Cover
Mulai sekarang gratis 12. Bewijs RV 25_26.pptx
Summary
# Het bewijsrecht verkennen: bewijslast
Dit onderwerp behandelt de beginselen van de bewijslast binnen het recht, inclusief wie wat moet bewijzen en de algemene regels zoals vastgelegd in artikel 8.4 NBW.
### 1.1 Wie moet wat bewijzen: de bewijslast
De bewijslast regelt de vraag wie de verplichting heeft om een bepaald feit te bewijzen. Artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) hanteert een bredere formulering dan voorheen:
* Hij die meent een ander in rechte te kunnen aanspreken, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die daaraan ten grondslag liggen (art. 8.4, lid 1 NBW).
* Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen (art. 8.4, lid 2 NBW).
Concreet betekent dit dat de partij die een vordering instelt, het bestaan van de feiten die aan die vordering ten grondslag liggen, moet bewijzen. Omgekeerd, als een partij beweert bevrijd te zijn van een verbintenis, dan rust op die partij de bewijslast om de betaling of een andere rechtsgrond voor de beëindiging van de verbintenis te bewijzen.
> **Voorbeeld:** Een bank vordert 1.300 euro van een cliënt voor september 2024. De bank moet bewijzen dat er een leningsovereenkomst bestaat en wat de specifieke verbintenis tot betaling inhoudt (het bedrag, de termijn). De cliënt, die beweert bevrijd te zijn van deze betalingsverplichting, moet bewijzen dat de betaling daadwerkelijk is verricht of dat er een andere grond is voor de beëindiging van de verbintenis. De bank hoeft niet te bewijzen dat zij het geld *niet* heeft ontvangen, aangezien dit een negatief feit is dat moeilijk te bewijzen valt.
### 1.2 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs. De algemene regel is dat het bewijs moet worden geleverd in een **redelijke mate van zekerheid**.
Er zijn echter uitzonderingen waarbij de bewijsstandaard kan worden verlaagd:
* **Negatieve feiten of feiten waarvan een zeker bewijs niet redelijk is:** Wanneer het, vanwege de aard van het te bewijzen feit, niet mogelijk of niet redelijk is een zeker bewijs te verlangen, kan de rechter een bewijsstandaard hanteren gebaseerd op **redelijkheid**. Dit geldt zowel voor het bewijzen dat een feit *niet* bestaat (negatieve feiten) als voor het bewijzen dat een feit *wel* bestaat (positieve feiten).
* **Herverdeling van de bewijslast (Ultimum remedium):** In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld indien de toepassing van de normale bewijsregels kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een ultimum remedium en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen. Situaties waarin dit kan voorkomen, zijn onder meer:
* Verdwijning van bewijs door toedoen van de tegenpartij.
* Weigering van de tegenpartij om medewerking te verlenen.
* Een aanzienlijk onevenwicht in de bewijsgeschiktheid van de partijen.
### 1.3 Bewijsmiddelen: een overzicht
De wet kent verschillende bewijsmiddelen die partijen kunnen aanwenden om hun stellingen te onderbouwen. Deze kunnen worden ingedeeld in:
* **Algemene / buitengerechtelijke bewijsmiddelen:** Deze bewijsmiddelen kunnen zowel buiten de rechtbank als voor de rechter worden ingezet.
* **Procedurele / gerechtelijke bewijsmiddelen:** Deze bewijsmiddelen worden specifiek binnen een gerechtelijke procedure gehanteerd.
Het principe is dat de bewijsvoering vrij is. Dat wil zeggen dat voor het bewijzen van rechtsfeiten (feiten met rechtsgevolgen die niet per se gewild waren) alle middelen zijn toegestaan. Echter, voor het bewijzen van rechtshandelingen (feiten met rechtsgevolgen die wel gewild waren) is in beginsel een geschrift vereist, hoewel hierop uitzonderingen bestaan en een geschrift kan worden aangevuld met andere bewijsmiddelen. Rechtsregels en algemeen bekende feiten hoeven nooit bewezen te worden.
