Cover
Mulai sekarang gratis Oncologie CVH 25.pdf
Summary
# Tumorkenmerken en hun gedrag
Dit onderwerp behandelt de onderscheidende eigenschappen van zowel benigne als maligne tumoren en hun respectieve groeipatronen.
### 1.1 Algemene kenmerken van tumoren
Tumoren kunnen worden geclassificeerd op basis van verschillende kenmerken die hun gedrag en prognose bepalen. Deze kenmerken zijn cruciaal voor het onderscheiden van goedaardige (benigne) en kwaadaardige (maligne) gezwellen [3](#page=3).
### 1.2 Vergelijking van benigne en maligne tumorkenmerken
| Kenmerk | Benigne tumor | Maligne tumor |
| :----------------------- | :------------------- | :------------------------ |
| Begrenzing | Scherp | Onregelmatig |
| Kapsel | Frequent | Zelden |
| Groeiwijze | Expansief | Infiltratief |
| Groeisnelheid | Laag | Hoog |
| Necrose | Zelden | Frequent |
| (Cel)Differentiatie | Hoog | Matig tot slecht |
| Cel-kern atypie | Gering | Sterk |
| Mitotische activiteit | Gering | Hoog |
| Metastasen | Geen | Vaak |
#### 1.2.1 Begrenzing en kapselvorming
Benigne tumoren vertonen doorgaans een scherpe begrenzing. Ze worden vaak omgeven door een (pseudo)kapsel, wat bijdraagt aan hun goed afgebakende aard en het gemak waarmee ze chirurgisch verwijderd kunnen worden. Maligne tumoren daarentegen hebben een onregelmatige begrenzing en zelden een kapsel [4](#page=4).
#### 1.2.2 Groeiwijze en groeisnelheid
De groeiwijze van benigne tumoren is expansief, wat betekent dat ze de omliggende weefsels opzij duwen zonder erin door te dringen. Maligne tumoren hebben een infiltratieve groeiwijze; ze groeien invasief in het omringende weefsel. De groeisnelheid van benigne tumoren is over het algemeen laag, terwijl maligne tumoren kenmerkend zijn voor hun hoge groeisnelheid [4](#page=4).
#### 1.2.3 Necrose en cel-kern atypie
Necrose, of celdood, komt zelden voor in benigne tumoren. Bij maligne tumoren is necrose echter frequent, vaak als gevolg van snelle groei die de bloedtoevoer overtreft. Benigne cellen vertonen een geringe cel-kern atypie (afwijking in vorm en grootte van de celkern), terwijl maligne cellen een sterke atypie laten zien [4](#page=4).
#### 1.2.4 Differentiatie en mitotische activiteit
(Cel)differentiatie verwijst naar hoe gespecialiseerd de tumorcellen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke weefselcellen. Benigne tumoren hebben een hoge mate van differentiatie, wat betekent dat de cellen lijken op hun normale tegenhangers. Maligne tumoren hebben een matige tot slechte differentiatie. De mitotische activiteit, een maat voor celdeling, is gering bij benigne tumoren en hoog bij maligne tumoren [4](#page=4).
#### 1.2.5 Metastasen
Een cruciaal verschil tussen benigne en maligne tumoren is het vermogen tot metastasering (uitzaaiing naar andere delen van het lichaam). Benigne tumoren vormen geen metastasen. Maligne tumoren hebben daarentegen vaak de capaciteit om uit te zaaien, wat de primaire oorzaak is van hun dodelijkheid [4](#page=4).
> **Tip:** Het vermogen tot metastasering is het meest bepalende verschil tussen benigne en maligne tumoren en is direct gekoppeld aan de infiltratieve groeiwijze en de ontbrekende begrenzing van maligne gezwellen.
---
# Moleculaire aspecten van kanker: proto-oncogenen en tumorsuppressoren
Proto-oncogenen en tumorsuppressoren spelen cruciale rollen in de regulatie van celgroei en proliferatie, waarbij hun disfunctie kan leiden tot de ontwikkeling van kanker.
