Cover
Mulai sekarang gratis 1_Straffen.pptx
Summary
# Definitie en kenmerken van straf
Dit onderwerp behandelt de conceptuele en juridische definities van straf, verkent verschillende criminologische perspectieven en presenteert de zeven kenmerken van straf zoals geformuleerd door Walker.
### 1.1 Definitie van straf
Er zijn diverse definities van straf, vanuit zowel juridisch als criminologisch oogpunt.
* **Juridische definitie:** Een definitie die straf ziet als een leed, bepaald door de wet en opgelegd door de rechterlijke macht als sanctie voor een gepleegd misdrijf.
* **Criminologische definities:**
* Straf wordt beschreven als het juridische proces waarbij overtreders van het strafrecht worden veroordeeld en gesanctioneerd volgens specifieke juridische categorieën en procedures.
* Een andere definitie stelt dat straf een bestraffing is voor criminaliteit, opgelegd door de rechterlijke macht in overeenstemming met het strafrecht, en uitgevoerd door strafrechtelijke instellingen zoals gevangenissen en de proeftijd.
### 1.2 De zeven kenmerken van straf volgens Walker
Walker identificeert zeven kenmerken die essentieel zijn om iets als straf te kunnen beschouwen:
1. **Toebrengen van onaangenaamheid:** Er wordt iets toegebracht aan een ander persoon waarvan verondersteld wordt dat het onaangenaam is.
> **Tip:** Het is belangrijk op te merken dat het onaangename karakter van een straf niet altijd door iedereen zo wordt ervaren.
2. **Intentie en reden:** Het toebrengen van de straf is intentioneel en gebeurt om een specifieke reden.
3. **Recht om op te leggen:** Degenen die de straf opleggen, hebben hiertoe het recht.
4. **Aanleiding van een overtreding:** De straf wordt opgelegd naar aanleiding van een daad of omissie die een overtreding van een wet, regel of gewoonte inhoudt.
5. **Vrijwillige pleeging van de inbreuk:** Degene die gestraft wordt, heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd.
6. **Rechtvaardigbare redenen:** De redenen om te straffen moeten te rechtvaardigen zijn.
7. **Perspectief van de oplegger:** Of iets werkelijk als straf wordt beschouwd, hangt af van wat de oplegger eronder verstaat, en niet van de opvatting van de gestrafte.
### 1.3 De studie van bestraffing (penologie)
Penologie is de wetenschappelijke studie van de bestraffing van normovertredend gedrag. Het onderzoekt wat straffen inhouden, welke theoretische en filosofische ideeën eraan ten grondslag liggen, welke doelen ermee nagestreefd worden en of deze doelen effectief gerealiseerd worden.
* **Twee stromingen binnen de penologie:**
1. **Instrumentele doelstellingen:** Gericht op het realiseren van normconform gedrag bij de burger. Bestraffing is hierbij een instrument om de samenleving te 'policen'.
2. **Intrinsieke doelstellingen:** Gericht op het beschermen van burgers tegen machtsmisbruik door de overheid. Dit is de rechtsbeschermende functie van het strafrecht, gericht op het 'policen' van de politie.
3. **Organisatorische doelstellingen:** De bestraffing vindt plaats binnen het strafrechtelijk apparaat, waarbij de organisatorische context (budget, personeel, regels) bepaalt wat mogelijk is.
* **Doelstellingen van straffen:**
* **Retributivistische of absolute theorieën:** Gericht op het verleden. Straf is een morele plicht om de verstoorde morele balans te herstellen na een misdrijf. De zwaarte van de straf moet evenredig zijn aan de ernst van het misdrijf. De effectiviteit van de straf is hierbij niet van belang.
* **Utilitaristische of relatieve theorieën:** Gericht op de toekomst. Straf is gerechtvaardigd door het nut (utiliteit) voor de samenleving, voornamelijk door de preventie van criminaliteit (algemene en individuele preventie). De strafmaat wordt bepaald door preventieve overwegingen en de gevaarlijkheid van de dader.
* **Abolitionisme:** Een radicale stroming die stelt dat straffen in alle gevallen onnodig zijn en het strafrecht als een sociaal probleem ziet. Het stelt voor om het strafrecht af te schaffen en conflicten anders op te lossen.
* **Herstel:** Gericht op het oplossen van conflicten door de actieve participatie van slachtoffer, dader en samenleving. Het centrale doel is het herstel van schade, zowel materieel als immaterieel, en het stimuleren van verzoening.
* **Hybride modellen:** Combineren meerdere strafdoelen om de tekortkomingen van een enkelvoudige doelstelling te ondervangen. Vaak wordt vergelding als rechtvaardiging gebruikt, met utilitaire overwegingen die toelaten minder te straffen binnen de grenzen van proportionaliteit.
