Cover
Mulai sekarang gratis 09 - thema 4 - hierarchie der rechtsnormen.pptx
Summary
# Enkele principes betreffende rechtsregels
Hieronder volgt een gedetailleerde studiegids voor het onderwerp "Enkele principes betreffende rechtsregels", gebaseerd op de verstrekte documentatie en voldoend aan alle gestelde eisen.
## 1. Enkele principes betreffende rechtsregels
Dit onderwerp behandelt de fundamentele principes die de geldigheid, toepassing en bekendheid van rechtsregels waarborgen, waaronder kenbaarheid, werking in tijd en ruimte, en de hiërarchie van rechtsbronnen.
### 1.1 De rechtsregel moet kenbaar zijn
Een fundamenteel principe is dat rechtsregels kenbaar moeten zijn voor de rechtssubjecten. Dit principe wordt uitgedrukt met het adagium *'Nemo censetur ignorare legem'* (niemand wordt geacht de wet te kennen).
#### 1.1.1 Publicatie
Publicatie is essentieel voor de kenbaarheid van rechtsregels. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen officiële en onofficiële publicatie.
* **Officiële publicatie:** Deze is verplicht voor materiële wetten en zorgt voor algemene bekendheid.
* Belgisch Staatsblad
* Publicatieblad van de Europese Unie (reeks L)
* Bestuursmemoriaal (provincies)
* Gemeentelijke website
* **Onofficiële publicatie:** Dit omvat publicaties die niet noodzakelijk wettelijke kracht verlenen, maar wel bijdragen aan de verspreiding van informatie.
> **Tip:** Let op het onderscheid tussen consolidatie (het bijeenbrengen van gewijzigde teksten) en coördinatie/codificatie (het systematisch herschikken van wetgeving).
#### 1.1.2 Hiërarchie van de formele rechtsbronnen
Wanneer rechtsregels elkaar tegenspreken, treedt de hiërarchie van de formele rechtsbronnen in werking om te bepalen welke regel prevaleert. De hiërarchie, geordend naar afdwingbaarheid en kracht, is als volgt:
1. Materiële wet
2. Rechtspraak
3. Rechtsleer
4. Gewoonte
5. Algemene rechtsbeginselen
> **Tip:** Deze hiërarchie is van belang voor de *kracht* van de norm, niet primair voor het *opzoeken* van de norm.
### 1.2 Werking in de tijd
De werking van rechtsregels in de tijd wordt bepaald door principes als niet-retroactiviteit en de verschillende data die aan de totstandkoming van een wet verbonden zijn.
#### 1.2.1 Principe van niet-retroactiviteit
In principe werken rechtsregels niet terug in de tijd. Dit is een wettelijk principe, vastgelegd in artikel 1.2 van het Burgerlijk Wetboek, en geen grondwettelijk principe.
* **Uitzondering:** De zachtere strafwet is een belangrijke uitzondering op dit principe.
#### 1.2.2 Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van een rechtsregel is afhankelijk van de publicatie en de wettelijke termijn die na publicatie in acht genomen moet worden.
* **Belgisch Staatsblad:** 10 dagen na publicatie, tenzij anders bepaald.
* **Publicatieblad van de Europese Unie:** 20 dagen na publicatie.
* **Bestuursmemoriaal:** 5 dagen na publicatie.
* **Gemeentelijke website:** 5 dagen na publicatie.
#### 1.2.3 Einde van de werking
Een rechtsregel houdt op te bestaan wanneer:
* Zij uitdrukkelijk wordt opgeheven.
* Zij uitdrukkelijk tijdelijk is vastgesteld.
* Zij stilzwijgend wordt overruled door een latere regel.
#### 1.2.4 Overgangsrecht
Problemen bij het einde van de werking van een rechtsregel worden opgelost via "overgangsrecht". Dit omvat:
* **Uitdrukkelijke overgangsbepalingen:** De beste oplossing, waarbij de wetgever zelf regels opstelt voor de overgangsperiode.
* **Regels bij gebrek aan uitdrukkelijke bepalingen:**
* *Lex posterior derogat priori*: de nieuwere wet heft de oudere op.
* *Lex specialis derogat generali*: de specifieke wet gaat voor op de algemene wet.
* **"Eerbiedigende" werking:** Aanvullende regels die blijven gelden voor lopende contracten.
* **"Onmiddellijke/exclusieve" werking:** Dwingende regels die onmiddellijk van toepassing zijn, zelfs op lopende contracten.
#### 1.2.5 De "drie data" van een wet
Bij de toepassing van een wet zijn drie data cruciaal:
1. **Datum van afkondiging:** De ondertekening van de wet, dienend voor identificatie.
2. **Datum van publicatie:** De tekst is definitief en vindbaar gemaakt.
3. **Datum van inwerkingtreding:** Het moment waarop de wet toepasbaar wordt.
De datum van goedkeuring door het Parlement is **niet** bepalend voor de werking in tijd.
### 1.3 Werking in de ruimte
De werking in de ruimte slaat op het territorium of de personen waarop een rechtsregel van toepassing is.
* **Territoriale werking:** De normen gelden binnen het geografische gebied dat door de overheid van dat rechtssysteem wordt beheerst, ongeacht waar de rechtssubjecten zich bevinden.
* **Personele werking:** De normen zijn van toepassing op alle "leden" of rechtssubjecten van dat rechtssysteem, ongeacht waar zij zich bevinden.
