Cover
Mulai sekarang gratis 5. Niertransplantatie 2025.pptx
Summary
# Voordelen en indicaties voor niertransplantatie
## 1. Voordelen en indicaties voor niertransplantatie
Niertransplantatie biedt aanzienlijke voordelen op het gebied van overleving en levenskwaliteit voor patiënten met chronisch nierfalen, en er zijn specifieke criteria voor wie in aanmerking komt voor een donornier.
### 1.1 Voordelen van niertransplantatie
Niertransplantatie resulteert in een verbeterde levenskwaliteit en overleving door diverse mechanismen.
#### 1.1.1 Verbeterde overleving en welzijn
* **Wegvallen van het uremisch milieu:** Door de herstelde nierfunctie wordt de opstapeling van afvalstoffen in het bloed (uremie) voorkomen.
* **Betere zout- en waterbalans:** De getransplanteerde nier reguleert de vocht- en elektrolytenbalans effectiever.
* **Geen of minder anemie:** Nierfalen leidt vaak tot anemie (bloedarmoede); transplantatie kan dit verbeteren.
#### 1.1.2 Verbeterde levenskwaliteit
* **Geen noodzaak voor dialyse:** Voor veel patiënten is het belangrijkste voordeel het stoppen met dialyse, wat een aanzienlijke impact heeft op hun dagelijks leven.
* **Minder streng dieet:** De dieetbeperkingen zijn vaak minder strikt na een succesvolle transplantatie.
* **Vermindering van hypertensie en andere symptomen:** Patiënten voelen zich significant beter en ervaren minder symptomen gerelateerd aan nierfalen.
#### 1.1.3 Economische voordelen
* **Lagere kosten na het tweede jaar:** Vanaf het tweede jaar na de transplantatie zijn de kosten van een niertransplantatie doorgaans lager dan die van langdurige dialyse.
### 1.2 Indicaties voor niertransplantatie
Patiënten komen in aanmerking voor een niertransplantatie indien zij zich in een vergevorderd stadium van chronische nierziekte (CKD5) bevinden en aan specifieke criteria voldoen.
#### 1.2.1 Patiënten met chronische nierziekte stadium 5 (CKD5)
* Patiënten die reeds dialyseren.
* Patiënten bij wie verwacht wordt dat dialyse op korte termijn noodzakelijk zal zijn.
#### 1.2.2 Contra-indicaties voor niertransplantatie
Er zijn diverse contra-indicaties die een niertransplantatie onmogelijk maken of de risico's te groot maken. Een grondige evaluatie van de patiënt is essentieel.
* **Actieve infectie:** Een infectie die kan verergeren onder de immunosuppressieve medicatie die na transplantatie noodzakelijk is.
* **Maligniteit:** Actieve kanker of een verhoogd risico op recidief onder immunosuppressiva.
* **Beperkte levensverwachting:** Indien de levensverwachting van de patiënt door andere ziekten of ouderdom aanzienlijk beperkt is.
* **Belangrijke cardiovasculaire morbiditeit:** Ernstige hart- en vaatziekten die het risico van de chirurgische ingreep verhogen of de langetermijnoverleving beperken.
* **Beperkte adherentie:** Patiënten die naar verwachting hun medicatie (waaronder immunosuppressiva) niet consequent zullen innemen, wat het risico op rejectie verhoogt.
* **Onderliggende nierziekte die de donornier op korte termijn zal aantasten:** Bijvoorbeeld bepaalde vormen van glomerulaire ziekten die na transplantatie kunnen terugkeren.
> **Tip:** Hoewel diabetes mellitus op lange termijn kan terugkeren in de donornier, wordt het niet beschouwd als een absolute contra-indicatie. De voordelen van de transplantatie wegen vaak op tegen dit risico.
### 1.3 Wachtlijst en allocatie van donornieren
Nadat een patiënt als geschikte kandidaat is geïdentificeerd, wordt deze op een wachtlijst geplaatst voor een donornier.
#### 1.3.1 Potentiële acceptor uitwerking
* Opsporen van contra-indicaties.
* Bepalen van bloedgroep en HLA-typering.
* Navragen of er een levende donor beschikbaar is.
#### 1.3.2 Wachtlijstprocessen
* **Wachtlijst transplantatiecentrum:** Lokale registratie van patiënten.