### 1.4 Subjectieve strafzwaarte
De ervaring van straf is subjectief en kan sterk verschillen per individu. De subjectieve zwaarte van een straf, zoals gedetineerd zijn, hangt af van factoren als leeftijd, persoonlijkheid, de reden van detentie, en de omstandigheden binnen de gevangenis. Dit heeft implicaties voor de gelijkheid in strafoplegging en de effectiviteit van individuele afschrikking, aangezien straffen alleen effectief kunnen zijn als ze als zodanig worden ervaren. Empirisch onderzoek toont aan dat de waargenomen zwaarte van straffen, zoals gevangenisstraf en alternatieve sancties, niet altijd overeenkomt met de objectieve maatstaven.
---
# Bestudering van bestraffing en penologie
Dit deel behandelt de wetenschappelijke studie van bestraffing, de rol van penologie, en onderscheidt de stromingen binnen de penologie, inclusief het onderscheid tussen effectiviteit en legitimiteit van straffen.
### 2.1 De studie van straffen
Straf is een aloude en alledaagse praktijk die parallellen vertoont met dagelijkse sancties, maar verschilt door het wettelijk apparaat, het gebruik van dwang, een bureaucratisch proces en gespecialiseerd personeel. Diverse definities van straf benadrukken het opleggen van leed als sanctie voor een misdrijf, opgelegd door een rechterlijke macht binnen een wettelijk kader.
Volgens Walker (1991) omvat straf zeven kenmerken:
1. Het toebrengen van iets onaangenaams aan een persoon.
2. Het toebrengen is intentioneel en met een reden.
3. De opleggers hebben het recht om te straffen.
4. De straf volgt op een daad of omissie die een wetsovertreding inhoudt.
5. De gestrafte heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd.
6. De redenen om te straffen moeten gerechtvaardigd zijn.
7. De beschouwing als straf hangt af van de oplegger, niet van de gestrafte.
> **Tip:** Het is belangrijk te beseffen dat het 'onaangename' van een straf subjectief kan zijn en niet altijd door iedereen zo wordt ervaren.
### 2.2 Penologie: een sociaal-wetenschappelijke benadering
Penologie wordt gedefinieerd als de sociaal-wetenschappelijke bestudering van de oplegging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties. Het onderzoekt welke sancties er zijn, welke theoretische en filosofische ideeën erachter liggen, welke doelen ermee nagestreefd worden, en of deze doelen daadwerkelijk worden gerealiseerd (effectiviteit).
Er bestaan twee belangrijke stromingen binnen de penologie:
1. **De focus op de relatie tussen straf en samenleving:** Penologie onderzoekt straf als een sociaal fenomeen en de rol ervan in het maatschappelijk leven.
2. **De focus op feiten en empirisch onderzoek:** De rol van de penoloog is het vaststellen van feitelijke zaken, zoals welke straffen afschrikken of welke methoden effectief zijn in behandeling, vanuit een wetenschappelijk perspectief. Dit impliceert een onderscheid tussen juridische, morele en wetenschappelijke perspectieven op straffen.
#### 2.2.1 Effectiviteit versus legitimiteit van straf
Een cruciaal onderscheid in de penologie is dat tussen de legitimiteit en de effectiviteit van straffen.
* **Legitiem:** Een straf is legitiem wanneer de overheid of samenleving het recht heeft om te straffen, gegrond in morele beginselen en een normatief kader. Dit beantwoordt de vraag *waarom* straffen mag.
* **Effectief:** Een straf is effectief wanneer deze 'werkt' en het gestelde doel bereikt. Dit wordt empirisch onderzocht en beantwoordt de vraag *of* straffen het gewenste effect hebben.
> **Tip:** De vraag of een overheid straffen mag opleggen waarvan we weten dat ze niet effectief zijn, raakt direct aan dit onderscheid. Legitimiteit staat los van bewezen effectiviteit.
### 2.3 Doelstellingen van straffen
Denkers onderscheiden drie soorten doelstellingen van straffen:
1. **Instrumentele doelstellingen:** Gericht op het realiseren van normconform gedrag bij burgers. Straffen zijn hier een instrument om criminaliteit te bestrijden ('policing society').
2. **Intrinsieke doelstellingen:** Gericht op het beschermen van burgers tegen machtsmisbruik door de overheid. Dit is de rechtsbeschermende functie van het strafrecht ('policing the police').
3. **Organisatorische doelstellingen:** Gekoppeld aan de interne werking van het strafrechtelijk apparaat. De organisatorische context (budget, personeel) bepaalt wat mogelijk is.
#### 2.3.1 Theoretische stromingen inzake strafdoelen
Binnen de instrumentele doelstellingen bestaan diverse theoretische stromingen:
1. **Retributivisme (absolute theorieën):**
* **Kern:** Straf is gericht op het verleden en is een morele plicht om de rechtsorde te herstellen na een schending van universele morele principes.
