Cover
Mulai sekarang gratis PPT 3a Verwekkers van luchtweginfecties en meningitis - aangevuld met notities.pptx
Summary
# Verwekkers van luchtweginfecties en pneumonie
Hier is een samenvatting van de verwekkers van luchtweginfecties en pneumonie, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 1. Verwekkers van luchtweginfecties en pneumonie
Dit deel van de studie behandelt de bacteriële verwekkers van luchtweginfecties en pneumonie, inclusief hun specifieke kenmerken, pathogenese en klinische presentatie, geïllustreerd met patiëntencases.
### 1.1 Algemene principes van luchtwegverdediging
De luchtwegen beschikken over diverse afweermechanismen om pathogenen te bestrijden:
* **Slijmvlies:** Fungeert als filter en vangt pathogenen op.
* **Brush border:** Bestaat uit epitheelcellen met trilharen die slijm en pathogenen transporteren.
* **Slijm:** Bedekt het slijmvlies en helpt bij het wegvangen van deeltjes.
* **Onderliggende immuuncellen:** Lymfocyten, dendritische cellen en macrofagen bevinden zich onder het slijmvlies.
* **Neus:** Filtert reeds een groot deel van de ingeademde lucht.
### 1.2 Typische en atypische verwekkers
Luchtweginfecties en pneumonie kunnen worden veroorzaakt door verschillende bacteriën, die grofweg worden ingedeeld in 'typische' en 'atypische' verwekkers, naast specifieke categorieën zoals kinderziekten en nosocomiale infecties.
#### 1.2.1 Typische verwekkers
Dit zijn de meest voorkomende oorzaken van pneumonie, vaak geassocieerd met een lobaire presentatie.
* **Streptococcus pneumoniae**
* **Kenmerken:** Gram-positieve kokken, vaak voorkomend in paren (diplokokken). Ze bezitten een dikke celwand met een belangrijke component: een dik kapsel (glycocalyx). Dit kapsel bestaat uit polysacchariden of eiwitten en is cruciaal voor virulentie door antifagocytose en bescherming tegen toxische moleculen. Er zijn ongeveer 90 verschillende serotypen, gebaseerd op de polysacchariden van het kapsel (K-antigeen).
* **Pathogenese:** Kolonisatie van de mucosa van de bovenste luchtwegen is de eerste stap, wat leidt tot transmissie. Verspreiding naar de longen kan pneumonie veroorzaken, naar de bloedbaan kan leiden tot bacteriemie, en naar andere weefsels kan meningitis of otitis media veroorzaken. Virulentiefactoren zijn onder meer het kapsel (remt opsonisatie en fagocytose), pneumolysine (veroorzaakt ontsteking) en neuraminidase (bevordert verspreiding). Ontstekingen (geïnduceerd door pneumolysine of virale co-infecties) stimuleren secretoire activiteit, wat de verspreiding bevordert. Moleculaire mechanismen omvatten aanhechting aan epitheelcellen, mucusdegradatie, remming van neutrofiele activiteit en het belemmeren van het complementsysteem.
* **Klinische presentatie:** Kan leiden tot lobaire pneumonie, sinusitis, bacteriemie en meningitis. Er is een toenemende trend in gevallen van invasieve pneumokokkenziekte, met een opmerkelijke stijging na de COVID-19 pandemie, met name bij 65-plussers. Er is ook een groeiende resistentie tegen antibiotica.
* **Vaccinatie:** Er is een vaccin beschikbaar dat beschermt tegen specifieke serotypen.
* **Haemophilus influenzae**
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staafjes, facultatief anaëroob. Ze vereisen factor X en V voor hun groei. Er is een onderverdeling in typeerbare (met kapselpolysacchariden, 6 serotypen a-f) en niet-typeerbare (zonder kapsel) stammen.
* **Pathogenese:** Niet-omkapselde stammen veroorzaken infecties van het middenoor, sinussen en bronchiën. Omkapselde stammen, met name type b (Hib), kunnen leiden tot ernstigere infecties zoals epiglottitis en meningitis. Het kapsel is een belangrijke meerwaarde voor de bacterie om zich in het lichaam te verspreiden.
* **Klinische presentatie:** Kan oorontstekingen, sinusitis, bronchitis, epiglottitis en meningitis veroorzaken. Hib-ziekte is significant gedaald door vaccinatie.
* **Vaccinatie:** Een vaccine-preventable ziekte; er zijn vaccins beschikbaar tegen Hib. Behandeling gebeurt vaak met amoxicilline of amoxicilline-clavulaanzuur.
#### 1.2.2 Atypische verwekkers van pneumonie
Deze verwekkers geven vaak een meer diffuus, niet-lobair patroon van pneumonie en hebben specifieke eigenschappen.
* **Legionella pneumophila**
* **Kenmerken:** Gram-negatief staafje, beweeglijk. Moeilijk te kleuren en te kweken, vereist speciale voedingsbodems. Groeit optimaal bij hoge temperaturen ($45-50^\circ$C) en weerstaat $65^\circ$C. Het is een intracellulaire bacterie. Er zijn ongeveer 30 species, waarvan L. pneumophila verantwoordelijk is voor meer dan 85% van de infecties.
* **Pathogenese:** Het reservoir is zoet water, waar het intracellulair in amoeben leeft. Besmetting vindt plaats via inhalatie van aërosolen (bv. uit douches, airconditioningsystemen). Er is geen overdracht van mens op mens. Na inhalatie wordt de bacterie opgenomen door alveolaire macrofagen, waar het de fusie van fagosoom en lysosoom remt, waardoor het zich kan vermenigvuldigen. Het produceert protease dat cellen lysereert en cytokines produceert, wat leidt tot aantrekking van meer immuuncellen. Cellulaire immuniteit (macrofaagactivatie) is essentieel voor het opruimen. Legionella creëert een replicatieve nis door interactie met vesicles van het endoplasmatisch reticulum en mitochondria, waarbij het een ER-achtig compartiment vormt.
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt Legionellapneumonie (veteranen ziekte), een ernstige pneumonie met betrokkenheid van meerdere orgaansystemen. Risicofactoren zijn leeftijd, roken, chronische bronchitis en verminderde immuniteit. Hoge mortaliteit (ongeveer 15%).
* **Preventie:** Eliminatie van de bacterie uit waterbronnen, temperatuurbeheer van boilers ($60^\circ$C), en preventie van aërosolvorming.
* **Mycoplasma pneumoniae**
* **Kenmerken:** De kleinste bacterie (0,1-0,3 $\mu$m) zonder celwand, met een stevige celmembraan. Langzame groei.
* **Pathogenese:** Veroorzaakt respiratoire infecties. De exacte mechanismen van kolonisatie en virulentie zijn nog onderwerp van onderzoek.
* **Klinische presentatie:** Milde, maar soms langdurige pneumonie, keelontsteking (rode keel, wit beslag, gezwollen halsklieren). Kan ook niet-respiratoire manifestaties geven, zoals meningitis, conjunctivitis en erythema multiforme. Epidemieën komen om de 4-8 jaar voor bij kinderen en jonge volwassenen.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracyclines.
* **Chlamydia pneumoniae**
* **Kenmerken:** Een van de Chlamydiae species, met 1 serovar. Heeft een complexe levenscyclus met verschillende stadia (elementary body, reticulate body).
* **Pathogenese:** Het reservoir is de mens (luchtwegen). Veroorzaakt infecties van de luchtwegen.
* **Klinische presentatie:** Faryngitis en pneumonie.
#### 1.2.3 ‘Kinderziekten’ / Vaccine-preventable
* **Bordetella pertussis**
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staafjes, aeroob. Drie species: B. pertussis (kinkhoest), B. parapertussis en B. bronchiseptica (commensalen met weinig pathogeen vermogen). Kweekt langzaam (3-5 dagen) op speciale bodems.
* **Pathogenese:** Adherentie aan respiratoire epitheelcellen via fimbriae en filamentus hemaglutinine. Productie van toxines:
* Tracheaal cytotoxine: vernietigt tracheale epitheelcellen, leidt tot IL-1 en immuunrespons.
* Adenylcyclase toxine: interferentie met cAMP, beperkt fagocytenactiviteit.
* Pertussis toxine (PT): AB5-toxine, ADP-ribosylleert G-proteïnen, onderdrukt inflammatoire cytokineproductie en immuuncelrecruitment.
* Labiel toxine (LT): veroorzaakt weefselschade.
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt kinkhoest. Kenmerkend zijn hoestparoxismen, vooral 's nachts, met gierende ademhaling en braken na hoesten. Klinisch beloop: incubatietijd (1-2 weken), status catarrhalis (bovenste luchtweginfectie), hoestparoxisme. Lange termijn immuniteit is vooral tegen pertussis toxine. Zeer besmettelijk met hoge mortaliteit.