* **Wachtlijst Eurotransplant:** Een overkoepelende organisatie (waaronder België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Slovenië, Luxemburg, Hongarije en Kroatië) die de allocatie van organen coördineert.
#### 1.3.3 Potentiële donor
Donornieren kunnen afkomstig zijn van:
* **Hersendode donoren (DBD - Donation after Brain Death):** De organen worden uitgenomen terwijl het hart nog klopt.
* **Non Heart Beating Donoren (DCD - Donation after Circulatory Death):** Na vaststelling van de dood door circulatiestilstand wordt zo snel mogelijk gepreleveerd om ischemie te minimaliseren.
* **Levende donoren:** Meestal familieleden, partners of soms andere bekenden.
#### 1.3.4 Allocatiecriteria door Eurotransplant
De toewijzing van een donornier gebeurt via een complex systeem dat een balans zoekt tussen rechtvaardigheid en nut.
* **Rechtvaardigheid (Justice):** Zorgen voor een eerlijke verdeling.
* **Nut (Utility):** Maximaliseren van de overleving en kwaliteit van de getransplanteerde nier.
Factoren die de allocatie beïnvloeden:
* **Bloedgroep compatibiliteit:** Essentieel om immuunreacties te voorkomen.
* **HLA-match (HLA mismatch):** Een kleinere genetische mismatch tussen donor en ontvanger verkleint de kans op rejectie.
* **Afstand donor/acceptor:** Minimaliseren van de ischemia tijd (tijd tussen het wegnemen van de nier en de transplantatie) om de kwaliteit van de nier te behouden.
* **Wachttijd:** Patiënten die langer wachten, krijgen soms prioriteit. De wachttijd wordt berekend vanaf de start van de dialyse.
* **Pediatric bonus:** Kinderen kunnen een bonus krijgen in wachttijd.
* **Aanwezigheid van alloantistoffen:** Antistoffen bij de ontvanger die tegen potentiële donorweefsels gericht zijn.
* **Old for Old:** Oudere nieren worden aan oudere patiënten toegewezen om de levensduur van de nier beter af te stemmen op die van de patiënt, waarbij minder strikt naar de HLA-match gekeken wordt.
#### 1.3.5 Uitbreiding van de donorpool
Om de lange wachtlijsten te verkorten, wordt gezocht naar uitbreiding van de donorpool via:
* **Levende donoren:** Zowel gerelateerd als niet-gerelateerd.
* **Non Heart Beating Donoren (DCD):** Hoewel deze nieren mogelijk van iets mindere kwaliteit zijn, kunnen ze toch een waardevolle optie bieden.
#### 1.3.6 Orgaandonatie na overlijden
Het Belgische systeem werkt met "opting out", wat betekent dat iedereen geacht wordt donor te zijn tenzij er expliciet verzet is aangetekend. Er geldt echter wel een informatieplicht naar nabestaanden.
* **Verklaring van wil:** Patiënten kunnen een wilsverklaring afleggen over orgaandonatie na hun overlijden.
* **Verzet:** Expliciet aangeven dat men geen donor wil zijn.
* **Uitdrukkelijke toestemming:** In sommige gevallen kan nog steeds om uitdrukkelijke toestemming worden gevraagd.
* **Intrekking van een eerdere wilsverklaring:** Een eerder afgelegde verklaring kan altijd worden herroepen.
---
# Contra-indicaties en donorselectie
Dit onderdeel bespreekt de omstandigheden die een niertransplantatie uitsluiten, en het proces van donorselectie, inclusief de verschillende soorten donoren en de allocatieprincipes.
### 2.1 Contra-indicaties voor niertransplantatie
Niertransplantatie is een effectieve behandeling voor patiënten met chronische nierziekte stadium 5 (CKD5) die dialyse ondergaan of binnenkort zullen starten. Echter, niet alle patiënten komen in aanmerking voor een transplantatie. Er zijn diverse contra-indicaties die de transplantatie uitsluiten, primair om het welzijn van de patiënt te waarborgen en de kans op succes te maximaliseren.
**Absolute contra-indicaties zijn:**
* **Actieve infectie:** Infecties die kunnen opflakkeren onder immunosuppressieve antirejectietherapie vormen een aanzienlijk risico.
* **Actieve maligniteit:** Kanker die kan groeien of recidiveren onder immunosuppressiva is een absolute contra-indicatie. De balans tussen tumorgroei en tumorremming kan negatief worden beïnvloed door immunosuppressie.
