Cover
Mulai sekarang gratis 6. Gastro-enterologie, urologie en nefrologie - versie toledo (1).pptx
Summary
# Gastro-intestinale aandoeningen bij kinderen
Dit onderwerp behandelt de diverse aandoeningen van het spijsverteringsstelsel bij kinderen, met aandacht voor hun specifieke anatomische en fysiologische kenmerken, diagnostiek, behandeling en preventie.
## 1. Gastro-intestinale aandoeningen
### 1.1 Anatomische en fysiologische verschillen bij kinderen t.o.v. volwassenen
Kinderen hebben nog volop in ontwikkeling zijnde organen en systemen, wat hen kwetsbaarder maakt voor gastro-intestinale aandoeningen en snellere dehydratatie en ondervoeding kan veroorzaken.
* **Slijmvliezen:** Dunner en kwetsbaarder, hierdoor gevoeliger voor infecties.
* **Slokdarm:** Korter slokdarmsegment en minder ontwikkelde onderste slokdarmsfincter.
* **Maag:** Relatief klein volume bij zuigelingen en een meer horizontale ligging.
* **Lever- en pancreasfunctie:** Nog onrijp.
* **Immuunsysteem:** Van het maagdarmkanaal nog onvoldoende ontwikkeld.
* **Compensatiemechanismen:** Minder aanwezig, wat leidt tot snellere complicaties.
### 1.2 Voedingsstoornissen
Verstoorde opname van voedingsstoffen en uitscheiding van afvalstoffen. Dit is een veelvoorkomende aandoening in de pediatrie.
* **Oorzaken:**
* Gastro-intestinale aandoeningen (infecties, KMEA, coeliakie).
* Secundair aan andere aandoeningen (braken, diarree, obstipatie).
* **Belang:** Leeftijd van het kind en duur van de stoornis zijn van belang.
### 1.3 Stomatitis
Ontsteking van het mondslijmvlies.
* **Oorzaken:** Infecties, trauma, medicatie.
* **Symptomen:** Roodheid, zwelling, zweren of blaasjes in de mond, pijn bij eten/spreken, koorts, prikkelbaarheid, slechte adem.
* **Soorten:**
* Spruw (Candida albicans).
* Gingivostomatitis (Herpes simplexvirus).
* Herpangina (enterovirussen of Coxsackievirus).
* Hand-voet-mondziekte (Coxsackievirus en enterovirussen).
* Stomatitis aphtosa (aften).
* **Behandeling:** Afhankelijk van de soort; analgetica, antipyretica, eventueel IV vocht, Aciclovir (IV) bij herpes. Lokaal antimycoticum bij spruw.
### 1.4 Gastro-enteritis (en gastro-enterocolitis)
Ontsteking van de maag- en dunnedarmmucosa, eventueel met bijkomende ontsteking van het colon.
* **Oorzaken:** Virussen (Rota, adeno, noro), bacteriën (E. Coli, Salmonella), parasieten (Giardia), allergie (zeldzaam), lactaseficiëntie, coeliakie, ziekte van Crohn, Colitis Ulcerosa.
* **Symptomen:** Braken en diarree (soms met bloed), buikpijn, krampen, flatulentie, koorts, slechte eetlust, dorst, prikkelbaarheid, lusteloosheid.
* **Complicaties:** Dehydratatie, elektrolytenstoornissen, nierproblemen (HUS).
* **Diagnostiek:** Anamnese, klinisch onderzoek (graad van dehydratatie), weging, laboratoriumonderzoek (elektrolyten, leukocyten), faecesstaal.
* **Behandeling:** Meestal symptomatisch. Rehydratatie (oraal met ORS of parenteraal bij ernstige dehydratatie). Realimentatie (vaste voeding opbouwen). Medicatie (antibiotica bij specifieke bacteriële infecties, antiparasitaire medicatie). Probiotica. Preventie: Hygiëne, veilig voedsel, vaccinatie (rotavirus).
#### 1.4.1 Rotavirus
* **Overdracht:** Faeco-oraal, zeer besmettelijk.
* **Klinisch:** Braken, waterige diarree, koorts, dehydratatie, acidose.
* **Behandeling:** Rehydratatie (oraal of parenteraal).
* **Preventie:** Levend verzwakte vaccins.
#### 1.4.2 Adenovirus
* **Overdracht:** Druppel-contact.
* **Symptomen:** Luchtweginfecties, oog-, oor- en/of keelontstekingen, gastro-enteritis met diarree.
#### 1.4.3 Calici-, Entero- en Norovirus
* **Overdracht:** Faeco-oraal, druppels, besmet voedsel/water, moeder-kind.
* **Symptomen:** Braken, diarree, misselijkheid, koorts, hoofdpijn, buikpijn.
* **Preventie:** Handen wassen.
### 1.5 Ziekte van Crohn en Colitis ulcerosa
Chronische inflammatoire darmziekten (IBD).