* **Grondslag:** Vergelding van schuld. De straf is een meta-fysische betaling van schuld.
* **Kenmerken:** Straf is altijd noodzakelijk, ongeacht de gevolgen. De zwaarte van de straf moet proportioneel zijn aan de ernst van het misdrijf en de verwijtbaarheid. Nadruk ligt op de daad en schuld.
* **Moderne variant ('just deserts'):** Reactie op de 'behandelingsideologie', met een focus op rechtvaardigheid en de 'verdiende straf'.
2. **Utilitarisme (relatieve theorieën):**
* **Kern:** Straf is gericht op de toekomst en dient om criminaliteit te voorkomen of te verminderen in het algemeen belang.
* **Grondslag:** Nut (utiliteit) voor de toekomst. Leed van de straf moet groter zijn dan het voordeel van het misdrijf.
* **Doelen:**
* **Algemene (generale) preventie:** Afschrikking van de bevolking en bevestiging van normen.
* **Individuele (speciale) preventie:** Afschrikking, incapacitatie (onschadelijkmaking) en resocialisatie van de dader.
* **Kenmerken:** Strafmaat wordt bepaald door preventieve overwegingen. Nadruk ligt op de dader en diens gevaarlijkheid. Straf is niet nodig indien ongegrond, niet effectief, te duur, of nodeloos.
> **Voorbeeld:** Het fundamentele verschil is dat retributivisten straffen *omdat* een strafbaar feit is gepleegd, terwijl utilitaristen straffen *opdat* een bepaald effect wordt bereikt.
3. **Abolitionisme:**
* **Kern:** Radicale opvatting dat er geen rechtvaardiging is voor straf. Straffen zijn in alle gevallen onnodig.
* **Argumenten:** Strafrecht 'steelt' conflicten weg bij de direct betrokkenen. Strafrechtelijke sancties worden afgeschaft.
* **Behoud:** Politie en rechterlijk apparaat blijven bestaan, maar met een alternatieve invulling.
4. **Herstel:**
* **Kern:** Criminaliteit wordt gezien als een conflict tussen slachtoffer en dader, waarbij herstel van schade centraal staat.
* **Doel:** Pacificatie van de samenleving door verzoening en herstel.
* **Kenmerken:** Actieve participatie van alle partijen (slachtoffer, dader, samenleving). Focus op herstel van materiële en immateriële schade. 'Reintegrative shaming' door John Braithwaite: afkeuring gevolgd door heropname in de samenleving.
5. **Hybride modellen (verenigingstheorieën):**
* **Kern:** Combinatie van meerdere strafdoelen om de tekortkomingen van één enkele doelstelling te vermijden.
* **Kenmerken:** Vergelding dient als rechtvaardiging voor het opleggen van straf tot een bepaalde bovengrens. Utilitaire overwegingen bepalen vervolgens de feitelijke strafmaat binnen die grenzen, met oog voor de effectiviteit. Proportionaliteit dient als rem op excessieve straffen.
#### 2.3.2 Intrinsieke en Organisatorische doelstellingen
* **Intrinsieke doelstellingen (rechtsbescherming):** Het strafrecht beschermt burgers tegen willekeur. Hierbij gaat het om de balans tussen 'due process' (rechtsbescherming) en 'crime control' (handhaven van orde).
* **Organisatorische doelstellingen:** De institutionele context, inclusief personeel, financiële middelen, en regels, beïnvloedt hoe de instrumentele en intrinsieke doelstellingen worden nagestreefd. 'Goal displacement' kan optreden, waarbij gestelde doelen worden verdrongen door operationele prioriteiten.
### 2.4 Subjectieve zwaarte van straf
De ervaring van straf door de dader is cruciaal en kan afwijken van de objectieve zwaarte. Verschillende factoren beïnvloeden de subjectieve strafwaardering:
* **Individuele afschrikking:** De straf is effectief als deze subjectief als zwaar wordt ervaren.
* **Proportionaliteit:** De gelijkheid van straffen kan onder druk komen te staan als de subjectieve ervaring sterk verschilt.
* **Gelijkheidsbeginsel:** Gelijkheid in strafoplegging versus gelijkheid in de ervaring van straf.
Empirisch onderzoek toont aan dat de subjectieve zwaarte van detentie sterk varieert. Factoren zoals leeftijd, eerste detentie, sociale banden en persoonlijkheid spelen een rol. Sommige daders geven zelfs de voorkeur aan gevangenisstraf boven alternatieve sancties, of ruilen een langere periode van een alternatieve sanctie liever in voor een kortere periode van gevangenisstraf. Dit suggereert dat het punitieve karakter van gevangenisstraf soms wordt overschat en dat alternatieve sancties mogelijk onderschat worden in hun zwaarte.