De belangrijkste bewijsmiddelen zijn:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs
* Getuigenbewijs
* Vermoedens
* Buitengerechtelijke bekentenis
* Deskundigenonderzoek
* Gerechtelijke bekentenis
* Verhoor van de partijen
* Plaatsopneming
* Eed
#### 1.3.1 Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
* **Rechtshandelingen:** Omdat de rechtsgevolgen gewild zijn, wordt er verwacht dat partijen zich hebben voorbereid op het bewijs. Hier gelden **wettelijke bewijsvoering** met strenge regels en beperkte bewijsmogelijkheden, waarbij de voorkeur uitgaat naar geschriften.
* **Rechtsfeiten:** Omdat partijen niet per se voorbereid waren op de rechtsgevolgen, geldt hier **vrije bewijsvoering**. Dit betekent soepeler bewijsregels en meer bewijsmogelijkheden.
#### 1.3.2 Schriftelijk (en elektronisch) bewijs
Het geschrift is het belangrijkste bewijsmiddel voor rechtshandelingen en omvat ook alle elektronische informatie. De definitie van een geschrift is ruim: een geheel van tekens op een drager die toegang biedt tot de informatie gedurende een relevante periode en waarbij de integriteit beschermd is. Dit kan dus een papieren document zijn, maar ook een e-mail, sms of elektronisch bestand.
Voorwaarden voor een geschrift:
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (drager biedt toegang).
* De integriteit van de inhoud moet beschermd zijn.
* Het medium en de verspreidingswijze zijn van geen belang.
**Principe:** Het bewijs van een rechtshandeling vereist een geschrift.
**Uitzonderingen op de schriftelijkheidsplicht:**
* Burgerlijke verbintenissen beneden het bedrag van 3.500 euro.
* Duurcontracten met een waarde overeenstemmend met één jaar prestaties.
* Wanneer de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan (alles toegelaten).
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen (met nuance).
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte op te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Verlies van het geschrift door overmacht.
Er zijn drie soorten geschreven bewijs:
1. **Authentieke akte:** Opgericht door een openbare ambtenaar (gerechtsdeurwaarder, politie, griffier, notaris, ambtenaar van burgerlijke stand). Deze akten hebben een grote bewijskracht, maar enkel voor wat de ambtenaar zelf heeft vastgesteld (bv. een verklaring die aan hem is afgelegd, niet de waarheid van de inhoud ervan). Voorbeelden zijn PV's, vonnissen, huwelijkscontracten, testamenten, akten van erkenning, koopcontracten van onroerend goed, geboorte- en overlijdensakten.
2. **Onderhandse akte:** Opgemaakt door de partijen zelf. Bij wederkerige contracten gelden vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, handtekening op elk origineel, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het getal ook in letters worden vermeld, samen met een handtekening. De datum van een onderhandse akte staat niet altijd vast (risico op anti- of postdatering). Een gekwalificeerde elektronische handtekening, zoals via eID, wordt gelijkgesteld met een handtekening.
3. **Niet-ondertekend geschrift:** Dit is een "begin van bewijs door geschrift". Het is opgesteld door de tegenpartij, maakt het beweerde waarschijnlijk, en moet worden aangevuld met andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs of vermoedens. Voorbeelden zijn ongetekende bestelbonnen, kastickets, huishoudboekjes, bankrekeninguittreksels, en boekhoudingen.
#### 1.3.3 Getuigenbewijs
Getuigenbewijs kan worden gebruikt om rechtsfeiten te bewijzen, zowel als autonoom bewijs (wanneer geen geschrift vereist is) als aanvullend bewijs (bij een "begin van geschreven bewijs"). Het kan mondeling of schriftelijk (met specifieke vermeldingen) worden aangeleverd. Een getuigenverhoor wordt toegelaten of bevolen door de rechter, indien een geschrift niet wettelijk verplicht is en er geen wettelijke bewijswaarde is bepaald (de rechter oordeelt over de waarde). De tegenpartij kan tegenverhoor vragen. Getuigenbewijs kan echter nooit dienen als tegenbewijs tegen of boven een akte.