> **Tip:** Problemen die de "grenzen" van rechtsystemen overschrijden, vallen onder het Internationaal Privaatrecht (IPR).
### 1.4 Het toepassen van de rechtsregel
Het toepassen van een rechtsregel op concrete feiten is een complex proces dat verschillende stappen omvat:
#### 1.4.1 Recht versus feiten: moment van inductie
Dit betreft het "apprciëren" of kwalificeren van de feiten aan de hand van de rechtsregel. De werkelijke feiten worden vertaald naar een wettelijk probleem. Dit proces vereist logica en is methodologisch onderscheiden van de interpretatie van de regel zelf.
#### 1.4.2 Recht versus feiten: interpretatie
Interpretatie verfijnt, verduidelijkt en maakt de rechtsregel concreter en toepasbaarder.
* **Macro-niveau:** Interpretatie van de materiële wet.
* **Micro-niveau:** Interpretatie van de wil van partijen in contracten (bv. art. 5.28 BW, 5.64 e.v. BW), of, indien nodig, interpretatie door de rechter.
**Wie interpreteert?**
* **Wetgever:** Authentieke interpretatie (heeft retroactieve werking).
* **Rechtspraak:** Casuïstische interpretatie (praetoriaanse rechtsvorming), hoewel er geen strikte precedentenwerking is.
* **Rechtsleer of doctrine:** Deskundige interpretatie.
* **Gewoonte:** De gebruikelijke betekenis van termen (*consuetudo secundum legem*).
**Hoe interpreteren?**
Er zijn diverse interpretatiemethoden:
* Exegetische (grammaticale) methode
* Wetshistorische methode
* Rechtshistorische methode
* Teleologische methode (ratio legis)
* Beschermingsregelmethode
#### 1.4.3 Recht versus feiten: de juridische deductie
Dit is het moment van toepassing volgens de regels van de klassieke logica, met name het syllogisme (maior, minor, conclusie). De toepassing moet logisch zijn.
**Typische juridische redeneringen:**
* *A pari*: naar analogie van.
* *A contrario*: uit het tegenovergestelde.
* *A fortiori*: uit de sterkste.
* Subsidiariteit.
> **Voorbeeld:** Art. 1397 Ger.W. stelt dat verzet en hoger beroep tegen eindvonnissen de tenuitvoerlegging schorsen, tenzij de wet anders bepaalt. Een rechter kan dit principe *a pari* toepassen op een gelijkaardige procedure indien de redenering van de wetgever ook daar van toepassing is.
### 1.5 Hiërarchie der “materiële wetten”
"Materiële wetten" omvatten alle algemene normen uitgevaardigd door een overheid, evenals collectieve overeenkomsten zoals CAO's. De lagere normen mogen de hogere niet tegenspreken.
#### 1.5.1 Overzicht van de hiërarchie
De hiërarchie kan worden voorgesteld als een trap met verschillende treden, van supranationale normen tot lokale reglementen:
1. **Inter- en supranationale normen:** Verdragen (EVRM, EU-verdragen) en afgeleid recht (bv. EU-verordeningen). Deze hebben voorrang (*monisme*) en directe werking indien ze aan subjectieve en objectieve criteria voldoen. Richtlijnen hebben beperkte directe werking bij niet-tijdige omzetting.
2. **Grondwet:** Bevat staatsstructuur en fundamentele rechten, moeilijk te wijzigen (preconstituante, herzieningsverklaring, constituante).
3. **Bijzondere wetten en bijzondere decreten:** Gestemd met een bijzondere meerderheid (bv. financiering gemeenschappen/gewesten, Grondwettelijk Hof).
4. **Formele wetten, decreten, ordonnanties, besluitwetten, genummerde KB’s:**
* Formele wetten (sensu stricto) door het Parlement.
* Programmawetten (houdende diverse bepalingen).
* Decreten (gemeenschappen/gewesten) en Ordonnanties (Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
* Besluitwetten (uitgevaardigd in crisissituaties door de regering bij gebrek aan parlement).
* Genummerde KB’s (opdrachtwetten/bijzondere machtenwetten).
5. **Koninklijke besluiten en besluiten van de deelstaatregeringen:** Uitvoerende macht, concretiseren de wet. Vereisen vermelding van wettelijke basis (legaliteit) en materiële redenen (opportuniteit).
6. **Ministeriële besluiten:** Verder verfijnen of concretiseren, eveneens met vermelding van legaliteit en opportuniteit.
7. **Provinciale en gemeentelijke reglementen:** Binnen hun bevoegdheid, met respect voor hogere normen.
8. **Rondzendbrieven en soft law:** Bevatten geen nieuwe regels, maar bieden richtlijnen aan ambtenaren en zijn belangrijk voor interpretatie.
#### 1.5.2 Controle op legaliteit
De legaliteit van normen kan gecontroleerd worden door:
* **Elke rechter:** Exceptie van onwettigheid (art. 159 Gw).
* **Raad van State (Afdeling Bestuursrechtspraak):** Vernietigingsverzoek (binnen 60 dagen na uitputting administratief beroep), eventueel schorsing (mits nadeel).