* **Vaccinatie:** Vaccine-preventable (onderdeel van DTP-vaccin).
* **Corynebacterium diphtheriae**
* **Kenmerken:** Gram-positieve, clubvormige staafjes. Liggen in 'Chinese letters' (palissades). Aeroob. Geen sporen, geen kapsel. Kan een exotoxine produceren, mede dankzij een lysogene faag.
* **Pathogenese:** Transmissie via druppels en direct contact met secreties. Asymptomatisch dragerschap is mogelijk. Het exotoxine remt eiwitsynthese, wat leidt tot lokale necrose, oedeem, en systemische toxiciteit (hart- en zenuwschade).
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt difterie (kroep). Symptomen omvatten koorts, keelpijn, gezwollen klieren in de hals, wit beslag op de tonsillen (necrose). Respiratoire infectie kan leiden tot slik- en ademhalingsmoeilijkheden, potentieel met suffocatie. Myocarditis en neurotoxiciteit (motorische en sensorische zenuwuitval) kunnen optreden. Cutane difterie kan ook voorkomen. Mortaliteit varieert van 3,5% tot 12%.
* **Vaccinatie:** Vaccine-preventable. Behandeling met antitoxine (moet vroeg worden gegeven om toxine te neutraliseren) en antibiotica (penicilline of erytromycine) om toxineproductie te stoppen en dragerschap te verminderen. Immuniteit na doorgemaakte ziekte is niet levenslang beschermend; vaccinatie is noodzakelijk.
* **Mycobacterium tuberculosis**
* **Kenmerken:** Zuurvaste staven met een waslaagje (mycolinezuur) aan de buitenkant, waardoor ze niet goed aankleuren met Gram-kleuring en resistent zijn tegen veel antibiotica. Vereisen een specifieke zuurkleuring (Ziehl-Nielsen). Zeer langzame groei (delingstijd 20-24 uur), kweek duurt 4-6 weken. Reservoir is primair de mens, maar ook dieren (M. bovis, M. avium bij vogels).
* **Pathogenese:** Infectie vindt plaats via inhalatie van aerosolen. Opname door alveolaire macrofagen. Bij een goed immuunsysteem wordt de replicatie gestopt door cellulaire immuniteit (T-lymfocyten activeren macrofagen). De infectie wordt afgekapseld in tuberkels of granulomen (primaire focus). Bij een verzwakt immuunsysteem kan de infectie zich verspreiden (miliaire TBC) of reactiveren. Tuberkels bevatten dode bacteriën, maar soms ook levende in 'slaaptoestand'. Reactivatie treedt vaak op bij verzwakking van het immuunsysteem (bv. HIV, ondervoeding, medicatie). Bij open longtuberculose breken verkazende letsels open in de bronchiën, wat leidt tot besmettelijkheid via hoesten en aerosolen.
* **Klinische presentatie:** Pulmonaire tuberculose (longtuberculose) met symptomen als productieve hoest, soms met bloed, koorts, vermagering, nachtzweten. Kan zich ook verspreiden naar andere organen (extra-pulmonaire tuberculose). Latente TB is niet ziek en niet besmettelijk, maar detecteerbaar met tuberculinetests (Mantoux test) of bloedonderzoek. Actieve TB is besmettelijk.
* **Preventie en behandeling:** BCG-vaccinatie (vooral voor jonge kinderen). Behandeling met een combinatie van anti-TB-medicatie gedurende 6 maanden. Preventie van resistentie door correcte en volledige kuur.
#### 1.2.4 Nosocomiale verwekkers
Deze bacteriën worden vaak geassocieerd met zorggerelateerde infecties, met name bij patiënten die langdurig geïntubeerd en geventileerd zijn.
* **Pseudomonas aeruginosa**
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staaf, aeroob. Produceert een slijmerig, groenig sputum met een zoete geur. Ideale kolonisator van vochtige, zuurstofrijke omgevingen en apparatuur.
* **Pathogenese:** Kan langdurige kolonisatie veroorzaken. Bekend om zijn resistentie tegen antibiotica, waarbij de meest resistente populaties worden geselecteerd.
* **Klinische presentatie:** Vaak geassocieerd met ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) bij langdurig geventileerde patiënten.
* **Acinetobacter baumannii**
* **Kenmerken:** Gram-negatief, non-fermenterend staafje. Kan langdurig overleven in de omgeving en op diverse oppervlakken.
* **Pathogenese:** Kan de tracheale tractus koloniseren en infecteren. Vaak multiresistent, inclusief carbapenem-resistentie.
* **Klinische presentatie:** Vergelijkbaar met P. aeruginosa, geassocieerd met VAP.
* **Behandeling:** Vereist specifieke, breedspectrum antibiotica zoals ceftazidime, cefepime, piperacilline-tazobactam, meropenem, in combinatie met andere middelen.
### 1.3 Andere verwekkers
* **Coxiella burnetii**
* **Kenmerken:** Bacterie die Q-koorts veroorzaakt. Reservoir zijn dieren, transmissie bij dieren door teken.
* **Pathogenese:** Transmissie bij mensen via aerosolen (bv. van dieren of besmet stof). Incubatieduur ongeveer 3 weken.
* **Klinische presentatie:** Kan leiden tot griepaal syndroom, pneumonie en hepatitis. Atypische verwekker van pneumonie.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracyclines.
* **Clostridium tetani**
* **Kenmerken:** Gram-positieve staaf, anaëroob. Reservoir zijn darmen (graseters, mens) en grond.
* **Pathogenese:** Infectie met sporen via wonden. Vegetatieve vorm produceert het exotoxine tetanospasmine. Dit toxine interfereert met remmende neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel, wat leidt tot spierstijfheid en krampen (opisthotonus).
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt tetanus. Incubatietijd varieert, maar meestal rond 2 weken. Hoge mortaliteit (ongeveer 50%) indien onbehandeld. Neonatale tetanus is een ernstige vorm bij zuigelingen.
* **Preventie en behandeling:** Belang van antitoxine (passieve immuniteit) en vaccinatie.
* **Clostridium botulinum**
* **Kenmerken:** Anaërobe bacterie. Reservoir zijn darmen (mens, dier) en grond. Produceert een potent krachtig neurotoxine.
* **Pathogenese:** Besmetting via inname van voedsel met toxine (vaak geconserveerde producten). Het toxine wordt opgenomen in het bloed en veroorzaakt verlamming.
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt botulisme, gekenmerkt door een afdalende verlamming (beginnend met slikproblemen en uitbreidend, inclusief ademhalingsspieren). Hoge mortaliteit door ademhalingsfalen.
* **Preventie en behandeling:** Verhitten van voedsel, juiste conserveringstechnieken. Behandeling met botulinetoxine-antitoxines is cruciaal, idealiter binnen 72 uur na symptoombegin.
* **Neisseria meningitidis**
* **Kenmerken:** Gram-negatieve kokken, liggen in paren, aeroob. Moeilijk kweekbaar. Bezit een kapsel, wat belangrijk is voor serotypering en virulentie.
* **Pathogenese:** Natuurlijke habitat is de nasopharynx. Kan acute sepsis met of zonder meningitis veroorzaken. Virulentie is gerelateerd aan kapsel expressie en specifieke genotypen.
* **Klinische presentatie:** Veroorzaakt meningokokken-sepsis en meningitis. Kenmerkend is snelle ontwikkeling van koorts, hoofdpijn, nekstijfheid, en purpura (niet-wegdrukbare vlekjes die zich snel kunnen verspreiden). Kan fataal zijn binnen enkele uren.
* **Vaccinatie:** Vaccine-preventable. Vaccins zijn beschikbaar tegen verschillende serogroepen (A, B, C, Y, W-135). Vaccinatie heeft de incidentie van meningokokkenmeningitis significant doen dalen.
* **Virussen**
* **Herpes simplex virus (HSV)**
* **Kenmerken:** Dubbelstrengs DNA-virus. Kan zich na primaire infectie in sensorische ganglia vestigen in latente toestand.
* **Pathogenese:** Veroorzaakt primaire infecties, kan zich reactiveren. Reactivatie leidt tot heruitbraak van virale replicatie en symptomen. Kan leiden tot herpes simplex encefalitis, met neurologische schade.
* **Klinische presentatie:** Orofaciaal zweren, koorts, malaise. Encefalitis: subacute gedragsveranderingen, focale neurologische uitval.
* **Behandeling:** Acyclovir.