#### 1.3.4 Vermoedens
Vermoedens maken het mogelijk om uit een bekend feit te besluiten tot een onbekend feit. Er zijn twee soorten vermoedens:
* **Wettelijke vermoedens:** Deze worden door de wet bepaald en leiden tot een omkering van de bewijslast.
* **Onweerlegbaar vermoeden ('juris et de jure'):** Kan enkel weerlegd worden door een eed of gerechtelijke bekentenis.
* **Weerlegbaar vermoeden ('juris tantum'):** Moet uitdrukkelijk in de wet zijn bepaald en kan door ander bewijs worden tegengesproken.
* **Feitelijke vermoedens:** Deze worden door de rechter gevormd op basis van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens.
#### 1.3.5 Bekentenis
Een bekentenis is een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Wordt afgelegd voor de rechter.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Wordt elders afgelegd, bijvoorbeeld in een proces-verbaal van de politie.
#### 1.3.6 Deskundigenonderzoek
Deskundigenonderzoek wordt door de rechter bevolen in een tussenvonnis en dient om antwoorden te verkrijgen op specifieke vragen die de rechter aan de deskundige stelt. Dit kan betrekking hebben op diverse domeinen, zoals DNA-analyse, forensisch bewijs, video-, foto- of geluidsopnames.
> **Tip:** Het is cruciaal om te onderscheiden of je een rechtshandeling of een rechtsfeit moet bewijzen, aangezien dit de toegelaten bewijsmiddelen sterk beïnvloedt. Bij rechtshandelingen is een geschrift vaak de basis, terwijl bij rechtsfeiten meer flexibiliteit bestaat.
---
# Bewijsstandaard en beoordeling
Dit deel van de studiehandleiding behandelt de normen die de rechter hanteert bij het beoordelen van bewijs en de verschillende manieren waarop bewijs kan worden beoordeeld.
### 2.1 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs.
#### 2.1.1 Algemene regel: redelijke mate van zekerheid
De algemene regel stelt dat bewijs geleverd moet worden tot een redelijke mate van zekerheid. Dit betekent dat de rechter voldoende overtuigd moet zijn van de juistheid van een feit om dit als bewezen te beschouwen.
#### 2.1.2 Uitzonderingen op de algemene regel
Er zijn specifieke situaties waarin de bewijsstandaard uitzonderlijk kan worden verlaagd.
##### 2.1.2.1 Overwegende waarschijnlijkheid
In bepaalde gevallen kan de rechter genoegen nemen met een bewijs dat gebaseerd is op overwegende waarschijnlijkheid. Dit komt met name voor bij:
* **Negatieve feiten:** Bewijs dat een feit niet bestaat.
* **Positieve feiten:** Bewijs van een feit dat wel bestaat, maar waarvan het, vanwege de aard van het te bewijzen feit, niet mogelijk of niet redelijk is een zeker bewijs te verlangen.
##### 2.1.2.2 Bewijs door middel van redelijkheid voor negatieve feiten
Een matiging op het principe wordt ingevoerd voor negatieve feiten. Dit betekent dat het bewijzen van het niet-bestaan van een feit kan worden beoordeeld aan de hand van redelijkheid, wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of niet redelijk is.
##### 2.1.2.3 Onmogelijkheid bewijs en herverdeling bewijslast
In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld indien de toepassing van de normale bewijsregels kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een *ultimum remedium* en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen. Situaties die hiertoe kunnen leiden zijn onder meer:
* De verdwijning van bewijs door toedoen van de tegenpartij.
* Wanneer de tegenpartij alle medewerking weigert.
* Een aanzienlijk onevenwicht in de bewijsgeschiktheid van partijen.