* **Beperkte levensverwachting:** Patiënten met een verwachte korte levensduur door andere ziekten of ouderdom komen doorgaans niet in aanmerking, omdat de transplantatie dan niet meer rendabel is in termen van levenskwaliteit en -duur.
* **Belangrijke cardiovasculaire morbiditeit:** Ernstige hart- en vaatziekten verhogen het risico van de chirurgische ingreep en kunnen de langetermijnoverleving beperken.
* **Beperkte therapietrouw (adherentie):** Patiënten die waarschijnlijk hun medicatie niet zullen innemen of medische adviezen zullen negeren, lopen een verhoogd risico op rejectie.
* **Onderliggende nierziekte die de donornier snel zal aantasten:** Als de primaire nierziekte de donornier op korte termijn waarschijnlijk zal beschadigen, is transplantatie niet zinvol.
**Relatieve contra-indicaties en overwegingen:**
* **Diabetes mellitus:** Hoewel diabetes mellitus zelf geen absolute contra-indicatie is (het kan na transplantatie terugkomen), vereist het wel nauwgezette monitoring en management, zowel voor als na de transplantatie.
* **Leeftijd:** Er is geen strikte leeftijdsgrens, maar de algehele conditie en levensverwachting spelen een rol.
Het opsporen van contra-indicaties gebeurt tijdens de evaluatie van potentiële ontvangers, waarbij bloedgroep en HLA-typering ook worden vastgesteld.
### 2.2 Donorselectie
De donorselectie is cruciaal voor een succesvolle transplantatie. Er zijn verschillende categorieën donoren mogelijk:
#### 2.2.1 Hersendode donoren (Donation after Brain Death - DBD)
Bij deze donoren is hersendood vastgesteld, maar het hart klopt nog. De organen worden verwijderd terwijl de donor hemodynamisch stabiel is. Dit is de traditionele vorm van orgaandonatie na overlijden.
#### 2.2.2 Non-heart beating donoren (Donation after Circulatory Death - DCD)
Bij deze donoren treedt de dood in na circulatiestilstand. Na het uitschakelen van de beademingsmachine en het vaststellen van de dood, wordt het orgaan zo snel mogelijk gepreleveerd om de ischemietijd te minimaliseren. Organen van DCD-donoren kunnen van kwalitatief iets mindere kwaliteit zijn door de periode van ischemie.
#### 2.2.3 Levende donoren
Levende donatie biedt een belangrijke uitbreiding van de donorpool.
* **Meestal familieleden of partners:** De meest voorkomende levende donoren zijn familieleden (ouders, broers, zussen) of partners van de ontvanger.
* **Nierdonatie van kind naar ouder:** Dit komt minder vaak voor dan de omgekeerde situatie.
* **Kwalitatieve voordelen:** Levende donatie maakt een geplande transplantatie mogelijk, waardoor de ischemietijd van de nier korter kan zijn en de kwaliteit van de nier potentieel beter.
* **Voorwaarde: Geen verzet:** De donor mag geen bezwaar hebben tegen de donatie.
Bij levende donatie wordt ook gekeken naar bloedgroep en HLA-compatibiliteit, alhoewel de nadruk ligt op het vermijden van een acute afstoting.
### 2.3 Allocatie van donornieren
Nadat een geschikte nier beschikbaar is gekomen, wordt deze gealloceerd (toegewezen) aan een patiënt op de wachtlijst. Dit gebeurt via Eurotransplant, een overkoepelende organisatie die de nierverdeling regelt voor meerdere Europese landen (waaronder Oostenrijk, Duitsland, België, Nederland, Slovenië, Luxemburg, Hongarije en Kroatië).
**De allocatie is gebaseerd op een consensus tussen transplantatiecentra en volgt principes van zowel rechtvaardigheid (justice) als nut (utility). De belangrijkste criteria zijn:**
* **Bloedgroepcompatibiliteit:** De bloedgroep van de donor moet compatibel zijn met die van de ontvanger.
* **HLA-mismatch:** Het aantal verschillen in het humane leukocytenantigeen (HLA)-systeem tussen donor en ontvanger. Hoe kleiner de mismatch, hoe beter, maar dit is niet het enige criterium.
* **Afstand donor/acceptor:** Om de ischemietijd te minimaliseren en de kwaliteit van de nier te behouden, wordt bij voorkeur een nier toegewezen aan een acceptor die geografisch dichtbij is.
