en worden percutaan of chirurgisch geplaatst.
### 3.2 De tracheacanule en bijbehorende componenten
De tracheacanule is voorzien van een cuff, een ballon die wordt opgeblazen om de luchtweg af te sluiten en te voorkomen dat secreties naar de onderste luchtwegen aspireren, wat longontsteking kan veroorzaken. De cuffdruk moet gecontroleerd worden met een manometer en idealiter tussen de 20 en 30 cm waterdruk liggen, met 25 cm waterdruk als optimum. Te hoge druk kan leiden tot mucosale ischemie en tracheale stenose, terwijl een te lage druk het risico op aspiratie vergroot. De canule wordt ingebracht met behulp van een obturator, die na plaatsing wordt verwijderd. Elk pakje bevat doorgaans twee binnencanules.
* **Gefenestreerde binnencanule:** Heeft een venster (gefenestreerd) waardoor patiënten kunnen spreken wanneer de cuff is afgeblazen en het venster de stembanden passeert.
* **Canule met twee leidingen:** Eén leiding voor de cuff en een aparte aspiratieleiding die kan worden aangesloten op een aspiratietoestel voor continue of intermitterende secretie-afvoer.
* **Canule zonder aspiratieleiding:** Vereist regelmatige aspiratie via de mond/keelholte.
* **Flens:** Het deel dat buiten de stoma zichtbaar is en bevestigd kan worden, soms verstelbaar, wat nuttig is bij patiënten met veel halsweefsel.
### 3.3 Management van de tracheotomie en verzorging
**Algemene zorg:**
* **Fixatie:** De canule moet stevig gefixeerd zijn, soms ingehecht, met een verband van polyurethaanschuim of een splitkompres tussen de huid en de flens. Het fixatielint (canulebandje) wordt dagelijks verwisseld, bij voorkeur met twee verpleegkundigen: eerst het nieuwe bandje aanbrengen, daarna het oude verwijderen.
* **Stoma en omgeving:** Reinigen met steriele NaCl 0.9%. Bij een immuungecompromitteerde patiënt kan een ontsmettingsmiddel op waterbasis, zoals iso-betadine, worden gebruikt. Dagelijkse verzorging is essentieel.
**De binnencanule:**
* Moet regelmatig worden verwijderd, gereinigd of vervangen.
* **Frequentie:** Om de 4 uur bij een productieve hoest, standaard elke 8 uur tijdens slaap/rust.
* **Reiniging:** Met NaCl 0.9%. Bij debris kan zuurstofwater worden gebruikt, gevolgd door naspoelen. Waterig of alcoholisch ontsmettingsmiddel kan worden ingezet volgens de instellingsprocedure, met naspoelen. Bewaar de binnencanule kiemarm.
**Cuffmanagement:**
* **Cuffdrukmeting:** Minimaal één keer per verpleegkundige shift (ochtend, middag, nacht), na elke manipulatie van de canule of beademingsbuis (ETT), en voor aspiratie.
* **Ideale druk:** Tussen 25 en 30 cm waterdruk (idealiter 25 cm).
* **Lekkende cuff:** Kan wijzen op een defecte cuff, onvoldoende opgeblazen cuff, te hoge beademingsdruk, een slecht passende canule, positieveranderingen, of tracheomalacie.
**TRACHE mnemonic voor kernvaardigheden:**
* **T:** Tapes (canulebandjes dagelijks wisselen, 2 vingers tussen).
* **R:** Resuscitate (beademing bij circulatiestilstand).
* **A:** Airway (vrijwaren luchtweg, aspiratie).
* **C:** Care (verzorging van de stoma en canule).
* **H:** Humidity (bevochtiging van de luchtwegen, essentieel omdat de neusfunctie ontbreekt).
* **E:** Emergency (herkennen en handelen bij urgentie).
**Filter/bevochtiging:**
* Omdat de neusfunctie ontbreekt, is bevochtiging essentieel om de ingeademde lucht te verwarmen en te bevochtigen. Dit kan via een bevochtiger op de beademingsmachine of een vernevelaar.
### 3.4 Aspiratieprocedures
Aspiratie is het verwijderen van secreties uit de luchtwegen.
**Uitwendige (mond/keelholte) en Inwendige (trachea) aspiratie:**
* **Indicatie:** Enkel indien nodig (op indicatie), afhankelijk van de patiëntfactoren zoals viscositeit en hoeveelheid secreties, neurologische status en hoestreflex. Ook aandacht voor de bovenste luchtweg.