### 2.1 Proto-oncogenen en hun rol in celgroei
Proto-oncogenen zijn genen die betrokken zijn bij de normale regulatie van celgroei en differentiatie. Wanneer deze genen gemuteerd raken of op andere wijze geactiveerd worden tot oncogenen, kunnen ze leiden tot ongecontroleerde celproliferatie en dus kanker [5](#page=5).
#### 2.1.1 Mechanismen van proto-oncogen activatie
De omzetting van een proto-oncogen naar een oncogen kan op verschillende manieren gebeuren:
* **Puntmutaties**: Een enkele verandering in de DNA-sequentie kan leiden tot een eiwitproduct met een verhoogde activiteit. Dit betekent dat het eiwit continu signalen afgeeft voor celgroei, zelfs wanneer dit niet nodig is [5](#page=5).
* **Amplificatie**: Dit betreft een toename van het aantal kopieën van het proto-oncogen. Een groter aantal genkopieën resulteert in de productie van meer van het corresponderende eiwit, wat de celgroei kan stimuleren [5](#page=5).
* **Chromosomale translocatie**: Hierbij wordt een deel van het DNA van het ene chromosoom overgeplaatst naar een ander chromosoom. Dit kan ertoe leiden dat een proto-oncogen onder de controle komt te staan van een sterkere promotor, wat resulteert in overmatige expressie [5](#page=5).
* **Oncogene virussen**: Sommige virussen kunnen DNA in de gastheercel introduceren dat leidt tot celtransformatie. Dit kan gebeuren door de integratie van virale oncogenen of door het verstoren van de cellulaire genexpressie [5](#page=5).
> **Tip:** Hoewel de activering van proto-oncogenen vaak spontaan optreedt door mutaties, kunnen sommige aanleg voor bepaalde vormen van kanker, zoals borstkanker, erfelijk zijn door overerving van specifieke genetische predisposities die verband houden met deze genen [5](#page=5).
### 2.2 Tumorsuppressorgenen
Naast proto-oncogenen zijn er ook tumorsuppressorgenen die een essentiële rol spelen in het voorkomen van kanker. Deze genen werken als "remmen" op celgroei. Wanneer ze niet goed functioneren of minder actief worden, kan dit eveneens bijdragen aan het ontstaan van kanker. Een belangrijk aspect van tumorsuppressorgenen is dat ze vaak betrokken zijn bij DNA-herstelmechanismen [5](#page=5).
#### 2.2.1 Rol van DNA-herstelmechanismen
Normaal gesproken beschikt de cel over efficiënte DNA-herstelmechanismen, bestaande uit diverse enzymen die fouten in het DNA kunnen detecteren en corrigeren. Wanneer tumorsuppressorgenen beschadigd raken of inactief worden, kan dit leiden tot een ophoping van genetische fouten, wat de kans op kankervorming vergroot [5](#page=5).
---
# Diagnostiek, stadiëring en behandelingsmodaliteiten van kanker
Dit onderwerp behandelt de essentiële methoden voor het diagnosticeren en stadiëren van kanker, alsmede de diverse behandelingsopties die beschikbaar zijn.
### 3.1 Diagnostiek van kanker
De diagnose van kanker wordt gesteld met behulp van verschillende methoden. Een cruciale methode is de **biopsie**, waarbij een stukje tumorweefsel wordt afgenomen. Daarnaast wordt **cytologie** toegepast, waarbij cellen worden verkregen, vaak via een naald. **Beeldvormingstechnieken** spelen een belangrijke rol in het visualiseren van tumoren. Verder is het **lichamelijk onderzoek** door een arts essentieel. **Endoscopie**, waarbij met een flexibele buis met camera in het lichaam wordt gekeken, kan ook bijdragen aan de diagnose. Tot slot kan **bloedanalyse** in sommige gevallen aanwijzingen geven voor de aanwezigheid van kanker [7](#page=7).
