Cover
Mulai sekarang gratis belangrijke namen AR (1).pdf
Summary
# Verschillende definities en oorsprongen van recht
Dit onderwerp verkent diverse perspectieven op wat recht is, beginnend bij filosofische definities tot sociologische en rechtspositivistische benaderingen, inclusief historische figuren die hieraan hebben bijgedragen.
### 1.1 De ondefinieerbaarheid van recht
Een ultieme, universele definitie van het recht ontbreekt nog steeds [1](#page=1).
### 1.2 Perspectieven op de oorsprong en aard van recht
Verschillende denkers en stromingen hebben uiteenlopende ideeën over waar recht vandaan komt en wat het precies inhoudt.
#### 1.2.1 Sociologische benaderingen
De sociologische benadering benadrukt het belang van sociale praktijken en het dagelijks leven van mensen bij het vormgeven en identificeren van recht.
* **Brian Tamanaha:** Stelt dat recht alles is wat mensen door hun sociale praktijken identificeren en behandelen als 'recht'. Recht is dus afhankelijk van het standpunt en de maatschappij [1](#page=1).
* **Eugen Ehrlich:** Meende dat het zwaartepunt van de rechtsontwikkeling niet in de wetgeving of rechtspraak ligt, maar in de maatschappij zelf. Het 'levende recht' is het maatschappelijk recht van een hogere orde, dat in interactie staat met juristen en statelijk recht. Hij onderscheidde drie soorten recht: statelijk recht, juristenrecht en maatschappelijk recht [1](#page=1) [2](#page=2).
* **Max Gluckman & Edward Adamson Hoebel:** Onderzochten het recht in primitieve samenlevingen. Gluckman stelde dat deze samenlevingen vertrouwd waren met gedragsregels en voorschriften. Hoebel beschreef in 'The Law of Primitive Man' regels die grenzen stellen aan diefstal, overspel, incest en fysiek geweld, en benadrukte conflictverwerking zonder het conflict uit handen te geven [1](#page=1).
#### 1.2.2 Rechtspositivisme en afdwingbaarheid
Deze stroming ziet recht als een product van menselijke wil en macht, vaak gekoppeld aan de rol van de staat en de mogelijkheid tot handhaving.
* **John Austin:** Definieerde recht als 'the command of the sovereign backed by sanction'. Een regel is een rechtsregel als de staat de naleving ervan kan verzekeren. Hij werkte het idee van Jeremy Bentham uit, die recht zag als "a rule laid down for the guidance of an intelligent being by an intelligent being having power over him" [2](#page=2).
* **Rudolf von Jhering:** Beschouwde de door de staat opgelegde dwang als het absolute criterium van het recht. Een rechtsregel zonder dwang is in tegenspraak met zichzelf [2](#page=2).
* **Hans Kelsen:** Zag dwang als het onderscheidingsinstrument om te bepalen wat recht is. Hij ontwikkelde het normatief rechtspositivisme met zijn 'Reine Rechtslehre' (zuivere rechtsgeleerdheid) en het concept van de 'Grundnorm' (grondslag van de geldigheid van de grondwet) [5](#page=5).
* **Herbert Hart:** Stelde dat de geldigheid van recht voortvloeit uit de 'ultimate rule of recognition', een metajuridische standaard. Hij definieerde recht als "the union of primary and secondary rules", waarbij secundaire regels bestaan uit regels van erkenning, regels van verandering en regels van berechting [5](#page=5).
#### 1.2.3 Filosofische en deugdenethische perspectieven
Deze benaderingen kijken naar de fundamentele principes achter recht, moraliteit en de menselijke natuur.
* **Immanuel Kant:** Werkte deontologische/plichtstheorieën uit, met zijn categorische imperatief: handel alleen volgens de maxime waarvan je tegelijk kunt willen dat ze een algemene wet wordt [1](#page=1).
* **Sophocles:** Illustreerde in zijn tragedie over Antigone de spanning tussen statelijk en goddelijk recht, en de grondslag van regels en normatieve aanvaarding [2](#page=2).
* **Aristoteles:** Maakte onderscheid tussen universele en particuliere rechtvaardigheid (verdelende en ruil), en zag rechtvaardig handelen als afhankelijk van iemands karakter en houding (deugdethische theorieën) [2](#page=2).
* **Cicero:** Verdedigde de absolute geldigheid van natuurrecht, dat onveranderlijk en overal van toepassing is [3](#page=3).
#### 1.2.4 Theocratische en goddelijke oorsprong van recht
Sommige opvattingen plaatsen de oorsprong van recht bij een godheid of goddelijke openbaring.
* **Plato (Theocratische stroming):** Zag recht als afkomstig van godheden, die ook optreden als wetgevers [2](#page=2).
* **Saïd en Chérif Kouachi / George Tiller / Yitzhak Rabin:** Gekoppeld aan de theocratische stroming, waar religieuze motieven ten grondslag liggen aan acties en vermeende vergelding [2](#page=2).
