Cover
Mulai sekarang gratis 6. Epilepsie.pdf
Summary
# Definities en classificatie van epilepsie
Dit gedeelte definieert epilepsie en de verschillende classificaties van aanvallen, inclusief focale en veralgemeende epilepsie, en beschrijft de algemene kenmerken van deze aandoening.
### 1.1 Definitie van epilepsie
Epilepsie wordt gedefinieerd als een hersenaandoening gekenmerkt door ten minste twee niet-specifiek uitgelokte aanvallen, of na één aanval waarbij er meer dan 60% kans is op een volgende aanval. Het is een stoornis van het gedrag en/of bewustzijn en/of emoties, die ontstaat door een neurofysiologische stoornis in de hersenschors [2](#page=2).
### 1.2 Classificatie van aanvallen
Aanvallen worden voornamelijk geclassificeerd op basis van hun beginpunt: veralgemeend of focaal [2](#page=2).
#### 1.2.1 Veralgemeende aanvallen
Veralgemeende aanvallen worden gedefinieerd als aanvallen met een begin waarbij beide hersenhelften tegelijkertijd betrokken zijn. Deze kunnen onderverdeeld worden in motorische en niet-motorische vormen [4](#page=4).
* **Motorische aanvallen:**
* Tonisch-clonische aanvallen: Gekenmerkt door spierstijfheid (tonische fase) gevolgd door schokkende bewegingen (clonische fase) [4](#page=4).
* Myoclonische aanvallen: Gekenmerkt door korte, schokkerige spiersamentrekkingen [4](#page=4).
* **Niet-motorische aanvallen:**
* Absences: Typische absences worden gekenmerkt door een korte periode van bewustzijnsverlies of onderbreking van de activiteit, vaak met een "starend" uiterlijk [4](#page=4) [5](#page=5).
#### 1.2.2 Focale aanvallen
Focale aanvallen, ook wel partiële aanvallen genoemd, beginnen in een specifiek deel van één hersenhelft. Ze worden verder onderverdeeld op basis van de mate van bewustzijn tijdens de aanval [2](#page=2) [6](#page=6).
* **Focale aanvallen met bewaard bewustzijn (enkelvoudig partiële aanvallen - FAS):** De patiënt is zich bewust van wat er gebeurt tijdens de aanval, en de symptomen zijn gelokaliseerd aan het beginpunt van de aanval [6](#page=6).
* **Focale aanvallen met gestoord bewustzijn (complex partiële aanvallen - FIAS):** Het bewustzijn van de patiënt is verminderd of afwezig tijdens de aanval. Dit kan gepaard gaan met automatische bewegingen of veranderingen in gedrag [6](#page=6).
#### 1.2.3 Aanvallen typisch voor de kinderleeftijd
Sommige aanvalstypes komen vaker voor bij kinderen [7](#page=7).
* **Salaamkrampen:** Een specifiek type aanval dat vaak voorkomt bij zuigelingen en jonge kinderen [7](#page=7).
* **Koortsstuipen:** Aanvallen die optreden bij kinderen met koorts, meestal tussen de 6 maanden en 6 jaar oud [7](#page=7).
> **Tip:** Het correct classificeren van aanvalstypes is cruciaal voor de diagnose en behandelplanning van epilepsie. Let goed op het beginpunt van de aanval (focaal of veralgemeend) en de staat van bewustzijn tijdens de aanval.
> **Example:** Een kind dat plotseling stopt met spelen, met een glazige blik voor enkele seconden en daarna direct verdergaat, heeft waarschijnlijk een typische absence (veralgemeende aanval). Een volwassene die na een plotselinge intense geur een verwarde periode doormaakt met repeterende handbewegingen, heeft mogelijk een complexe partiële aanval (focale aanval met gestoord bewustzijn) [4](#page=4) [5](#page=5) [6](#page=6).
---
# Oorzaken en uitlokkende factoren van epilepsie
Dit onderwerp onderzoekt de verschillende oorzaken van epilepsie, onderverdeeld in primaire en symptomatische vormen, en bespreekt factoren die epileptische aanvallen kunnen uitlokken.