### 3.2 Stadiëring van kanker
Stadiëring is een essentieel onderdeel van het kankerbehandelingsproces en wordt internationaal vastgelegd met behulp van het **TNM-systeem**. Dit systeem evalueert de omvang van de **tumor (T)**, de betrokkenheid van de **lymfeklieren (N)**, en de aanwezigheid van **metastasen (M)**, oftewel uitzaaiingen op afstand. De stadiëring wordt bepaald op het moment van de eerste diagnose [8](#page=8).
> **Tip:** Het TNM-systeem is gestandaardiseerd om een uniforme beoordeling en communicatie over de uitgebreidheid van kanker mogelijk te maken.
### 3.3 Behandelingsmodaliteiten van kanker
De behandeling van kanker kan gericht zijn op genezing (**curatief**) of op het verminderen van symptomen en het verbeteren van de levenskwaliteit bij gevorderde ziekte (**palliatief**). De belangrijkste behandelingsmodaliteiten omvatten **chirurgie**, **radiotherapie**, **chemotherapie** en **hormonale therapie**. Daarnaast wint **gentherapie** terrein, vaak via virale vectoren, waaronder de modificatie van T-cellen [9](#page=9).
#### 3.3.1 Chirurgie
Chirurgie is een veelgebruikte behandelingsvorm, met name gericht op het verwijderen van de tumor [9](#page=9).
#### 3.3.2 Radiotherapie
Radiotherapie, of bestraling, maakt gebruik van ioniserende straling om kankercellen te doden. Sneldelende tumorcellen zijn gevoeliger voor deze behandeling omdat ze minder tijd hebben voor celherstel. Gezond weefsel kan beter gespaard worden door variatie van de bestralingsrichting en het gebruik van loodafdekking, wat een dynamisch proces is. Radiotherapie wordt vaak toegepast bij hoofdhals tumoren, soms in combinatie met chemotherapie, om ingrijpende chirurgie te vermijden [10](#page=10).
> **Voorbeeld:** Bij patiënten met hoofdhalskanker kan een combinatie van chemotherapie en radiotherapie een alternatief zijn voor een mutulerende chirurgische ingreep.
Mogelijke bijwerkingen van radiotherapie in het orale gebied omvatten **bestralingsmucositis**, gekenmerkt door roodheid en witte vlekken door hyperkeratinisatie, die vaak in de eerste twee weken optreedt. Later kunnen ulceraties ontstaan, die nadien genezen. Andere orale bijwerkingen zijn **hyposialie** en **xerostomie** (droge mond) met een verminderde kwaliteit van speeksel. Ook kunnen **slikklachten** en **smaakverlies** optreden. Een ernstige, zij het minder frequente, complicatie is **osteonecrose**, waarbij botweefsel afsterft, vaker voorkomend in de mandibula dan in de maxilla [10](#page=10).
#### 3.3.3 Chemotherapie
Chemotherapie maakt gebruik van **cytostatica**, medicijnen die de celdeling remmen of doden. Bij herhaalde behandelingen kan gewenning aan de therapie ontstaan. Vergelijkbaar met radiotherapie kunnen bijwerkingen optreden zoals mucositis, een verhoogde bloedingsneiging en een verhoogd infectierisico [11](#page=11).
#### 3.3.4 Hormonale therapie
Hormonale therapie richt zich op hormoongevoelige kankers, zoals bepaalde vormen van borstkanker. De behandeling kan plaatsvinden via **chirurgie** (bv. verwijdering van hormoonproducerende organen) of **chemische castratie**, wat de hormoonproductie blokkeert. Een andere methode is het gebruik van **antihormonen**, die de receptor op de tumorcel blokkeren, zoals tamoxifen bij borstkanker [11](#page=11).
#### 3.3.5 Behandelplan (THK)
Een effectief behandelplan, aangeduid als THK, vereist een zorgvuldige aanpak. Voorafgaand aan de behandeling is een zeer goede **screening** en **eliminatie van risico's** cruciaal. Tevens is **grondige informatie** naar de arts en **voorlichting** van de patiënt essentieel. Gedurende de gehele behandelperiode, zowel voor, tijdens als na de therapie, is **medisch-hygiënische indicatie (MHI)** en **opvolging** van groot belang. Het doel is om traumatische behandelingen of de noodzaak van protheses zoveel mogelijk te vermijden [11](#page=11).