* **Ziekte van Crohn:** Ontstekingen in alle lagen van de darmwand, overal in het darmstelsel.
* **Colitis ulcerosa:** Ontstekingen van het darmslijmvlies in het colon.
* **Symptomen:** Intensere diarree (vaak slijm en bloed), buikpijn, obstipatie, anemie, gewichtsverlies, koorts, fistels, abcessen, vernauwingen. Groeiachterstand en verlate puberteit.
* **Behandeling:** Voorzichtig met medicatie vanwege langetermijneffecten.
### 1.6 Voedselallergie
Abnormale reactie van het immuunsysteem op een allergeen in voeding.
* **Voorbeelden:** Koemelkeiwit, granen, noten, vis.
* **Symptomen:** Huid (eczeem, urticaria), spijsverteringskanaal (anorexie, braken, diarree), luchtwegen (rhinitis, astma), conjunctivitis.
* **Cave:** Anafylactische shock.
* **Diagnostiek:** Anamnese, eliminatiedieet, provocatietest, bloedafname (IgE), huidpriktest.
* **Koemelkeiwitallergie:** Meest gekende, verdwijnt meestal tussen 18 maanden en 4 jaar. Moedermelk werkt preventief.
* **Behandeling:** Dieet zonder koemelkeiwitten, aangepaste flesvoeding, dermatologische behandeling bij huidklachten.
### 1.7 Voedselintolerantie of -overgevoeligheid
Geen allergie, oorzaak is niet immuungerelateerd.
* **Lactose-intolerantie:** Meest gekende. Symptomen: buikkrampen, diarree, flatulentie.
* **Oorzaken:** Enzymtekort, transporteiwittekort.
* **Diagnostiek:** Lactose ademtest.
### 1.8 Coeliakie (Glutenovergevoeligheid)
Villusatrofie in de dunne darm door gluten (gliadine).
* **Gluten:** Tarwe, rogge, haver, gerst, spelt, triticale.
* **Symptomen:** Chronische diarree, steatorroe, braken, buikpijn, opgezette buik, ondergewicht, tekorten aan ijzer, calcium, foliumzuur, vitamines B.
* **Behandeling:** Glutenvrij dieet levenslang.
### 1.9 Gastro-oesofagale reflux (ziekte) (GOR/GORZ)
Terugvloeien van maaginhoud tot in de slokdarm (reflux) of mond (regurgitatie).
* **Fysiologisch:** Zeer frequent bij zuigelingen, meestal na 4 maanden verbetering.
* **Oorzaak:** Anatomie van de zuigeling (korter slokdarmsegment, minder scherpe hoek van His, onvoldoende spierweefsel).
* **Symptomen:** Braken, teruggeven van maaginhoud, slecht drinken, prikkelbaarheid, slechte gewichtsevolutie, retrosternale pijn, ademhalingsmoeilijkheden, apneu.
* **Complicaties:** Anemie, failure to thrive, chronische hoest, aspiratiepneumonie.
* **Diagnostiek:** Anamnese, klinisch onderzoek, 24u-pH-metrie, RX slokdarm-maag, refluxscintigrafie.
* **Behandeling:** Geruststelling, houding (rechtop laten na voeding, bed in hoogstand), aanpassen voeding (AR-melk, indikken), medicatie (antacida, H2-antihistaminica, protonpompinhibitoren), Nissen-operatie.
### 1.10 Braken
* **Observaties:** Leeftijd, tijdstip, manier van braken (projectiel), aspect van braaksel (slijmen, bloed, gal, faecaal), frequentie, hoeveelheid.
* **Interventies:** Houding (ATB-zijlig), voedingstoestand observeren (vochtbalans, gewicht), opstarten voeding indien nodig, hygiënische zorgen, mondhygiëne.
* **Diurese en hydratatie:** Intake en output bijhouden, rehydratatie (ORS of parenteraal).
* **Medicatie:** Antibiotica bij bewezen bacteriële verwekker, GOR-behandeling.
### 1.11 Diarree
Veranderend stoelgangspatroon met toename van frequentie, volume en waterigheid (acuut of chronisch).
* **Anamnese:** Defecatiepatroon (slijm, bloed, pus), ontstaanswijze, medische en familiale VG, voedingsanamnese.
* **Peuterdiarree:** Chronische diarree bij kinderen van 1-4 jaar, geen andere pathologie. Oorzaak: onevenwichtige voeding (vet- en vezelarme voeding na acute gastro-enteritis).
* **Behandeling (De 4 V's):** Vetstof, Vezels, Vruchtensappen (beperken), Vocht (max 1 liter).
* **Interventies:** Isolatie bij infectie, stuitzorg (luierdermatitis), frequent verluieren, observatie en rapportage.
### 1.12 Obstipatie
* **TERMINOLOGIE, OORZAKEN, KENMERKEN, BEHANDELING** (details niet aanwezig in de tekst).