### 1.6 Rechtspraak
Rechtspraak is de interpretatie van het recht door de rechterlijke macht. Hoewel er geen strikte precedentenwerking is in België, leidt "vaste" interpretatie tot praetoriaanse rechtsvorming. De rechter mag geen rechtsweigering plegen en heeft een relatief "gezag van gewijsde". De publicatie van rechtspraak is niet verplicht, behalve voor het Grondwettelijk Hof. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het beschikkende gedeelte en de motivering.
### 1.7 Rechtsleer
De rechtsleer omvat alle geschriften die over het recht gaan, zoals handboeken, artikelen, noten en overzichten van rechtspraak. Universiteiten spelen hierin een belangrijke rol. Ook hier zijn kwantitatieve en kwalitatieve criteria van belang voor de invloed.
### 1.8 Gewoonte (en gebruiken)
Gewoonte was historisch een belangrijke rechtsbron, maar is tegenwoordig minder prominent. De essentie ervan ligt in de herhaling (objectief element) en de overtuiging van juridische bindendheid (subjectief element).
* *Consuetudo secundum legem*: gewoonte die de wet aanvult.
* *Consuetudo praeter legem*: gewoonte die rechtspraak aanvult.
* *Consuetudo contra legem*: gewoonte die de wet tegenspreekt (is in principe niet toegestaan).
### 1.9 Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen worden erkend als zelfstandige, ongeschreven rechtsbronnen. Ze worden vaak toegepast, met name in het administratief recht (beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het hoorrecht en de redelijke termijn). Ze kunnen van grondwettelijk of wettelijk niveau zijn. Voorbeelden zijn het verbod op eigenrichting.
---
# De toepassing van de rechtsregel
Dit deel verklaart hoe rechtsregels worden toegepast op concrete feiten, met aandacht voor de drie cruciale stappen: inductie (kwalificatie van feiten), interpretatie (verduidelijking van de regel) en deductie (logische toepassing via redeneringen).
## 2.1 Recht versus feiten: de drie momenten
Het toepassen van een rechtsregel op een concrete situatie vereist een systematische aanpak die drie hoofdfasen omvat: inductie, interpretatie en deductie.
### 2.1.1 Moment van inductie: kwalificatie van feiten
De eerste stap bij het toepassen van de rechtsregel is het "kwalificeren" van de feiten. Dit betekent dat de werkelijke, concrete feiten van een situatie worden geherformuleerd tot juridische termen die binnen een wettelijk kader passen. Het gaat erom de materiële werkelijkheid te vertalen naar een juridisch probleem. Deze kwalificatie gebeurt door middel van inductie, waarbij specifieke gevallen worden geanalyseerd om ze te categoriseren onder een bestaande rechtsregel. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de interpretatie van de rechtsregel zelf reeds vaststaat.
> **Tip:** Zie dit moment als het vertalen van alledaagse gebeurtenissen naar de taal van de wet. "Jan slaat Piet" wordt bijvoorbeeld juridisch gekwalificeerd als "lichamelijk letsel toebrengen".
### 2.1.2 Moment van interpretatie: verduidelijking van de regel
Na de kwalificatie van de feiten, richt de aandacht zich op de rechtsregel zelf. Het is zelden voldoende om de regel letterlijk te lezen; de regel moet vaak verfijnd, verduidelijkt of concreter gemaakt worden om toepasbaar te zijn op het specifieke geval. Dit proces wordt interpretatie genoemd.
Interpretatie kan op verschillende niveaus plaatsvinden:
* **Macro-niveau:** De interpretatie van de materiële wetgever.
* **Micro-niveau:** De interpretatie van de wil(suiting) van partijen bij een overeenkomst, of de interpretatie door de rechter wanneer de wil van partijen onduidelijk is.
De interpretatie kan plaatsvinden door diverse actoren:
* **Wetgever:** Dit leidt tot authentieke interpretatie, die met terugwerkende kracht geldt.
* **Rechtspraak:** Rechters interpreteren de wet in concrete geschillen. Hoewel er in België geen formele precedentenwerking is, kan de rechtspraak wel leiden tot een "vaste" interpretatie (praetoriaanse rechtsvorming).
* **Rechtsleer (doctrine):** Juridische auteurs en experts analyseren en duiden de wet.
* **Gewoonte:** De gebruikelijke betekenis die aan een regel wordt gegeven door de praktijk (consưetudo secundum legem).
Er bestaan diverse interpretatiemethoden, waaronder:
* **Exegetische (grammaticale) methode:** Focust op de letterlijke betekenis van de woorden.
* **Wetshistorische methode:** Onderzoekt de intentie van de wetgever ten tijde van de totstandkoming.
* **Rechtshistorische methode:** Kijkt naar de historische context en evolutie van de regel.
* **Teleologische methode (ratio legis):** Richt zich op het doel en de strekking van de wet.
* **Beschermingsregel:** Interpreteert de regel in het licht van de bescherming van een bepaalde partij.
### 2.1.3 Moment van deductie: logische toepassing via redeneringen
Het laatste moment is de juridische deductie. Hierbij wordt de (geïnterpreteerde) rechtsregel logisch toegepast op de gekwalificeerde feiten. Dit proces volgt de regels van de klassieke logica, met name het syllogisme, dat bestaat uit een major (de algemene regel), een minor (de specifieke feiten) en een conclusie (de toepassing van de regel op de feiten).