### 2.1 Indeling van epilepsie naar oorzaak
Epilepsie kan worden ingedeeld op basis van de onderliggende oorzaak [8](#page=8).
#### 2.1.1 Primaire veralgemeende epilepsie
Bij primaire veralgemeende epilepsie is de oorzaak onbekend. Dit betekent dat er geen duidelijke structurele of metabole afwijking in de hersenen geïdentificeerd kan worden die de epilepsie verklaart [8](#page=8).
#### 2.1.2 Symptomatische epilepsie
Symptomatische epilepsie wordt veroorzaakt door een bekende onderliggende aandoening of gebeurtenis die de hersenen heeft aangetast. Diverse factoren kunnen hieraan ten grondslag liggen [8](#page=8):
* **Perinatale oorzaken:**
* Intra-uteriene infecties of intoxicaties [8](#page=8).
* Anoxie (zuurstoftekort) tijdens de geboorte [8](#page=8).
* Geboortetrauma [8](#page=8).
* **Infecties en ontstekingen:**
* Meningitis (hersenvliesontsteking) [8](#page=8).
* Encefalitis (hersenontsteking) [8](#page=8).
* Hersenabces [8](#page=8).
* **Structurele hersenafwijkingen:**
* Tumoren [8](#page=8).
* Contusio cerebri (hersenkneuzing) [8](#page=8).
* **Vasculaire oorzaken:**
* Post-apoplectisch (na een beroerte) [8](#page=8).
* **Degeneratieve ziekten:**
* Diverse degeneratieve aandoeningen van het zenuwstelsel [8](#page=8).
* **Intoxicaties en ontwenningsverschijnselen:**
* Alcoholabstinentie (ontwenningsverschijnselen na stoppen met alcohol) [8](#page=8).
### 2.2 Uitlokkende factoren van epileptische aanvallen
Uitlokkende factoren zijn omstandigheden die, anders dan de onderliggende oorzaak (etiologie), een epileptische aanval kunnen teweegbrengen. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen de oorzaak van de epilepsie en factoren die een aanval kunnen uitlokken [9](#page=9).
Veelvoorkomende uitlokkende factoren zijn:
* **Slaaptekort:** Onvoldoende slaap kan de prikkelbaarheid van de hersenen verhogen en leiden tot een aanval [9](#page=9).
* **Stresssituaties:** Emotionele of fysieke stress kan de drempel voor het ontstaan van een aanval verlagen [9](#page=9).
* **Alcoholgebruik (misbruik):** Zowel excessief gebruik als onthouding van alcohol kan aanvallen uitlokken [9](#page=9).
* **Reflexepilepsie:** Bij dit type epilepsie kunnen specifieke prikkels een aanval uitlokken. Voorbeelden hiervan zijn:
* Lichtflitsen (fotogevoelige epilepsie) [9](#page=9).
* Geluiden [9](#page=9).
* Lezen [9](#page=9).
* Rekenen [9](#page=9).
> **Tip:** Het is cruciaal voor patiënten met epilepsie om zich bewust te zijn van hun persoonlijke uitlokkende factoren en waar mogelijk deze te vermijden of te minimaliseren om het aantal aanvallen te reduceren.
---
# Diagnostiek en behandeling van epilepsie
Dit hoofdstuk behandelt de differentiaaldiagnose van epilepsie, de acute en onderhoudsbehandelingen, inclusief medicatie en leefregels, en opties voor medicamenteus resistente epilepsie.
### 3.1 Differentiaaldiagnose van epilepsie
Bij het stellen van de diagnose epilepsie is het cruciaal om andere aandoeningen met aanvalsgewijs optredende verschijnselen uit te sluiten. Belangrijke differentiaaldiagnoses zijn:
* Syncope [10](#page=10).
* Niet-epileptische aanvallen (psychogeen) [10](#page=10).
* Cataplexie [10](#page=10).
* Transiënte ischemische aanval (TIA) [10](#page=10).
### 3.2 Behandeling van epilepsie
De behandeling van epilepsie kan worden onderverdeeld in acute en onderhoudsbehandeling.