### 1.13 Krampen
Hevige samentrekkingen van de darmen, geïsoleerd of als symptoom van een andere aandoening.
* **Symptomen:** Pijn, huilbuien, zweten, wild trappen, winderigheid, opgezette buik.
* **Oorzaken:** Luchtslikken, KMEA, GORZ, invaginatie.
* **Behandeling:** Oorzaak aanpakken (bv. glycerinesuppo bij obstipatie, koemelkeiwitvrije voeding bij KMEA). Krampen verzachten (buikmassage, beentjes plooien, zuigen, draagdoek).
### 1.14 Enterobius vermicularis of aarsmaden (oxyuren)
Darmparasiet, klein wit tot geelwit wormpje.
* **Overdracht:** Mens-op-mens via handen of besmette voorwerpen.
* **Symptomen:** Jeuk rond de anus, vooral 's nachts.
* **Behandeling:** Mebendazol (Vermox®), herhalen na 14 dagen. Behandeling van alle gezinsleden.
* **Aandachtspunten:** Niet krabben, korte nagels, goede handhygiëne.
### 1.15 Gastro-enterologie (algemeen)
* **Procedures:** Maagsonde plaatsen, maagspoeling, sondevoeding.
---
## 2. Urologische en nefrologische aandoeningen
### 2.1 Urineweginfecties (UWI)
Infectie van de urinewegen, meestal door E. coli.
* **Definities:**
* Acute pyelonefritis: Kinderen < 6 maanden (met/zonder koorts); Kinderen ≥ 6 maanden (met koorts en/of flankpijn).
* Cystitis: UWI zonder koorts bij kinderen > 6 maanden.
* **Risicofactoren:** (niet gespecificeerd in tekst).
* **Diagnostiek:** Anamnese, klinisch onderzoek, urineonderzoek (stick, sediment, cultuur), bloedonderzoek (CRP, leukocytose). Bij herhaaldelijke UWI: echografie, IVP, cystoscopie, mictiecystografie, urodynamisch onderzoek, DMSA-scan.
* **Behandeling:** Antibiotica (IV of PO), onderhoudsbehandeling, chirurgische behandeling.
* **Preventie:** (niet gespecificeerd in tekst).
#### 2.1.1 Vesico-ureterale reflux (VUR)
Terugvloeien van urine van blaas naar nieren door falend klepmechanisme.
* **Oorzaken:** Aangeboren anatomisch defect of verworven defect.
* **Gevolg:** Recidiverende UWI, nierschade.
* **Graad:** 1-5, afhankelijk van mate van terugvloei.
* **Diagnostiek:** Echo, mictiecystografie, DMSA-scan.
* **Behandeling:** Afwachtend, antibiotica, endoscopische behandeling (Deflux/STING-operatie), chirurgische ureterreïmplantatie.
### 2.2 Hypospadie en epispadie
Aandoening waarbij de meatus (urinebuisuitgang) niet op de normale anatomische locatie zit.
* **Hypospadie:** Urethra mondt uit aan onderzijde van de penis. Symptomen: afwijkende urinelozing, kromstand penis. Behandeling: chirurgische correctie.
* **Epispadie:** Urethra mondt uit aan bovenzijde van de penis. Zeldzaam, vaak gepaard met incontinentie en blaasafwijkingen. Behandeling: chirurgisch, vaak complexer.
* **Diagnostiek:** Prenataal, lichamelijk onderzoek na geboorte.
### 2.3 Cryptorchidie
Één of twee testes niet ingedaald naar het scrotum bij geboorte.
* **Voorkomen:** 3% bij pasgeboren jongens, frequenter bij prematuren. Spontane indaling tot 3-6 maanden.
* **Behandeling:** Orchidopexie vanaf 6 maanden.
* **Risico's:** Verminderde vruchtbaarheid, verhoogd risico op teelbalkanker.
* **Oorzaken:** Testosterontekort, nauw lieskanaal, korte zaadstreng.
* **DD:** Pendel- of retractiele testes.
* **Behandeling:** Tijdig corrigeren d.m.v. orchidopexie (voor 2 jaar).
### 2.4 Hernia inguinalis (liesbreuk) en hydrocoele
* **Hernia inguinalis:** Uitstulping van buikinhoud via het lieskanaal. Symptomen: zwelling in lies, soms pijn/braken bij inklemming. Behandeling: altijd chirurgisch.
* **Hydrocoele:** Vochtophoping in het scrotum. Meestal spontaan herstel voor 2 jaar.
* **Complicatie:** Ingeklemde liesbreuk vereist spoedoperatie.
* **Diagnostiek:** Transilluminatie.
### 2.5 Fimosis
Vernauwing van de voorhuid waardoor deze niet (volledig) over de eikel kan worden teruggeschoven.
* **Fysiologisch:** Normaal bij jonge kinderen, voorhuid niet forceren.
* **Pathologisch:** Vanaf 4 jaar bij klachten zoals pijn, infecties, moeite met plassen.