* **Steriliteit:** Een steriele handeling met steriele handschoenen of een no-touch techniek.
* **Diepte:** Maximaal 10-15 cm inbrengen in de trachea.
* **Techniek:** Draaiend aspireren tijdens het langzaam terugtrekken van de sonde.
* **Duur:** Maximaal 10 seconden per aspiratie om hypoxie te voorkomen.
* **Frequentie:** Maximaal 3 opeenvolgende aspiraties met telkens een nieuwe sonde. Geef de patiënt tijd om te recupereren tussen de pogingen.
* **Pre-oxygenatie:** Geef vooraf extra zuurstof (bv. 15 liter/uur) om de zuurstofsaturatie te verhogen.
**Instillatie (vocht toedienen):**
* Instillatie van vocht in de tracheacanule wordt **afgeraden**, omdat dit tachycardie, bronchospasmen, dyspnoe, stijging van het CO2-gehalte en daling van de zuurstofsaturatie kan veroorzaken.
* Bij taaie secreties zijn aerosoltherapie met een mucolyticum of NaCl 0.9%, adequate bevochtiging en mobilisatie effectiever.
**Instructies voor aspiratie:**
* Aspireer tot de luchtweg vrij is.
* Traag aspireren gedurende maximaal 10 seconden.
* Met draaiende bewegingen aspireren.
* Uiteinde van de sonde steriel houden.
* Maximaal 3 opeenvolgende aspiraties met telkens een nieuwe sonde.
* Patiënt tijd geven om te recupereren.
* Observeren van ademhaling en mogelijke complicaties.
### 3.5 Communicatie en spraak
* Spreken vereist lucht die langs de stembanden stroomt.
* Een opgeblazen cuff verhindert spreken. Als een patiënt met een opgeblazen cuff toch spreekt, is de cuff waarschijnlijk niet goed opgeblazen.
* Patiënten met een gefenestreerde canule kunnen beter spreken wanneer het venster open is en de cuff afgeblazen.
* Afblazen van de cuff mag enkel met toestemming van de arts.
### 3.6 Zuurstoftoediening
Zuurstof kan via de tracheacanule worden toegediend, vaak via een speciaal tracheotomiemasker of door de zuurstofslang aan te sluiten op een filter of bevochtiger. Een flow van 15 liter zuurstof per uur kan helpen bij het verdunnen van slijm.
### 3.7 Risicomanagement, complicaties en handelen in urgentie
**Accidentele decanulatie:**
* Een ernstige complicatie met een potentieel hoge mortaliteit, hoewel recent onderzoek suggereert dat deze zelden zo hoog is als vroeger werd aangenomen, zeker mits goede zorgorganisatie.
* **Urgentiemateriaal:** Altijd aanwezig moeten zijn op de kamer: datum van plaatsing, materiaal voor verzorging, een reservecanule, beademingsballon met aangezichtsmaker (volwassen en kindermaat), en zuurstofmaskers.
**Onmiddellijke complicaties (tijdens/vlak na procedure):**
* Hemorragie (bloeding)
* Wondinfectie
* Subcutaan emfyseem (lucht onder de huid)
* Obstructie van de canule
* Verkeerde plaatsing of vroege dislocatie van de canule
**Laattijdige complicaties:**
* Granulomen (kan ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken bij verwijdering canule)
* Tracheale dilatatie, stenose, tracheomalacie
* Littekenvorming
* Geblokkeerde canule (door ingedikte slijmen of onvoldoende aspiratie)
* Bloeding
**Wat te doen bij een geblokkeerde canule?**
* **Patiënt die nog ademt:**
* Geef hoge dosis zuurstof via mond en tracheotomie.
* Verwijder de binnencanule en probeer te aspireren.
* Als aspiratie niet lukt, laat de cuff af en evalueer of de patiënt verbetert.
* Indien geen verbetering, verwijder de tracheacanule en evalueer opnieuw.
* **Belangrijk:** Beademing met een ballon via een gecuffte tracheacanule met opgeblazen cuff is niet mogelijk.
* **Beademing bij circulatiestilstand (volgens ERC richtlijnen):**
* Vraag: heeft de patiënt een normale bovenste luchtweg of een laryngectomie?
* **Normale bovenste luchtweg:**
* Beademing met een ballon via de tracheacanule.