### 2.2 Bewijsbeoordeling
De rechter beoordeelt het ingebrachte bewijs aan de hand van verschillende bewijsmiddelen.
#### 2.2.1 Overzicht van bewijsmiddelen
De volgende bewijsmiddelen kunnen door de rechter worden gehanteerd:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs
* Getuigenbewijs
* Vermeydens (presumpties)
* Buitengerechtelijke bekentenis
* Deskundigenonderzoek
* Gerechtelijke bekentenis
* Verhoor van de partijen
* Plaatsopneming
* Eed
#### 2.2.2 Algemene en buitengerechtelijke bewijsmiddelen versus procedurele en gerechtelijke bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen kunnen worden ingedeeld in algemene (buitengerechtelijke) en procedurele (gerechtelijke) middelen.
#### 2.2.3 Vrijheid van bewijsvoering
Het principe is dat de bewijsvoering vrij is, wat betekent dat alle middelen zijn toegestaan om rechtsfeiten te bewijzen.
#### 2.2.4 Bewijs van rechtshandelingen
Bij het bewijzen van rechtshandelingen, waarvan de rechtsgevolgen gewild waren en dus voorzien konden worden, zijn er strengere bewijsregels. Hierbij is een geschrift vaak vereist.
#### 2.2.5 Bewijs van rechtsfeiten
Bij het bewijzen van rechtsfeiten, waar men minder op voorbereid was, geldt een soepelere bewijsregels en zijn er meer bewijsmogelijkheden (vrije bewijsvoering).
#### 2.2.6 Geschrift als bewijsmiddel
Een geschrift wordt beschouwd als het belangrijkste bewijsmiddel, en dit omvat ook alle elektronische informatie.
##### 2.2.6.1 Definitie van geschrift
Een geschrift wordt ruim gedefinieerd als een geheel van alfabetische tekens of enige andere verstaanbare tekens, aangebracht op een drager die toegang ertoe biedt gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en waarbij de integriteit ervan wordt beschermd, ongeacht de drager en de transmissiemogelijkheden. Dit kan variëren van papieren documenten tot e-mails, elektronische bestanden en sms-berichten.
Voorwaarden om te spreken van een geschrift:
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (toegang gedurende de relevante periode).
* De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
##### 2.2.6.2 Uitzonderingen op de vereiste van een geschrift voor rechtshandelingen
Hoewel een geschrift in principe vereist is voor het bewijs van rechtshandelingen, zijn er uitzonderingen:
* **Burgerlijke verbintenissen beneden een bepaald bedrag:** Voor verbintenissen onder een bepaald bedrag, bijvoorbeeld 3.500 euro, kunnen andere digitale bewijselementen zoals sms of e-mail volstaan.
* **Duurcontracten:** Indien de waarde overeenstemt met één jaar prestaties.
* **Onmogelijke waardering:** Wanneer de waarde op het moment van ontstaan van de rechtshandeling onmogelijk te bepalen is.
* **Betwistingen tussen of tegen ondernemingen** (met de nodige voorzichtigheid).
* **Eenzijdige rechtshandelingen** (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* **Onmogelijkheid om een akte te maken** (materieel, moreel of door gewoonte).
* **Verlies van geschrift** (door overmacht).
##### 2.2.6.3 Soorten geschreven bewijs
Er zijn drie soorten geschreven bewijs:
* **Authentieke akte:** Opgesteld door een openbare ambtenaar (bv. gerechtsdeurwaarder, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Deze akten hebben een bijzondere bewijskracht wat betreft de vaststellingen van de ambtenaar zelf.
* **Onderhandse akte:** Opgesteld door de partijen zelf. Hieraan zijn vormvereisten verbonden, zoals het aantal originelen, handtekeningen en bij betalingsverbintenissen de vermelding van het getal in letters.
* **Niet-ondertekend geschrift:** Dit kan dienen als een 'begin van bewijs door geschrift' indien het opgesteld is door de tegenpartij en het beweerde waarschijnlijk maakt. Het moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen.