> **Tip:** De subjectieve beleving van straf is essentieel voor zowel individuele afschrikking als voor een rechtvaardige toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Het benadrukken van 'leed' roept de vraag op welk leed bedoeld wordt: het beoogde leed of het ervaren leed.
---
# Straftheorieën en hun doelstellingen
Dit onderwerp verkent de verschillende theoretische perspectieven op de rechtvaardiging en de doelen van straf, met aandacht voor hun historische wortels en hedendaagse interpretaties.
### 3.1 Wat is straf?
Straf kan gedefinieerd worden als het toebrengen van leed aan een persoon, welke door de wet is bepaald en door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie voor een gepleegd misdrijf. Kenmerkend voor straf is dat er iets onaangenaams wordt toegebracht, dat dit intentioneel gebeurt met een specifieke reden, dat de oplegger hiertoe het recht heeft, en dat de straf volgt op een overtreding van een wet, regel of gewoonte die vrijwillig is begaan. De redenen voor straf moeten gerechtvaardigd zijn, en of iets als straf wordt beschouwd, hangt af van de opvatting van de oplegger.
### 3.2 Hoe bestraffen bestuderen?
Penologie is de sociaal-wetenschappelijke studie van de oplegging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties. Het onderzoekt welke sancties er zijn, welke rechtstheoretische en filosofische ideeën eraan ten grondslag liggen, welke doelen ermee beoogd worden, en of deze doelen effectief gerealiseerd worden. Hierbij is het belangrijk om te onderscheiden tussen de legitimiteit (rechtvaardiging) van de straf en de effectiviteit (of de straf 'werkt').
Er worden drie soorten doelstellingen onderscheiden:
* **Instrumentele doelstellingen:** Gericht op het realiseren van normconform gedrag bij burgers (policing society).
* **Intrinsieke doelstellingen:** Gericht op het beschermen van burgers tegen machtsmisbruik van de overheid (policing the police).
* **Organisatorische doelstellingen:** Gericht op de institutionele context waarbinnen straffen plaatsvinden, zoals budget, personeel en regelgeving.
### 3.3 De belangrijkste straftheorieën en hun doelstellingen
Verschillende theorieën bieden perspectieven op waarom we straffen en wat de doelen daarvan zijn.
#### 3.3.1 Retributivisme (absolute theorieën)
* **Kern:** Gericht op het verleden. Straf is een morele plicht om de verstoorde morele balans te herstellen na een misdrijf, dat wordt gezien als een schending van universele morele principes. De straf is een manier om schuld te vergelden.
* **Doel:** Vergelding van schuld, het "betalen" van de schuld. De straf moet leed inhouden en wordt opgelegd omdat een strafbaar feit is gepleegd. De effectiviteit van de straf is niet primair belangrijk.
* **Kenmerken:**
* Altijd straffen, ongeacht de consequenties.
* Gelijkheid in straffen voor gelijke misdrijven.
* Proportionaliteit: de zwaarte van de straf moet in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf.
* Centraal staan de daad en de schuld.
* **Moderne variant (just deserts):** Reactie op excessen van de 'behandelingsideologie'. Benadrukt rechtvaardigheid, de 'verdiende straf', en de proportionaliteit ten opzichte van de ernst van het misdrijf en de verwijtbaarheid. Bevat ook een communicatief element van afkeuring en genoegdoening voor slachtoffers en de samenleving.
#### 3.3.2 Utilitarisme (relatieve theorieën)
* **Kern:** Gericht op de toekomst. Straf wordt gerechtvaardigd door het nut dat het oplevert voor de samenleving, met name door criminaliteit te voorkomen. Het uitgangspunt is een hedonistisch mensbeeld: mensen streven plezier na en vermijden leed. Straf wordt opgelegd om het leed van de straf groter te laten zijn dan het voordeel van het misdrijf, zodat mensen de straf zullen vermijden.
* **Doel:** Preventie van criminaliteit. Dit kan op twee manieren:
* **Algemene preventie:** Afschrikking van de gehele bevolking ('potentiële criminelen') en normbevestiging.
* **Individuele preventie:** Afschrikking van de dader zelf, incapacitatie (onschadelijkmaking) en resocialisatie.
* **Kenmerken:**
* Individualisering: de strafmaat wordt bepaald door preventieve overwegingen en de gevaarlijkheid van de dader, niet primair door de ernst van het misdrijf.
* Proportionaliteit: gerelateerd aan de mate van onheil die de dader veroorzaakt.
* Er wordt niet gestraft indien de straf ongegrond, niet effectief, te duur, of nodeloos is (er zijn andere middelen voorhanden).
* **Verschil met retributivisme:** Retributivisme kijkt naar het verleden (straf omdat het misdrijf is gepleegd), utilitarisme kijkt naar de toekomst (straf opdat een bepaald effect wordt bereikt).