Om dit correct te doen, moet men eerst de regel herschrijven in een "als...dan..." structuur. Vervolgens is het cruciaal om onderscheid te maken tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarden, en om te werken met begrippen zoals contradictie (tweeledige tegenstelling) en contraire begrippen (meer dan twee, elkaar uitsluitende begrippen).
Er zijn verschillende typische juridische redeneringsvormen die hierbij een rol spelen:
* **A pari (analogie):** Een regel die van toepassing is op situatie A, wordt toegepast op de vergelijkbare situatie B.
> **Voorbeeld:** Als een wet bepaalt dat men geen bereden dier mag meenemen in een park, kan dit door analogie ook worden toegepast op een bromfiets.
* **A contrario (omgekeerde strekking):** Als een regel geldt voor situatie A, impliceert dit dat deze regel *niet* geldt voor situatie B, die wezenlijk verschilt.
* **A fortiori (a contrario versterkt):** Een regel die geldt voor een minder vergaand geval, geldt a fortiori voor een meer vergaand geval.
* **Subsidiariteit:** Een regel of rechtsmiddel mag pas worden toegepast als eerdere, meer directe middelen niet (meer) mogelijk of effectief zijn.
> **Voorbeeld 1 (Art. 1397 Ger.W.):** "Behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt en onverminderd de regel van art. 1414, schorsen verzet en hoger beroep tegen eindvonnissen daarvan de tenuitvoerlegging."
> Dit betekent dat verzet en hoger beroep *in principe* de tenuitvoerlegging van een vonnis schorsen, tenzij de wet een specifieke uitzondering voorziet.
> **Voorbeeld 2 (Art. 544 Ger. W.):** "De verslaggever verwijst, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de betrokken partijen, naar de raad alle feiten die aanleiding kunnen geven tot tuchtmaatregelen."
> Dit impliceert dat de verslaggever de plicht heeft om feiten die tuchtrechtelijke gevolgen kunnen hebben, voor te leggen aan de raad.
---
# Hiërarchie van wetten en rechtsnormen
Dit onderwerp analyseert de gelaagde structuur van rechtsnormen, van supranationale tot lokale regels, met nadruk op de hiërarchie die bepaalt welke norm voorrang heeft.
## 3.1 Enkele principes
### 3.1.1 De rechtsregel moet kenbaar zijn
Juridische regels moeten publiek toegankelijk zijn. Dit principe staat bekend als 'nemo censetur ignorare legem' (niemand wordt geacht de wet niet te kennen). Publicatie is essentieel voor alle rechtsbronnen, maar verplicht voor materiële wetten via officiële kanalen zoals het Belgisch Staatsblad of het Publicatieblad van de Europese Unie. Ook bestuursorganen op provinciaal en gemeentelijk niveau publiceren hun regels, vaak op hun website.
> **Tip:** Let op het onderscheid tussen consolidatie (het bij elkaar voegen van verschillende versies van een wet) en coördinatie/codificatie (het systematisch herschrijven en ordenen van wetgeving).
### 3.1.2 Hiërarchie van de formele rechtsbronnen
Wanneer er een tegenstrijdigheid is tussen rechtsnormen, geldt een hiërarchie die bepaalt welke norm voorrang heeft. De algemene hiërarchie, van hoog naar laag, is: materiële wet, rechtspraak, rechtsleer, gewoonte en algemene rechtsbeginselen. Binnen de 'wet' zelf zijn er verdere hiërarchische verhoudingen.
### 3.1.3 Werking in de tijd
* **Principe van niet-retroactiviteit:** Een rechtsregel werkt in principe niet terug in de tijd. Dit is een wettelijk principe (art. 1.2 Burgerlijk Wetboek) en niet noodzakelijk een grondwettelijk principe. Een uitzondering is de mildere strafwet.
* **Begin van werking:** Regels treden in werking vanaf de publicatie, met een specifieke termijn (vaak 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad, 20 dagen in het Publicatieblad van de Europese Unie, en 5 dagen voor provinciale en gemeentelijke reglementen, tenzij anders bepaald).
* **Einde van werking:** Een regel eindigt in principe nooit vanzelf, tenzij hij uitdrukkelijk wordt opgeheven, tijdelijk wordt opgeheven, of stilzwijgend wordt overruled door een nieuwere, hogere norm.
* **Overgangsrecht:** Problemen bij de overgang van oude naar nieuwe regels worden best opgelost met uitdrukkelijke overgangsbepalingen. Indien deze ontbreken, gelden regels zoals 'lex posterior derogat legi priori' (de nieuwere wet heeft voorrang op de oudere) en 'lex specialis derogat legi generali' (de specifieke wet heeft voorrang op de algemene). Bij 'lopende' contracten kan onderscheid gemaakt worden tussen regels met 'eerbiedigende' (aanvullende) werking en regels met 'onmiddellijke/exclusieve' (dwingende) werking.
* **De drie data van een wet:** De datum van goedkeuring door het Parlement is niet bepalend voor de werking. De belangrijke data zijn:
1. **Afkondiging:** De ondertekening van de wet (voor identificatie).
2. **Publicatie:** De wetstekst is definitief en vindbaar.
3. **Inwerkingtreding:** De datum vanaf wanneer de wet mag worden toegepast.