### 1.4 Patiëntencases en illustraties
De presentatie illustreert de besproken verwekkers met concrete patiëntencases:
* **Patiënt 1:** 67-jarige man met lobaire pneumonie, suggestief voor *Streptococcus pneumoniae* en *Haemophilus influenzae*, mede door rookgedrag.
* **Patiënt 2:** 8-jarige broer en zus met kinkhoest (door *Bordetella pertussis*), recent gearriveerd uit Afghanistan met onbekende vaccinatiestatus.
* **Patiënt 3:** 15-jarige jongeman met difterie (door *Corynebacterium diphtheriae*), recent aangekomen uit Afghanistan, met symptomen van keelontsteking en lymfadenopathie.
* **Patiënt 4:** 57-jarige man met atypische pneumonie na verblijf in een wellness-centrum, suggestief voor *Legionella pneumophila*.
* **Patiënt 5:** 74-jarige man, geïntubeerd door COVID-19, met ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) veroorzaakt door *Acinetobacter baumannii* en *Pseudomonas aeruginosa*.
* **Patiënt 6 (eerste):** 42-jarige man met pulmonaire tuberculose (door *Mycobacterium tuberculosis*), HIV-positief, met symptomen van hoest, koorts en vermagering.
* **Patiënt 6 (tweede):** 6-jarige jongen met meningokokken-sepsis/meningitis (door *Neisseria meningitidis*), snel progressief en fataal.
* **Patiënt 6 (derde):** 82-jarige man met tetanus (door *Clostridium tetani*) na een wondje in de moestuin.
* **Patiënt 7:** Onbekende patiënt met botulisme (door *Clostridium botulinum*), waarschijnlijk door inname van besmet voedsel.
> **Tip:** Het herkennen van typische presentaties en risicofactoren is cruciaal voor een snelle diagnose en adequate behandeling van luchtweginfecties en pneumonie. De link tussen vaccinatiestatus, reisgeschiedenis en mogelijke blootstellingen is essentieel.
---
# Vaccin-voorkombare en zeldzame bacteriële infecties
Dit gedeelte behandelt specifieke, door vaccinatie voorkombare bacteriële infecties, hun pathogenese, epidemiologie en preventieve maatregelen.
### 2.1 Streptococcus pneumoniae
* **Classificatie:** Gram-positieve kokken, vaak in paren (diplokokken). Ze produceren $\alpha$-hemolyse of zijn indifferent.
* **Virulentiefactoren:**
* **Kapsel (glycocalyx):** Een polysaccharide laag die antifagocytose bevordert door de opsonisatie met complement te remmen. Er zijn ongeveer 90 verschillende serotypen.
* **Pneumolysine:** Een toxine dat ontsteking veroorzaakt.
* **Neuraminidase:** Een enzym dat de verspreiding bevordert.
* **Pathogenese:** Kolonisatie van de bovenste luchtwegen kan leiden tot invasieve ziekten zoals pneumonie, meningitis en otitis media door verspreiding naar de longen, bloedbaan (bacteriemie) of andere weefsels.
* **Factoren die verspreiding beïnvloeden:**
* Inflammatie (door pneumolysine of virale co-infectie) bevordert shedding (verspreiding).
* Kapseltype beïnvloedt mucusbinding en aantallen shed bacteriën.
* IgG daalt de shedding, IgA heeft geen effect.
* Virale co-infectie verhoogt de shedding.
* **Klinische manifestaties:** Sinusitis, pneumonie, bacteriemie, meningitis.
* **Epidemiologie:** Er is een toenemende trend in infecties, met een rebound na COVID-19 en een piek bij 65+ in 2024. Resistentie tegen antibiotica neemt ook toe.
* **Preventie:** Vaccinatie.
### 2.2 Haemophilus influenzae
* **Morfologie:** Gram-negatieve staafjes, facultatief anaëroob. Vereisen factor X en V voor groei.
* **Indeling:**
* **Typeerbare stammen:** Hebben een kapsel (6 serotypen a-f).
* **Niet-typeerbare stammen:** Hebben geen kapsel.
* **Pathogeniteit:** Niet-omkapselde stammen veroorzaken infecties van het middenoor en de sinussen. Omkapselde stammen, met name type b (Hib), zijn verantwoordelijk voor ernstigere invasieve infecties zoals epiglottitis en meningitis (95% van de meningitis bij kinderen werd veroorzaakt door type b).
* **Epidemiologie:** Commensaal in de luchtwegen; niet-omkapselde stammen zijn dominant bij volwassenen, terwijl omkapselde en niet-omkapselde stammen bij kinderen voorkomen.
* **Preventie:** Vaccinatie (met name tegen Hib).
### 2.3 Bordetella pertussis (Kinkhoest)
* **Morfologie:** Gram-negatieve staafjes, aëroob.
* **Soorten:**
* *B. pertussis:* Verwekker van kinkhoest.
* *B. parapertussis* en *B. bronchiseptica:* Meestal commensaal en minder pathogeen bij mensen.
* **Geschiedenis:** Een van de belangrijkste doodsoorzaken bij kinderen in de 20e eeuw.
* **Pathogenese:**
* **Adherentie:** Fimbriae en filamentus hemaglutinine zorgen voor binding aan epitheelcellen van de luchtwegen.
* **Toxines:**
* **Tracheaal cytotoxine:** Vernietigt tracheale epitheelcellen, wat leidt tot een immuunrespons (IL-1).
* **Adenylcyclase toxine:** Interferereert met cAMP, beperkt de functie van fagocyten en remt fagocytose.
* **Pertussis toxine (PT):** Een AB5-toxine dat na opname in de cel de regulatie van G-proteïnen verstoort, leidend tot suppressie van ontstekingscytokinen en remming van immuuncelrecruitment.
* **Labiel toxine (LT):** Veroorzaakt weefselschade.
* **Klinisch verloop:** Incubatietijd van 1-2 weken, gevolgd door een catarrhale fase (verkoudheidssymptomen) en vervolgens paroxismale hoestbuien, vaak met braken na hoesten.
* **Epidemiologie:** Obligate parasiet van de mens, zeer besmettelijk. Ondanks vaccinatie blijft het wereldwijd een gezondheidsprobleem, met recente toenames bij kinderen en adolescenten.
* **Preventie:** Vaccinatie (in DTP-vaccin).
### 2.4 Corynebacterium diphtheriae (Difterie)
* **Morfologie:** Gram-positieve, knotsvormige staafjes, vaak in 'Chinese letters' patroon. Anaëroob. Geen sporen of kapsel.
* **Transmissie:** Via druppels (respiratoir) of direct contact met secreties. Asymptomatisch dragerschap komt voor.
* **Pathogenese:** Produceert een **exotoxine** (indien geïnfecteerd met een lysogene faag) dat eiwitsynthese remt.
* **Lokaal:** Veroorzaakt necrose, oedeem, pijn en slikproblemen in de keel, tonsillen, farynx of neus. Dit kan leiden tot verstikking.
* **Systemisch:** Het toxine kan cardiale toxiciteit (myocarditis, AV-blokkades) en neurotoxiciteit (motorische en sensorische verlammingen) veroorzaken.
* **Klinische manifestaties:** Koorts, keelpijn, vergrote halsklieren, wit beslag op de tonsillen. Kan leiden tot myocarditis en neurologische symptomen. Cutane difterie met huidletsels komt ook voor.
* **Behandeling:**
* **Antitoxine:** Cruciaal voor het neutraliseren van het circulerende toxine, mits vroegtijdig toegediend.
* **Antibiotica:** Penicilline of erytromycine stopt toxineproductie en vermindert verspreiding.
* **Immuniteit:** Niet levenslang beschermend; volledige vaccinatie is noodzakelijk na herstel.
* **Preventie:** Vaccinatie met een toxoïde (geïnactiveerd difterietoxoïde).
### 2.5 Legionella pneumophila (Legionellose)
* **Morfologie:** Gram-negatieve staafjes, beweeglijk, moeilijk te kleuren en te kweken. Vereist speciale voedingsbodems.
* **Groei:** Optimaal bij 45-50°C, weerstaat 65°C. Groeit intracellulair.
* **Reservoir:** Zoet water, intracellulair in amoeben. Niet vrijlevend.
* **Besmetting:** Inhalatie van aërosolen uit waterbronnen (bv. airconditioningsystemen, douches). Geen overdracht van mens op mens.
* **Pathogenese:**
* Na inhalatie worden bacteriën opgenomen door alveolaire macrofagen.
* *L. pneumophila* remt de fusie van het fagosoom met het lysosoom en vermenigvuldigt zich in de vacuole. Het manipuleert het vacuoletransport, waarbij vesikels van het endoplasmatisch reticulum en mitochondriën het *Legionella*-bevattende vacuole (LCV) omringen, waardoor een replicatieve omgeving ontstaat.