#### 3.3.3 Abolitionisme
* **Kern:** Radicale opvatting die stelt dat er geen rechtvaardiging is voor straf. Strafrecht wordt gezien als een sociaal probleem dat conflicten ontvreemdt van de direct betrokkenen.
* **Doel:** Afschaffing van het begrip misdaad en criminaliteit. Het straftrechtelijke systeem met politie en rechters kan behouden blijven, maar met een alternatieve invulling, waarbij conflicten teruggegeven worden aan de rechtmatige 'eigenaren' (slachtoffer en dader).
* **Argumentatie:** Straf is in alle gevallen onnodig, net zoals het utilitarisme niet zou moeten straffen indien een straf niet gegrond, effectief, te duur, of nodeloos is.
#### 3.3.4 Herstel
* **Kern:** Ontstaan vanaf de jaren '80-'90, als reactie op een eenzijdige dadergerichte strafrechtelijke oriëntatie. Criminaliteit wordt gezien als een conflict tussen slachtoffer en dader.
* **Doel:** Herstel van schade, zowel materieel als immaterieel, en pacificatie van de samenleving door verzoening van partijen. Het conflict wordt teruggegeven aan dader en slachtoffer, die actief participeren in de conflictoplossing.
* **Kenmerken:**
* Focus op het herstel van schade en niet op bestraffing of behandeling.
* Belang van de actieve participatie van alle drie de partijen (dader, slachtoffer, samenleving).
* **Reintegrative shaming:** De confrontatie van dader met slachtoffer leidt tot schaamte. Dit proces, gevolgd door heropname in de samenleving, versterkt sociale normen en gemeenschapsgevoel, mits er sprake is van onderlinge afhankelijkheid en solidariteit. Dit is anders dan 'disintegrative shaming' (stigmatiseren).
#### 3.3.5 Hybride modellen (verenigingstheorieën)
* **Kern:** Erkent dat het straffen van individuen zelden op één doelstelling gebaseerd kan worden. Een systeem dat zich slechts op één doelstelling richt, is vaak onhoudbaar en onbevredigend. Hybride modellen combineren meerdere strafdoelen.
* **Doel:** Het kanaliseren van potentiële excessen van de ene component door de andere.
* **Voorbeelden:**
* **Nieuw Sw. (Nieuwe School van Wijsbegeerte):** Vergelding dient als rechtvaardiging om straf uit te delen tot een bovengrens, maar utilitaire overwegingen (preventie) staan toe dat er minder gestraft wordt. Binnen de grenzen van proportionaliteit is er ruimte voor utilitaire doelen. Proportionaliteit werkt als rem op straffen.
* **Integratie van conflicterende principes:** Het combineren van gelijkheid (retributivisme) met individualisering (utilitarisme). Dit kan echter leiden tot spanningen, omdat gelijkheid in straftoemeting (proportioneel aan feit en schuld) de effectiviteit van gedifferentieerde, geïndividualiseerde straffen (gericht op toekomstig nut) in de weg kan staan.
### 3.4 De relatieve autonomie van strafdoelen
De verschillende doelstellingen van straf (retributivistisch, utilitaristisch) hebben een relatieve autonomie. Dit betekent dat er weliswaar één straf wordt opgelegd, maar dat verschillende actoren binnen het strafrechtelijk systeem (wetgever, rechter, strafuitvoeringsinstanties) verschillende accenten kunnen leggen op de te realiseren doelen, afhankelijk van de context.
* **Wetgever:** Focust vaak op algemene preventie.
* **Rechter:** Richt zich bij straftoemeting primair op vergelding (verleden, schuld, proportionaliteit).
* **Strafuitvoering:** Legt de nadruk op individuele preventie (toekomst, resocialisatie).
### 3.5 Subjectieve strafzwaarte
De perceptie van de zwaarte van een straf is cruciaal, zowel voor de legitimiteit als de effectiviteit ervan. Straf wordt niet alleen 'gedaan', maar ook 'ervaren'.
* **Individuele afschrikking:** Een straf is alleen effectief als deze door de dader als zwaar wordt ervaren en wordt meegenomen in zijn toekomstige kosten-batenanalyse.
* **Proportionaliteit:** De vraag is of proportionaliteit objectief of subjectief moet worden beoordeeld. Verschillende daders kunnen een gelijke straf anders ervaren. Gelijkheid kan objectief worden nagestreefd, maar de ervaring van de straf is subjectief.
* **Empirisch onderzoek** naar de subjectieve zwaarte van detentie toont aan dat de ervaring van gevangenisstraf sterk kan variëren per individu. Factoren zoals leeftijd, persoonlijkheid, sociale banden en de deprivatie van veiligheid en dagbesteding spelen een rol.