* **Wachttijd:** Patiënten die langer aan de dialyse zijn, krijgen een bonus op de wachtlijst. De wachttijd wordt geteld vanaf het begin van de dialyse.
* **Pediatrische bonus:** Kinderen hebben vaak een kortere wachttijd om te compenseren voor de impact van chronische nierziekte op groei en ontwikkeling.
* **Aanwezigheid van alloantistoffen:** Patiënten die reeds antistoffen hebben ontwikkeld, hebben meer specifieke compatibiliteitseisen.
* **"Old for old" principe:** Dit principe houdt in dat oudere nieren (van oudere donoren) sneller worden toegewezen aan oudere patiënten. Hierbij wordt minder streng gekeken naar HLA-matching om de allocatie te versnellen. Jonge patiënten krijgen over het algemeen geen oude nieren toegewezen, omdat deze minder lang meegaan en minder goed presteren.
De computer van Eurotransplant beslist uiteindelijk, op basis van deze criteria, naar welke patiënt een specifieke nier gaat.
### 2.4 Donatiebeleid en orgaandonatie
In België geldt het principe van "opting out" voor orgaandonatie na overlijden. Dit betekent dat iedereen geacht wordt donor te zijn, tenzij er expliciet verzet is aangetekend door de persoon zelf of diens nabestaanden. Er geldt echter wel een informatieplicht naar de bevolking toe. De weggenomen organen worden exclusief gebruikt voor transplantatie bij patiënten op de wachtlijst. Er is een onderscheid tussen:
* **Expliciete toestemming:** Iemand geeft actief toestemming voor orgaandonatie.
* **Verzet:** Iemand spreekt zich expliciet uit tegen orgaandonatie.
* **Intrekking van een eerdere wilsverklaring:** Eerdere beslissingen kunnen worden ingetrokken.
De wachtlijst voor een nier is aanzienlijk. In België wachten jaarlijks 800 tot 900 mensen op een nier, met ongeveer 400 niertransplantaties per jaar. Van deze transplantaties is een aanzienlijk deel afkomstig van levende donoren (ongeveer 45 per jaar).
**Implantatie van de nier:** De getransplanteerde nier wordt doorgaans in de fossa iliaca geplaatst (in de liesstreek), en niet op de locatie van de oude nieren, die meestal behouden blijven. Er worden vaatanastomosen gemaakt met de iliacale bloedvaten en de ureter wordt aangesloten op de blaas. Er wordt onderscheid gemaakt tussen warme ischemie (tijd tussen het stoppen van de bloedtoevoer en het koelen van het orgaan) en koude ischemie (tijd dat het orgaan gekoeld is tot het geïmplanteerd wordt).
> **Tip:** Begrijpen van de allocatiecriteria is essentieel, omdat dit de basis vormt voor de distributie van een schaars orgaan. Houd rekening met de balans tussen rechtvaardigheid en efficiëntie.
---
# Antirejectietherapie en complicaties na transplantatie
Dit gedeelte behandelt de medicatie die nodig is om afstoting van de getransplanteerde nier te voorkomen, evenals de diverse complicaties die na een niertransplantatie kunnen optreden.
### 3.1 Antirejectietherapie
Antirejectietherapie, ook wel immunosuppressie genoemd, is essentieel om te voorkomen dat het immuunsysteem van de ontvanger de getransplanteerde nier aanvalt en afstoot. Deze therapie wordt onderverdeeld in twee hoofdfasen: inductietherapie en onderhoudstherapie.
#### 3.1.1 Inductietherapie
Inductietherapie wordt toegediend op het moment van de transplantatie zelf. Het doel is om de immuunrespons direct na de ingreep krachtig te onderdrukken, waardoor de kans op een acute rejectie significant verkleint.
#### 3.1.2 Onderhoudstherapie
Na de inductiefase gaat de patiënt over op onderhoudstherapie. Dit is een levenslange behandeling met immunosuppressiva, met als doel het immuunsysteem continu op een laag niveau te houden om chronische afstoting te voorkomen. De belangrijkste groepen medicijnen die hierbij worden gebruikt zijn:
* **Corticosteroïden:** Deze krachtige ontstekingsremmers onderdrukken de immuunrespons.