* **Symptomen:** Moeite of pijn bij plassen, zwelling van de voorhuid, herhaalde ontstekingen, pijnlijke erecties.
* **Behandeling:** Cortisonezalf, chirurgie (circumcisie of voorhuidsparende ingreep).
* **Parafimosis:** Spoedgeval waarbij de voorhuid achter de eikel blijft steken.
### 2.6 Torsio testis (draaiing zaadstreng)
Medische urgentie: acute draaiing van de zaadstreng, afsluiting bloedtoevoer naar teelbal. Risico op afsterven teelbal binnen 4-6 uur.
* **Leeftijd:** Meestal 12-18 jaar, maar kan op elke leeftijd voorkomen.
* **Symptomen:** Plotselinge, hevige pijn in balzak/onderbuik, misselijkheid, braken, zwelling en roodheid scrotum, teelbal hoger gelegen en minder beweeglijk.
* **Diagnostiek:** Klinisch onderzoek, echo met Doppler.
* **Behandeling:** Spoedoperatie (detorsie en fixatie). Indien teelbal niet levensvatbaar: verwijdering.
---
# Urologische en nefrologische aandoeningen bij kinderen
Dit deel van de studiehandleiding behandelt veelvoorkomende urologische en nefrologische aandoeningen bij kinderen, met de nadruk op infecties van de urinewegen, vesico-ureterale reflux, aangeboren afwijkingen van de geslachtsdelen en testikelaandoeningen. Er wordt dieper ingegaan op de oorzaken, symptomen, diagnostische methoden, behandelingsopties en specifieke verpleegkundige aandachtspunten voor elke aandoening.
### 2.1 Urineweginfecties (UWI)
Urineweginfecties (UWI) zijn infecties van de urinewegen, waarbij bacteriële infecties, met name door *E. coli*, het meest voorkomen.
#### 2.1.1 Definitie en classificatie
* **Acute pyelonefritis:**
* Bij kinderen jonger dan 6 maanden: een UWI, al dan niet met koorts.
* Bij kinderen van 6 maanden en ouder: een UWI met koorts en/of flankpijn.
* **Cystitis:** Een UWI zonder koorts bij kinderen ouder dan 6 maanden.
#### 2.1.2 Risicofactoren
* Reflux (VUR)
* Hypospadie
* Fimosis
* Obstipatie
* Nierafwijkingen
* Minder goed drinken
* Niet volledig ledigen van de blaas
#### 2.1.3 Symptomen
De symptomen variëren sterk met de leeftijd van het kind:
* **Baby's:** Slecht drinken, braken, diarree, prikkelbaarheid, onrust, koorts, slechte geur van urine.
* **Peuters/kleuters:** Buikpijn, misselijkheid, braken, diarree, pijn bij plassen, frequente aandrang, incontinentie, koorts.
* **Oudere kinderen:** Symptomen van cystitis (pijn/branderigheid bij plassen, frequente aandrang, buikpijn) of pyelonefritis (koorts, flankpijn, misselijkheid, braken).
> **Tip:** Wees alert op ernstige symptomen zoals die wijzen op urosepsis, waaronder snelle ademhaling, snelle pols, verwardheid en lage bloeddruk. Meet bij verdenking op urologische/nefrologische aandoeningen altijd de bloeddruk.
#### 2.1.4 Diagnostiek
* **Anamnese en klinisch onderzoek:** Gedetailleerde bevraging en lichamelijk onderzoek.
* **Urineonderzoek:**
* **Urinekweek:** Detectie van bacteriën en bepaling van de gevoeligheid voor antibiotica.
* **Urine-sediment:** Microscopisch onderzoek van urine op witte bloedcellen (leukocyten), rode bloedcellen (hematurie) en bacteriën.
* **Urinestick:** Snelle detectie van nitrieten en leukocyten.
* **Bloedonderzoek:**
* CRP (C-reactieve proteïne) en leukocytose (verhoogd aantal witte bloedcellen) ter beoordeling van ontsteking.
* **Aanvullend onderzoek bij herhaaldelijke UWI of verdenking op anatomische afwijkingen:**
* **Echografie van nieren en urinewegen:** Beoordeling van grootte, vorm, structuur van de nieren, aanwezigheid van hydronefrose en blaaswandverdikking.
* **Intraveneuze pyelografie (IVP) of CT-urografie/MRI-urografie:** Gedetailleerdere beeldvorming van de urinewegen met contrastvloeistof.
* **Mictiecystografie:** Onderzoek met contrastvloeistof ingebracht via een katheter in de blaas om reflux te detecteren.
* **Cystoscopie:** Inspectie van de blaas en urethra met een flexibele scoop.
* **Urodynamisch onderzoek:** Beoordeling van de blaasfunctie, waaronder druk, capaciteit en contractie.
* **DMSA-scan (scintigrafie):** Nucleaire scan om nierschade of littekens te detecteren, met name na pyelonefritis.