* Indien dit niet werkt: laat de cuff af (indien aanwezig), sluit de opening af (bv. met vinger of dopje) en beademen via mond en neus met masker en ballon of mond-op-mond beademing.
* **Laryngectomie:**
* Geef hoge dosis zuurstof via de tracheostomie.
* Verwijder binnencanule/filter/cap/button/tube en probeer te aspireren.
* Als aspiratie niet lukt, laat de cuff af (indien aanwezig) en evalueer.
* Verwijder de aanwezige canule (indien aanwezig) en evalueer.
* Start CPR indien een circulatiestilstand optreedt.
**Red flags (alarmerende signalen):**
* **Airway:**
* Moeilijke invoer van de aspiratiesonde.
* Patiënt met opgeblazen cuff kan plotseling praten, of er komen geluiden/bellen uit de bovenste luchtwegen (duidt op luchtlek).
* Cuff moet frequent worden bijgeblazen.
* Pijn op de plaats van de tracheotomie.
* Zichtbaar verplaatste tracheacanule.
* Bloed uit de sonde of stoma.
* **Breathing:**
* Toenemende ademhalingsarbeid of nood aan zuurstof.
* Ademnood.
* Zichtbaar subcutaan emfyseem.
* Patiënt klaagt over ademhalingsmoeilijkheden.
* Verdenking van aspiratie (voeding wordt opgezogen, duidt op slecht functionerende cuff).
* **Circulation:**
* Algemene klinische verslechtering.
* Angst, rusteloosheid, agitatie, verwarring (kan wijzen op luchtwegprobleem).
### 3.8 Laryngectomie (specifiek voor luchtwegzorg)
Bij een laryngectomie is de larynx (strottenhoofd) verwijderd, waardoor de bovenste luchtwegen niet meer verbonden zijn met de longen. De ademhaling verloopt uitsluitend via een permanent tracheostoma in de hals. De verzorging is gericht op het vrijhouden van deze stoma, bevochtiging, en het handelen bij blocage of circulatiestilstand, waarbij beademen direct via het stoma gebeurt.
### 3.9 Complicaties tgv aspireren
Complicaties kunnen ontstaan door het aspireren zelf, zoals ritmestoornissen, circulatiestoornissen, hypoxie, en beschadiging van de luchtwegmucosa. Correcte techniek, waaronder steriele werkwijze en het vermijden van overmatige diepte en duur, is cruciaal om deze risico's te minimaliseren. De afwezigheid van een neusfunctie bij patiënten met een tracheotomie benadrukt het belang van bevochtiging om secreties dun te houden en aspiratie te vergemakkelijken.
---
# Communicatie en ademhaling bij laryngectomie
Dit gedeelte behandelt de specifieke uitdagingen op het gebied van communicatie en ademhaling na een laryngectomie, inclusief hulpmiddelen en noodprocedures.
## 4. Communicatie en ademhaling bij laryngectomie
Na een laryngectomie wordt de anatomische verbinding tussen de bovenste luchtwegen en de longen onderbroken, wat directe gevolgen heeft voor de ademhaling en communicatie. De patiënt ademt voortaan via een tracheostoma in de hals.
### 4.1 Laryngectomie: Begripsbepaling en Indicaties
#### 4.1.1 Begripsbepaling
* **Tracheostoma:** Een kunstmatige opening (stoma) in de hals die direct toegang geeft tot de luchtpijp. Bij een laryngectomie worden de larynx (strottenhoofd) en stembanden verwijderd, waardoor de bovenste luchtwegen niet langer verbonden zijn met de longen. Dit stoma is permanent en onomkeerbaar. Ademhaling en beademing vinden uitsluitend via dit stoma plaats.
#### 4.1.2 Indicaties voor Laryngectomie
De meest voorkomende indicaties voor een laryngectomie zijn:
* Gevorderde larynx- of hypofarynxkanker die niet of nauwelijks reageert op radiotherapie of chemoradiotherapie, vooral bij invasie van het schildklier- of ringkraakbeen en het zacht weefsel van de larynx.
* Ernstig larynxtrauma waarbij functionele reconstructie niet mogelijk is.
* Patiënten die chronisch aspireren door verlamming van hersenzenuwen (IX, X, XI) en hierdoor niet meer kunnen spreken.