* **Mycophenolaat (bijv. CellCept):** Dit medicijn remt de proliferatie van lymfocyten, belangrijke cellen van het immuunsysteem.
* **Calcineurineremmers:** Dit is een cruciale klasse medicijnen. Hieronder vallen:
* **Tacrolimus (bijv. Prograf, Advagraf):** Een veelgebruikte calcineurineremmer.
* **Ciclosporine (bijv. Neoral):** Een alternatieve calcineurineremmer.
**Belangrijk bij calcineurineremmers:** Deze medicijnen onderdrukken het immuunsysteem zeer effectief, maar dit brengt aanzienlijke risico's met zich mee. Ze verhogen het risico op infecties en kunnen leiden tot de ontwikkeling van diabetes mellitus en interstitiële schade aan de nier zelf, wat de nierfunctie op lange termijn kan aantasten. Daarom is een zorgvuldige dosering essentieel.
> **Tip:** Het is van cruciaal belang dat patiënten hun immunosuppressieve medicatie trouw innemen zoals voorgeschreven. Het overslaan van doses kan leiden tot rejectie van de getransplanteerde nier.
#### 3.1.3 Interacties met medicatie
Medicijnen die de metabolisatie van tacrolimus en ciclosporine beïnvloeden, zijn van groot belang. Bijvoorbeeld, medicijnen zoals Paxlovid kunnen de concentraties van deze immunosuppressiva in het bloed vertragen of versnellen, wat potentieel gevaarlijke gevolgen kan hebben voor de transplantatie. Een gedetailleerde kennis van deze interacties is noodzakelijk.
> **Tip:** Raadpleeg altijd een drug interaction checker bij het voorschrijven van nieuwe medicatie aan transplantpatiënten.
### 3.2 Complicaties na transplantatie
Na een niertransplantatie kunnen diverse complicaties optreden, die variëren van direct na de ingreep tot op lange termijn. Deze complicaties zijn vaak gerelateerd aan de onderliggende ziekte, de transplantatieprocedure zelf, of de noodzakelijke antirejectietherapie.
#### 3.2.1 Vroege complicaties
* **Acute tubulusnecrose:** Dit kan optreden als gevolg van schade aan de nier tijdens de transplantatieprocedure, bijvoorbeeld door ischemie (zuurstoftekort).
* **Technische complicaties:** Deze zijn gerelateerd aan de chirurgische ingreep, zoals problemen met de bloedvaten of de urineafvoer.
* **Acute rejectie:** Een directe immuunreactie van het lichaam tegen de getransplanteerde nier. Hoewel inductietherapie dit risico verkleint, kan het nog steeds voorkomen.
#### 3.2.2 Complicaties op lange termijn
* **Infecties:** Door de immunosuppressieve therapie zijn patiënten vatbaarder voor diverse infecties, waaronder:
* Bacteriële infecties, zoals urineweginfecties en pneumonie.
* Virale infecties, met name Cytomegalovirus (CMV).
* Opportunistische infecties, zoals *Pneumocystis jiroveci* pneumonie.
* Polyoma virale infecties, die kunnen leiden tot nefritis.
> **Tip:** Bij symptomen zoals koorts moet direct gezocht worden naar de oorzaak van de infectie, en zo nodig snel antibiotica of antivirale middelen worden gestart.
* **Maligniteiten:** Chronisch gebruik van immunosuppressiva verhoogt het risico op de ontwikkeling van diverse kankersoorten:
* **Huidtumoren:** Vooral plaveiselcelcarcinomen en basaalcelcarcinomen, die geassocieerd zijn met blootstelling aan ultraviolette (UV) straling.
* **Virus-gerelateerde tumoren:** Zoals cervixcarcinoom (geassocieerd met humaan papillomavirus, HPV) en posttransplant lymfoproliferatieve ziekte (PTLD), die vaak gerelateerd is aan het Epstein-Barr virus (EBV).
* Andere tumoren.
> **Tip:** Patiënten moeten worden geadviseerd om zich goed te beschermen tegen de zon en UV-straling.
* **Cardiovasculaire ziekten:** Dit is een belangrijke oorzaak van mortaliteit na niertransplantatie en wordt beïnvloed door zowel de voorafgaande nierziekte als de behandeling:
* Onderliggend vasculair lijden door de chronische nierziekte zelf.
* Gevolgen van antirejectietherapie: hypertensie, diabetes mellitus, obesitas en hypercholesterolemie.