---
# Oncologie van het immuunsysteem en hematologische maligniteiten
Dit onderwerp behandelt kankers die ontstaan vanuit het immuunsysteem, met een focus op leukemie, multipel myeloom en lymfomen.
### 4.1 Leukemie
Leukemieën zijn maligniteiten die voortkomen uit maligne getransformeerde stamcellen in het beenmerg. Deze transformatie leidt tot een woekering van deze cellen in het beenmerg, wat de normale bloedcelvorming verstoort en kan leiden tot anemie. De classificatie van leukemieën is gebaseerd op het celtype en of de vorm acuut of chronisch is [12](#page=12).
#### 4.1.1 Acute leukemie
Acute leukemie wordt gekenmerkt door snel delende leukemiecellen. De behandeling richt zich op het uitschakelen van deze cellen met cytostatica om de patiënt in remissie te brengen. Verdere behandelingsopties omvatten autologe en allogene stamceltransplantaties, waarbij een HLA-match cruciaal is voor allogene transplantaties. De incidentie van acute leukemie stijgt met de leeftijd, waarbij de meeste patiënten 50 jaar of ouder zijn [13](#page=13).
#### 4.1.2 Chronische leukemie
Bij chronische leukemie behouden de witte bloedcellen, ondanks hun verschillende rijpingsstadia, het vermogen tot uitrijping, wat een belangrijk verschil is met acute leukemie. Orale manifestaties kunnen onder andere lymfeklierzwelling (met name interdentale gingivahyperplasie) en ulcera zijn, die zowel door de leukemie zelf als door de therapieën kunnen worden veroorzaakt [13](#page=13).
### 4.2 Multipel myeloom
Multipel myeloom, ook bekend als de ziekte van Kahler, is een maligne aandoening die meestal op hogere leeftijd optreedt (mediaan 65 jaar). De ziekte wordt gekenmerkt door verhoogde botafbraak, wat zich kan uiten in rugpijn en wervelverzakking. Er is tevens een verhoogde productie van plasmacellen, wat resulteert in een overmatige aanwezigheid van één specifiek type eiwit. Orale manifestaties omvatten amyloïde afzetting, leidend tot zwelling van de tong en lippen, gele noduli op de tong, palatum en mucosa, en minder speekselproductie bij vergrote klieren. Radiografisch kunnen "geponste" botlaesies worden waargenomen, vooral posterieur in de mandibula [14](#page=14).
### 4.3 Maligne lymfoom
Maligne lymfomen worden onderscheiden in Hodgkinlymfoom en Non-Hodgkinlymfoom. Bij Hodgkinlymfoom worden karakteristieke Reed-Sternberg-cellen, reuscellen met meerlobbige kernen, aangetroffen in biopten. Beide typen lymfomen presenteren zich vaak als een eerste symptoom met een asymptomatische vergroting van de lymfeklieren in de hals, tonsillen en de ring van Waldeyer [15](#page=15).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Benigne | Goedaardige tumoren die langzaam groeien en zich niet verspreiden naar andere delen van het lichaam. Ze zijn doorgaans goed begrensd en kunnen vaak operatief worden verwijderd. |
| Maligne | Kwaadaardige tumoren die invasief groeien en de mogelijkheid hebben om te metastaseren, oftewel zich te verspreiden via bloed- en lymfebanen naar andere lichaamsdelen. |
| Proto-oncogenen | Normale genen in cellen die betrokken zijn bij celgroei en -deling. Wanneer deze genen gemuteerd of overmatig geactiveerd worden, kunnen ze leiden tot de vorming van kanker. |
| Amplificatie | Een proces waarbij het aantal kopieën van een specifiek gen in het DNA abnormaal toeneemt, wat kan resulteren in de overproductie van het bijbehorende eiwit en bijdragen aan kankerontwikkeling. |