### 4.2 Communicatie na Laryngectomie
De mogelijkheid tot spreken wordt sterk beïnvloed door de laryngectomie, aangezien de stembanden verwijderd zijn. Er zijn verschillende hulpmiddelen en methoden voor spraakrevalidatie:
* **Elektronisch apparaat:** Een extern apparaat dat trillingen genereert die door de mond- en keelholte kunnen worden gevormd tot spraak.
* **Stemprothese:** Een kleine klep die tussen de wand van de slokdarm en de luchtpijp wordt geplaatst. Lucht van de longen kan via het stoma door de prothese naar de slokdarm worden geblazen, waardoor de patiënt kan spreken.
#### 4.2.1 Algemene Principes voor Spreken
Spreken is enkel mogelijk wanneer lucht langs de stembanden stroomt.
* **Met een cuff:** Een patiënt met een tracheacanule met een opgeblazen cuff kan niet spreken, omdat de cuff de luchtweg afsluit. Spreken is wel mogelijk indien de cuff is afgelaten, mits de arts hiervoor toestemming geeft en er geen venster in de canule zit.
* **Met een gefenestreerde canule:** Een gefenestreerde canule (met een venster) maakt spreken mogelijk doordat lucht langs de stembanden kan stromen wanneer het venster open is.
* **Zonder cuff en zonder venster:** Spreken is mogelijk, maar kan bemoeilijkt zijn.
> **Tip:** Bij een tracheacanule met een opgeblazen cuff mag de cuff uitsluitend met toestemming van de arts worden afgelaten. Dit mag nooit zomaar gebeuren.
### 4.3 Ademhaling en Hulpmiddelen bij Laryngectomie
De ademhaling verloopt na een laryngectomie volledig via het tracheostoma.
#### 4.3.1 Tracheostoma Zorg
* Het stoma en de omgeving moeten dagelijks worden gereinigd, meestal met NaCl 0.9%. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan een antisepticum (bv. Iso-Betadine) worden gebruikt.
* Een verband (bv. polyurethaanschuim, metaline kompres of splitkompres) wordt onder de flens van de canule geplaatst en dagelijks of vaker bij verzadiging gewisseld.
* Het canulebandje wordt dagelijks gewisseld, waarbij de nieuwe band voor de oude wordt aangebracht, bij voorkeur door twee verpleegkundigen.
#### 4.3.2 Filter/Bevohtiging
Omdat de neusfunctie (filteren, bevochtigen, verwarmen van lucht) ontbreekt, is bevochtiging essentieel:
* Lucht wordt direct de longen ingevoerd zonder te filteren of te bevochtigen.
* Filters en bevochtigingsapparatuur (bv. via een slang met water die wordt verwarmd) zijn noodzakelijk om de luchtwegen te beschermen.
* Zuurstoftoediening kan via de filter plaatsvinden.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met een tracheostoma heeft een filter nodig om stofdeeltjes uit de ingeademde lucht te verwijderen en een bevochtiger om droge lucht te voorkomen, wat luchtwegirritatie en taaie secreties kan veroorzaken.
#### 4.3.3 Luchtwegobstructie bij Laryngectomie
Indien de luchtweg geblokkeerd is, zijn de volgende stappen van belang:
1. Geef hoge dosis zuurstof via de tracheostomie.
2. Verwijder de binnencanule, filter, kap, button of tube en probeer te aspireren.
3. Als het invoeren van de aspiratiesonde niet lukt, laat dan de cuff af (indien aanwezig) en evalueer de toestand van de patiënt.
4. Indien er geen verbetering optreedt, verwijder dan de aanwezige canule (indien van toepassing) en evalueer opnieuw.
5. Start CPR indien een circulatiestilstand optreedt.
> **Opmerking:** Beademing via mond en neus (manuele beademingsballon) is niet mogelijk bij een gecuffte tracheacanule met een opgeblazen cuff.
### 4.4 Noodprocedures en Complicaties
#### 4.4.1 Red Flags bij een Laryngectomie
* **Airway (Luchtweg):**
* Moeite met het inbrengen van de aspiratiesonde.
* Onverwacht spreken of geluiden/bellen uit de bovenste luchtwegen bij een patiënt met een gecuffte canule (duidt op een lekkende cuff).
* De cuff moet frequent worden bijgeblazen.
* Pijn op de plaats van de tracheotomie.
* Zichtbaar verplaatste tracheacanule.
* Bloed uit de sonde of het stoma.