#### 2.2.7 Bewijs van rechtsfeiten
Rechtsfeiten kunnen, mits geen geschrift wettelijk vereist is, worden bewezen door:
* **Getuigenbewijs:** Dit kan mondeling of schriftelijk, maar de wettelijke bewijswaarde wordt door de rechter bepaald. De tegenpartij kan tegenverhoor vragen. Getuigenbewijs kan echter nooit dienen als tegenbewijs tegen of boven een akte.
* **Vermeudens (presumpties):** Dit houdt in dat uit een bekend feit een onbekend feit wordt afgeleid. Er zijn wettelijke vermoedens (door de wet ingesteld, wat kan leiden tot omkering van de bewijslast) en feitelijke vermoedens (door de rechter afgeleid uit gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens). Wettelijke vermoedens kunnen onweerlegbaar (*juris et de jure*) of weerlegbaar (*juris tantum*) zijn.
* **Bekentenis:** Een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt. Dit kan gerechtelijk (voor de rechter) of buitengerechtelijk (bv. in een proces-verbaal) zijn.
* **Deskundigenonderzoek:** Een door de rechter bevolen onderzoek dat antwoorden geeft op specifieke vragen. Dit kan ook andere vormen van bewijs omvatten, zoals DNA, forensisch bewijs, video, foto of geluidsopnames.
> **Tip:** Het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten is cruciaal voor de bewijsregels. Bij rechtshandelingen is men voorbereid op bewijslevering, bij rechtsfeiten minder.
> **Tip:** Een 'begin van bewijs door geschrift' is een belangrijk concept dat deuren opent voor andere bewijsmiddelen zoals getuigen. Zorg dat u de voorwaarden hiervoor kent.
---
# Verschillende bewijsmiddelen
In het recht worden diverse middelen ingezet om feiten te bewijzen, waarbij de keuze van het bewijsmiddel afhangt van de aard van de te bewijzen handeling en de wettelijke vereisten.
### 3.1 Bewijslast
De bewijslast bepaalt wie de plicht heeft om bepaalde feiten te bewijzen. De algemene regel, zoals verwoord in artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek, stelt dat:
* Hij die een ander in rechte aanspreekt, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die aan zijn vordering ten grondslag liggen.
* Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn bewering ondersteunen.
**Toepassing van de bewijslast:**
Iemand die de uitvoering van een verbintenis vordert, moet het bestaan van die verbintenis bewijzen. Wanneer bijvoorbeeld een bank een bedrag van 1.300 euro terugvordert voor september 2024, moet de bank het bestaan van de leningsovereenkomst en het verschuldigde bedrag bewijzen. Omgekeerd moet degene die beweert bevrijd te zijn van een betalingsverplichting, bewijzen dat de betaling heeft plaatsgevonden of dat de verbintenis op een andere manier teniet is gegaan.
> **Tip:** Het bewijzen van negatieve feiten (dat iets niet bestaat) is vaak onmogelijk of onredelijk. De wet houdt hier rekening mee door de bewijslast te verleggen of te matigen in dergelijke situaties.
### 3.2 Bewijsstandaard
De bewijsstandaard is de maatstaf die de rechter hanteert bij de beoordeling van het bewijs. De algemene regel is een "redelijke mate van zekerheid". Er zijn echter uitzonderingen waarbij deze standaard kan worden verlaagd tot "overwegende waarschijnlijkheid", met name voor negatieve feiten of wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of redelijk is vanwege de aard van het te bewijzen feit.
In uitzonderlijke gevallen kan de bewijslast worden herverdeeld als de toepassing ervan kennelijk onredelijk zou zijn. Dit is een *ultimum remedium* en wordt enkel toegepast wanneer alle nuttige onderzoeksmaatregelen zijn bevolen, bijvoorbeeld wanneer bewijs door toedoen van de tegenpartij verdwenen is, de tegenpartij medewerking weigert, of er een aanzienlijk onevenwicht is in de bewijsgeschiktheid van de partijen.