* **"Punishment exchange rate":** Onderzoek suggereert dat de punitieve karakter van gevangenisstraf vaak wordt overschat en dat alternatieve sancties worden onderschat, zowel door professionals als door het publiek. Dit roept vragen op over hoe straffen worden ervaren en of de huidige systemen de subjectieve zwaarte adequaat meenemen in de straftoemeting en -uitvoering.
---
# Subjectieve ervaring van straf
Dit deelonderwerp onderzoekt hoe de subjectieve ervaring van straf, zoals de zwaarte van detentie, de perceptie van afschrikking en proportionaliteit, afwijkt van objectieve metingen en de implicaties hiervan voor het strafrecht.
### 4.1 De aard van straf
Straf kan worden gedefinieerd als "een leed door de wet bepaald en door de rechterlijke macht opgelegd als een sanctie wegens een gepleegd misdrijf". Een andere definitie stelt dat het "het juridische proces is waarbij overtreders van het strafrecht worden veroordeeld en gesanctioneerd in overeenstemming met gespecificeerde juridische categorieën en procedures". Een derde perspectief beschrijft straf als "straf voor misdaad, opgelegd door de rechterlijke macht in overeenstemming met het strafrecht, en uitgevoerd door strafinrichtingen zoals gevangenissen en de reclassering".
Walker (1991) identificeert zeven kenmerken van straf:
1. Er wordt ‘iets’ toegebracht aan een ander persoon, waarvan verondersteld wordt dat het onaangenaam is.
2. Het toebrengen van de straf is intentioneel en gebeurt om een bepaalde reden.
3. Degenen die de straf opleggen, hebben daartoe het recht.
4. De straf wordt opgelegd ter gelegenheid van een daad of een omissie, die een overtreding van een wet, een regel of een gewoonte inhoudt.
5. Degene die gestraft wordt heeft de inbreuk vrijwillig gepleegd.
6. De redenen om te straffen moeten te rechtvaardigen zijn.
7. Of de bestraffing werkelijk als straf wordt beschouwd, is afhankelijk van wat de bestraffer verstaat onder bestraffing en niet van de opvatting van de gestrafte.
Het is belangrijk op te merken dat het ervaren van 'leed' niet altijd universeel is; wat voor de één onaangenaam is, hoeft dat voor de ander niet te zijn.
#### 4.1.1 Penologie: de studie van straffen
Penologie wordt gedefinieerd als "de sociaal-wetenschappelijke bestudering van de oplegging en tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties". Het onderzoekt vragen als: wat houden de diverse sancties in, welke rechtstheoretische en filosofische ideeën liggen eraan ten grondslag, welke doelen wil men ermee bereiken en lukt het om die doelen te realiseren, en zijn ze effectief? Penologie kan ook worden omschreven als "dat lichaam van gedachte dat de relaties tussen straf en samenleving verkent, met als doel straf als een sociaal fenomeen te begrijpen en zo de rol ervan in het sociale leven te traceren".
Het is cruciaal om een onderscheid te maken tussen de legitimiteit en de effectiviteit van een straf.
* **Legitiem**: De rechtvaardiging van de straf. Waarom mag de overheid/samenleving straffen? Dit is gegrond in morele beginselen en vormt een normatief kader.
* **Effectief**: Of de straf 'werkt'. Penologisch empirisch onderzoek richt zich op de toepassing en werking van straffen en de realisatie van de gestelde doelen. De vraag of een overheid straffen mag opleggen waarvan we weten dat ze niet effectief zijn, is hierbij relevant.
### 4.2 Doelstellingen van straffen
Denkers onderscheiden drie types doelstellingen voor straffen:
#### 4.2.1 Instrumentele doelstellingen
Deze doelstellingen zijn gericht op het realiseren van normconform gedrag bij de burger. Bestraffing wordt hierbij gezien als een instrument om de samenleving te reguleren ('policing society').
* **Retributivistische of absolute theorieën**: Gericht op het verleden. Straf is een morele plicht om de verstoorde balans te herstellen na een misdrijf, dat wordt gezien als een schending van universele morele principes. Vergelding van schuld vormt de grondslag en rechtvaardiging van de straf. De straf moet leed inhouden en is niet afhankelijk van toekomstige consequenties. Proportionaliteit (zwaarte van de straf in verhouding tot de ernst van het misdrijf) is hierbij centraal. Moderne varianten, zoals 'just deserts', benadrukken proportionaliteit en uitdrukking van afkeuring.
* **Utilitaristische of relatieve theorieën**: Gericht op de toekomst. Straf wordt gerechtvaardigd door het nut (utiliteit) voor de toekomst, met als doel preventie van criminaliteit. Dit omvat algemene preventie (afschrikking van de bevolking) en individuele preventie (afschrikking, incapacitatie, resocialisatie van de dader). De strafmaat wordt bepaald door preventieve overwegingen, niet noodzakelijk door de ernst van het misdrijf. Straffen worden niet opgelegd indien ze ongegrond, niet effectief, te duur of nodeloos zijn.