* Productie van protease lyseert cellen, wat leidt tot de productie van cytokines en de aantrekking van monocyten en granulocyten.
* Cellulaire immuniteit (geactiveerde macrofagen) is essentieel voor het opruimen van de infectie; antilichamen spelen een geringe rol.
* **Klinische manifestaties (Legionnaire's ziekte):** Ernstige atypische pneumonie met betrokkenheid van meerdere orgaansystemen. Hoge mortaliteit (ongeveer 15%). Risicofactoren zijn leeftijd, roken, chronische bronchitis en verminderde immuniteit.
* **Preventie:** Eliminatie van de bacterie in waterbronnen.
### 2.6 Mycoplasma pneumoniae
* **Morfologie:** Kleinste bacterie, 0,1-0,3 $\mu$m, met een stevig celmembraan maar zonder celwand. Wel kweekbaar, maar met langzame groei.
* **Pathogeniteit:** Heeft een adhesine (P1 eiwit). Kan kolonisatie en epidemieën veroorzaken, typisch om de 4-8 jaar bij kinderen en jonge volwassenen.
* **Infecties:**
* **Respiratoir:** Milde, maar langdurige pneumonie; keelontsteking met rode keel, wit beslag en gezwollen halsklieren.
* **Niet-respiratoir:** Meningitis, conjunctivitis, erythema multiforme.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracyclinen.
### 2.7 Chlamydiae
* **Soorten en ziekten:**
* *C. psittaci:* Residenteel bij vogels (feces). Kan psittacose (vogellijderziekte) veroorzaken bij de mens, resulterend in pneumonie.
* *C. trachomatis:* Meerdere serotypen (A-L). Kan trachoom (chronische folliculaire keratoconjunctivitis), lymphogranuloma venereum (genitaal ulcus en chronische lymfadenitis), en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) veroorzaken.
* *C. pneumoniae:* Eén serovar. Verwekker van luchtweginfecties zoals faryngitis en pneumonie bij de mens.
* **Levenscyclus:** Twee vormen: elementair lichaam (EB - infectieus) en reticulair lichaam (RB - metabolisch actief). Eerstgenoemde transformeert tot de laatste in de gastheercel, vermenigvuldigt zich, en reorganiseert weer tot EB's die de cel verlaten.
### 2.8 Coxiella burnetii (Q-koorts)
* **Reservoir:** Dieren (vee), transmissie bij dieren via teken.
* **Transmissie bij mensen:** Via aerosolen, soms via melk.
* **Pathogenese:** Na inhalatie treedt een incubatieperiode van 3 weken op. De bacterie kan intracellulair overleven.
* **Klinische manifestaties:** Griepaal syndroom, atypische pneumonie, hepatitis, en in zeldzame gevallen endocarditis.
* **Behandeling:** Macroliden of tetracyclinen.
### 2.9 Acinetobacter baumannii en Pseudomonas aeruginosa
* **Morfologie:** Gram-negatieve staafjes.
* **Reservoir en Transmissie:** Vaak geassocieerd met zorgomgevingen (nosocomaal). *A. baumannii* kan goed overleven in de omgeving. *P. aeruginosa* gedijt in vochtige, zuurstofrijke omgevingen en kan biofilms vormen.
* **Klinische manifestaties:** Ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) bij geïntubeerde patiënten. Ze zijn opportunistische pathogenen die infecties veroorzaken bij immuungecompromitteerde personen.
* **Resistentie:** Deze bacteriën staan bekend om hun hoge resistentie tegen antibiotica (esbl, carbapenemresistente Enterobacteriaceae, vancomycineresistentie).
* **Behandeling:** Vereist specifieke, breed-spectrum antibiotica, vaak in combinatie, zoals ceftazidime-avibactam, piperacilline-tazobactam, meropenem, of colistine.
### 2.10 Mycobacterium tuberculosis (Tuberculose)
* **Morfologie:** Zuurvaste staafjes (door waslaag met mycolinezuur). Gram-positieve celwandstructuur, maar niet klassiek ingedeeld. Vereist Ziehl-Nielsen kleuring. Zeer langzame groei (delings-tijd 20-24 uur).
* **Reservoir:** Mens (vooral *M. tuberculosis* en *M. leprae*). Andere soorten komen voor in water, dieren en vogels.
* **Transmissie:** Inhalatie van aerosolen met bacteriën, typisch tijdens hoesten door besmette personen.
* **Pathogenese:**
* Na inhalatie worden bacteriën opgenomen door alveolaire macrofagen in de longen.
* Cellulaire immuniteit (T-lymfocyten) activeert macrofagen, wat leidt tot de vorming van granulomen (tuberkels) die de infectie afkapselen.
* **Latente TB:** De bacteriën blijven in slapende toestand in de granulomen, niet-besmettelijk en zonder symptomen (ongeveer 95% van de infecties).
* **Actieve TB:** Reactivatie kan optreden bij verzwakking van het immuunsysteem (bv. HIV, ondervoeding, immunosuppressie), resulterend in verkazende (necrotische) granulomen die openbreken in bronchiën. De patiënt wordt dan besmettelijk.
* **Klinische manifestaties:**
* **Pulmonaire TB:** Productieve hoest (met bloed), koorts, vermagering, nachtzweten.
* **Extra-pulmonaire TB:** Kan zich verspreiden naar andere organen (hersenen, beenderen, lymfeklieren, urinewegen, etc.). Miliaire TB is wijdverspreide verspreiding via de bloedbaan.
* **Diagnose:** Tuberculinetest (Mantoux-test) voor latentie, sputumonderzoek (zuurvaste staven) voor actieve TB, kweek (4-6 weken).
* **Preventie:** BCG-vaccin beschermt jonge kinderen tegen ernstige vormen. Gezonde levensstijl en goede volksgezondheid.
* **Behandeling:** Langdurige (6 maanden) combinatiebehandeling met meerdere anti-TB middelen. Multiresistente tuberculose is een groeiend probleem.
### 2.11 Neisseria meningitidis (Meningokokken)
* **Morfologie:** Gram-negatieve kokken, vaak in paren (diplokokken), aëroob. Moeilijk kweekbaar.
* **Reservoir:** Nasopharynx van de mens.
* **Transmissie:** Druppels (respiratoir).
* **Pathogenese:** Het kapsel (12 serogroepen: A, B, C, H, I, K, L, X, Y, Z, 29E, W135) is een belangrijke virulentiefactor en wordt gebruikt voor serotypering. Pathogene groepen zijn A, B, C, Y, W135. Veroorzaakt acute sepsis (meningokokken-sepsis) met of zonder meningitis.
* **Klinische manifestaties:** Snelle ontwikkeling van koorts, hoofdpijn, coma, petechiale of purpurische huiduitslag, leidend tot sepsis of meningitis. Hoge mortaliteit.
* **Epidemiologie:** In Europa en Noord-Amerika waren groepen B en C dominant. Vaccinatie heeft de incidentie van groep C drastisch doen dalen. In de 'meningitis belt' in Afrika komen groepen A en W135 vaker voor.
* **Behandeling:**
* **Curatief:** Ceftriaxon of penicilline.
* **Profylaxe:** Antibiotica voor contacten.
* **Preventie:** Vaccinatie, met name tegen de dominante serogroepen. Hajj en Umrah vereisen vaccinatie.
### 2.12 Clostridium tetani (Tetanus)
* **Morfologie:** Gram-positieve staafjes, anaëroob. Vormt sporen.
* **Reservoir:** Darm van grazers en mensen, grond, stof.
* **Besmetting:** Via sporen in wonden (vuile wonden, steekwonden, etc.). Ook via navelstomp (neonatale tetanus), abortus, of andere zeldzame vormen.
* **Pathogenese:** De sporen groeien uit tot vegetatieve vormen die **tetanospasmine** (een exotoxine) produceren. Dit toxine interfereert met de remmende neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel, waardoor spieren overmatig geëxciteerd raken.
* **Klinische manifestaties:** Spierstijfheid en krampen die 2 dagen tot maanden na besmetting optreden (meestal 2 weken). Kenmerkend is trismus (kaakklem) en opistotonus (volledige lichaamssspanning). Hoge mortaliteit (ongeveer 50%).
* **Immuniteit:** Geen natuurlijke immuniteit; afhankelijk van vaccinatie.
* **Behandeling:**
* **Antitoxine:** Tetanus antitoxine (paarden) of humane tetanus immunoglobuline (HTIG) biedt tijdelijke passieve immuniteit en neutraliseert circulerend toxine.
* **Antibiotica:** Om verdere toxineproductie te stoppen.