#### 2.1.5 Behandeling
* **Antibiotica:**
* **Acuut:** Via intraveneuze (IV) of orale (PO) weg, afhankelijk van de ernst.
* **Onderhoudsbehandeling:** Langdurige toediening van lage doses antibiotica ter preventie van recidieven, bijvoorbeeld met Eusaprim®.
* **Endoscopische behandeling:** Bij specifieke oorzaken zoals reflux.
* **Chirurgische behandeling:** Afhankelijk van de onderliggende oorzaak, zoals circumcisie bij fimosis of ureterreïmplantatie bij ernstige VUR.
#### 2.1.6 Preventie
* Goede hygiëne, met name handhygiëne.
* Voldoende vochtinname.
* Volledig legen van de blaas.
* Correcte hygiënische verzorging van de geslachtsdelen.
* Vaccinatie tegen rotavirus kan indirect het aantal UWI's verminderen door het vermijden van gastro-enteritis.
### 2.2 Vesico-ureterale reflux (VUR)
Vesico-ureterale reflux (VUR) is het terugstromen van urine van de blaas naar de urineleiders (ureteren) en nieren, veroorzaakt door een falend klepmechanisme aan de overgang van de urineleider naar de blaas.
#### 2.2.1 Oorzaken
* **Aangeboren:** Een anatomisch defect in de aanleg van de ureter en de blaashals.
* **Verworven:** Door een verkeerde werking van de blaasspier of obstructie.
#### 2.2.2 Gevolgen
* Recidiverende urineweginfecties (UWI).
* Nierschade (littekenvorming) door terugstromen van geïnfecteerde urine naar de nieren, wat kan leiden tot hypertensie en nierinsufficiëntie op latere leeftijd.
#### 2.2.3 Graadverdeling
VUR wordt ingedeeld in graden 1 tot 5, gebaseerd op de mate van terugvloei en de aanwezigheid van dilatatie van de urineleider en nierkelken.
#### 2.2.4 Diagnostiek
* **Echografie:** Detectie van mogelijke dilatatie van urineleiders en nierkelken.
* **Mictiecystografie:** Gouden standaard voor het aantonen en graderen van VUR.
* **DMSA-scan:** Beoordeling van nierschade en littekenvorming.
#### 2.2.5 Behandeling
* **Afwachtend beleid:** Bij lichte vormen (graad 1-3), met frequente controles. Spontaan herstel is mogelijk.
* **Antibiotica:**
* **Acuut:** Ter behandeling van een UWI.
* **Profylaxe:** Dagelijkse lage dosis antibiotica ter preventie van infecties.
* **Endoscopische behandeling (Deflux of STING-operatie):** Injectie van een gel rond de ureteropening om het klepmechanisme te versterken.
* **Chirurgische ureterreïmplantatie:** Bij ernstige reflux of wanneer andere methoden falen, waarbij de urineleider chirurgisch opnieuw in de blaas wordt ingeplant.
> **Casusvoorbeeld:** Lotte (3 jaar) presenteert zich herhaaldelijk met UWI's. Echo toont dilatatie van de urineleider en nierkelken. Mictiecystografie bevestigt graad III VUR, en DMSA-scan toont littekenvorming in de linker nier. Ze start met profylaxe met nitrofurantoïne, maar krijgt opnieuw een pyelonefritis. Endoscopische behandeling met Deflux-injectie is onsuccesvol. Uiteindelijk ondergaat ze een chirurgische ureterreïmplantatie.
> **VPK aandachtspunten postoperatief (ureterreïmplantatie):** Cruciaal is de monitoring van de vochtbalans (inname en output), observeren van C-signalen, wondzorg en pijnstilling.
### 2.3 Hypospadie en epispadie
Hypospadie en epispadie zijn aangeboren afwijkingen waarbij de uitmonding van de urinebuis (meatus urethrae) niet op de normale locatie aan het topje van de penis (of clitoris bij meisjes) ligt.
#### 2.3.1 Hypospadie
* **Locatie:** De meatus urethrae ligt aan de onderzijde van de penis.
* **Symptomen:** Afwijkende urineplasrichting, kromstand van de penis (chordee).
* **Behandeling:** Chirurgische correctie op jonge leeftijd (vanaf 6 maanden) om een normale urineplasrichting en een cosmetisch bevredigend resultaat te bereiken.
#### 2.3.2 Epispadie
* **Locatie:** De meatus urethrae ligt aan de bovenzijde van de penis.
* **Kenmerken:** Zeldzamer dan hypospadie, vaak geassocieerd met urine-incontinentie en afwijkingen van de blaas.
* **Behandeling:** Chirurgische correctie, die vaak complexer is dan bij hypospadie, en specialistische zorg in een centrum vereist.
#### 2.3.3 Diagnostiek
* **Prenatale diagnostiek:** Mogelijk tijdens de zwangerschap.