### 3.1.4 Werking in de ruimte
Rechtsnormen gelden binnen het rechtssysteem waarin ze zijn uitgevaardigd. Dit kan territoriaal (binnen het geografische gebied van een overheid) of personeel (van toepassing op alle rechtssubjecten van dat rechtssysteem) zijn. Grensoverschrijdende problemen vallen onder het Internationaal Privaatrecht (IPR).
## 3.2 Het toepassen van de rechtsregel
Het toepassen van een rechtsregel op een concreet geval omvat verschillende stappen:
### 3.2.1 Recht versus feiten: moment van inductie
Dit is het proces waarbij de feiten van een zaak worden gekwalificeerd of geherkwalificeerd om ze te laten passen binnen een wettelijk probleem. De 'werkelijke' feiten worden omgevormd tot een juridisch relevant probleem. Dit staat los van de methodologische interpretatie van de regel zelf.
### 3.2.2 Recht versus feiten: interpretatie
Interpretatie verfijnt, verduidelijkt of maakt een vaststaande rechtsregel concreter en toepasbaarder. Dit kan op macro-niveau (door de wetgever) of micro-niveau (door de wil van partijen of de rechter).
* **Wie interpreteert?** De wetgever (authentieke interpretatie, retroactief), de rechtspraak (casuïstiek, 'praetoriaanse' rechtsvorming, hoewel er formeel geen precedenten zijn), de rechtsleer, of de gewoonte (secundum legem, de gebruikelijke betekenis).
* **Hoe wordt geïnterpreteerd?** Er zijn diverse methoden, zoals de exegetische (grammaticale) methode, de wetshistorische methode, de rechtshistorische methode, de teleologische methode (zoekt de ratio legis, het doel van de wet) en de beschermingsregelmethode.
### 3.2.3 Recht versus feiten: de juridische deductie
Dit is het logische moment van de toepassing, vaak via een syllogisme (maior, minor, conclusie). De regel wordt herschreven in een 'als...dan...' structuur. Belangrijk is het onderscheid tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarden, en het herkennen van contradictorische (twee tegengestelden) en contraire (meer dan twee, elkaar uitsluitende) begrippen.
Typische juridische redeneringen zijn:
* **A pari:** Redeneren vanuit gelijkenis.
* **A contrario:** Redeneren vanuit tegenstelling.
* **A fortiori:** Redeneren vanuit sterkere positie (als het ene geldt, geldt het andere des te meer).
* **Subsidiariteit:** Een regel geldt pas als een andere regel niet van toepassing is.
## 3.3 Hiërarchie van (materiële) wetten
Dit onderdeel beschrijft de gelaagde structuur van normen die voortkomen van verschillende overheden, waarbij lagere normen niet mogen ingaan tegen hogere normen.
### 3.3.1 Algemeen
Een algemene norm is een regel die uitgaat van een overheid. Verschillende overheden (Europa, België, deelstaten, provincies, gemeenten) creëren normen. Er zijn twee soorten bevoegdheden: wetgevende en uitvoerende. Materiële wetten op een lager niveau mogen de hogere normen niet tegenspreken.
### 3.3.2 Overzicht van de hiërarchie
De hiërarchie van materiële wetten kan worden voorgesteld als een trap met verschillende treden, van hoog naar laag:
1. **Inter- en supranationale normen:** Verdragen en recht van internationale organisaties (bv. EU).
2. **Grondwet:** De hoogste nationale norm.
3. **Bijzondere wetten en bijzondere decreten:** Gestemd met een bijzondere meerderheid.
4. **Formele wetten, decreten, ordonnanties:** Gevormd door de respectievelijke wetgevende kamers. Dit omvat ook besluitwetten en genummerde Koninklijke Besluiten (KB's).
5. **Koninklijke besluiten en besluiten van de Gemeenschaps-/Gewestregeringen:** Uitvoerende macht, die hogere normen concretiseren.
6. **Ministeriële besluiten:** Verdere concretisering door ministers.
7. **Provinciale en gemeentelijke reglementen:** Regels op lokaal niveau.
8. **Rondzendbrieven, circulaires, soft law:** Richtlijnen aan ambtenaren of gentlemen's agreements, die geen nieuwe regels inhouden maar wel belangrijk zijn voor interpretatie.
### 3.3.3 Inter- en supranationale normen
* **Rechtstreeks werkend:** Indien aan subjectieve en objectieve criteria is voldaan, kunnen deze normen rechtstreeks van toepassing zijn. Dit gebeurt via verdragen (bilateraal of multilateraal), die door regering en parlement worden geratificeerd en goedgekeurd. Ook via supranationale instellingen (bv. EU) wordt soevereiniteit overgedragen. Dit leidt tot primair (bv. EU-verdragen) en secundair unierecht (bv. verordeningen). België hanteert een monistisch systeem, wat betekent dat geen aparte omzetting nodig is.
* **Niet-rechtstreeks werkend:** Soms zijn deze normen enkel van toepassing tussen overheden. Richtlijnen hebben bijvoorbeeld een beperkte directe werking bij niet-tijdige omzetting en leiden tot richtlijnconforme interpretatie.
### 3.3.4 Grondwet
De Belgische Grondwet (oorspronkelijk van 1831, met wijzigingen) bevat de staatsstructuur, instellingen en fundamentele rechten. Ze is moeilijk wijzigbaar door het speciale herzieningsprocedure.