* **Augustinus van Hippo:** Ontwikkelde het christelijk-theologisch natuurrecht, waarbij de zondige mens weliswaar geen directe toegang heeft tot het goddelijke recht (lex aeterna), maar wel vat krijgt op het natuurrecht (lex naturae) door rede en geweten. Dit vormt een verbinding met het menselijke recht (lex positiva) [3](#page=3).
* **Thomas van Aquino:** Zag een objectieve ordening in de aard der dingen, kenbaar door menselijke rede, als basis voor het christelijk-theologisch natuurrecht [4](#page=4).
#### 1.2.5 Autocratische en machtsgerichte opvattingen
Deze stromingen benadrukken de macht van de heerser of de 'sterkste' als bron van recht.
* **Trasymachos en Kallikles:** Stelden dat rechtvaardigheid het belang van de sterkste is [3](#page=3).
* **Niccolo Machiavelli:** Betoogde dat morele deugden en beginselen voor de staat niet van tel zijn, en dat alles is toegelaten om macht te verwerven of te behouden ('Machiavellisme') [3](#page=3).
* **Lodewijk XIV & Jean-Baptiste Colbert:** Vertegenwoordigden de autocratische stroming, waarbij het gezag van de soeverein niet door wetgeving beperkt wordt. Colbert verklaarde dat de gehele wetgevende macht van het koninkrijk bij de soeverein berust [3](#page=3).
#### 1.2.6 Democratische en sociale contracttheorieën
Deze benaderingen zien recht als een product van een overeenkomst of de algemene wil van het volk.
* **Jean-Jacques Rousseau:** Introduceerde het concept van de 'contrat social' om het volk soeverein te maken, waarbij het algemeen belang ('la volonté générale des citoyens') de staat begrenst [3](#page=3).
* **Thomas Hobbes:** Stelde dat mensen in de natuurtoestand in constante oorlog met elkaar verkeren en daarom hun natuurlijke vrijheid opgeven om vrede te verzekeren, die door een soeverein wordt gehandhaafd [3](#page=3).
#### 1.2.7 Verlicht en utilitaristisch recht
Deze stromingen focussen op rede en nut als basis voor wetgeving.
* **Hugo Grotius:** Zag natuurrecht als een gebod van de ware rede, waarbij god niet noodzakelijk betrokken hoeft te zijn [4](#page=4).
* **Jeremy Bentham:** Beschouwde onvervreemdbare rechten als nonsens en pleitte ervoor wetten te beoordelen op hun doelmatigheid of nut (utilitarisme) [4](#page=4).
#### 1.2.8 Historische en culturele oorsprong van recht
Dit perspectief benadrukt dat recht een product is van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling.
* **Montesquieu:** Beklemtoonde het belang van de concrete context van rechtsregels als resultaat van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling. Hij benadrukte ook de rol van de scheiding der machten om tirannie te voorkomen [4](#page=4).
* **Gustav Hugo, Georg Friedrich Puchta, Friedrich Carl von Savigny:** Voortbouwend op Montesquieu, benadrukten zij het concept van 'Volksgeist' (de gemeenschappelijke wil van het volk) als oorsprong van het recht. Savigny stelde dat recht ontstaat door "innerlijke, stille krachten, niet door de willekeur van een wetgever" en dat wetgeving ondergeschikt is aan gewoonterecht en de Volksgeist moet weerspiegelen. Hij verzette zich tegen codificatie, omdat de inhoud van het recht niet door mensen, maar door het verleden van de natie en het innerlijke wezen ervan wordt bepaald [4](#page=4).
#### 1.2.9 Methodologisch en descriptief positivisme
Deze stromingen richten zich op de wetenschappelijke analyse van recht en de rol van rechters.
* **August Comte:** Beschreef drie stadia in de ontwikkeling van de mensheid: theologisch, metafysisch en positief stadium, waarbij vooruitgang wordt geboekt door wetenschap [4](#page=4).
* **Alf Ross:** Verklaarde de niet-wetenschappelijke aard van natuurrecht vanuit het rechtspositivisme [5](#page=5).
* **Roscoe Pound & Cuthbert W. Pound:** Maakten onderscheid tussen 'law in books' (LiB) en 'law in action' (LiA) vanuit een descriptief positivisme [5](#page=5).
* **John Chipman Gray & Oliver Wendell Holmes Jr.:** Waren radicale aanhangers van het descriptief rechtspraakpositivisme. Holmes definieerde recht als "de voorspelling van wat rechters in de praktijk doen" [5](#page=5).
* **Jerome Frank:** Verkondigde 'conceptual rule-sceptism' en werd geassocieerd met legal realism. De term 'Frankification' verwijst naar de tendens om zijn radicale opvattingen toe te schrijven aan alle descriptieve rechtspraakpositivisten [5](#page=5).
#### 1.2.10 Normatieve stromingen en de Categorische Imperatief
Deze stromingen leggen de nadruk op de normatieve aspecten en ethische fundamenten van recht.
* **Koning George III:** Toonde een vorm van normatieve aanvaarding door 'vanzelfsprekende waarheden' te respecteren, wat leidde tot verzet toen hij dit niet deed volgens revolutionairen [2](#page=2).