#### 3.2.1 Acute behandeling
Tijdens een acute epileptische aanval zijn de belangrijkste aandachtspunten gericht op het waarborgen van de veiligheid van de patiënt:
* **Veiligheidshouding:** Plaats de patiënt in zijligging [11](#page=11).
* **Bescherming:** Bescherm het hoofd en de ledematen van de patiënt tegen verwondingen [11](#page=11).
* **Geen interventie:** Breng niets tussen de tanden van de patiënt [11](#page=11).
* **Hulpdiensten:** Verwittig indien nodig de hulpdiensten [11](#page=11).
* **Niet-zelflimiterende aanvallen:** Bij aanvallen die niet spontaan stoppen, kan intraveneuze of rectale toediening van benzodiazepines overwogen worden [11](#page=11).
#### 3.2.2 Onderhoudsbehandeling
De onderhoudsbehandeling van epilepsie omvat meerdere aspecten:
##### 3.2.2.1 Behandeling van de onderliggende oorzaak
Indien er een specifieke onderliggende oorzaak voor de epilepsie is, dient deze behandeld te worden [12](#page=12).
##### 3.2.2.2 Leefhygiënische maatregelen
Leefregels spelen een belangrijke rol in het voorkomen van aanvallen:
* Strikte inname van voorgeschreven medicatie [12](#page=12).
* Vermijden van overmatige stress [12](#page=12).
* Voorkomen van slaapdeprivatie [12](#page=12).
* Matiging of vermijden van alcoholinname [12](#page=12).
##### 3.2.2.3 Anti-epileptica (ASM)
Er is een breed scala aan anti-epileptica beschikbaar, die op verschillende mechanismen werken [13](#page=13):
* **Natriumkanaal blokkers:** Beïnvloeden de prikkelbaarheid van neuronen door de instroom van natriumionen te verminderen [13](#page=13).
* **GABA enhancers:** Versterken de werking van gamma-aminoboterzuur (GABA), een remmende neurotransmitter [13](#page=13).
* **Calciumkanaal blokkers:** Moduleren de instroom van calciumionen [13](#page=13).
* **SV2A liganden:** Beïnvloeden het eiwit synaptisch vesikelglycoproteïne 2A, betrokken bij neurotransmitterafgifte [13](#page=13).
* **Kaliumkanaal openers:** Vergroten de uitstroom van kaliumionen, wat leidt tot hyperpolarisatie en verminderde prikkelbaarheid [13](#page=13).
* **Glutamaatreceptorantagonisten:** Blokkeren de werking van glutamaat, een excitatoire neurotransmitter [13](#page=13).
Er zijn meer dan 20 verschillende ASM's op de markt, waaronder fenobarbital, fenytoïne, carbamazepine, valproaat, benzodiazepines, lamotrigine, vigabatrine, gabapentine, felbamaat, tiagabine, topiramaat, levetiracetam, pregabaline, lacosamide, perampanel, midazolam, brivaracetam en cenobamaat [14](#page=14).
De keuze van het anti-epilepticum is afhankelijk van het type epilepsie:
* **Gegeneraliseerde epilepsie:** Voorbeelden zijn valproaat (Depakine) en lamotrigine (Lamictal) [15](#page=15).
* **Focale epilepsie:** Voorbeelden zijn carbamazepine (Tegretol) en levetiracetam (Keppra) [15](#page=15).
Het eerste medicijn maakt ongeveer 50% van de patiënten aanvalsvrij; een tweede medicijn kan nog eens 15% helpen. Dit betekent dat één derde van de patiënten medicatieresistent is [15](#page=15).
##### 3.2.2.4 Bijwerkingen van ASM's
Diverse ASM's kunnen specifieke bijwerkingen hebben:
* **Fenytoïne:** Ritmestoornissen, tandvleeshypertrofie [16](#page=16).
* **Carbamazepine:** Huiduitslag (rash) [16](#page=16).
* **Fenobarbital:** Cognitieve effecten, sedatie [16](#page=16).
* **Vigabatrine:** Retinale toxiciteit [16](#page=16).