### 3.3.5 Bijzondere wetten en bijzondere decreten
Deze behoren tot de grondwet in brede zin en worden gestemd met een gekwalificeerde meerderheid (2/3 meerderheid per taalgroep). Voorbeelden zijn wetten over de financiering van gemeenschappen/gewesten of de oprichting van het Grondwettelijk Hof.
### 3.3.6 Formele wetten, decreten, ordonnanties, besluitwetten, genummerde KB’s
* **Formele wetten:** Gevormd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Programmawetten vallen hieronder en bevatten diverse bepalingen.
* **Decreten en ordonnanties:** Gevormd door de parlementen van de Gemeenschappen en Gewesten, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
* **Besluitwetten:** Gevormd in crisissituaties waarin het parlement niet functioneert, door de regering op basis van een opdrachtwet of bijzondere machtenwet.
* **Genummerde KB's of volmachtbesluiten:** De regering treedt hierbij op als wetgever. Er is een bekrachtigingswet nodig.
Deze normen staan op hetzelfde hiërarchische niveau en worden op vergelijkbare wijze tot stand gebracht. Het Grondwettelijk Hof kan ze vernietigen of ongeldig verklaren op basis van een prejudiciële vraag.
### 3.3.7 Koninklijke besluiten en besluiten van de Gemeenschaps-/Gewestregeringen
Deze behoren tot de uitvoerende macht en verfijnen en concretiseren de hogere normen. Ze moeten steeds een wettelijke basis hebben (legaliteit) en gebaseerd zijn op materiële redenen (opportuniteit).
### 3.3.8 Ministeriële besluiten
Deze besluiten verfijnen of concretiseren de bevoegdheden van ministers en moeten eveneens een wettelijke basis en opportuniteitsgrond hebben.
### 3.3.9 Provinciale en gemeentelijke reglementen
Deze regels gelden op provinciaal en gemeentelijk niveau en worden gebaseerd op de toegewezen bevoegdheden, met respect voor de hogere normen (legaliteit) en opportuniteitsredenen.
### 3.3.10 Ministeriële e.a. rondzendbrieven, circulaires, soft law
Deze documenten bevatten geen nieuwe regels maar geven richtlijnen aan ambtenaren of vormen gentlemen's agreements. Ze zijn vooral van belang voor de interpretatie van recht.
### 3.3.11 Controle op legaliteit
Elke rechter kan de exceptie van onwettigheid toepassen (art. 159 Gw). Verzoekschriften tot vernietiging bij de Raad van State (Afdeling Bestuursrechtspraak) zijn mogelijk binnen 60 dagen na uitputting van administratief beroep, mits nadeel.
## 3.4 Rechtspraak
Rechtspraak kan als formele rechtsbron worden beschouwd, hoewel er in België geen bindende precedenten zijn zoals in common law systemen. De rechtspraak duidt op de uitspraken van de rechterlijke macht (sensu stricto) maar ook van tuchtrechters, scheidsrechters, etc. (sensu lato). De rechter mag rechtsweigering niet plegen en zijn uitspraken hebben wel een relatief gezag. Criteria voor de invloed van rechtspraak zijn kwantitatief en kwalitatief. Publicatie van rechtspraak is niet verplicht, behalve voor het Grondwettelijk Hof.
## 3.5 Rechtsleer
De rechtsleer omvat alle geschriften over het recht, zoals handboeken, artikelen, noten en overzichten van rechtspraak. Net als bij rechtspraak zijn kwantitatieve en kwalitatieve criteria relevant voor de invloed ervan.
## 3.6 Gewoonte (en gebruiken)
Historisch was gewoonte een belangrijke rechtsbron, maar nu is haar rol beperkter. Gewoonte bestaat uit een objectief element (herhaling van gedrag) en een subjectief element (overtuiging dat dit gedrag juridisch bindend is). Verhoudingen met rechtspraak en wet zijn complex. We onderscheiden:
* **Consuetudo secundum legem:** Gewoonte die de wet volgt of aanvult.
* **Consuetudo praeter legem:** Gewoonte die lacunes in de wet opvult.
* **Consuetudo contra legem:** Gewoonte die ingaat tegen de wet; deze is niet toegestaan.
* **Gebruiken:** Gedragingen die niet juridisch bindend zijn.
## 3.7 Algemene rechtsbeginselen
Deze ongeschreven beginselen worden als zelfstandige rechtsbron erkend. Ze komen zowel van grondwettelijk als wettelijk niveau, en worden met name toegepast in het administratief recht (bv. beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het hoorrecht of de redelijke termijn). Een bekend voorbeeld is het verbod op eigenrichting.
---
# Rechtspraak, rechtsleer en gewoonte als rechtsbronnen
Hier volgt een gedetailleerde samenvatting over rechtspraak, rechtsleer en gewoonte als rechtsbronnen.
## 4. Rechtspraak, rechtsleer en gewoonte als rechtsbronnen
Dit gedeelte onderzoekt de rol van rechtspraak, rechtsleer en gewoonte als aanvullende rechtsbronnen, hun kenmerken, totstandkoming en verhouding tot formele wetten.