* **Vaccinatie:** Na herstel is vaccinatie noodzakelijk.
* **Preventie:** Vaccinatie met tetanus-toxoïde.
### 2.13 Clostridium botulinum (Botulisme)
* **Morfologie:** Gram-positieve staafjes, anaëroob. Vormt sporen.
* **Reservoir:** Darm van mens en dier, grond.
* **Besmetting:**
* **Voedselbotulisme:** Inname van voedsel (met name ingeblikte producten, vlees, vis) dat het toxine bevat. Sporen overleven in anaërobe omgevingen en kunnen in de darm uitgroeien tot de vegetatieve vorm die toxine produceert.
* **Wondbotulisme:** Besmetting van wonden met sporen.
* **Pathogenese:** Het geproduceerde **botulinumtoxine** wordt opgenomen in de bloedbaan en interfereert met de zenuw-spieroverdracht door de afgifte van acetylcholine te blokkeren, wat leidt tot verslapping en verlamming.
* **Klinische manifestaties:** Neurologische verschijnselen treden 1-3 dagen na besmetting op, gekenmerkt door een afdalende verlamming (beginnend bij slikken en uitbreidend naar ademhalingsspieren). Kan leiden tot ademhalingsstilstand en hoge mortaliteit.
* **Preventie:** Verhitten van voedsel, controle van ingemaakte producten. Geen honing geven aan jonge kinderen vanwege mogelijke sporen.
* **Behandeling:** Vroegtijdige toediening van botulinus antitoxine (binnen 72 uur na symptomen) is essentieel.
### 2.14 Tuberculos (Mycobacterium tuberculosis) - Hernieuwde focus
Tuberculose is een oude infectieziekte die, ondanks verbeteringen in levenskwaliteit, armoede en hygiëne, nog steeds een significant wereldwijd gezondheidsprobleem vormt. Factoren zoals toegenomen immigratie uit endemische gebieden, slechte levensomstandigheden in stedelijke gebieden (dakloosheid, drughal, krappe huisvesting), en de HIV/AIDS-epidemie hebben geleid tot een toename in Europa en Noord-Amerika in de late 20e eeuw. De behandeling van tuberculose, die doorgaans zes maanden duurt met een combinatie van vier verschillende antibiotica, wordt bemoeilijkt door slechte therapietrouw en een gebrek aan middelen, wat resulteert in de ontwikkeling van multiresistente tuberculose. Het BCG-vaccin biedt bescherming aan jonge kinderen tegen ernstige vormen van tuberculose. Actief opsporen van mensen met tuberculose is cruciaal voor de controle van de ziekte.
### 2.15 Meningokokkenmeningitis (Neisseria meningitidis) - Hernieuwde focus
Meningokokkenmeningitis, veroorzaakt door *Neisseria meningitidis*, is een ernstige bacteriële infectie die snel kan leiden tot sepsis en meningitis met een hoge mortaliteit. De ziekte manifesteert zich vaak met snelle ontwikkeling van koorts, hoofdpijn, coma en kenmerkende huiduitslag (petechiën/purpura). Hoewel *N. meningitidis* moeilijk kweekbaar is, vereist de snelle progressie van de ziekte een onmiddellijke empirische behandeling met antibiotica (bv. ceftriaxon). De diagnostiek steunt op onderzoek van lumbaal vocht. De incidentie van meningokokkenmeningitis, met name veroorzaakt door serogroep C, is aanzienlijk gedaald als gevolg van systematische vaccinatieprogramma's. In de 'meningitis belt' van Sub-Sahara Afrika blijven echter epidemieën voorkomen, met dominantie van serogroepen A en W135. Preventie door middel van vaccinatie is cruciaal, vooral voor reizigers naar endemische gebieden en voor het Hajj.
### 2.16 Tetanus (Clostridium tetani) - Hernieuwde focus
Tetanus, veroorzaakt door het toxine van *Clostridium tetani*, is een ernstige, vaak dodelijke ziekte die gekenmerkt wordt door spierstijfheid en krampen als gevolg van de interferentie van het toxine met de remmende neurotransmissie in het centrale zenuwstelsel. Besmetting vindt plaats via sporen, vaak in vuile wonden. Neonatale tetanus, veroorzaakt door onhygiënische navelstompverzorging, is een ernstig probleem in regio's met lage vaccinatiegraden. Essentieel voor de behandeling zijn vroegtijdige toediening van antitoxine en antibiotica. Omdat natuurlijke immuniteit niet wordt opgebouwd, is vaccinatie met het tetanus-toxoïde vaccin de hoeksteen van preventie en noodzakelijk voor zowel de primaire bescherming als de opfrissing na blootstelling of bij onvolledige immunisatiestatus.
### 2.17 Botulisme (Clostridium botulinum) - Hernieuwde focus
Botulisme is een potentieel dodelijke neurologische aandoening veroorzaakt door het neurotoxine van *Clostridium botulinum*. De meest voorkomende vorm is voedselbotulisme, waarbij het toxine wordt ingenomen via gecontamineerd voedsel, vaak producten die in vacuüm of anaërobe omstandigheden zijn verpakt. Het toxine blokkeert de neuromusculaire transmissie, leidend tot een typische afdalende verlamming, die de ademhalingsspieren kan aantasten. Preventie richt zich op adequate voedselbereiding, inclusief verhitting en het vermijden van de anaërobe omgevingen waarin de bacterie gedijt. Vroegtijdige diagnose en onmiddellijke toediening van botulinus antitoxine, binnen 72 uur na het ontstaan van de symptomen, is cruciaal voor het neutraliseren van het circulerende toxine en het voorkomen van verdere neurologische schade. Het geven van honing aan jonge kinderen dient vermeden te worden vanwege het risico op sporen.
---
# Ziekten van de hersenvliezen en het centrale zenuwstelsel
Ziekten van de hersenvliezen en het centrale zenuwstelsel
## 3. Ziekten van de hersenvliezen en het centrale zenuwstelsel
Dit deel behandelt infecties die de hersenvliezen en het centrale zenuwstelsel aantasten, met een focus op bacteriële meningitis en sepsis, de diagnostiek, behandeling en preventie ervan.
### 3.1 Anatomie en algemene concepten van meningitis
De hersenvliezen (meningen) omvatten meerdere lagen die de hersenen en het ruggenmerg omhullen en fungeren als onderdeel van de bloed-hersenbarrière. Ontsteking van deze vliezen kan leiden tot verhoogde doordringbaarheid, waardoor pathogenen het centrale zenuwstelsel kunnen binnendringen.
#### 3.1.1 Portalen van toegang tot het centrale zenuwstelsel
Pathogenen kunnen het centrale zenuwstelsel bereiken via verschillende routes:
* **Via zenuwen:** Directe invasie langs zenuwbanen.
* **Via de bloedbaan (bacteriëmie):** Micro-organismen verspreiden zich via het bloed.
* **Traumatische openingen:** Na operaties of letsels aan de schedel of wervelkolom.
* **Infectie in nabijgelegen gebieden:** Infecties van de ogen, neus, keel of oren.
#### 3.1.2 Verwekkers van bacteriële meningitis
De meest voorkomende verwekkers van bacteriële meningitis zijn:
* **Streptococcus pneumoniae (pneumokokken):** Verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de meningitisgevallen, vooral bij oudere kinderen en volwassenen.
* **Haemophilus influenzae (met name type b, Hib):** Hoewel de incidentie door vaccinatie sterk is gedaald, blijft het een belangrijke verwekker, met name bij niet-gevaccineerde kinderen.
* **Neisseria meningitidis (meningokokken):** Komt vaak voor bij jongere kinderen en jongvolwassenen en kan leiden tot zowel meningitis als meningokokkensepsis.
#### 3.1.3 Diagnostiek van meningitis
De diagnose van meningitis berust op:
* **Klinische verdenking:** Symptomen zoals hoofdpijn, koorts, nekstijfheid, en veranderde mentale toestand.
* **Liquoronderzoek (lumbaalpunctie):** Analyse van het cerebrospinaal vocht (liquor) is cruciaal.
* **Bacteriële meningitis:** Kenmerkt zich door een hoog aantal witte bloedcellen (voornamelijk neutrofielen), verhoogd eiwitgehalte, en verlaagd glucosegehalte, duidend op bacteriële metabolisme.
* **Virale meningitis:** Meestal een lager aantal witte bloedcellen (voornamelijk lymfocyten), met normale glucose- en eiwitniveaus.
#### 3.1.4 Behandeling van meningitis
* **Empirische antibiotica:** Bij verdenking op bacteriële meningitis wordt zo snel mogelijk gestart met breed-spectrum antibiotica, zoals ceftriaxon (voor *S. pneumoniae*, *H. influenzae*, en gram-negatieven) en ampicilline (voor *Listeria*).