* **Immanuel Kant:** Zijn categorische imperatief, een centraal concept in deontologische theorieën, is een belangrijk normatief principe [1](#page=1).
> **Tip:** Bij het bestuderen van verschillende definities van recht is het nuttig om te letten op de nadruk die elke benadering legt: ofwel op de sociale praktijk, de afdwingbaarheid door de staat, de filosofische grondslagen, de historische context, of de rol van de rechter.
> **Voorbeeld:** De definitie van John Austin (recht als bevel van de soeverein met sanctie) staat in schril contrast met die van Eugen Ehrlich (recht als maatschappelijke praktijk), wat de diversiteit aan perspectieven illustreert.
---
# Rechtvaardigheid en ethische stromingen
Dit deel behandelt concepten van rechtvaardigheid zoals uiteengezet door filosofen en politieke denkers, inclusief theocratische en autocratische stromingen.
### 2.1 Criterium van rechtvaardigheid en oorsprong van recht
Er zijn verschillende visies op wat rechtvaardigheid inhoudt en waar het recht vandaan komt.
#### 2.1.1 Afdwingbaarheid als criterium
* **John Austin** definieerde recht als het bevel van de soeverein, ondersteund door een sanctie. Een regel is een rechtsregel als de staat de naleving ervan kan verzekeren. Dit idee werd verder uitgewerkt door Jeremy Bentham als "een regel opgesteld ter leiding van een intelligent wezen door een intelligent wezen met macht over hem" [2](#page=2).
* **Rudolf von Jhering** stelde dat de dwang die door de staat wordt opgelegd, het absolute criterium van het recht is. Een rechtsregel zonder dwang is in tegenspraak met zichzelf, net zoals vuur dat niet brandt of licht dat niet schijnt [2](#page=2).
#### 2.1.2 Juiste ordening en normatieve aanvaarding
* **Sophocles**’ tragedie over Antigone illustreert de spanning tussen statelijk en goddelijk recht, wat de basis vormt voor regels en normatieve aanvaarding [2](#page=2).
* **Koning George III** had moeite met het respecteren van 'vanzelfsprekende waarheden', wat leidde tot verzet van revolutionairen. Dit raakt aan het idee van normatieve aanvaarding [2](#page=2).
#### 2.1.3 Verschillende soorten rechtvaardigheid
* **Aristoteles** onderscheidde universele en particuliere rechtvaardigheid, waaronder verdelende en ruilrechtvaardigheid valt. Zijn deugdethische theorieën stellen dat rechtvaardig handelen afhangt van iemands karakter en houding [2](#page=2).
### 2.2 Stromingen in rechtvaardigheid en staatsinrichting
Verschillende ethische en politieke stromingen hebben uiteenlopende ideeën over de oorsprong en toepassing van rechtvaardigheid.
#### 2.2.1 Theocratische stromingen
Bij theocratische stromingen is recht afkomstig van een godheid en worden wetten door goden opgesteld [2](#page=2).
* **Plato** wordt geassocieerd met de theocratische stroming [2](#page=2).
* De aanslagen door de **Saïd en Chérif Kouachi** op het hoofdkantoor van een satirisch weekblad (en de onthoofding van Samuel Paty) worden genoemd als voorbeelden van de spanning die kan ontstaan vanuit een theocratisch gedachtegoed [2](#page=2).
* **Yitzhak Rabin** werd vermoord als vergelding voor de Oslo-akkoorden, wat een voorbeeld kan zijn van religieus gemotiveerd geweld [2](#page=2).
* **George Tiller** werd vermoord als vergelding voor het uitvoeren van abortus, eveneens een daad met mogelijke religieuze achtergronden [2](#page=2).
#### 2.2.2 Autocratische stromingen
Autocratische stromingen stellen dat rechtvaardigheid het belang van de sterkste dient.
* **Trasymachus en Kallikles** vertegenwoordigen de opvatting dat rechtvaardigheid het belang van de sterkste is [3](#page=3).
* **Plato** is ook verbonden met het concept van antiek natuurrecht, waarbij de menselijke wil en de feitelijke toestand centraal staan [3](#page=3).
* **Niccolò Machiavelli** stelde dat morele deugden en beginselen voor de staat niet van tel zijn of zelfs hinderlijk kunnen zijn. Het 'Machiavellisme' houdt in dat alles is toegestaan om macht te verwerven of te behouden [3](#page=3).
* **Lodewijk XIV**, een absolute monarch, belichaamt een gezag dat niet beperkt wordt door wetgeving [3](#page=3).
* **Jean-Baptiste Colbert** stelde dat de gehele wetgevende macht van een koninkrijk in de persoon van de soeverein berust [3](#page=3).
#### 2.2.3 Democratische stromingen
Democratische stromingen leggen de nadruk op de soevereiniteit van het volk en het algemeen belang.