* **Breathing (Ademhaling):**
* Toenemende ademhalingsarbeid of behoefte aan zuurstof.
* Ademnood.
* Zichtbaar subcutaan emfyseem.
* Klachten van moeite met ademhalen.
* Verdenking van aspiratie (voeding wordt opgezogen), wat duidt op een falende cuff.
* **Circulation (Circulatie):**
* Algemene klinische verslechtering.
* Cardiovasculaire collaps als gevolg van een luchtwegprobleem.
* Angst, rusteloosheid, agitatie of verwarring, wat kan wijzen op een luchtwegprobleem.
#### 4.4.2 Noodsituaties en Beademing
* **Verstopte Canule:** Indien de canule geblokkeerd is bij een patiënt die nog ademt, wordt hoge dosis zuurstof via de tracheostomie gegeven. De binnencanule wordt verwijderd en er wordt geaspireerd. Als dit niet lukt, wordt de cuff afgelaten en geëvalueerd of de toestand verbetert. Als er geen verbetering is, kan de canule zelf worden verwijderd.
* **Beademing bij Circulatiestilstand:** Bij een patiënt met een laryngectomie en circulatiestilstand wordt beademing via de tracheostoma gestart. Indien dit niet mogelijk is, wordt de canule verwijderd, het stoma afgedrukt en beademing via mond-op-mond of met een masker en ballon geprobeerd.
#### 4.4.3 Complicaties
* **Onmiddellijke complicaties (tijdens/direct na procedure):**
* Hemorragie (bloeding).
* Wondinfectie.
* Subcutaan emfyseem.
* Obstructie van de canule.
* Verkeerde route tijdens plaatsing of vroege dislocatie van de canule.
* **Laattijdige complicaties:**
* Granulomen van de luchtpijp die ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken bij verwijdering van de canule.
* Tracheale dilatatie, stenose, tracheomalacie.
* Littekenvorming.
* Bloeding.
> **Tip:** Zorg dat er altijd urgentiemateriaal voorhanden is, waaronder een reserve canule, een beademingsballon met aangezichtsmaker, zuurstofmaskers en een urgentie stroomdiagram.
### 4.5 Kernvaardigheden Verpleegkundige Zorg
#### 4.5.1 Zorg aan Tracheostoma (Laryngectomie)
* Behouden van een vrije luchtweg (doorgankelijkheid van het stoma).
* Bevohtiging van de luchtweg.
* Zorg aan het stoma zelf.
* Mentale ondersteuning en educatie van de patiënt.
* Planning van het ontslag.
#### 4.5.2 Kernvaardigheden Tracheotomie (niet-laryngectomie)
* Behouden van een vrije luchtweg (doorstroming van de tube).
* Bevohtiging van de luchtweg.
* Bevestiging van de tube en wisselen van het fixatielint.
* Aspiratie.
* Wisseling van de binnencanule.
* Cuffdrukmeting.
* Mentale ondersteuning en educatie.
* Ontslag planning.
#### 4.5.3 Luchtweg Aspiratie (Algemeen)
* **Steriele handeling:** Gebruik steriele handschoenen of een no-touch techniek.
* **Diepte:** Maximaal 10-15 cm inbrengen in de trachea zonder aspiratie.
* **Aspiratie:** Draaiend aspireren gedurende maximaal 10 seconden.
* **Hygiëne:** Maximaal 3 opeenvolgende aspiraties met telkens een nieuwe sonde.
* **Herstel:** Geef de patiënt tijd om te recupereren tussen de aspiraties.
* **Observatie:** Observeer de ademhaling en mogelijke complicaties.