* **Specifieke therapie:** Na identificatie van de verwekker wordt de behandeling aangepast.
#### 3.1.5 Preventie van meningitis
* **Vaccinatie:** Vaccins tegen *Haemophilus influenzae* type b (Hib) en *Neisseria meningitidis* (meningokokken) zijn zeer effectief in het verminderen van de incidentie van meningitis.
* Vaccinatie tegen pneumokokken (*Streptococcus pneumoniae*) is eveneens een belangrijk preventief middel.
* De impact van vaccinatie is duidelijk zichtbaar in de afname van gevallen, zoals bij *H. influenzae* en bepaalde serogroepen van *Neisseria meningitidis*.
### 3.2 Specifieke bacteriële verwekkers en hun rol
#### 3.2.1 Streptococcus pneumoniae (Pneumokokken)
* **Kenmerken:** Gram-positieve diplokokken, facultatief anaëroob, met een kapsel (glycocalyx).
* **Virulentiefactoren:**
* **Kapsel:** Polysaccharidenkapsel (ongeveer 90 verschillende serotypen) dat beschermt tegen fagocytose en opsonisatie. Dit kapsel is cruciaal voor serotypering en vaccinontwikkeling.
* **Pneumolysine:** Een toxine dat ontsteking bevordert en epitheliale cellen kan beschadigen.
* **Neuraminidase:** Een enzym dat de verspreiding van de bacterie bevordert.
* **Pathogenese:** Kolonisatie van de bovenste luchtwegen, met potentieel voor invasieve ziekte zoals pneumonie, otitis media, en meningitis.
* **Epidemiologie:** Steeds meer resistentie neemt toe. Recente stijgingen in infecties, met name bij ouderen, na de COVID-19 pandemie.
#### 3.2.2 Haemophilus influenzae
* **Kenmerken:** Gram-negatieve staafjes, facultatief anaëroob, afhankelijk van factor X en V voor groei.
* **Indeling:**
* **Typeerbare stammen:** Hebben een kapsel (6 serotypen, a-f). Type b (Hib) was de belangrijkste verwekker van ernstige infecties zoals meningitis en epiglottitis, maar is nu grotendeels vaccine-preventabel.
* **Niet-typeerbare stammen:** Veroorzaken infecties van de bovenste luchtwegen, zoals middenoorontstekingen en sinusitis.
* **Pathogenese:** Niet-omkapselde stammen koloniseren de bovenste luchtwegen. Omkapselde stammen, met name type b, kunnen invasief zijn en meningitis veroorzaken dankzij hun kapsel dat hen beschermt tegen fagocytose.
#### 3.2.3 Neisseria meningitidis (Meningokokken)
* **Kenmerken:** Gram-negatieve diplokokken, aeroob. Moeilijk kweekbaar.
* **Pathogenese:** Veroorzaakt acute sepsis (vaak met purpura) en/of meningitis.
* **Virulentiefactoren:**
* **Kapsel:** 12 serogroepen (A, B, C, H, I, K, L, X, Y, Z, 29-E, W135). Serogroepen A, B, C, Y en W135 zijn het meest pathogeen.
* **Pili:** Betrokken bij adhesie.
* **Lipo-oligosacchariden (LOS):** Kunnen ontstekingsreacties veroorzaken.
* **Epidemiologie:** Natuurlijke kolonisator van de nasofarynx. Bekend om epidemieën, met name in de "meningitis belt" in Sub-Sahara Afrika. Vaccinatie (vooral tegen serogroep C) heeft de incidentie aanzienlijk verminderd, hoewel serogroep B dominant is gebleven en serogroepen W en Y stijgen.
### 3.3 Andere ziekten van het centrale zenuwstelsel en gerelateerde infecties
#### 3.3.1 Tuberculose van het centrale zenuwstelsel
* **Verwekker:** *Mycobacterium tuberculosis*.
* **Pathogenese:** Kan na inhalatie van bacillen leiden tot primaire longtuberculose. Vanuit de longen kan *M. tuberculosis* zich via de bloedbaan verspreiden naar andere organen, waaronder de hersenvliezen (meningeale tuberculose) of het hersenparenchym (tuberculoom).
* **Diagnostiek:** Luistert naar liquoronderzoek (verhoogd eiwit, verlaagd glucose, lymfocytaire pleiocytose), beeldvorming (MRI/CT-scans) en kweek van liquor of weefselbiopten.
* **Behandeling:** Langdurige therapie met meerdere tuberculostatica.
* **Preventie:** BCG-vaccinatie (vooral bij jonge kinderen), vroegtijdige detectie en behandeling van actieve tuberculose, en behandeling van latente tuberculose-infectie.
#### 3.3.2 Virale meningitis en encefalitis
* **Verwekkers:** Diverse virussen, waaronder herpes simplex virus (HSV-1), enterovirussen, en arbovirussen.
* **Pathogenese:**
* **Herpes simplex encefalitis (HSE):** Veroorzaakt door HSV-1, kan leiden tot ernstige neuronale celdood en veranderingen in gedrag. Kan acuut of subacuut verlopen. Replicatie van het virus in de hersenen leidt tot ontsteking en necrose.
* **Andere virale meningitis:** Veroorzaakt meestal een minder ernstige ontsteking van de hersenvliezen met lymfocytaire pleiocytose in de liquor.
* **Diagnostiek:** Liquoronderzoek (PCR op virale genomen), beeldvorming (MRI).
* **Behandeling:** Acyclovir is effectief tegen HSV-encefalitis. Voor andere virale meningitis is de behandeling voornamelijk ondersteunend.
#### 3.3.3 Tetanus
* **Verwekker:** *Clostridium tetani*, een gram-positieve anaërobe bacterie die sporen vormt.
* **Pathogenese:** Besmetting vindt plaats via wonden (bijvoorbeeld door aardeverwondingen) waar sporen kunnen prolifereren. De bacterie produceert het neurotoxine tetanospasmine. Dit toxine interfereert met remmende neurotransmitters in het centrale zenuwstelsel, wat leidt tot spierstijfheid en krampen (opistotonus), met name in de kaakspieren (trismus).
* **Epidemiologie:** Reservoir is de bodem en het maag-darmkanaal van dieren. Risico is groter bij onvolledige vaccinatie.
* **Behandeling:** Toediening van tetanus-antitoxine (passieve immuniteit) om circulerend toxine te neutraliseren, en antibiotica om de bacteriële groei te stoppen. Vaccinatie is essentieel voor preventie.
#### 3.3.4 Botulisme
* **Verwekker:** *Clostridium botulinum*, anaërobe bacteriën die potent krachtige neurotoxines produceren.
* **Pathogenese:** Inname van voedsel (vaak conserven) dat besmet is met botulinetoxine. Het toxine wordt geabsorbeerd en blokkeert de afgifte van acetylcholine bij neuromusculaire synapsen, wat leidt tot een afdalende, slappe verlamming van spieren, inclusief de ademhalingsspieren.
* **Epidemiologie:** Reservoir in bodem en darmen van dieren. Vooral geassocieerd met zelfgemaakte conserven.
* **Behandeling:** Vroege toediening van botulisme-antitoxine is cruciaal om de effecten van het circulerende toxine te neutraliseren. Goede voedselhygiëne en correcte bereiding van voedsel zijn de belangrijkste preventieve maatregelen.
### 3.4 Andere infecties die het CZS kunnen beïnvloeden (met context van breder document)
Hoewel de focus ligt op meningitis en gerelateerde CZS-infecties, is het belangrijk om te vermelden dat andere bacteriële infecties, zoals ernstige pneumonieën of sepsis veroorzaakt door organismen zoals *Legionella pneumophila* of *Mycoplasma pneumoniae*, soms ook kunnen leiden tot neurologische complicaties, hoewel dit minder direct verband houdt met infectie van de hersenvliezen zelf. Zorggerelateerde infecties met multi-resistente bacteriën zoals *Acinetobacter baumannii* en *Pseudomonas aeruginosa* vormen een uitdaging in de behandeling van ernstig zieke patiënten en kunnen indirect bijdragen aan complicaties. Ook *Corynebacterium diphtheriae* kan via zijn exotoxine neurologische complicaties veroorzaken, hoewel dit primair een infectie van de luchtwegen is.
> **Tip:** Het onderscheid tussen bacteriële en virale meningitis is cruciaal voor de behandeling. Bacteriële meningitis is een medische urgentie die onmiddellijke antibiotische behandeling vereist, terwijl virale meningitis vaak conservatief behandeld wordt.