* **Jean-Jacques Rousseau** pleitte voor een 'contrat social' (sociaal contract) met als doel het volk soeverein te maken door eigenbelang terzijde te schuiven ten gunste van het algemeen belang ('la volonté générale des citoyens') [3](#page=3).
* **Thomas Hobbes** beschreef de mens in de natuurtoestand als continu in oorlog met elkaar. Om vrede te verzekeren, doen mensen afstand van hun natuurlijke vrijheid ten gunste van een soeverein die deze vrede handhaaft [3](#page=3).
#### 2.2.4 Natuurrechtelijke stromingen
Natuurrechtelijke stromingen gaan uit van universele, onveranderlijke principes.
* **Cicero** stelde dat natuurrecht van absolute gelding is en overal van toepassing is, vergelijkbaar met vuur [3](#page=3).
* **Augustinus van Hippo** ontwikkelde een christelijk-theologisch natuurrecht, waarbij de zondige mens geen directe toegang heeft tot het goddelijke recht ('lex aeterna'), maar wel via rede en geweten tot het natuurrecht ('lex naturae'), dat een afspiegeling is van het goddelijke recht en verbinding legt met het menselijke ('statelijke') recht ('lex positiva') [3](#page=3).
* **Thomas van Aquino** beschreef een christelijk-theologisch natuurrecht gebaseerd op menselijke rede. Hij geloofde in een objectieve ordening in de aard der dingen die door rede kenbaar is [3](#page=3).
* **Hugo Grotius** formuleerde een verlicht natuurrecht als een gebod van de ware rede, waarbij God niet noodzakelijk betrokken is, zelfs niet indien Hij zou bestaan [3](#page=3).
#### 2.2.5 Utilitarisme
* **Jeremy Bentham** beschouwde onvervreemdbare rechten als "nonsense upon stilts" en stelde dat wetten beoordeeld moeten worden op hun doelmatigheid of nut [4](#page=4).
#### 2.2.6 Historische stroming
De historische stroming benadrukt het belang van de concrete context en de ontwikkeling van rechtsregels.
* **Montesquieu** onderstreepte het belang van de concrete context van rechtsregels als resultaat van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling. Hij pleitte ook voor scheiding der machten om het risico op tirannie te verkleinen [4](#page=4).
* **Gustav Hugo**, **Georg Friedrich Puchta** en **Friedrich Carl von Savigny** worden ook geassocieerd met de historische stroming [4](#page=4).
* **Friedrich Carl von Savigny** introduceerde het concept van 'Volksgeist' (gemeenschappelijke wil van het volk) als oorsprong van het recht, dat ontstaat door "innerlijke, stille krachten, niet door de willekeur van een wetgever". Voor hem was wetgeving ondergeschikt aan gewoonterecht en moest deze de 'Volksgeist' weerspiegelen. Hij zag codificatie als problematisch omdat de inhoud van het recht niet door mensen bepaald zou moeten worden, maar gegeven door het innerlijke wezen van de natie's verleden [4](#page=4).
#### 2.2.7 Methodologisch positivisme
* **August Comte** beschreef drie stadia in de ontwikkeling van de mensheid: het theologische, het metafysische en het positivistische stadium [4](#page=4).
#### 2.2.8 Egalitaire stroming
Egalitaire stromingen streven naar inhoudelijke gelijkheid.
* **Karl Marx** was kritisch op de historische stroming, die volgens hem de misstanden van vandaag legitimeert met die van gisteren. Hij en **Friedrich Engels** betoogden dat maatschappijen niet gevormd worden door idealen, maar door materiële omstandigheden (productie- en eigendomsverhoudingen), wat resulteert in het historisch materialisme [6](#page=6).
* **Blaise Pascal** beschouwde het utopische ideaal van communisme als een dystopische nachtmerrie, omdat de mens noch engel, noch beest is, en het nastreven van engelenachtigheid kan leiden tot beestachtig gedrag [6](#page=6).
* **Paul Magnaud**, een 'rebelse rechter', koos systematisch de kant van de zwakke en kleine man, soms tegen de letter van de wet in [6](#page=6).
* **John Rawls** stelde in zijn boek 'A Theory of Justice' dat rechtvaardigheid gericht is op inhoudelijke gelijkheid. Hij gebruikte de theorie van het maatschappelijk verdrag als basis voor een gedachte-experiment met de 'onwetenheidssluier' (veil of ignorance). Dit leidde tot twee fundamentele principes: 1) het principe van grootst gelijke vrijheid, en 2) het onderscheidsprincipe (met aandacht voor toekomstige generaties en gelijke kansen) [6](#page=6).
#### 2.2.9 Legal Realism
Legal realism kijkt naar wat rechters daadwerkelijk doen als de definitie van recht.
* **Karl Llewellyn** en **Robert Ellickson** worden geassocieerd met descriptief rechtspraakpositivisme en legal realism. Ellickson stelde een empirische these [6](#page=6).
#### 2.2.10 Capability Approach
* **Martha Nussbaum** is bekend om haar 'Capability Approach' [6](#page=6).