* **Abolitionisme**: Een radicale stroming die stelt dat er geen rechtvaardiging is voor straf en dat alle straffen onnodig zijn. Strafrecht wordt gezien als een sociaal probleem dat conflicten wegneemt bij de direct betrokkenen. De termen misdaad en criminaliteit worden ter discussie gesteld.
* **Herstel**: Vanaf de jaren '80-'90, gericht op de betrokkenheid van slachtoffer, dader en samenleving. Criminaliteit wordt gezien als een conflict dat opgelost moet worden door pacificatie en herstel van schade. Het doel is niet bestraffing of behandeling, maar herstel van zowel materiële als immateriële schade. Reintegrative shaming (John Braithwaite) valt hieronder, waarbij schaamte wordt opgeroepen en de dader weer wordt opgenomen in de samenleving.
* **Hybride theorieën**: Combineren meerdere strafdoelen, omdat een systeem gericht op slechts één doelstelling onhoudbaar is. Retributie kan de rechtvaardiging vormen, terwijl utilitaire overwegingen de strafmaat kunnen beperken.
#### 4.2.2 Intrinsieke doelstellingen
Dit betreft de rechtsbeschermende functie van het strafrecht, dat burgers beschermt tegen willekeur. De vraag hierbij is welke evenwicht dominant is in het strafrechtelijk discours en beleid: 'due process' (rechtsbescherming) of 'crime control' (handhaven orde).
#### 4.2.3 Organisatorische doelstellingen
Deze doelstellingen bepalen hoe de instrumentele en intrinsieke doelstellingen worden nagestreefd binnen de institutionele context van het strafrechtelijk apparaat. Factoren zoals personeel, materiële middelen, regels en voorschriften, en de politieke en publieke opinie spelen hierbij een rol.
### 4.3 De subjectieve ervaring van straf
De subjectieve ervaring van straf is cruciaal omdat straf niet alleen iets is dat wordt gedaan, maar ook iets dat mensen wordt aangedaan en door hen wordt ervaren. De subjectiviteit van de bestrafte persoon doet ertoe.
#### 4.3.1 Subjectieve strafzwaarte
De zwaarte van detentie wordt niet altijd als objectief gemeten ervaren. Empirisch onderzoek toont aan dat de ervaren zwaarte van detentie sterk kan variëren.
* Een studie onder mannen in Nederland toonde aan dat 24% de detentie (helemaal) niet zwaar vond, terwijl 50% het (heel) zwaar vond. Oudere leeftijd, eerste detentie, een partner hebben en bepaalde persoonlijkheidskenmerken werden geassocieerd met een zwaardere ervaring. Deprivatie van veiligheid en dagbesteding droegen hieraan bij.
* De vraag naar gelijkheid in straf wordt complex wanneer de subjectieve ervaring verschilt. Gelijkheidsbeginsel suggereert objectieve gelijkheid, maar differentiatie op basis van subjectieve zwaarte kan noodzakelijk zijn voor individuele afschrikking.
#### 4.3.2 Perceptie van afschrikking en proportionaliteit
* **Individuele afschrikking**: De subjectieve zwaarte van de straf speelt een rol in de kosten-batenanalyse van de dader. Een straf wordt enkel effectief geacht als deze als zwaar wordt gepercipieerd.
* **Perceptie van proportionaliteit**: De mate van proportionaliteit kan verschillend worden ervaren door daders. Een gelijke straf kan door verschillende individuen anders worden geïnterpreteerd.
#### 4.3.3 De 'punishment exchange rate'
Onderzoek met de 'punishment exchange rate' methode, toegepast op gedetineerden in de VS, onderzoekt hoeveel maanden van een alternatieve straf men zou willen inruilen voor een bepaalde periode van gevangenisstraf. Dit kan uitwijzen dat:
* Sommige daders de voorkeur geven aan gevangenisstraf boven alternatieve sancties.
* Daders de voorkeur geven aan een 'korte pijn' (korte detentie) boven de kans op detentie na falen van een alternatieve straf.
* De subjectieve zwaarte van de gevangenisstraf kan worden overschat, terwijl de zwaarte van alternatieve maatregelen (zoals elektronisch toezicht) wordt onderschat, zowel door professionelen als door het publiek.
> **Tip:** Het meenemen van de subjectieve ervaring van straf in de bestraffing, zoals voorgesteld door Walker, kan helpen om de effectiviteit en legitimiteit van straffen te vergroten.