### 3.3 Bewijsmiddelen: Overzicht
Er bestaat een breed scala aan bewijsmiddelen die kunnen worden ingezet in een juridische procedure. Deze kunnen grofweg worden onderverdeeld in algemene/buitengerechtelijke en procedurele/gerechtelijke bewijsmiddelen.
Het uitgangspunt is dat bewijs vrij is, wat betekent dat in beginsel alle middelen zijn toegestaan om feiten te bewijzen. Echter, de vereisten verschillen naargelang de aard van de te bewijzen handeling:
* **Rechtsfeit bewijzen:** Hiervoor zijn alle middelen toegestaan.
* **Rechtshandeling bewijzen:** Hier is in beginsel een geschrift vereist, hoewel dit kan worden aangevuld met andere bewijsmiddelen.
* **Rechtsregels en algemeen bekende feiten:** Deze hoeven nooit bewezen te worden.
### 3.4 Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
* **Bewijs van rechtshandelingen:** Omdat de rechtsgevolgen van rechtshandelingen gewild zijn, wordt er meer nadruk gelegd op voorbereiding en bewijs. De wettelijke bewijsvoering is hier strenger, met een duidelijke voorkeur voor geschriften.
* **Bewijs van rechtsfeiten:** Omdat men op rechtsfeiten niet voorbereid is, is de bewijsvoering soepeler en zijn er meer bewijsmogelijkheden.
### 3.5 Schriftelijk (en elektronisch) bewijs
Het geschrift is het belangrijkste bewijsmiddel voor rechtshandelingen en omvat ook alle elektronische informatie. De definitie van een geschrift is ruim: het is een verzameling van verstaanbare tekens op een drager die duurzaamheid en integriteit garandeert, ongeacht het medium of de transmissiemogelijkheden. Dit kan dus een papieren document, e-mail, sms, of elektronisch bestand zijn.
Vereisten voor een geschrift:
1. De inhoud moet verstaanbaar zijn.
2. Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben (toegankelijk gedurende een relevante periode).
3. De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
**Principe:** Bewijs van een rechtshandeling vereist een geschrift.
**Uitzonderingen waarbij geen geschrift vereist is:**
* Burgerlijke verbintenissen onder een bedrag van 3.500 euro (andere digitale bewijselementen zoals sms of e-mail volstaan).
* Duurcontracten met een waarde die overeenkomt met één jaar prestaties.
* Situaties waarbij de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan (onbepaald/onbepaalbaar).
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen.
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Geschrift verloren gegaan (overmacht).
**Soorten geschreven bewijs:**
#### 3.5.1 Authentieke akte
Een authentieke akte is opgesteld door een openbare ambtenaar (politie, gerechtsdeurwaarder, griffier, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Voorbeelden zijn PV's, vonnissen, huwelijkscontracten, testamenten, koopcontracten van onroerend goed, geboorte- en overlijdensaktes. Een authentieke akte levert alleen bewijs op van wat de ambtenaar zelf heeft vastgesteld.
#### 3.5.2 Onderhandse akte
Deze akte wordt door de partijen zelf opgesteld. Bij wederkerige contracten zijn er vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, ondertekening (en paraaf) op elk origineel, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het bedrag ook in letters vermeld zijn. Een elektronische handtekening (via eID) kan gelijkgesteld worden met een handtekening.
#### 3.5.3 Niet-ondertekend geschrift
Dit betreft documenten zoals bestelbonnen, kastickets, huishoudboekjes, bankafschriften, of boekhoudingen. Een niet-ondertekend geschrift geldt als een "begin van bewijs door geschrift" indien het opgesteld is door de tegenpartij, het beweerde waarschijnlijk maakt en het een geschrift is. Het moet wel aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigen of vermoedens.