* **Felbamaat:** Hematologische en hepatische toxiciteit [16](#page=16).
* **Valproaat:** Teratogeen (risico op aangeboren afwijkingen) en kan ontwikkelingsstoornissen veroorzaken bij kinderen van moeders die valproaat gebruiken tijdens de zwangerschap [16](#page=16).
* **Levetiracetam:** Karakterveranderingen [16](#page=16).
* **Lamotrigine:** Huiduitslag (rash), slaapstoornissen [16](#page=16).
Daarnaast kunnen ASM's interacties hebben met andere medicijnen en orale anticonceptiva door enzyminductie [16](#page=16).
### 3.3 Behandeling van medicamenteus resistente epilepsie
Wanneer epilepsie niet reageert op medicatie, kunnen andere behandelopties overwogen worden. De gemiddelde tijd tussen het begin van de epilepsie en verwijzing naar een gespecialiseerd centrum is vaak langer dan 10 jaar [17](#page=17).
#### 3.3.1 Prechirurgische evaluatie
Een grondige prechirurgische evaluatie is essentieel om te bepalen of een patiënt in aanmerking komt voor neurochirurgie. Deze evaluatie kan niet-invasief en invasief zijn [19](#page=19).
##### 3.3.1.1 Niet-invasieve prechirurgische evaluatie
Niet-invasieve methoden omvatten:
* **MRI (Magnetic Resonance Imaging):** Om structurele afwijkingen in de hersenen te detecteren [19](#page=19).
* **FDG-PET (Fluorodeoxyglucose-Positron Emission Tomography):** Om metabole afwijkingen in de hersenen te beoordelen [19](#page=19).
* **Neuropsychologisch onderzoek:** Om cognitieve functies en mogelijke beperkingen te evalueren [19](#page=19).
* **Video-EEG monitoring:** Langdurige registratie van hersenactiviteit en gedrag om epileptische activiteit te lokaliseren [19](#page=19).
Deze onderzoeken helpen bij het categoriseren van patiënten als kandidaat voor neurochirurgie, niet-kandidaat, of als er verdere onzekerheid bestaat en aanvullend onderzoek nodig is [19](#page=19).
##### 3.3.1.2 Invasieve prechirurgische evaluatie
In specifieke gevallen kan invasieve beeldvorming nodig zijn:
* **Intraparenchymale en subdurale EEG-registratie:** Directe registratie van elektrische activiteit in het hersenweefsel of onder de dura mater. Dit kan de exacte locatie van de epilepsiehaard verfijnen [20](#page=20).
#### 3.3.2 Chirurgische behandelopties
Verschillende chirurgische ingrepen kunnen worden overwogen:
* **Resectieve chirurgie:** Verwijderen van het deel van de hersenen waar de epileptische activiteit ontstaat [17](#page=17).
* **Hemisferectomie:** Verwijderen of functionaliseren van een gehele hersenhelft [17](#page=17).
* **Corpus callosotomie:** Doorsnijden van de hersenbalk om de verspreiding van aanvallen tussen de hersenhelften te beperken [17](#page=17).
* **Multiple subpiale transecties:** Het maken van kleine incisies in de cortex om de verspreiding van epileptische activiteit te onderbreken [17](#page=17).
#### 3.3.3 Niet-chirurgische behandelopties
Naast chirurgie zijn er andere niet-chirurgische behandelingsmodaliteiten voor medicamenteus resistente epilepsie:
* **Dieettherapie:**
* **Ketogeen dieet:** Een streng vetrijk dieet met weinig koolhydraten en eiwitten [17](#page=17).
* **Modified Atkins dieet:** Een aangepaste versie van het ketogene dieet [17](#page=17).
* **Niet-invasieve neurostimulatie:** Dit omvat technieken zoals Nervus Vagus stimulatie (NVS) en anterior nucleus thalamus deep brain stimulation (ANT-DBS). Deze methoden gebruiken elektrische stimulatie om de hersenactiviteit te moduleren [17](#page=17) [21](#page=21).
* **Nervus Vagus stimulatie (NVS):** Stimulatie van de nervus vagus door middel van een geïmplanteerd apparaat [17](#page=17) [21](#page=21).