### 4.1 De hiërarchie van rechtsnormen en de aanvullende rechtsbronnen
De rechtsregel moet kenbaar zijn voor iedereen (`Nemo censetur ignorare legem`). Dit impliceert publicatie, die verplicht is voor materiële wetten in het Belgisch Staatsblad of het Publicatieblad van de Europese Unie, en officieus kan gebeuren via bestuursmemoriaal of gemeentelijke websites. De hiërarchie van formele rechtsbronnen, van hoog naar laag, is cruciaal bij een conflict tussen normen:
* Materiële wet
* Rechtspraak
* Rechtsleer
* Gewoonte
* Algemene rechtsbeginselen
Deze hiërarchie bepaalt welke norm voorrang krijgt en welke moet wijken.
#### 4.1.1 Rechtspraak
Rechtspraak omvat de uitspraken van de rechterlijke macht. Hoewel er in het Belgische recht geen strikt precedentensysteem geldt, kan een consistente interpretatie door rechtspraak wel degelijk een normatieve impact hebben (`praetoriaanse rechtsvorming`). Rechters mogen zich niet schuldig maken aan rechtsweigering. De rechtspraak wordt vaak gepubliceerd, hoewel dit niet altijd verplicht is, behalve voor het Grondwettelijk Hof. Bij de beoordeling van rechtspraak is er onderscheid tussen het concrete geschil en de algemene norm die eruit kan worden afgeleid. Kwalitatieve en kwantitatieve criteria spelen een rol bij het bepalen van het belang van een uitspraak. Het beschikkend gedeelte van een vonnis is bindend, terwijl de motivering de redenering toelicht.
#### 4.1.2 Rechtsleer
De rechtsleer omvat alle geschriften die over het recht gaan, zoals handboeken, artikelen, noten en overzichten van rechtspraak, vaak afkomstig van academische kringen. Net als bij rechtspraak spelen kwantitatieve en kwalitatieve criteria een rol bij het bepalen van het belang van de rechtsleer. De rechtsleer draagt bij aan de interpretatie en ontwikkeling van het recht.
#### 4.1.3 Gewoonte
Gewoonte, historisch gezien een van de belangrijkste rechtsbronnen, kent twee essentiële elementen:
1. **Herhaling (objectief element):** Een gedrag dat gedurende langere tijd herhaald wordt.
2. **Sanctie (subjectief element):** De overtuiging dat het gedrag juridisch verplicht is.
Er zijn verschillende vormen van gewoonte ten opzichte van de wet:
* **Consuetudo secundum legem:** De gewoonte die de wet bevestigt of de gebruikelijke betekenis ervan verduidelijkt. Dit staat tegenover `onbruik`.
* **Consuetudo praeter legem:** De gewoonte die een lacune in de wet opvult.
* **Consuetudo contra legem:** De gewoonte die ingaat tegen de wet. Dit wordt doorgaans niet als rechtsbron erkend in de Belgische context, in tegenstelling tot `gebruiken`.
#### 4.1.4 Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen worden erkend als zelfstandige, ongeschreven rechtsbronnen. Ze zijn vaak van grondwettelijk of wettelijk niveau en vinden ruime toepassing, met name in het bestuursrecht (beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het hoorrecht en het recht op een redelijke termijn). Een klassiek voorbeeld is het verbod op eigenrichting.
> **Tip:** Hoewel de formele wet (zoals een decreet of een koninklijk besluit) de voorrang heeft, kunnen deze aanvullende rechtsbronnen (rechtspraak, rechtsleer, gewoonte, algemene rechtsbeginselen) een doorslaggevende rol spelen bij de interpretatie en concrete toepassing van de wet, en in sommige gevallen zelfs hiaten in de wet opvullen.
---
# Algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen fungeren als zelfstandige, ongeschreven rechtsbronnen die breed worden erkend en toegepast, met name binnen het administratief recht.
### 7.1 De aard van algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele, ongeschreven normen die ten grondslag liggen aan een rechtsstelsel. Ze zijn niet geformuleerd in een specifieke wet, maar worden afgeleid uit de algemene rechtsopvattingen en de structuur van het recht. Hun belang is vooral groot in het administratief recht, waar ze dienen als toetsingskader voor het handelen van de overheid.
> **Tip:** Hoewel ongeschreven, worden algemene rechtsbeginselen wel degelijk erkend en toegepast door de rechtspraak en de bestuursrechtspraak.
### 7.2 Belangrijke algemene rechtsbeginselen
Enkele voorbeelden van algemene rechtsbeginselen die vaak worden toegepast zijn:
* **Verbod op eigenrichting:** Dit beginsel stelt dat men zich niet zomaar eigenhandig recht mag verschaffen, maar hiervoor de geijkte juridische procedures moet volgen.
* **Beginselen van behoorlijk bestuur:** Deze verzameling van beginselen is cruciaal in het administratief recht en omvat onder andere:
* **Hoorrecht:** Het recht van belanghebbenden om gehoord te worden in procedures die hen aangaan.
* **Redelijke termijn:** Het vereiste dat beslissingen tijdig genomen en uitgevoerd worden.
> **Example:** Een algemeen rechtsbeginsel kan bijvoorbeeld zijn dat de overheid niet zomaar willekeurig mag handelen. Dit principe, het motiveringsbeginsel, vereist dat overheidsbeslissingen worden onderbouwd met redenen.
### 7.3 Bronnen en niveau van algemene rechtsbeginselen
Algemene rechtsbeginselen kunnen van verschillende niveaus zijn:
* **Grondwettelijk niveau:** Sommige beginselen zijn zo fundamenteel dat ze verankerd zijn in de Grondwet, zelfs al zijn ze niet expliciet als "algemeen rechtsbeginsel" gecategoriseerd.