> **Opmerking:** Het instilleren van vloeistof (NaCl 0.9%) in de tracheacanule vóór aspiratie wordt afgeraden omdat het kan leiden tot tachycardie, bronchospasmen, dyspnoe, CO2-stijging en saturatiedaling. Voor taaie secreties zijn aerosoltherapie met een mucolyticum of NaCl 0.9%, adequate bevochtiging en mobilisatie effectiever.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Tracheotomie | Een chirurgische ingreep waarbij een opening in de luchtpijp wordt gemaakt om de ademhaling te vergemakkelijken, meestal door middel van een tracheacanule. |
| Tracheacanule | Een medisch hulpmiddel, een buis die in een tracheostoma wordt ingebracht om de luchtwegen open te houden en de ademhaling te ondersteunen. |
| Aspiratie | Het verwijderen van secreties (slijm) uit de luchtwegen of de tracheacanule met behulp van een zuigkatheter om obstructie te voorkomen. |
| Cuff | Een opblaasbare ballon aan het uiteinde van een tracheacanule die wordt gebruikt om de luchtweg af te dichten en aspiratie van maaginhoud of secreties te voorkomen. |
| Cuffdrukmeting | Het proces van het meten van de druk in de cuff van een tracheacanule om adequate afdichting te garanderen zonder de bloedtoevoer naar het omliggende weefsel te belemmeren. |
| Indicaties | Redenen of omstandigheden die een medische procedure, zoals een tracheotomie, rechtvaardigen. |
| Contra-indicaties | Omstandigheden of redenen die een medische procedure, zoals een tracheotomie, ongeschikt maken. |
| Stoma | Een kunstmatig gecreëerde opening in het lichaam, in dit geval een opening in de hals naar de luchtpijp. |
| Decanulatie | Het verwijderen van de tracheacanule uit het tracheostoma. |
| Laryngectomie | De chirurgische verwijdering van het strottenhoofd (larynx), meestal als gevolg van kanker, wat resulteert in een permanente tracheostoma. |
| PES structuur | Een acroniem dat staat voor Probleem, Etiologie (oorzaak), Symptomen, die wordt gebruikt bij het formuleren van verpleegkundige diagnoses. |
| PESDIE-structuur | Een uitgebreidere structuur voor verpleegkundige diagnoses, die Probleem, Etiologie, Symptomen, Diagnose, Interventie en Evaluatie omvat. |
| Zuurstoftoediening | Het leveren van extra zuurstof aan een patiënt om de oxygenatie te verbeteren, vaak via een neusbril, masker of direct in de tracheacanule. |
| Obstructie | Een blokkade of verstopping van een luchtweg of buis, zoals een tracheacanule. |
| Bevochtiging | Het toevoegen van vocht aan de ingeademde lucht om de slijmvliezen van de luchtwegen vochtig te houden, vaak met behulp van een bevochtiger of aerosol. |
| Stenose | Een vernauwing van een lichaamsholte of kanaal, zoals de luchtpijp. |
| Granulomata | Kleine ontstekingsknobbeltjes die zich kunnen vormen op weefsel, bijvoorbeeld in de luchtpijp. |
| Subcutaan emfyseem | De aanwezigheid van lucht in de weefsels onder de huid, wat kan optreden na procedures aan de luchtwegen. |
| TRACHE mnemonic | Een ezelsbruggetje dat de belangrijkste aspecten van tracheacanule zorg samenvat: Tapes, Resuscitate, Airway, Care, Humidity, Emergency. |
| Laryng | Synoniem voor strottenhoofd (larynx). |
| Cuffdruk | De druk die de opgeblazen cuff van een tracheacanule uitoefent op de wand van de luchtpijp. |
| Mucosale ischemie | Verminderde bloedtoevoer naar het slijmvlies, wat kan leiden tot schade. |
| Bronchospasmen | Samentrekking van de spieren rond de luchtwegen, wat leidt tot vernauwing en ademhalingsmoeilijkheden. |
| Hypoxie | Een tekort aan zuurstof in het weefsel. |
| Tachycardie | Een snelle hartslag, meer dan 100 slagen per minuut bij volwassenen. |
| Dyspneu | Ademhalingsmoeilijkheden of kortademigheid. |
| Tracheomalacie | Een aandoening waarbij de kraakbeenringen van de luchtpijp verzwakt zijn, wat leidt tot collaps van de luchtweg. |
| Larynx | Het strottenhoofd, het deel van de luchtwegen dat de stembanden bevat. |
| Obturator | Een hulpmiddel dat tijdelijk in een tracheacanule wordt geplaatst om het inbrengen ervan te vergemakkelijken en schade aan het slijmvlies te voorkomen. |
| Gefenestreerde tracheacanule | Een tracheacanule met een of meer openingen (vensters) die het mogelijk maken om geluid te produceren wanneer de cuff is afgelaten. |