> **Tip:** Vaccinatie is een hoeksteen in de preventie van veel ernstige infecties die meningitis kunnen veroorzaken, zoals infecties met *Haemophilus influenzae* type b, *Streptococcus pneumoniae* en *Neisseria meningitidis*.
---
# Tuberculose: pathogenese en epidemiologie
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de pathogenese en epidemiologie van tuberculose, een infectieziekte veroorzaakt door *Mycobacterium tuberculosis*.
### 4.1 Pathogenese van tuberculose
Tuberculose (TB) is een infectieziekte veroorzaakt door de bacterie *Mycobacterium tuberculosis*. Deze bacteriën worden meestal ingeademd via druppels in de lucht en komen terecht in de alveoli, perifeer in de longen.
#### 4.1.1 Initiële infectie en immuunrespons
* **Inademing en opname:** De mycobacteriën worden ingeademd en opgenomen door alveolaire macrofagen.
* **Vermenigvuldiging in macrofagen:** Als de initiële immuunafweer faalt, vermenigvuldigen de bacteriën zich intracellulair in de macrofagen.
* **Vorming van de primaire haard:** Dit leidt tot de vorming van een kleine primaire haard, vaak in de alveoli.
* **Celulaire immuniteit:** Binnen twee tot acht weken ontwikkelt zich een cellulaire immuunrespons, waarbij T-lymfocyten geactiveerd worden. Deze T-lymfocyten activeren macrofagen verder, waardoor de intracellulaire mycobacteriën gedood worden en hun vermenigvuldiging stopt.
* **Afkapseling en granuloomvorming:** De haard wordt afgekapseld door fibroblasten en collageen, wat resulteert in de vorming van tuberkels of granulomen. Deze granulomen bevatten voornamelijk dode mycobacteriën, maar soms ook nog enkele inactieve, levende bacteriën.
#### 4.1.2 Latente tuberculose
* **Grootste deel van de infecties:** Bij ongeveer 95% van de geïnfecteerde personen wordt de primaire infectie succesvol geklaard of afgekapseld in de vorm van latente tuberculose.
* **Niet-ziek en niet-besmettelijk:** Personen met latente TB zijn niet ziek en niet besmettelijk.
* **Detectie:** Latente tuberculose kan worden aangetoond met een tuberculinetest (Mantoux-test) of door bloedonderzoek dat kijkt naar de immuunreactie op mycobacteriële antigenen.
* **Risico op reactivatie:** Latente tuberculose kan jarenlang inactief blijven, maar bij een verzwakt immuunsysteem kan reactivatie optreden.
#### 4.1.3 Actieve tuberculose en reactivatie
* **Reactivatiefactoren:** Factoren die reactivatie van tuberculose bevorderen, zijn onder meer ondervoeding, alcoholisme, oudere leeftijd, diabetes, langdurig gebruik van prednison, immunotherapie, cytostatica en HIV/AIDS.
* **Gedissemineerde ziekte:** Bij 5% van de mensen kan de primaire infectie niet goed worden geklaard, wat leidt tot actieve ziekte. Bij een sterk verzwakt immuunsysteem kan de infectie zich direct verspreiden, wat kan resulteren in miliaire tuberculose.
* **Actieve pulmonale tuberculose:** Bij reactivatie of initiële actieve ziekte kunnen de tuberkels (granulomen) in de longen groter worden. De bacteriën vermenigvuldigen zich opnieuw, en het centrum van de granulomen kan necrotisch worden (verkazing). Wanneer deze verkazende letsels openbreken in de bronchiën, wordt de patiënt zeer besmettelijk. Dit is de vorm van "open longtuberculose" waarbij zuurvaste staven in het sputum worden aangetroffen.
* **Symptomen van actieve TB:** Chronische koorts, gewichtsverlies, nachtzweten, productieve hoest en soms bloederig sputum.
#### 4.1.4 Latente vs. Actieve Tuberculose
> **Tip:** Het cruciale verschil tussen latente en actieve tuberculose ligt in de aanwezigheid van symptomen en besmettelijkheid. Latente TB is asymptomatisch en niet-besmettelijk, terwijl actieve TB symptomen veroorzaakt en besmettelijk kan zijn.
#### 4.1.5 Extra-pulmonale tuberculose
Naast de longen kan tuberculose zich ook naar andere organen verspreiden, wat leidt tot extra-pulmonale tuberculose. Dit komt vaker voor bij immuungecompromitteerde patiënten. Gevolgde locaties kunnen lymfeklieren, hersenen, beenderen en urinewegen zijn. Miliaire tuberculose is een ernstige vorm waarbij de bacteriën via de bloedbaan worden verspreid naar diverse organen en longvliezen.
### 4.2 Epidemiologie van tuberculose
Tuberculose is een van de oudste infectieziekten en heeft door de eeuwen heen aanzienlijke mortaliteit veroorzaakt.
#### 4.2.1 Verwekkers
* ***Mycobacterium tuberculosis***: De meest voorkomende verwekker van tuberculose, die exclusief de mens infecteert.
* ***Mycobacterium bovis***: Kan tuberculose veroorzaken bij runderen en bij mensen, vaak via melk of direct contact.
* **Niet-tuberculoïde mycobacteriën (NTM):** Een diverse groep mycobacteriën die saprofytisch in het milieu leven (bv. water) en soms infecties kunnen veroorzaken, vooral bij immuungecompromitteerden. *Mycobacterium leprae* is verantwoordelijk voor lepra en infecteert ook alleen mensen.
#### 4.2.2 Transmissie
* **Route:** Tuberculose wordt voornamelijk overgedragen via aerosolen die ontstaan wanneer een besmet persoon hoest, niest of praat.
* **Risico:** Het risico op besmetting hangt af van de duur van het contact, de concentratie van bacteriën in de aerosolen en de vatbaarheid van de ontvanger.
* **Milieu:** *Mycobacterium tuberculosis* is een obligate parasiet van de mens. Andere mycobacteriën, zoals *Mycobacterium avium*, komen vaker voor in het milieu (bv. water).
#### 4.2.3 Risicofactoren en demografische aspecten
* **HIV/AIDS:** De HIV/AIDS-epidemie heeft een significante impact gehad op de epidemiologie van tuberculose. HIV verzwakt het immuunsysteem, waardoor het risico op actieve tuberculose bij geïnfecteerde personen aanzienlijk toeneemt. Dit heeft geleid tot een toename van tuberculose wereldwijd, met name in de jaren 1980-1990.
* **Immratiegbeiden:** Toegenomen immigratie uit endemische gebieden heeft bijgedragen aan een toename van tuberculose in Europa en Noord-Amerika.
* **Socio-economische factoren:** Slechte levensomstandigheden, overbevolking (in steden, opvangcentra, gevangenissen), dakloosheid en druggebruik verhogen het risico op transmissie en ziekte.
* **Leeftijd:** Ouderen zijn vatbaarder voor reactivatie van tuberculose.
#### 4.2.4 Historische context en preventie
* **Historische impact:** Tuberculose was eeuwenlang een belangrijke doodsoorzaak, met name tijdens de industriële revolutie door overbevolking.
* **Sanatoria:** In het verleden werden sanatoria gebruikt voor de behandeling van tuberculose, met focus op bedrust, gezonde voeding en frisse lucht.
* **Vaccinatie:** Het BCG-vaccin (Bacillus Calmette-Guérin) is effectief in het beschermen van jonge kinderen tegen ernstige vormen van tuberculose. Echter, de effectiviteit bij volwassenen is wisselend.
* **Behandeling:** De standaardbehandeling voor tuberculose duurt zes maanden en omvat een combinatie van vier verschillende medicijnen.
* **Multiresistente tuberculose (MDR-TB):** Slechte therapietrouw en onvolledige behandelingen kunnen leiden tot de ontwikkeling van multiresistente stammen van *Mycobacterium tuberculosis*, wat de behandeling aanzienlijk bemoeilijkt.
#### 4.2.5 Tuberculose buiten de longen (extra-pulmonaal)
Actieve tuberculose kan zich buiten de longen manifesteren. Deze vorm is minder besmettelijk dan open longtuberculose, maar kan ernstige gevolgen hebben voor de betrokken organen. De besmettelijkheid van pulmonale tuberculose hangt af van de aanwezigheid van bacteriën in het sputum en de effectiviteit van de hoest om aerosolen te produceren.