### 3.6 Andere bewijsmiddelen
Naast schriftelijk bewijs zijn er diverse andere bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden, afhankelijk van de situatie:
* **Getuigenbewijs:** Mondelinge of schriftelijke verklaringen van derden over feiten die zij hebben waargenomen. Dit kan als autonoom bewijs dienen wanneer geen geschrift vereist is, of als aanvullend bewijs bij een begin van geschreven bewijs. Het kan ook gebruikt worden als tegenbewijs tegen bepaalde feiten, maar nooit tegen of boven een akte.
> **Tip:** Een getuigenverhoor vereist de toelating of bevel van de rechter. De tegenpartij kan tegenverhoor vragen.
* **Vermoedens:** Hierbij wordt uit een bekend feit geconcludeerd tot een onbekend feit.
* **Wettelijke vermoedens:** Bepaald door de wet. Deze keren de bewijslast om.
* *Onweerlegbaar vermoeden (juris et de jure):* Kan enkel met een eed of gerechtelijke bekentenis worden weerlegd.
* *Weerlegbaar vermoeden (juris tantum):* Moet uitdrukkelijk in de wet zijn bepaald en kan met ander bewijs worden weerlegd.
* **Feitelijke vermoedens:** Gebaseerd op de beoordeling van de rechter. Hiervoor zijn gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens nodig.
* **Bekentenis:** Een verklaring die nadelig is voor degene die haar aflegt.
* **Gerechtelijke bekentenis:** Afgelegd voor de rechter.
* **Buitengerechtelijke bekentenis:** Afgelegd buiten de rechtbank, bijvoorbeeld in een PV van de politie.
* **Deskundigenonderzoek:** Opdracht van de rechter aan een deskundige om specifieke vragen te beantwoorden. Dit levert een technisch of wetenschappelijk advies op dat de rechter kan helpen bij zijn beslissing.
* **Andere bewijsmiddelen:** DNA en ander forensisch bewijs, video-, foto- en geluidsopnames.
---
# Bewijs van rechtshandelingen versus rechtsfeiten
Dit onderwerp onderscheidt het bewijs van rechtshandelingen, waarvoor vaak geschriften vereist zijn, van het bewijs van rechtsfeiten, waarvoor een vrije bewijsvoering geldt.
### 4.1 Algemeen principe van bewijsvoering
Het fundamentele principe in het bewijsrecht is de vrije bewijsvoering. Dit betekent dat in principe alle bewijsmiddelen zijn toegestaan, tenzij de wet anders bepaalt. Rechtsregels en algemeen bekende feiten hoeven nooit bewezen te worden.
### 4.2 Het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten voor bewijsdoeleinden
Er is een cruciaal onderscheid tussen het bewijs van rechtshandelingen en het bewijs van rechtsfeiten, wat leidt tot verschillende bewijsregels en bewijsmogelijkheden.
#### 4.2.1 Bewijs van rechtshandelingen
Bij rechtshandelingen zijn de rechtsgevolgen gewild. Daarom worden er voor het bewijs ervan strengere regels gehanteerd, met een voorkeur voor schriftelijk bewijs. De wettelijke bewijsvoering is hierdoor beperkter.
* **Vereiste geschrift:** In principe is een geschrift vereist als bewijs van een rechtshandeling. De definitie van een geschrift is ruim en omvat alle alfabetische of verstaanbare tekens op een drager die toegang tot de informatie gedurende een passende periode mogelijk maakt en de integriteit ervan beschermt. Dit kan een papieren document zijn, maar ook een e-mail, een elektronisch bestand, een sms, etc.
* **Voorwaarden voor een geschrift:**
* De inhoud moet verstaanbaar zijn.
* Het moet een zekere bestendigheid en duurzaamheid hebben.
* De integriteit van de inhoud moet beschermd worden.
* **Soorten geschreven bewijs:**
* **Authentieke akte:** Opgesteld door een openbare ambtenaar (gerechtsdeurwaarder, politie, griffier, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand). Enkel de vaststellingen van de ambtenaar zelf hebben authentieke bewijskracht.