---
# Methodologische en stromingen in het recht
Dit onderwerp behandelt verschillende methodologische benaderingen en stromingen binnen de rechtsfilosofie, waaronder het natuurrecht, historisch recht, utilitarisme, egalitarisme en rechtspositivisme, met hun sleutelfiguren en centrale ideeën.
### 3.1 Natuurrecht
Het natuurrecht stelt dat er universele rechtsbeginselen bestaan die onafhankelijk zijn van menselijke wetgeving en die hun oorsprong vinden in de natuur of in goddelijke openbaring [3](#page=3) [4](#page=4).
#### 3.1.1 Antiek natuurrecht
Antiek natuurrecht legt de nadruk op de menselijke wil en de feitelijke toestand [3](#page=3).
#### 3.1.2 Christelijk-theologisch natuurrecht
Binnen het christelijk-theologisch natuurrecht, zoals uiteengezet door Augustinus van Hippo en Thomas van Aquino, wordt het natuurrecht gezien als een afspiegeling van goddelijk recht, kenbaar door menselijke rede en geweten [3](#page=3) [4](#page=4).
* **Augustinus van Hippo** (345-430) stelde dat hoewel de zondige mens geen directe toegang heeft tot het goddelijke recht ($lex \ aeterna$), het natuurrecht ($lex \ naturae$) wel toegankelijk is door rede en geweten. Dit natuurrecht vormt de verbinding met het menselijke, statelijke recht ($lex \ positiva$) ] [3](#page=3).
* **Thomas van Aquino** (1225-1274) zag het natuurrecht als een objectieve ordening die zich manifesteert in de aard der dingen en die door de menselijke rede kenbaar is [4](#page=4).
#### 3.1.3 Verlicht natuurrecht
Hugo Grotius (1583-1645) definieerde natuurrecht als een gebod van de ware rede, waarbij god niet essentieel is voor het bestaan ervan [4](#page=4).
### 3.2 Rechtspositivisme
Rechtspositivisme is een stroming die het recht ziet als een sociaal verschijnsel, los van moraal, en dat het recht positief, oftewel door mensen gemaakt, beschouwt [5](#page=5).
* **August Comte** (1798-1857) beschreef de ontwikkeling van de mensheid in drie stadia, waaronder het positieve stadium dat vooruitgang door wetenschap benadrukt [4](#page=4).
* **Alf Ross** (1899-1979) bekritiseerde de niet-wetenschappelijke aard van het natuurrecht vanuit een rechtspositivistisch perspectief [5](#page=5).
* **Hans Kelsen** (1881-1973) definieerde recht primair door dwang als onderscheidend instrument en ontwikkelde de 'Reine Rechtslehre' (zuivere rechtsleer), gericht op het recht als een volmaakt systeem met een grondnorm ($Grundnorm$) voor de geldigheid van de grondwet [5](#page=5).
* **Herbert Hart** (1907-1992) zag recht als de vereniging van primaire en secundaire regels ($Law \ as \ “the \ union \ of \ primary \ and \ secondary \ rules”$). Hij introduceerde de 'ultimate rule of recognition' als bron van rechtsgeldigheid en onderscheidde drie soorten secundaire regels: erkenningsregels (rules of recognition), wijzigingsregels (rules of change) en berechtingsregels (rules of adjudication) ] [5](#page=5).
#### 3.2.1 Descriptief rechtspraakpositivisme
Deze stroming richt zich op wat rechters in de praktijk doen en stellen dat dit het recht is [5](#page=5).
* **Oliver Wendell Holmes Jr.** (1841-1935) definieerde recht als de voorspelling van wat rechters in de praktijk zullen doen [5](#page=5).
* **John Chipman Gray** (1839-1915) en **Karl Llewellyn** (1893-1962) worden gezien als radicale aanhangers van het legal realism, waarbij het gedrag van rechters centraal staat [5](#page=5).
* **Jerome Frank** (1889-1957) introduceerde het 'conceptual rule-sceptism' en 'legal realism', en de 'Frankification' verwijst naar de tendens om zijn radicale opvattingen toe te schrijven aan alle descriptieve rechtspraakpositivisten [5](#page=5).
* **Roscoe Pound** (1870-1964) maakte een onderscheid tussen 'law in books' (LiB) en 'law in action' (LiA) ] [5](#page=5).
* **Robert Ellickson** wordt genoemd in de context van descriptief rechtspraakpositivisme met een empirische stelling [5](#page=5).
### 3.3 Historisch recht
De historische stroming benadrukt het belang van de concrete context van rechtsregels en ziet deze als het resultaat van een lange, nationaalhistorische en culturele ontwikkeling [4](#page=4).
* **Montesquieu** (1689-1755) benadrukte de contextuele ontwikkeling van rechtsregels [4](#page=4).
* **Gustav Hugo** (1764-1844), **Georg Friedrich Puchta** (1798-1849) en **Friedrich Carl von Savigny** (1779-1861) worden geassocieerd met deze stroming [4](#page=4).