* Chronische nierziekte (CKD) zelf draagt bij aan cardiovasculaire risico's.
> **Tip:** Regelmatige controle van bloeddruk, bloedsuikerspiegel en cholesterol is cruciaal.
* **Osteoporose:** Botverlies kan optreden door:
* Voorafgaande chronische nierziekte.
* Langdurig gebruik van corticosteroïden, een bijwerking van de antirejectietherapie.
* **Metabole stoornissen:**
* **Diabetes mellitus:** Vaak geïnduceerd of verergerd door calcineurineremmers en corticosteroïden.
* **Hypertensie:** Zowel een gevolg van de chronische nierziekte als van de medicatie.
* **Obesitas:** Vaak gerelateerd aan de toegenomen eetlust door corticosteroïden.
* **Hypercholesterolemie:** Een risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen.
* **Chronische allograft dysfunctie:** Een geleidelijke achteruitgang van de functie van de getransplanteerde nier op lange termijn.
* **Heroptreden van de initiële nierziekte:** In sommige gevallen kan de oorspronkelijke ziekte die leidde tot nierfalen opnieuw optreden in de getransplanteerde nier.
* **Posttransplant lymfoproliferatieve ziekte (PTLD):** Een ernstige complicatie die ontstaat door een ontregelde B-celproliferatie, vaak geassocieerd met EBV-infectie, en sterk afhankelijk is van de mate van immunosuppressie.
### 3.3 Opvolging van transplantpatiënten door de huisarts
In tegenstelling tot dialysepatiënten die frequent worden opgevolgd door nefrologen, ligt de dagelijkse zorg voor transplantpatiënten deels bij de huisarts, zeker na de initiële postoperatieve periode.
* **Nierfunctie:** De nierfunctie van een getransplanteerde patiënt is vaak suboptimaal. Dit vereist grote voorzichtigheid bij het voorschrijven van medicatie, vooral die welke nefrotoxisch kan zijn (zoals NSAID's). Vaak is dosisreductie of het vermijden van bepaalde medicijngroepen noodzakelijk vanwege de verminderde klaring.
* **Medicatiegebruik:** Het gebruik van immunosuppressiva met hun talrijke bijwerkingen en farmacologische interacties vereist continue aandacht.
* **Compliantie/Adherentie:** Bevorderen van therapietrouw is essentieel om complicaties zoals rejectie te voorkomen.
* **Verhoogd risico:** Huisartsen moeten alert zijn op de verhoogde kans op maligniteiten en infecties (inclusief opportunistische infecties) bij deze patiëntenpopulatie.
---
# Opvolging van transplantpatiënten
Dit onderwerp belicht de rol van de huisarts in de nazorg van patiënten na een niertransplantatie, met focus op medicatiegebruik en risico's.
### 4.1 Rol van de huisarts na niertransplantatie
In tegenstelling tot patiënten die hemodialyse ondergaan, worden getransplanteerde patiënten niet wekelijks door nefrologen opgevolgd, hoewel dit in het begin van de transplantatie wel het geval is. Patiënten met een transplantatie wenden zich bij problemen vaak tot hun huisarts. De nierfunctie van deze patiënten blijft suboptimaal, wat betekent dat de start van potentieel nefrotoxische medicatie, zoals NSAID's, met de grootste voorzichtigheid moet gebeuren. Vaak is een dosisreductie of het volledig vermijden van bepaalde medicijnen of medicijngroepen noodzakelijk vanwege de beperkte klaring.
> **Tip:** De huisarts speelt een cruciale rol in het monitoren van getransplanteerde patiënten, met name wat betreft medicatiegebruik en het herkennen van mogelijke complicaties.
### 4.2 Medicatiegebruik en risico's
Patiënten na niertransplantatie gebruiken immunosuppressiva, die gepaard gaan met talrijke bijwerkingen en farmacologische interacties. Het is essentieel om hiervan op de hoogte te zijn en gebruik te maken van tools zoals een 'Drug Interaction Checker'. Het bevorderen van compliantie en adherence aan de medicatie is van groot belang om rejectie te voorkomen.
#### 4.2.1 Immunosuppressiva en interacties
De belangrijkste immunosuppressiva die gebruikt worden, zijn corticosteroïden, mycofenolaat (CellCept) en calcineurineremmers zoals tacrolimus (Prograf, Advagraf) of ciclosporine (Neoral).