> **Voorbeeld:** Een patiënt met HIV die een reactivatie van latente tuberculose doormaakt, kan plotseling symptomen ontwikkelen van actieve longtuberculose en, indien de bacteriën in de luchtwegen worden uitgescheiden, besmettelijk worden voor anderen. Dit illustreert het belang van vroege diagnose en behandeling, vooral bij risicogroepen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Luchtweginfectie (LRTI) | Een infectie van de lagere luchtwegen, zoals longontsteking of bronchitis, die kan worden veroorzaakt door verschillende micro-organismen. |
| Streptococcus pneumoniae | Een gram-positieve, aërobe bacterie die vaak voorkomt als diplokok (liggend in paartjes) en een belangrijke verwekker is van bacteriële longontsteking, middenoorontsteking en meningitis. |
| Haemophilus influenzae | Een gram-negatieve, staafvormige bacterie die, afhankelijk van het type, infecties van de bovenste en lagere luchtwegen, waaronder longontsteking en meningitis, kan veroorzaken. |
| Bordetella pertussis | Een gram-negatieve bacterie die kinkhoest veroorzaakt, een zeer besmettelijke luchtweginfectie die gekenmerkt wordt door paroxismale hoestbuien. |
| Corynebacterium diphtheriae | Een gram-positieve, staafvormige bacterie die difterie veroorzaakt, een ziekte die zich kenmerkt door pseudomembranen in de keel en de productie van een potentieel dodelijk exotoxine. |
| Legionella pneumophila | Een gram-negatieve bacterie die voornamelijk in water wordt aangetroffen en de ziekte van Legionnaires (een ernstige vorm van pneumonie) kan veroorzaken na inhalatie van besmette aërosolen. |
| Mycoplasma pneumoniae | Een bacterie zonder celwand die atypische pneumonie kan veroorzaken, vaak gekenmerkt door een milde, langdurige luchtweginfectie, keelontsteking en soms extrapulmonale manifestaties. |
| Chlamydia pneumoniae | Een intracellulaire bacterie die luchtweginfecties kan veroorzaken, waaronder faryngitis en pneumonie, en die voornamelijk van mens op mens wordt overgedragen. |
| Coxiella burnetii | Een intracellulaire bacterie die Q-koorts veroorzaakt, een zoönotische ziekte die voornamelijk via de lucht wordt overgedragen en zich kan uiten als griepachtig syndroom, pneumonie of hepatitis. |
| Pseudomonas aeruginosa | Een gram-negatieve, facultatief anaërobe bacterie die breed voorkomt in de omgeving en opportunistische infecties kan veroorzaken, met name bij immuungecompromitteerde patiënten en in zorgomgevingen, zoals ventilator-geassocieerde pneumonie. |
| Acinetobacter baumannii | Een gram-negatieve bacterie die bekend staat om zijn resistentie tegen antibiotica en die opportunistische infecties kan veroorzaken, vaak geassocieerd met zorgomgevingen, zoals ventilator-geassocieerde pneumonie. |
| Mycobacterium tuberculosis | Een zuurvaste staaf die tuberculose veroorzaakt, een chronische infectieziekte die voornamelijk de longen aantast maar zich ook naar andere organen kan verspreiden. |
| Neisseria meningitidis | Een gram-negatieve diplokok die meningitis en meningokokkensepsis kan veroorzaken, een ernstige en potentieel dodelijke infectieziekte, die vooral voorkomt bij kinderen en jongvolwassenen. |
| Clostridium tetani | Een gram-positieve anaërobe bacterie die tetanus veroorzaakt door de productie van het neurotoxine tetanospasmine, wat leidt tot spierstijfheid en krampen. |
| Clostridium botulinum | Een gram-positieve anaërobe bacterie die botulisme veroorzaakt door de productie van het neurotoxine botulinumtoxine, wat leidt tot verlamming van de spieren, inclusief de ademhalingsspieren. |
| Kapsel (Glycocalyx) | Een slijmlaag of capsule rondom de celwand van sommige bacteriën, bestaande uit polysachariden of eiwitten, die bescherming biedt tegen fagocytose en het immuunsysteem, en helpt bij adhesie. |
| Virulentiefactor | Een eigenschap of component van een pathogeen die bijdraagt aan zijn vermogen om ziekte te veroorzaken, zoals het vermogen om weefsels binnen te dringen, toxines te produceren of het immuunsysteem te ontwijken. |
| Pathogenese | Het mechanisme waarmee een ziekte wordt veroorzaakt, inclusief de stappen van infectie, interactie met de gastheer en de ontwikkeling van klinische symptomen. |
| Nosocomiale infectie | Een infectie die is opgelopen in een zorginstelling, zoals een ziekenhuis, en die niet aanwezig was bij opname. |
| Epidemiologie | De studie van de verspreiding, oorzaken en preventie van ziekten in populaties. |
| Serotype | Een groep micro-organismen die een gemeenschappelijk antigeen hebben en kunnen worden onderscheiden van andere groepen binnen dezelfde soort of ondersoort. |
| Vaccinatie | Het proces waarbij een vaccin wordt toegediend om immuniteit tegen een specifieke ziekte te induceren. |
| Exotoxine | Een toxine dat door een levende bacterie wordt uitgescheiden en schadelijke effecten kan hebben op de gastheer. |
| Antifagocytose | Het vermogen van een micro-organisme om fagocytose (het proces waarbij cellen vreemde deeltjes opnemen) te weerstaan of te voorkomen. |
| Adherentie | Het proces waarbij micro-organismen zich hechten aan de cellen of weefsels van de gastheer. |
| Transmissie | De overdracht van een ziekteverwekker van de ene gastheer naar de andere. |
| Commensaal | Een micro-organisme dat op of in een gastheer leeft zonder schade te veroorzaken, en soms zelfs gunstig is. |
| Granuloom | Een kleine ontstekingsreactie die wordt gevormd door macrofagen en andere immuuncellen, vaak als reactie op een infectie die het immuunsysteem niet volledig kan opruimen, zoals bij tuberculose. |
| Latente infectie | Een infectie waarbij de pathogeen aanwezig is in de gastheer, maar geen actieve ziekte veroorzaakt en vaak asymptomatisch is. |
| Reactivatie | Het opnieuw actief worden van een latente infectie, wat leidt tot de ontwikkeling van actieve ziekte. |
| Dropletinfectie | Een infectie die wordt overgedragen via kleine druppeltjes die vrijkomen bij hoesten, niezen of praten. |
| Ziekte van Legionnaires | Een ernstige vorm van pneumonie veroorzaakt door Legionella pneumophila, vaak geassocieerd met blootstelling aan besmette wateraerosolen. |
| Atypische pneumonie | Een longontsteking veroorzaakt door pathogenen zoals Mycoplasma pneumoniae of Chlamydia pneumoniae, die vaak een milder en langzamer verloop heeft dan typische bacteriële pneumonie. |
| Ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) | Een longontsteking die zich ontwikkelt bij patiënten die mechanisch worden geventileerd, vaak geassocieerd met invasieve medische apparaten. |
| Antibioticaresistentie | Het vermogen van bacteriën om ongevoelig te worden voor antibiotica, waardoor behandelingen minder effectief worden. |
| Tuberculinehuidtest (Mantoux test) | Een diagnostische test die wordt gebruikt om te bepalen of iemand is blootgesteld aan Mycobacterium tuberculosis, gebaseerd op de immuunrespons op intradermale injectie van tuberkuline-eiwitten. |
| Tetanus | Een ernstige spierziekte veroorzaakt door het neurotoxine van Clostridium tetani, gekenmerkt door spasmen en stijfheid, met name in de kaakspieren. |
| Botulisme | Een zeldzame, ernstige ziekte veroorzaakt door het neurotoxine van Clostridium botulinum, resulterend in spierverlamming die kan leiden tot ademhalingsfalen. |
| Meningitis | Een ontsteking van de hersenvliezen, vaak veroorzaakt door bacteriële infecties zoals die van Neisseria meningitidis, Streptococcus pneumoniae of Haemophilus influenzae. |
| Sepsis | Een levensbedreigende aandoening die ontstaat wanneer de reactie van het lichaam op een infectie schade toebrengt aan eigen weefsels en organen. |
| Gram-kleuring | Een differentiële kleuringstechniek die wordt gebruikt om bacteriën te classificeren op basis van hun celwandstructuur, resulterend in gram-positieve (paars) of gram-negatieve (roze) bacteriën. |
| Facultatief anaëroob | Een organisme dat zowel in de aanwezigheid van zuurstof als in de afwezigheid ervan kan groeien. |
| Obligate parasiet | Een organisme dat niet buiten een levende gastheer kan overleven en zich kan voortplanten. |
| Stoornissen van het centraal zenuwstelsel | Problemen die de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwen aantasten, zoals verlamming, verlies van gevoel of cognitieve veranderingen. |
| Culture | Een laboratoriummethode waarbij micro-organismen worden gekweekt op een voedingsbodem om hun aanwezigheid en eigenschappen te identificeren. |