* **Wettelijk niveau:** Andere beginselen vinden hun oorsprong in specifieke wettelijke bepalingen, maar worden als algemeen principe erkend en toegepast in diverse contexten.
Deze beginselen zijn niet beperkt tot één specifieke rechtsgebied, maar hebben een bredere, overkoepelende werking. Ze bieden een belangrijk correctief en aanvullend element op de formele rechtsbronnen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Formele rechtsbronnen | Dit zijn de door de overheid erkende kanalen of instellingen waaruit rechtsregels voortkomen, zoals wetten, rechtspraak en gewoonte. Ze bepalen de vorm en de manier waarop regels kenbaar worden gemaakt. |
| Hiërarchie der rechtsnormen | De rangorde die bepaalt welke rechtsnorm voorrang heeft boven een andere bij een conflict of tegenstrijdigheid. Dit principe is cruciaal voor de rechtszekerheid en de uniforme toepassing van het recht. |
| Materiële wet | Een algemene, abstracte regel afkomstig van een overheidsgezag dat bevoegd is om wetten te maken. Dit omvat niet alleen formele wetten, maar ook koninklijke besluiten, decreten, ordonnanties en reglementen. |
| Nemo censetur ignorare legem | Dit Latijnse principe betekent letterlijk "niemand wordt geacht de wet te kennen". Het houdt in dat burgers geacht worden de wet te kennen, ongeacht of zij deze daadwerkelijk kennen of hebben geraadpleegd. |
| Belgisch Staatsblad | Het officiële publicatieblad in België waarin wetten, koninklijke besluiten en andere officiële akten worden bekendgemaakt. Publicatie hierin is noodzakelijk voor de inwerkingtreding van veel rechtsnormen. |
| Consolidatie | Het samenbrengen van verschillende wettelijke teksten of bepalingen tot één enkele, geharmoniseerde tekst, zonder noodzakelijkerwijs de inhoud te wijzigen of te vernieuwen. |
| Codificatie | Het systematisch en volledig verzamelen en ordenen van rechtsregels in een wetboek, vaak met de bedoeling om het recht te vereenvoudigen, te moderniseren en te harmoniseren. |
| Niet-retroactiviteit | Het principe dat een nieuwe wet geen terugwerkende kracht heeft en dus niet van toepassing is op feiten of rechtshandelingen die hebben plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding ervan, tenzij de wet dit expliciet bepaalt. |
| Lex posterior derogat legi priori | Dit principe stelt dat een latere wet een eerdere wet opheft of wijzigt als beide normen tegenstrijdig zijn. Het geldt in beginsel, tenzij de latere wet anders bepaalt. |
| Lex specialis derogat legi generali | Dit principe bepaalt dat een specifieke wet voorrang heeft op een algemene wet wanneer beide van toepassing zouden kunnen zijn op dezelfde situatie. De specifieke regel wordt dan toegepast. |
| Juridische deductie | Het proces waarbij een specifieke conclusie wordt afgeleid uit algemene rechtsregels en vastgestelde feiten, vaak via logische redeneringen zoals het syllogisme. |
| Syllogisme | Een logische redenering die bestaat uit twee premissen en een conclusie. In het recht wordt het gebruikt om een juridische beslissing te onderbouwen door een algemene regel (maior) te koppelen aan specifieke feiten (minor) om tot een conclusie te komen. |
| A pari | Een juridische redenering waarbij een regel die van toepassing is op een bepaald geval, ook wordt toegepast op een ander geval dat als gelijkwaardig wordt beschouwd. |
| A contrario | Een juridische redenering die berust op het omgekeerde principe: als een bepaalde regel geldt voor geval A, dan geldt deze regel niet voor geval B, dat als verschillend wordt beschouwd. |
| A fortiori | Een juridische redenering die stelt dat als een bepaalde regel geldt voor een minder ingrijpend geval, deze des te meer geldt voor een ingrijpender geval. |
| Rechtspraak | De verzameling van uitspraken van rechterlijke instanties die in een concreet geschil de rechtsregels interpreteren en toepassen. Hoewel geen strikte precedenten, beïnvloedt het de rechtspraktijk significant. |
| Rechtsleer | De verzameling van geschriften, zoals boeken, artikelen en juridische adviezen, die door rechtsgeleerden worden gepubliceerd en die het recht analyseren, interpreteren en becommentariëren. |
| Gewoonte | Een langdurige en herhaalde gedragsregel die door de betrokkenen als juridisch bindend wordt ervaren (subjectief element), vaak in combinatie met een objectief element van herhaling. |
| Algemene rechtsbeginselen | Fundamentele, ongeschreven normen die een essentiële rol spelen in het rechtssysteem. Ze zijn vaak afgeleid uit de grondwet of de algemene principes van rechtvaardigheid en behoorlijk bestuur. |
| Afdeling Bestuursrechtspraak (Raad van State) | De afdeling van de Raad van State die bevoegd is voor het vernietigen van bestuursbeslissingen en reglementen die onwettig zijn. |
| Prætorianse rechtsvorming | De rol van rechters (historisch de praetoren in Rome) bij het creëren of aanpassen van het recht door hun interpretatie van wetten en de toepassing ervan op nieuwe of complexe situaties, vaak zonder dat er een expliciete wettelijke basis is. |