* **Deep Brain Stimulation (DBS):** Stimulatie van specifieke hersenkerngebieden, zoals de nucleus anterior van de thalamus. Er bestaan zowel open-loop als closed-loop systemen voor neurostimulatie [17](#page=17) [21](#page=21).
* **Fase-III anti-epileptica (AEDs):** Nieuwe medicijnen die zich in de laatste fase van klinische ontwikkeling bevinden [17](#page=17).
### 3.4 Onderliggende structurele letsels
De aanwezigheid van onderliggende structurele letsels in de hersenen kan een oorzaak zijn van epilepsie en wordt meegenomen in de diagnostiek [18](#page=18).
> **Tip:** Bij de diagnostiek van epilepsie is het essentieel om een gedetailleerde anamnese af te nemen en een grondig neurologisch onderzoek te verrichten om andere oorzaken van aanvalsgewijze verschijnselen uit te sluiten.
> **Tip:** De keuze van anti-epileptica is gepersonaliseerd en hangt af van het type epilepsie, comorbiditeiten en potentiële interacties.
> **Tip:** Medicamenteus resistente epilepsie vereist een multidisciplinaire aanpak met specialisten op het gebied van neurologie, neurochirurgie en dieetkunde.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Epilepsie | Een neurologische aandoening gekenmerkt door ten minste twee niet-specifiek uitgelokte aanvallen, of na één aanval met een aanzienlijke kans op meer aanvallen, veroorzaakt door een neurofysiologische stoornis van de hersenschors, leidend tot stoornissen in gedrag, bewustzijn of emoties. |
| Focale epilepsie (partiële epilepsie) | Een vorm van epilepsie waarbij aanvallen beginnen in een specifiek deel van de hersenschors. Deze kunnen verder worden onderverdeeld in aanvallen met behouden bewustzijn of met gestoord bewustzijn. |
| Veralgemeende epilepsie (gegeneraliseerde epilepsie) | Een vorm van epilepsie waarbij de aanvallen vanaf het begin beide hersenhelften tegelijkertijd beïnvloeden. Dit kan motorische verschijnselen omvatten, zoals tonisch-clonische aanvallen, of niet-motorische verschijnselen, zoals absences. |
| Aanvallen met veralgemeend begin | Epileptische aanvallen die vanaf het begin beide hersenhelften tegelijkertijd treffen. Dit omvat zowel motorische (bv. tonisch-clonische, myoclonische) als niet-motorische (bv. typische absences) manifestaties. |
| Absences | Een type aanval dat typisch is voor gegeneraliseerde epilepsie, gekenmerkt door een kortdurende onderbreking van het bewustzijn of de aandacht, vaak met een starende blik en zonder reactie op de omgeving. |
| Aanvallen met een focaal begin | Epileptische aanvallen die ontstaan in een gelokaliseerd gebied van de hersenschors. Ze worden geclassificeerd op basis van het bewustzijnsniveau tijdens de aanval: met behouden bewustzijn (enkelvoudig partiële aanvallen) of met gestoord bewustzijn (complex partiële aanvallen). |
| Salaamkrampen | Een type epileptische aanval dat voornamelijk bij zuigelingen en jonge kinderen voorkomt, gekenmerkt door plotselinge, schokkerige samentrekkingen van de romp en ledematen, vaak optredend in series bij het ontwaken. |
| Koortsstuipen | Epileptische aanvallen die optreden bij kinderen in combinatie met koorts, meestal bij een lichaamstemperatuur boven de 38°C. Ze zijn meestal goedaardig en verdwijnen na de kinderleeftijd. |
| Primaire veralgemeende epilepsie | Epilepsie waarvan de oorzaak onbekend is en die gekenmerkt wordt door aanvallen die vanaf het begin beide hersenhelften tegelijkertijd beïnvloeden. |
| Symptomatische epilepsie | Epilepsie die veroorzaakt wordt door een specifieke, identificeerbare hersenafwijking of schade. Dit kan variëren van infecties en intoxicaties tot tumoren en traumatisch hersenletsel. |