* **Lichamelijk onderzoek na geboorte:** Inspectie van de externe genitaliën.
#### 2.3.4 Postoperatieve verpleegkundige zorg (hypospadie)
* Zorg voor comfort en adequate pijnstilling.
* Observeren van urineproductie en urineoutput (de diurese).
* Inspectie van het operatiewondje op zwelling, roodheid en bloedverlies.
* Zorgen voor een goede hygiëne rondom de incisie.
### 2.4 Cryptorchidie
Cryptorchidie, of niet-ingedaalde testikels, betekent dat één of beide testikels zich bij de geboorte nog niet in het scrotum bevinden.
#### 2.4.1 Prevalentie en spontane indaling
* Komt voor bij ongeveer 3% van de pasgeboren jongens, vaker bij prematuren.
* Spontane indaling kan plaatsvinden tot de leeftijd van 3 tot 6 maanden.
#### 2.4.2 Oorzaken
* Testosterontekort tijdens de zwangerschap.
* Afwezige testikel.
* Nauw lieskanaal of een te korte zaadstreng.
* Verhoogde temperatuur in de buikholte.
> **Onderscheid met:** Een 'pendeltestis' of 'retractiele testis' kan spontaan in het scrotum dalen en zich erin terugtrekken, wat geen cryptorchidie is.
#### 2.4.3 Risico's bij niet-behandelde cryptorchidie
* Verminderde vruchtbaarheid.
* Verhoogd risico op het ontwikkelen van teelbalkanker op latere leeftijd.
#### 2.4.4 Behandeling
* **Orchidopexie:** Chirurgische ingreep om de testikel naar het scrotum te brengen en vast te zetten. Dit wordt meestal uitgevoerd vanaf 6 maanden leeftijd, maar vóór de leeftijd van 2 jaar om de risico's op infertiliteit en kanker te minimaliseren.
#### 2.4.5 Postoperatieve zorg
* Comfort en pijnstilling waarborgen.
* Observeren van de urine-output.
* Inspectie van het wondgebied op zwelling, bloeduitstorting en tekenen van infectie. Zwelling en bloeduitstorting na de operatie zijn normaal.
### 2.5 Hernia inguinalis en hydrocoele
Dit zijn aandoeningen die gerelateerd zijn aan het lieskanaal.
#### 2.5.1 Hernia inguinalis (liesbreuk)
* **Definitie:** Een uitstulping van buikinhoud (vaak darmen) via het lieskanaal.
* **Oorzaak:** Aangeboren, vaker voorkomend bij jongens en prematuren.
* **Symptomen:** Een zwelling in de lies die groter wordt bij persen of huilen. Bij inklemming kan er pijn, misselijkheid en braken optreden.
* **Diagnostiek:** Klinisch onderzoek, soms versterkt door transilluminatie.
* **Behandeling:** Altijd chirurgische correctie. Een ingeklemde liesbreuk is een spoedgeval en vereist een dringende operatie.
#### 2.5.2 Hydrocoele
* **Definitie:** Ophoping van vocht in het scrotum, vaak door een open verbinding tussen de buikholte en het scrotum.
* **Behandeling:** Vaak spontaan herstel voor de leeftijd van 2 jaar. Indien aanhoudend, kan chirurgische interventie nodig zijn.
#### 2.5.3 Verpleegkundige aandachtspunten
* **Pre-operatief:** Observeren van symptomen van inklemming van een liesbreuk.
* **Post-operatief:** Observeren van pijn en comfort, perifere circulatie aan de incisiezijde, en het wondgebied op zwelling, bloeding, drainage en roodheid. Bij inklemming pre-operatief, kan nasogastrische sondevoeding en IV antibiotica noodzakelijk zijn.
### 2.6 Fimosis
Fimosis is een vernauwing van de voorhuid, waardoor deze niet volledig over de eikel kan worden teruggeschoven.
#### 2.6.1 Fysiologische fimosis
* Normaal bij jonge kinderen; bij ongeveer 96% van de pasgeborenen is de voorhuid nog verkleefd met de eikel.
* **Belangrijk:** Forceer het terugschuiven van de voorhuid niet om beschadiging te voorkomen.
#### 2.6.2 Pathologische fimosis
* Wordt pathologisch wanneer er klachten optreden, meestal vanaf 4 jaar.
* **Symptomen:**
* Moeite of pijn bij het plassen.
* Zwelling van de voorhuid tijdens het plassen (balloneren).
* Herhaalde ontstekingen of infecties (balanitis).
* Pijnlijke erecties bij oudere kinderen.
* Littekenvorming van de voorhuid.
#### 2.6.3 Behandeling
* **Eerstelijns:** Cortisonesalven ter verdunning van de voorhuid.
* **Chirurgie:**
* **Circumcisie:** Verwijdering van (een deel van) de voorhuid.
* **Voorhuidsparende ingreep:** Technieken om de voorhuid te verbreden zonder deze volledig te verwijderen.