| Invasie | Het binnendringen van kankercellen in omliggend weefsel. |
| Hypofarynx | Het onderste deel van de keel, net boven het strottenhoofd. |
| Ringkraakbeen | Een van de kraakbeenelementen van het strottenhoofd, gelegen onder het schildkraakbeen. |
| Schieldkraakbeen | Het grootste kraakbeen van het strottenhoofd, ook wel Adamsappel genoemd. |
| Herszenuwen IX, X of XI | Specifieke herszenuwen die betrokken zijn bij functies zoals slikken en stemgeven, en waarvan verlamming kan leiden tot chronische aspiratie. |
| Stemprothese | Een apparaatje dat tussen de luchtpijp en de slokdarm wordt geplaatst na een laryngectomie om de spraak te herstellen. |
| Spraakrevalidatie | Therapie gericht op het herstellen of verbeteren van de spraak na medische ingrepen of aandoeningen. |
| Percutaan | Via de huid, bijvoorbeeld een percutane plaatsing van een tracheacanule. |
| Chirugisch geplaatst | Geplaatst door middel van een chirurgische ingreep. |
| Sedatie | Het verminderen van prikkelbaarheid of onrust door het toedienen van medicatie. |
| Intermitterend | Af en toe of met tussenpozen. |
| Non-rebreathingmasker | Een zuurstofmasker dat een hoge concentratie zuurstof levert en voorkomt dat de patiënt zijn eigen uitgeademde lucht opnieuw inademt. |
| Tracheotomiemasker | Een speciaal masker dat over een tracheostoma wordt geplaatst om zuurstof toe te dienen. |
| Beademingsballon | Een ballon die wordt gebruikt om kunstmatige beademing toe te passen, meestal in combinatie met een masker of een tracheacanule. |
| Cardiovasculaire collaps | Een plotselinge en ernstige daling van de bloeddruk en hartfunctie, vaak levensbedreigend. |
| Acute pijn | Plotseling optredende pijn die meestal van korte duur is. |
| Verstoorde slaap | Slaapproblemen die de normale slaapcyclus beïnvloeden. |
| Risico op decubitus | Verhoogde kans op het ontwikkelen van doorligwonden. |
| Risico op ineffectieve weefseldoorbloeding | Verhoogde kans op onvoldoende bloedtoevoer naar lichaamsweefsels. |
| Zelfzorgtekort | Een situatie waarin een persoon niet in staat is om zelfstandig adequate zorg te verlenen. |
| Risico op beperkte inspanningstolerantie | Verhoogde kans op verminderde capaciteit om fysieke inspanning te leveren. |
| Risico op verminderde ademhaling | Verhoogde kans op een ineffectieve ademhaling. |
| Ineffectief ademhalingspatroon | Een ademhalingspatroon dat niet voldoet aan de behoeften van het lichaam. |
| Verstoorde gaswisseling | Problemen met de uitwisseling van gassen (zuurstof en kooldioxide) tussen de longen en het bloed. |
| Ineffectief ophoesten | Onvermogen om effectief slijm op te hoesten. |
| Angst | Een gevoel van bezorgdheid, nervositeit of vrees. |
| Inadequate communicatie en spraak | Problemen met het effectief overbrengen van gedachten en het produceren van spraak. |
| Risico op inadequate coping | Verhoogde kans op het niet effectief kunnen omgaan met stressvolle situaties. |
| Risico op infectie | Verhoogde kans op het oplopen van een infectie. |
| Risico op aantasting van de waardigheid en verstoorde partnerrelatie | Verhoogde kans op het ervaren van verminderde eigenwaarde en problemen in persoonlijke relaties. |
| Verstoord zelfbeeld | Een negatieve perceptie van zichzelf. |
| Hemorragie | Ernstig bloedverlies. |
| Wondinfectie | Infectie van een chirurgische wond. |
| Verkeerde route tijdens plaatsing | Wanneer een medisch instrument of apparaat op de verkeerde plaats wordt ingebracht. |
| Vroege dislocatie | Verplaatsing van een medisch apparaat kort na plaatsing. |
| Laattijdige complicaties | Complicaties die optreden geruime tijd na de oorspronkelijke ingreep. |
| Tracheale dilatatie | Verwijding van de luchtpijp. |
| Littekenvorming | Het proces waarbij littekenweefsel wordt gevormd na verwonding of chirurgie. |
| Geblokkeerde canule | Een verstopte tracheacanule. |
| BMV | Basis Manuele Ventiel, een methode van kunstmatige beademing. |
| ERC | European Resuscitation Council, een organisatie die richtlijnen voor reanimatie opstelt. |
| CPR | Cardiopulmonale resuscitatie, een levensreddende techniek bij een circulatiestilstand. |