| Uitlokkende factor | Een externe of interne prikkel die de kans op het optreden van een epileptische aanval vergroot bij iemand met epilepsie, zonder dat deze de onderliggende oorzaak van de epilepsie verandert. Voorbeelden zijn slaaptekort, stress en alcoholgebruik. |
| Differentiaaldiagnose | Het proces van het onderscheiden van een bepaalde ziekte of aandoening van andere ziekten met vergelijkbare symptomen, zoals syncope, niet-epileptische aanvallen of TIA's. |
| Syncope | Een kortdurende, plotselinge bewustzijnsverlies als gevolg van een tijdelijke onvoldoende bloedtoevoer naar de hersenen, vaak veroorzaakt door een daling van de bloeddruk of hartslag. |
| Niet-epileptische aanvallen (psychogeen) | Aanvallen die lijken op epileptische aanvallen maar geen abnormale elektrische activiteit in de hersenen vertonen. Ze worden vaak geassocieerd met psychologische factoren en stress. |
| TIA (Transient Ischemic Attack) | Een tijdelijke episode van neurologische uitval veroorzaakt door een tijdelijke onderbreking van de bloedtoevoer naar een deel van de hersenen. De symptomen verdwijnen meestal binnen een uur. |
| Veiligheidshouding (zijlig) | Een manoeuvre waarbij een persoon met een epileptische aanval op de zij wordt gelegd om te voorkomen dat deze stikt in speeksel of braaksel, en om de luchtwegen open te houden. |
| Benzodiazepines (IV of IR) | Medicijnen die worden gebruikt om acute epileptische aanvallen te stoppen. IV betekent intraveneus (toediening via een ader), IR betekent rectaal (toediening via de anus). |
| Onderhoudsbehandeling | Langdurige behandeling gericht op het voorkomen van toekomstige epileptische aanvallen, vaak met anti-epileptica, leefregels en behandeling van de onderliggende oorzaak. |
| Anti-epileptica (ASM) | Medicijnen die worden gebruikt om epileptische aanvallen te voorkomen of te verminderen door in te grijpen op verschillende neurochemische mechanismen in de hersenen. |
| Natriumkanaal blokkers | Een klasse van anti-epileptica die werken door de instroom van natriumionen in zenuwcellen te verminderen, wat de prikkelbaarheid van de hersenen verlaagt. |
| GABA enhancers | Een klasse van anti-epileptica die de werking van gamma-aminoboterzuur (GABA), een remmende neurotransmitter, versterken, waardoor de neuronale activiteit wordt onderdrukt. |
| Calciumkanaal blokkers | Een klasse van anti-epileptica die de instroom van calciumionen in zenuwcellen remmen, wat bijdraagt aan het verminderen van neuronale prikkelbaarheid. |
| SV2A liganden | Een klasse van anti-epileptica die binden aan het synaptische vesikelproteïne 2A, wat de afgifte van neurotransmitters beïnvloedt en epileptische activiteit kan onderdrukken. |
| Kaliumkanaal openers | Een klasse van anti-epileptica die de uitstroom van kaliumionen uit zenuwcellen bevorderen, waardoor de celmembraan wordt gepolariseerd en de neuronale prikkelbaarheid wordt verminderd. |
| Glutamaatreceptorantagonisten | Een klasse van anti-epileptica die de werking van glutamaatreceptoren blokkeren. Glutamaat is een excitatoire neurotransmitter, dus het blokkeren van zijn receptoren vermindert neuronale activiteit. |
| Medicatie-resistentie | Een situatie waarin epileptische aanvallen niet onder controle worden gebracht ondanks adequate behandeling met twee verschillende anti-epileptica. |
| Preheelkundige evaluatie | Een uitgebreid onderzoek dat wordt uitgevoerd bij patiënten met medicatie-resistente epilepsie om te bepalen of zij in aanmerking komen voor neurochirurgie of andere invasieve behandelingen. |
| Neurochirurgie | Een medisch specialisme dat zich bezighoudt met de chirurgische behandeling van aandoeningen van het zenuwstelsel, waaronder epilepsie die niet reageert op medicatie. |