| Chromosomale translocatie | Een genetische afwijking waarbij delen van twee verschillende chromosomen uitwisselen. Dit kan leiden tot de fusie van genen of de activering van oncogenen, wat kanker kan veroorzaken. |
| Tumorsuppressoren | Genen die normaal gesproken de celgroei remmen en helpen bij het herstellen van DNA-schade. Als deze genen niet goed functioneren, kan dit de ontwikkeling van kanker bevorderen. |
| Metastase | Het proces waarbij kankercellen loskomen van de primaire tumor, zich verspreiden via het bloed of lymfestelsel en uitgroeien tot nieuwe tumoren op andere locaties in het lichaam. |
| Biopsie | Een diagnostische procedure waarbij een klein stukje weefsel van een verdachte laesie wordt weggenomen om onder een microscoop te worden onderzocht op de aanwezigheid van kanker. |
| Cytologie | De studie van cellen. In de oncologie wordt cytologie vaak gebruikt om cellen te analyseren die verkregen zijn via een naaldpunctie of uit lichaamsvloeistoffen om afwijkingen te detecteren. |
| Stadiëring | Een proces waarbij de omvang van de kanker, de betrokkenheid van lymfeklieren en de aanwezigheid van uitzaaiingen (metastasen) worden bepaald. Het TNM-systeem is een veelgebruikte methode voor stadiëring. |
| TNM-systeem | Een internationaal geaccepteerd classificatiesysteem voor de stadiëring van kanker, gebaseerd op de grootte van de primaire tumor (T), de betrokkenheid van regionale lymfeklieren (N) en de aanwezigheid van metastasen op afstand (M). |
| Curatief | Een behandeling die gericht is op het volledig genezen van de kanker, met als doel de patiënt levenslang kankervrij te maken. |
| Palliatief | Een behandeling die gericht is op het verlichten van symptomen, het verbeteren van de levenskwaliteit en het bieden van ondersteuning aan patiënten met een ongeneeslijke ziekte, zoals kanker. |
| Radiotherapie | Een behandeling waarbij ioniserende straling wordt gebruikt om kankercellen te doden of hun groei te vertragen. Het kan uitwendig of inwendig worden toegepast. |
| Chemotherapie | Een behandeling waarbij medicijnen (cytostatica) worden gebruikt om kankercellen te doden of hun groei te remmen. Deze medicijnen verspreiden zich door het hele lichaam. |
| Hormonale therapie | Een behandeling die de werking van hormonen op kankercellen beïnvloedt, vaak gebruikt bij hormoongevoelige kankers zoals borst- en prostaatkanker. |
| Gentherapie | Een experimentele behandelingsvorm waarbij genetisch materiaal wordt gebruikt om ziekten te behandelen. Bij kanker kan dit gericht zijn op het corrigeren van genetische defecten of het stimuleren van het immuunsysteem. |
| Leukemie | Een kanker van het bloed die ontstaat in het beenmerg, waar abnormale witte bloedcellen worden geproduceerd die de normale bloedcellen verdringen. |
| Multipel myeloom | Een kanker van het beenmerg die specifiek de plasmacellen aantast, wat leidt tot botafbraak en overmatige productie van een specifiek eiwit. |
| Maligne Lymfoom | Een kanker die ontstaat in de lymfeklieren en het lymfestelsel. Er zijn twee hoofdtypen: Hodgkinlymfoom en Non-Hodgkinlymfoom. |
| Reed-sternberg-cellen | Grote, abnormale cellen die kenmerkend zijn voor Hodgkinlymfoom en onder de microscoop kunnen worden geïdentificeerd in een biopsie van een lymfeklier. |
| Amyloïd afzetting | Een abnormale ophoping van eiwitachtige substantie (amyloïd) in organen en weefsels, wat kan leiden tot orgaanfalen en wordt gezien bij bepaalde aandoeningen zoals multipel myeloom. |