### 2.7 Parafimosis
Parafimosis is een medische urgentie waarbij de vernauwde voorhuid achter de eikel blijft steken en opzwelt, waardoor deze niet meer over de eikel kan worden teruggeschoven. Dit vereist onmiddellijke medische aandacht.
### 2.8 Torsio testis
Torsio testis is een acute draaiing van de zaadstreng, wat de bloedtoevoer naar de teelbal afsluit. Dit is een medische urgentie waarbij het risico op verlies van de teelbal bestaat binnen 4-6 uur.
#### 2.8.1 Prevalentie
* Meestal bij jongens tussen 12 en 18 jaar, maar kan op elke leeftijd voorkomen, inclusief neonatale periode.
#### 2.8.2 Symptomen
* Plotselinge, hevige pijn in de balzak of onderbuik.
* Misselijkheid en braken.
* Zwelling en roodheid van het scrotum.
* De teelbal kan hoger liggen en minder beweeglijk aanvoelen.
* Afwezigheid van koorts of plasklachten.
#### 2.8.3 Diagnostiek
* **Klinisch onderzoek:** Snel en essentieel.
* **Echo met Doppler:** Kan verminderde bloedstroom aantonen, maar mag de spoedoperatie niet vertragen.
#### 2.8.4 Behandeling
* **Spoedoperatie:** Dringende chirurgische ingreep om de zaadstreng te ontwringen (detorsie) en de teelbal in het scrotum te fixeren om herhaling te voorkomen.
* **Orchidectomie:** Verwijdering van de teelbal indien deze niet meer levensvatbaar is.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Pediatrische pathologie | De studie van ziekten die specifiek voorkomen bij kinderen, waarbij rekening gehouden wordt met hun unieke groei- en ontwikkelingsfasen. |
| NKO (Neus-Keel-Oor) | Een medisch specialisme dat zich bezighoudt met aandoeningen van de neus, keel, het strottenhoofd en de oren. |
| Respiratoire aandoeningen | Ziekten die de luchtwegen en longen aantasten, zoals astma, bronchitis en pneumonie. |
| Gastro-intestinale aandoeningen | Ziekten die het spijsverteringsstelsel betreffen, inclusief de maag, darmen, lever en pancreas. |
| Urologische aandoeningen | Ziekten die betrekking hebben op de urinewegen, zoals de nieren, blaas en urinebuis. |
| Nefrologische aandoeningen | Ziekten die specifiek de nieren betreffen. |
| Dermatologische aandoeningen | Ziekten van de huid en nagels. |
| Pediatrische heelkunde | Chirurgische ingrepen bij kinderen. |
| Voedingsstoornissen | Problemen met de opname van voedingsstoffen of de uitscheiding van afvalstoffen, vaak resulterend in ondervoeding of dehydratie. |
| Stomatitis | Ontsteking van het mondslijmvlies, gekenmerkt door roodheid, zwelling en pijn. |
| Gastro-enteritis | Ontsteking van het maagslijmvlies en de dunne darm, vaak gepaard gaand met braken en diarree. |
| Ziekte van Crohn | Een chronische inflammatoire darmziekte die ontstekingen kan veroorzaken in alle lagen van de darmwand, overal in het spijsverteringsstelsel. |
| Colitis ulcerosa | Een chronische inflammatoire darmziekte die ontstekingen veroorzaakt van het darmslijmvlies, voornamelijk in het colon. |
| Voedselallergie | Een abnormale reactie van het immuunsysteem op een bepaalde stof in voeding, die symptomen kan veroorzaken in verschillende lichaamssystemen. |
| Voedselintolerantie | Een niet-immuungerelateerde reactie op voedsel, vaak veroorzaakt door enzymtekorten of problemen met de vertering van bepaalde componenten. |
| Coeliakie | Een chronische auto-immuunziekte waarbij de dunne darm beschadigd raakt door de inname van gluten, wat leidt tot villusatrofie. |
| Gastro-oesofagale reflux (GOR) | Het terugvloeien van maaginhoud in de slokdarm, wat bij baby's vaak voorkomt en soms pathologische vormen kan aannemen (GORZ). |
| Braken | Het reflexmatig uitstoten van maaginhoud via de mond. |
| Diarree | Verandering in het stoelgangspatroon gekenmerkt door een toename in frequentie, volume en waterigheid van de ontlasting. |
| Obstipatie | Moeilijkheid bij het ontlasten, gekenmerkt door harde ontlasting en een verminderde frequentie. |
| Krampen | Hevige, pijnlijke samentrekkingen van de darmen, vaak geassocieerd met huilbuien bij baby's. |
| Enterobius vermicularis (aarsmaden) | Kleine darmparasieten die jeuk rond de anus veroorzaken, vooral ’s nachts. |
| Dehydratatie | Een ernstig vochttekort in het lichaam, wat gevaarlijk kan zijn, vooral bij kinderen. |