| Resectieve heelkunde | Een chirurgische procedure waarbij een specifiek deel van de hersenen dat de epileptische activiteit veroorzaakt, wordt verwijderd. |
| Hemispherectomie | Een chirurgische procedure waarbij een hele hersenhelft wordt verwijderd of geïsoleerd, meestal toegepast bij ernstige, therapieresistente epilepsie die vanuit één hersenhelft ontstaat. |
| Corpus callosotomie | Een chirurgische procedure waarbij de hersenbalk (corpus callosum), die de twee hersenhelften verbindt, wordt doorgesneden. Dit wordt gedaan om de verspreiding van epileptische aanvallen tussen de hersenhelften te beperken. |
| Multiple subpiale transsecties (MST) | Een chirurgische techniek waarbij kleine horizontale incisies in de hersenschors worden gemaakt om de verspreiding van epileptische activiteit te onderbreken zonder grote hoeveelheden hersenweefsel te verwijderen. |
| ANT-DBS (Anterior Nucleus Thalamus Deep Brain Stimulation) | Een vorm van diepe hersenstimulatie waarbij elektroden in de anterieure thalamuskern worden geplaatst om epileptische aanvallen te moduleren. |
| Ketogeen dieet | Een strikt vetrijk, koolhydraatarm dieet dat kan worden gebruikt als behandeling voor medicatie-resistente epilepsie, met name bij kinderen, om de frequentie van aanvallen te verminderen. |
| Modified Atkins dieet (MAD) | Een variant van het ketogene dieet dat minder strikt is qua voedselinname en meer flexibiliteit biedt, maar nog steeds gericht is op een hoge vetinname en lage koolhydraatinname voor de behandeling van epilepsie. |
| Fase-III AEDs | Nieuwe generatie anti-epileptica die zich in de derde klinische testfase bevinden of recentelijk zijn goedgekeurd voor gebruik, met potentieel nieuwe werkingsmechanismen. |
| Niet-invasieve neurostimulatie | Technieken die elektrische stimulatie gebruiken om hersenactiviteit te moduleren zonder chirurgie, zoals transcraniële magnetische stimulatie (TMS) of transcraniële gelijkstroomstimulatie (tDCS). |
| MRI (Magnetic Resonance Imaging) | Een beeldvormingstechniek die krachtige magnetische velden en radiogolven gebruikt om gedetailleerde beelden van de hersenen te produceren, nuttig voor het identificeren van structurele afwijkingen. |
| FDG-PET (Fluorodeoxyglucose-Positron Emission Tomography) | Een beeldvormingstechniek die de metabole activiteit van hersenweefsel meet, wat kan helpen bij het lokaliseren van gebieden met verhoogde of verlaagde activiteit, zoals bij epilepsie. |
| Neuropsychologisch onderzoek | Een evaluatie van cognitieve functies, waaronder geheugen, aandacht, taal en uitvoerende functies, om de impact van neurologische aandoeningen zoals epilepsie te beoordelen en de geschiktheid voor behandeling te bepalen. |
| Video-EEG monitoring | Een diagnostische procedure waarbij continu elektro-encefalografie (EEG) wordt gecombineerd met video-opnames om epileptische aanvallen te registreren en te analyseren, essentieel voor de diagnose en lokalisatie van epilepsie. |
| Intraparenchymale EEG registratie | Een invasieve EEG-methode waarbij elektroden direct in het hersenparenchym (het functionele weefsel van de hersenen) worden ingebracht om de elektrische activiteit nauwkeuriger vast te leggen. |
| Subdurale EEG registratie | Een invasieve EEG-methode waarbij elektroden onder de dura mater (een van de hersenvliezen) worden geplaatst om de elektrische activiteit van de hersenschors te meten, vaak gebruikt bij prechirurgische evaluatie. |
| Neurostimulatie (open/closed loop) | Technieken die elektrische stimulatie gebruiken om de hersenactiviteit te beïnvloeden. "Open loop" systemen geven stimulatie op vaste intervallen, terwijl "closed loop" systemen de hersenactiviteit meten en de stimulatie dynamisch aanpassen. |