* **Corticosteroïden:** Kunnen bijdragen aan diabetes, obesitas en osteoporose.
* **Mycofenolaat:** Een veelgebruikt immunosuppressivum.
* **Calcineurineremmers (tacrolimus, ciclosporine):** Deze middelen onderdrukken het immuunsysteem sterk, wat leidt tot een verhoogd risico op infecties en diabetes mellitus. Langdurig gebruik kan ook leiden tot interstitiële schade aan de nier, waarbij een te hoge dosis vermeden moet worden.
> **Tip:** Wees alert op potentiële interacties tussen immunosuppressiva en andere medicijnen die de patiënt gebruikt. Vraag patiënten altijd naar hun volledige medicatie-inname.
#### 4.2.2 Medicatie-interacties met andere geneesmiddelen
Er zijn specifieke medicijnen die de metabolisatie van tacrolimus en ciclosporine kunnen beïnvloeden, zoals Paxlovid. Deze interacties kunnen leiden tot een versnelling of vertraging van de afbraak van de immunosuppressiva, wat de effectiviteit en toxiciteit kan beïnvloeden. Het is cruciaal om op de hoogte te zijn van deze specifieke interacties.
### 4.3 Complicaties na niertransplantatie
Patiënten na niertransplantatie hebben een verhoogd risico op diverse complicaties:
* **Acute tubulusnecrose:** Vaak voorkomend in het begin na de transplantatie door lichte schade tijdens het proces.
* **Technische complicaties:** Gerelateerd aan de chirurgische ingreep.
* **Acute rejectie:** Het immuunsysteem van de ontvanger valt de getransplanteerde nier aan.
* **Infecties:**
* Bacteriële infecties (urineweginfecties, pneumonie).
* Cytomegalovirus (CMV) infecties.
* Opportunistische infecties zoals *Pneumocystis jiroveci*.
* Polyoma-nefropathie.
* **Posttransplantatie lymfoproliferatieve ziekte (PTLD):** Een zeldzame, maar ernstige complicatie, vaak gerelateerd aan het Epstein-Barr virus (EBV).
* **Chronische allograft dysfunctie:** Langdurige achteruitgang van de nierfunctie.
* **Maligniteiten:**
* Huidtumoren (verhoogd risico door zonlichtexpositie, advies voor UV-bescherming is belangrijk).
* Virus-gerelateerde tumoren (bv. cervixcarcinoom, PTLD).
* Andere tumoren.
* **Osteoporose:** Botverlies kan zowel door de onderliggende chronische nierziekte als door de antirejectietherapie (vooral corticosteroïden) worden veroorzaakt.
* **Cardiovasculaire ziekte:**
* Onderliggend vasculair lijden door de voorgeschiedenis van chronische nierziekte.
* Hypertensie, diabetes, obesitas en hypercholesterolemie, vaak verergerd door de antirejectietherapie.
* **Heroptreden van de initiële nierziekte:** De oorspronkelijke ziekte die tot nierfalen leidde, kan de getransplanteerde nier aantasten.
* **Diabetes mellitus:** Een bekende bijwerking van calcineurineremmers.
* **Hypertensie:** Vaak voorkomend na transplantatie.
> **Example:** Bij een patiënt die na niertransplantatie koorts ontwikkelt, moet de huisarts direct alert zijn op een mogelijke infectie. Snel handelen, inclusief het nemen van kweken en starten van antibiotica indien geen virale oorzaak wordt gevonden, is essentieel.
### 4.4 Bevordering van compliantie en adherence
Het is cruciaal om patiënten te motiveren hun medicatie stipt in te nemen en de leefregels na te leven. Slechte adherentie kan leiden tot afstoting van de transplantnier. De huisarts kan hierbij een belangrijke educatieve en motiverende rol spelen.
### 4.5 Risico op maligniteiten en infecties
De immunosuppressieve therapie verhoogt de kans op het ontwikkelen van maligniteiten, waaronder huidtumoren en virus-gerelateerde kankers. Ook is er een verhoogd risico op diverse infecties, inclusief opportunistische infecties.