* **Friedrich Carl von Savigny** introduceerde het concept van 'Volksgeist' (gemeenschappelijke wil van het volk) als de oorsprong van het recht, dat ontstaat door "innerlijke, stille krachten, niet door de willekeur van een wetgever". Hij stelde dat wetgeving ondergeschikt is aan gewoonterecht en de Volksgeist moet weerspiegelen. Codificatie werd gezien als een proces waarbij de inhoud van het recht niet door mensen wordt bepaald, maar gegeven wordt door het innerlijke wezen van de natie en haar verleden [4](#page=4).
### 3.4 Utilitarisme
Het utilitarisme beoordeelt wetten op hun doelmatigheid of nut [4](#page=4).
* **Jeremy Bentham** (1748-1832) achtte onvervreemdbare rechten een nonsens en benadrukte het beoordelen van wetten op nut. Hij zag recht als een geheel van gedragsregels, zoals beschreven in zijn boek 'Of Laws In General' . Hij introduceerde ook de 'imperatieventheorie' binnen de voorgeschreven gedraging [4](#page=4) [8](#page=8).
### 3.5 Egalitarisme
Het egalitarisme streeft naar inhoudelijke gelijkheid en kritiseert bestaande structuren die ongelijkheid in stand houden [6](#page=6).
* **Karl Marx** (1818-1883) bekritiseerde de historische stroming voor het legitimeren van bestaande ongelijkheden door te verwijzen naar het verleden [6](#page=6).
* **Friedrich Engels** (1820-1895) betoogde dat maatschappijen gevormd worden door materiële omstandigheden (productie- en eigendomsverhoudingen) en historisch materialisme, in plaats van idealen [6](#page=6).
* **Blaise Pascal** (1623-1662) waarschuwde voor het streven naar een utopische communistische droom, wat kan leiden tot een dystopische nachtmerrie [6](#page=6).
* **Paul Magnaud** (1848-1926) was een 'rebelse rechter' die de kant koos van de zwakke, vaak op basis van zijn buikgevoel in plaats van het letterlijke recht [6](#page=6).
* **John Rawls** (1921-2002) ontwikkelde in 'A Theory of Justice' een theorie van rechtvaardigheid als streven naar inhoudelijke gelijkheid, gebaseerd op een gedachte-experiment met een 'onwetenheidssluier' (veil of ignorance). Hij formuleerde twee fundamentele principes: het 'greatest equal liberty principle' (principe van grootst gelijke vrijheid) en het 'equal opportunity principle' (principe van gelijke kansen), aangevuld met het 'difference principle' (onderscheidsprincipe) en het 'just savings principle' (principe van rechtvaardige besparingen voor toekomstige generaties) ] [6](#page=6).
### 3.6 Andere stromingen en concepten
* **Autocratische stroming:** Deze stroming, vertegenwoordigd door figuren als Trasymachos, Kallikles, Niccolo Machiavelli en Lodewijk XIV, ziet rechtvaardigheid als het belang van de sterkste en autoriseert machtverwerving en -behoud, waarbij morele deugden irrelevant of hinderlijk kunnen zijn. Jean-Baptiste Colbert definieerde de soeverein als de houder van de gehele wetgevende macht [3](#page=3).
* **Democratische stroming:** Jean-Jacques Rousseau zag de algemene wil van het volk ('la volonté générale des citoyens') als begrenzing van de staat en pleitte voor een maatschappelijk verdrag waarbij het volk soeverein wordt. Thomas Hobbes stelde dat mensen in de natuurtoestand oorlog voeren en daarom hun natuurlijke vrijheid opgeven voor een soeverein die vrede handhaaft [3](#page=3).
* **Capability Approach:** Ontwikkeld door **Martha Nussbaum** (1947-heden) en **Eric Lancksweerdt** (1959-heden), richt deze benadering zich op vaardigheden en capaciteiten in relatie tot menselijke waardigheid en zelfverwezenlijking. Lancksweerdt benadrukte de rol van welvaart, welbevinden en de complexiteit van het bevorderen van integratie in de werkomgeving, wat kan leiden tot 'therapeutic jurisprudence' ] [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Modificatie: welvaart en welbevinden:** Vertegenwoordigd door **Koen Geens** (MvJ), die de staat ziet als 'traumabegeleider' met een morele plicht om slachtoffers te helpen na traumatische gebeurtenissen [7](#page=7).
* **Modificatie: opkomst, technieken en oriëntatie:** **Gottlieb Planck** (1824-1910) stelde dat recht de maatschappij verandert en dat wetten zowel economische en sociale doelen nastreven als technisch-juridische middelen daarvoor hanteren [7](#page=7).
* **Descriptieve normen:** **Isaac Newton** (1642-1726) beschreef 'Seinsgesetze' (zijnswetten) en de traagheidswet, die regelmatigheden in de natuur aantonen [7](#page=7).
* **Modaliteiten: rechten en plichten:** **Wesley Hohfeld** (1879-1918) identificeerde vier soorten subjectieve rechten [8](#page=8).
* **Recht als dogmatisch inwendig systeem:** **Ronald Dworkin** (1931-2013) overtuiging dat recht een volmaakt inwendig systeem is, met concepten als 'law as integrity', 'single author thesis', 'legislative integrity' en 'chain novel' ] [8](#page=8).