| Rotavirus | Een veelvoorkomende veroorzaker van ernstige diarree en dehydratie bij kinderen, zeer besmettelijk. |
| Adenovirus | Een groep virussen die luchtweginfecties, oog-, oor- en keelontstekingen, bronchiolitis en gastro-enteritis kan veroorzaken. |
| Calicivirus, Enterovirus, Norovirus | Een groep op elkaar lijkende virussen die braken en diarree veroorzaken via fecaal-orale weg, druppels of besmet voedsel/water. |
| Urineweginfecties (UWI) | Infecties van de urinewegen, meestal veroorzaakt door bacteriën zoals E. coli. |
| Acute pyelonefritis | Een nierbekkenontsteking, gekenmerkt door koorts en flankpijn bij kinderen ouder dan zes maanden. |
| Cystitis | Een blaasontsteking, gedefinieerd als een UWI zonder koorts bij kinderen ouder dan zes maanden. |
| Urosepsis | Een levensbedreigende bloedvergiftiging veroorzaakt door een urineweginfectie. |
| Vesico-ureterale reflux (VUR) | Terugvloei van urine van de blaas naar de nieren door een falend klepmechanisme, wat kan leiden tot recidiverende UWI en nierschade. |
| Hypospadie | Een aangeboren afwijking bij jongens waarbij de urinebuisopening zich niet op de normale plaats aan het uiteinde van de penis bevindt, maar aan de onderzijde. |
| Epispadie | Een zeldzame aangeboren afwijking waarbij de urinebuisopening zich aan de bovenzijde van de penis (of clitoris bij meisjes) bevindt. |
| Cryptorchidie | Een aandoening waarbij één of beide testikels niet zijn ingedaald naar het scrotum bij de geboorte. |
| Orchidopexie | Een chirurgische procedure om niet-ingedaalde testikels in het scrotum te plaatsen. |
| Hernia inguinalis (liesbreuk) | Uitstulping van buikinhoud via het lieskanaal. |
| Hydrocoele | Vochtophoping rond de teelbal in het scrotum. |
| Fimosis | Vernauwing van de voorhuid waardoor deze niet (volledig) over de eikel kan worden teruggeschoven. |
| Parafimosis | Een spoedgeval waarbij de voorhuid achter de eikel blijft steken en opzwelt. |
| Torsio testis | Een acute draaiing van de zaadstreng, die de bloedtoevoer naar de teelbal afsluit en een medische urgentie is. |
| Orchidectomie | Chirurgische verwijdering van een teelbal. |
| Maagsonde | Een flexibele buis die via de neus of mond in de maag wordt ingebracht voor voeding of drainage. |
| Sondevoeding | Vloeibare voeding die via een maagsonde wordt toegediend. |
| Vesico-ureterale | Betrekking hebbend op de verbinding tussen de blaas en de urineleiders (ureters). |
| Mictiecystografie | Een röntgenonderzoek van de blaas en urinebuis waarbij contrastvloeistof wordt ingebracht om afwijkingen zichtbaar te maken. |
| DMSA-scan | Een nucleaire scan die wordt gebruikt om nierschade of littekens op te sporen. |
| Deflux | Een injectiemiddel dat via cystoscopie rond de ureteropening wordt geïnjecteerd om vesico-ureterale reflux tegen te gaan. |
| Ureterreïmplantatie | Een chirurgische ingreep waarbij de urineleider opnieuw in de blaas wordt ingeplant om reflux te voorkomen. |
| Chronische diarree | Diarree die langer dan vier weken aanhoudt. |
| Steatorroe | Vette, volumineuze ontlasting die moeilijk wegspoelt, een teken van malabsorptie van vet. |
| Anemie | Bloedarmoede, een tekort aan rode bloedcellen of hemoglobine. |
| Acidos | Een abnormaal hoge zuurgraad van het bloed. |
| Enterobius vermicularis | Een witte, draadvormige worm die infecties veroorzaakt in de darmen en rond de anus, vooral bij kinderen. |
| Mebendazol | Een antiparasitair medicijn dat effectief is tegen worminfecties zoals aarsmaden. |
| Orchidopexie | Chirurgie om een niet-ingedaalde testikel in het scrotum te plaatsen. |
| Fimosis | Vernauwing van de voorhuid, waardoor deze niet meer over de eikel kan worden teruggeschoven. |
| Circumcisie | Chirurgische verwijdering van de voorhuid. |
| Torsio testis | Een draaiing van de zaadstreng die de bloedtoevoer naar de teelbal afsluit en een medische noodsituatie is. |
| Detorsie | Het terugdraaien van een gedraaide structuur, zoals een zaadstreng bij torsio testis. |
| Echografie met Doppler | Een echografisch onderzoek dat de bloedstroom in bloedvaten meet en visualiseert, gebruikt om bijvoorbeeld torsio testis te diagnosticeren. |