> **Tip:** Moedig patiënten aan om zichzelf goed te beschermen tegen zonlicht en alert te zijn op nieuwe bultjes of ongewone huidveranderingen. Regelmatige controles bij de dermatoloog kunnen geïndiceerd zijn.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Uremisch milieu | Een toestand gekenmerkt door een ophoping van ureum en andere afvalstoffen in het bloed als gevolg van nierfunctieverlies, wat leidt tot diverse symptomen en complicaties. |
| Immuunonderdrukkende therapie | Medicatie die wordt gebruikt om het immuunsysteem te onderdrukken, voornamelijk na orgaantransplantatie, om afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen. |
| Cardiovasculaire morbiditeit | Ziekten of aandoeningen die het hart en de bloedvaten aantasten, wat een verhoogd risico op complicaties kan betekenen bij chirurgische ingrepen zoals niertransplantatie. |
| Adherentie | Het vermogen van een patiënt om medische adviezen, zoals het innemen van medicatie en het volgen van leefregels, correct op te volgen. |
| Bloedgroep | Een classificatie van bloed op basis van de aanwezigheid van specifieke antigenen op de rode bloedcellen, wat van belang is voor compatibiliteit bij bloedtransfusies en orgaantransplantaties. |
| HLA-typering | Een test die de humane leukocytenantigenen (HLA) van een donor en ontvanger vergelijkt om de genetische gelijkenis te bepalen, wat cruciaal is voor het minimaliseren van afstoting na orgaantransplantatie. |
| Hersendode donor (DBD) | Een donor bij wie de hersenfunctie onomkeerbaar is uitgevallen, maar wiens vitale functies, zoals hartslag en ademhaling, kunstmatig in stand worden gehouden om organen te kunnen transplanteren. |
| Donation after circulatory death (DCD) | Donatie van organen na het vaststellen van de dood door circulatiestilstand, waarbij de circulatie kunstmatig wordt ondersteund na de dood om orgaanschade te minimaliseren voorafgaand aan de donatie. |
| Vaatanastomose | De chirurgische verbinding tussen twee bloedvaten, essentieel tijdens een niertransplantatie om de bloedtoevoer naar de nieuwe nier te garanderen. |
| Warme ischemie | Schade aan organen die optreedt wanneer de bloedtoevoer wordt onderbroken en de temperatuur van het orgaan stijgt, wat gebeurt tussen het moment van circulatiestilstand van de donor en het koelen van het orgaan. |
| Koude ischemie | Schade aan organen die optreedt wanneer de bloedtoevoer wordt onderbroken en het orgaan wordt afgekoeld, wat de periode is tussen het verwijderen van het orgaan en het herstellen van de bloedtoevoer bij de ontvanger. |
| Antirejectietherapie | Een combinatie van medicijnen die wordt gebruikt na een orgaantransplantatie om het immuunsysteem van de ontvanger te onderdrukken en zo de afstoting van het getransplanteerde orgaan te voorkomen. |
| Acute tubulusnecrose | Schade aan de niertubuli, de kleine buisjes in de nieren die verantwoordelijk zijn voor het filteren van afvalstoffen, vaak veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer of toxische stoffen tijdens of na een transplantatie. |
| Acute rejectie | Een immuunreactie van het lichaam van de ontvanger tegen het getransplanteerde orgaan, die optreedt kort na de transplantatie en gekenmerkt wordt door een snelle afname van de orgaanfunctie. |
| Posttransplant lymfoproliferatieve ziekte (PTLD) | Een ernstige complicatie die kan optreden na orgaantransplantatie, veroorzaakt door een overmatige groei van lymfocyten, vaak geassocieerd met infectie door het Epstein-Barr-virus (EBV). |
| Chronische allograft dysfunctie | Langzame achteruitgang van de functie van een getransplanteerd orgaan die optreedt over een langere periode, vaak veroorzaakt door immuunreacties, medicatie of andere factoren. |
| Opportunistische infectie | Een infectie die wordt veroorzaakt door ziekteverwekkers die normaal gesproken geen ziekte veroorzaken bij personen met een gezond immuunsysteem, maar die wel ziekte kunnen teweegbrengen bij personen met een verzwakt immuunsysteem, zoals na transplantatie. |
| Nefrotoxisch medicijn | Een geneesmiddel dat schadelijk is voor de nieren en de nierfunctie kan aantasten, zoals bepaalde pijnstillers (NSAID's) en antibiotica. |
| Compliantie | Het vrijwillig en actief meewerken van een patiënt aan een behandelplan of medisch advies, wat essentieel is voor een succesvolle behandeling en herstel. |