* **Recht als sociaal systeem:** **Niklas Luhmann** (1927-1998) zag politiek en recht als sociale deelsystemen. Recht wordt beschouwd als een autonoom, zelfcreërend en zelfonderhoudend 'autopoietisch systeem' van normatieve verwachtingen [8](#page=8).
* **Recht als chaotische janboel:** **Herman Schoordijk** en **Charles Sampford** bekritiseerden de idee van recht als een dogmatisch of sociaal systeem, en stelden dat het recht veel minder systematisch is dan vaak wordt voorgesteld [8](#page=8).
* **Besluitvorming binnen een groep:** Dit concept, gerelateerd aan de scheiding der machten ter voorkoming van tirannie, wordt genoemd in de context van **John Locke** (1632-1704) en de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2000 met **George W. Bush** ] [7](#page=7).
* **Codificatie:** **Wilhelm von Humboldt** (1767-1835) betoogde dat de staat zich niet moet bemoeien met het verbeteren van de zeden en ruimte moet geven aan sociale groeperingen en individuen om zelf te beslissen [7](#page=7).
* **Voorgeschreven gedraging:** **Umberto Eco** (1932-2016) gebruikte in 'De naam van de roos' de metafoor van een ladder die men wegwerpt na gebruik, om de aard van geconstrueerde orde te illustreren [8](#page=8).
---
# Metaforen en systemen van recht
Dit onderdeel onderzoekt hoe het recht wordt beschreven aan de hand van metaforen en geanalyseerd als een systeem, waarbij de systematische aard van het recht kritisch wordt beReviewed.
### 4.1 Beschrijvingen van recht
Recht wordt op verschillende manieren beschreven, vaak aan de hand van metaforen die de aard en functie ervan proberen te duiden [8](#page=8).
#### 4.1.1 Recht als voorgeschreven gedrag
Een veelvoorkomende beschrijving is dat recht bestaat uit voorgeschreven gedragsregels. Jeremy Bentham, een invloedrijke filosoof, definieerde recht in zijn werk "Laws In General" als een geheel van gedragsregels. Umberto Eco, in "De naam van de roos", vergeleek de door de geest bedachte orde, die dient om ergens te komen, met een ladder die men later wegwerpt omdat ze van zin verstoken was. Dit impliceert een kritiek op rigide systemen die hun nut hebben bewezen maar uiteindelijk aan betekenis verliezen [8](#page=8).
#### 4.1.2 Recht als modale operatoren
Wesley Hohfeld analyseerde recht door middel van modaliteiten, specifiek rechten en plichten, en identificeerde vier soorten subjectieve rechten [8](#page=8).
#### 4.1.3 Recht als dogmatisch en sociaal systeem
Ronald Dworkin zag recht als een volmaakt, dogmatisch inwendig systeem, hetgeen hij uiteenzette in zijn theorieën over "law as integrity", de "single author thesis" en "legislative integrity", vergelijkbaar met een kettingroman. Niklas Luhmann daarentegen beschouwde recht als een onafhankelijk sociaal deelsysteem dat beslissingen implementeert in de maatschappij. Volgens Luhmann is recht een geheel van normatieve verwachtingen dat zichzelf kan creëren en in stand houden, wat hij aanduidt als een autopoietisch systeem [8](#page=8).
### 4.2 Kritiek op systematische visies op recht
Diverse denkers hebben kritiek geuit op de neiging om recht als een strikt systeem te beschouwen.
#### 4.2.1 Recht als chaotische janboel
Herman Schoordijk stelt dat we het recht niet als een systeem moeten beschouwen totdat er systeem in is aangebracht. Charles Sampford bekritiseert het idee van recht als een sociaal systeem en betoogt dat rechtsordes, overheden en instituten veel minder geordend en intern consistent zijn dan vaak wordt voorgesteld. Hij benadrukt dat recht het werk is van eigenaardige mensen met hoogstpersoonlijke opvattingen en gedragingen, waarbij de overkoepelende systematiek een illusie is [8](#page=8) [9](#page=9).
### 4.3 Metaforen voor recht
Naast de beschrijvingen als systeem, wordt recht ook vaak verklaard aan de hand van metaforen die de complexiteit en dynamiek ervan illustreren [9](#page=9).
#### 4.3.1 Twee metaforen: Recht als brug en steen
Italo Calvino gebruikt de metafoor van een brug en een steen om te suggereren dat recht in zekere mate een systeem vormt [9](#page=9).
#### 4.3.2 Vier metaforen: Recht als stad, bazaar, jungle en organisme
Peter Langer presenteert vier metaforen voor recht: recht als stad, bazaar, jungle en organisme [9](#page=9).