> **Example:** Als een dader een bepaalde behandeling als zwaarder ervaart dan een korte gevangenisstraf, kan dit consequenties hebben voor de keuze van de sanctie, zelfs als objectief de gevangenisstraf als zwaarder wordt beschouwd.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Penologie | De wetenschappelijke studie van de bestraffing van normovertredend gedrag, gericht op het begrijpen van straffen als sociaal fenomeen en hun rol in het sociale leven. |
| Sanctioneren | Het opleggen van een straf of maatregel als reactie op een overtreding van de wet of regels, bedoeld als correctie of vergelding. |
| Misdrijf | Een handeling of nalaten die wettelijk strafbaar is gesteld en waarvoor de rechterlijke macht een sanctie kan opleggen. |
| Dwang | Het uitoefenen van fysieke of psychologische druk om iemand tot een bepaalde handeling te bewegen, vaak gebruikt binnen het wettelijke apparaat. |
| Bureaucratisch proces | Een systeem van regels, procedures en hiërarchische structuren binnen een organisatie, zoals het strafrechtelijk apparaat, dat de uitvoering van taken reguleert. |
| Intentioneel | Met opzet of bedoeling uitgevoerd; de daad van het opleggen van straf is bewust en met een specifiek doel. |
| Omissie | Het nalaten van een handeling die wettelijk of moreel vereist is, wat eveneens strafbaar kan zijn. |
| Rechtvaardigen | Het geven van geldige redenen of argumenten om een handeling of beslissing, zoals het opleggen van een straf, te onderbouwen. |
| Bestraffer | De persoon of instantie die bevoegd is om een straf op te leggen aan een overtreder. |
| Normovertredend gedrag | Gedrag dat afwijkt van vastgestelde sociale, wettelijke of morele normen. |
| Sociaal-wetenschappelijk | Betrekking hebbend op de studie van de menselijke samenleving en de relaties tussen individuen binnen die samenleving. |
| Sancties | Juridische of sociale maatregelen die worden opgelegd als gevolg van een normovertreding, variërend van boetes tot gevangenisstraffen. |
| Empirisch onderzoek | Onderzoek gebaseerd op waarneming en experiment, met als doel feiten en verbanden vast te stellen binnen de werkelijkheid. |
| Retributivisme | Een straftheorie die stelt dat straf een morele plicht is om vergelding te bieden voor een gepleegd misdrijf, gericht op het verleden en het herstellen van een verstoorde balans. |
| Utilitarisme | Een straftheorie die straf rechtvaardigt op basis van het nut of de utiliteit voor de toekomst, met als doel criminaliteit te voorkomen door afschrikking, incapacitatie of resocialisatie. |
| Abolitionisme | Een radicale opvatting die pleit voor de afschaffing van straf en het strafrecht, omdat straffen als onnodig, onrechtvaardig en schadelijk worden beschouwd. |
| Herstel | Een benadering binnen strafrecht die zich richt op het herstellen van de schade veroorzaakt door criminaliteit, waarbij slachtoffers, daders en de gemeenschap actief betrokken zijn bij conflictoplossing. |
| Hybride modellen | Theorieën of praktijken die verschillende straftheorieën en doelstellingen combineren om de complexiteit van bestraffing te adresseren en potentiële excessen van een enkelvoudige benadering te matigen. |
| Algemene preventie | Het afschrikken van potentiële criminelen binnen de bredere bevolking door middel van de strafbaarstelling en de zichtbaarheid van straffen. |
| Individuele preventie | Het voorkomen van recidive bij de dader zelf, door middel van afschrikking, onschadelijkmaking (incapacitatie) of resocialisatie. |
| Proportionaliteit | Het beginsel dat de zwaarte van de straf in redelijke verhouding moet staan tot de ernst van het misdrijf en de mate van verwijtbaarheid van de dader. |
| Vergelding | De reactie op een misdrijf door het opleggen van een straf die als een passende compensatie voor het aangedane leed wordt gezien, vaak met een morele component. |
| Subjectieve strafzwaarte | De mate waarin een straf als zwaar of belastend wordt ervaren door de persoon die deze ondergaat, wat kan verschillen van de objectieve zwaarte. |
| Gelijkheidsbeginsel | Het principe dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld, wat impliceert dat vergelijkbare misdrijven gelijkwaardige straffen moeten ontvangen. |
| Vrijheidsberoving | Het ontnemen van iemands persoonlijke vrijheid, zoals bij gevangenisstraf, wat wordt beschouwd als een van de zwaarste strafvormen. |
| Incapacitatie | Het onschadelijk maken van potentiële criminelen door hen te beletten criminaliteit te plegen, bijvoorbeeld door opsluiting. |
| Resocialisatie | Het proces waarbij een persoon wordt geholpen om zich opnieuw aan te passen aan de maatschappij na een periode van criminaliteit, vaak met behulp van behandeling of begeleiding. |