#### 4.3.3 Recht als stad
De metafoor van recht als stad wordt verder uitgewerkt aan de hand van voorbeelden zoals Brasilia. Juscelino Kubitschek, de toenmalige president, initieerde de bouw van een nieuwe hoofdstad met het doel economische vooruitgang te realiseren. Jane Jacobs bekritiseert echter dat een keurige geometrische orde, zoals die van een stad, niet altijd aansluit bij de noden van mensen. Dit suggereert dat de structuur en organisatie van een systeem (zoals een stad of recht) niet per definitie de werkelijke behoeften van de gebruikers ervan weerspiegelen [9](#page=9).
> **Tip:** Bij het bestuderen van dit onderwerp is het nuttig om de verschillende metaforen te zien als verschillende lenzen waardoor men naar het recht kan kijken. Sommige lenzen benadrukken de orde en structuur (systeemmetaforen), terwijl andere juist de chaos, menselijke factor en gebreken aan consistentie belichten (kritische metaforen) [8](#page=8) [9](#page=9).
> **Tip:** Denk na over welke metaforen het best aansluiten bij de dagelijkse praktijk van het recht en welke mogelijk een geïdealiseerd beeld schetsen [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Deontologische theorieën | Filosofische theorieën die de nadruk leggen op plicht en de inherente juistheid of onjuistheid van handelingen, ongeacht hun consequenties. |
| Categorische imperatief | Een fundamenteel principe in de ethiek van Immanuel Kant, dat stelt dat men alleen moet handelen volgens een maxime waarvan men tegelijk kan willen dat deze een algemene wet wordt. |
| Sociologisch rechtspositivisme | Een benadering die het recht bestudeert vanuit de sociale praktijken en het gedrag van mensen, met focus op het 'levende recht' dat buiten de formele staat om functioneert. |
| Imperatieventheorie | De theorie die recht definieert als een bevel van de soeverein, ondersteund door sancties, waarbij een regel een rechtsregel is als de staat de naleving ervan kan verzekeren. |
| Natuurrecht | Een filosofische opvatting dat er universele, onveranderlijke rechtsprincipes bestaan die inherent zijn aan de menselijke natuur of de goddelijke orde, en die als leidraad dienen voor positief recht. |
| Christelijk-theologisch natuurrecht | Een vorm van natuurrecht die voortkomt uit de christelijke leer, waarbij goddelijke openbaring en menselijke rede worden gebruikt om de principes van het natuurrecht te begrijpen. |
| Verlicht natuurrecht | Een stroming binnen het natuurrecht die de nadruk legt op de rede als bron van natuurrechtelijke principes, en die de rol van God mogelijk reduceert of negeert. |
| Utilisme | Een ethische theorie die stelt dat de juistheid van een handeling wordt bepaald door het totale nut of geluk dat het produceert voor het grootste aantal mensen. |
| Historische stroming (recht) | Een benadering die het belang benadrukt van de concrete context, de nationale geschiedenis en de culturele ontwikkeling van rechtsregels. |
| Volksgeist | Het concept van de gemeenschappelijke geest of wil van een volk, dat wordt gezien als de oorsprong van het recht en dat zich uitdrukt in tradities en gewoonten. |
| Methodologisch positivisme | Een filosofische benadering die de nadruk legt op observeerbare feiten en wetenschappelijke methoden, en die zich richt op de positieve (feitelijke) stadia van menselijke ontwikkeling. |
| Rechtspositivisme | Een filosofische theorie die stelt dat het recht bestaat uit regels die door menselijke autoriteiten zijn gecreëerd, en dat de geldigheid van het recht losstaat van morele overwegingen. |
| Normatief rechtspositivisme | Een tak van het rechtspositivisme die zich richt op de structuur en logica van het recht als een systeem van normen, zoals de 'zuivere rechtsleer'. |
| Descriptief rechtspraakpositivisme | Een benadering die zich concentreert op de feitelijke praktijk van rechters en de voorspelling van rechterlijke uitspraken als de essentie van het recht. |
| Legal realism | Een stroming die stelt dat het recht niet primair bestaat uit abstracte regels, maar uit de werkelijke beslissingen van rechters en de sociale en psychologische factoren die deze beïnvloeden. |
| Egalitaire stroming | Denkstroom die streeft naar gelijkheid tussen mensen, vaak met kritiek op bestaande machtsstructuren en sociale ongelijkheid. |
| Capability approach | Een benadering die zich richt op de vaardigheden en capaciteiten van individuen, en op de middelen die nodig zijn om deze te ontwikkelen, met als doel menselijke waardigheid en welzijn te bevorderen. |
| Therapeutic jurisprudence | Een interdisciplinair onderzoeksveld dat de therapeutische effecten van juridische regels en procedures op individuen bestudeert. |
| Codificatie | Het proces van het systematisch verzamelen en organiseren van wetten in een coherente en gestructureerde code. |
| Autopoietisch systeem | Een systeem dat zichzelf in stand houdt en reproduceert door middel van zijn eigen componenten en processen, zoals beschreven door Niklas Luhmann in relatie tot recht. |
| Recht als chaotische janboel | Een kritische visie op het recht die stelt dat het minder systematisch en meer gefragmenteerd en beïnvloed door individuele opvattingen is dan vaak wordt voorgesteld. |