* **Onderhandse akte:** Opgemaakt door de partijen zelf. Bij wederkerige contracten zijn er vormvereisten zoals evenveel originelen als partijen, handtekeningen, en vermelding van het totaal aantal originelen. Bij eenzijdige contracten tot betaling moet het getal ook in letters vermeld worden. Een handtekening kan ook een gekwalificeerde elektronische handtekening zijn.
* **Niet-ondertekend geschrift:** Dit geldt als een "begin van bewijs door geschrift". Het moet opgesteld zijn door de tegenpartij en het beweerde waarschijnlijk maken. Dit moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigen of vermoedens.
#### 4.2.2 Uitzonderingen op de geschriftvereiste voor rechtshandelingen
Er zijn specifieke uitzonderingen waarbij geen strikt geschrift vereist is voor het bewijs van rechtshandelingen:
* Burgerlijke verbintenissen met een waarde beneden een bepaald bedrag (momenteel minder dan 3.500 euro). Hierbij kunnen andere digitale bewijselementen volstaan.
* Duurcontracten waarvan de waarde overeenkomt met één jaar prestaties.
* Wanneer de waardering van de rechtshandeling onmogelijk is op het moment van ontstaan.
* Betwistingen tussen of tegen ondernemingen (met bepaalde restricties).
* Eenzijdige rechtshandelingen (met uitzondering van eenzijdige rechtshandelingen tot betaling).
* Onmogelijkheid om een akte te maken (materieel, moreel of door gewoonte).
* Wanneer het geschrift verloren is gegaan door overmacht.
#### 4.2.3 Bewijs van rechtsfeiten
Bij rechtsfeiten zijn de rechtsgevolgen niet noodzakelijk gewild. Partijen zijn hierdoor minder voorbereid op de bewijsvoering. Daarom geldt hier een vrije bewijsvoering, wat soepeler is en meer bewijsmogelijkheden biedt.
* **Vrije bewijsvoering:** Alle bewijsmiddelen zijn toegestaan om een rechtsfeit te bewijzen. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren, mits de specifieke vermeldingen in acht genomen worden.
* **Aanvullend bewijs:** Een niet-ondertekend geschrift, dat op zichzelf slechts een begin van bewijs vormt, kan aangevuld worden met andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs of vermoedens om een rechtsfeit te bewijzen.
### 4.3 Bewijsmiddelen
De algemene bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden, zijn divers en omvatten:
* Schriftelijk of elektronisch bewijs (zoals hierboven beschreven).
* Getuigenbewijs: Toelaatbaar als autonoom bewijs wanneer geen geschrift vereist is, of als aanvullend bewijs bij een begin van geschreven bewijs. Getuigenbewijs mag nooit gebruikt worden als tegenbewijs tegen een authentieke of onderhandse akte.
* Vermoedens: Het besluiten van een onbekend feit uit een bekend feit.
* **Wettelijke vermoedens:** Gevolg is omkering van de bewijslast. Ze kunnen onweerlegbaar (`juris et de jure`) of weerlegbaar (`juris tantum`) zijn.
* **Feitelijke vermoedens:** Gevormd door de rechter op basis van gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens.
* Buitengerechtelijke bekentenis: Een verklaring die nadelig is voor degene die ze aflegt, buiten rechte afgelegd (bv. aan de politie).
* Deskundigenonderzoek: Bevolen door de rechter om antwoord te geven op specifieke vragen.
* Gerechtelijke bekentenis: Een bekentenis afgelegd voor de rechter.
* Verhoor van de partijen.
* Plaatsopneming.
* Eed.
> **Tip:** Hoewel het onderscheid tussen rechtshandelingen en rechtsfeiten primair bepaalt of een geschrift vereist is, is het belangrijk te onthouden dat zelfs bij rechtshandelingen een geschrift dat niet aan de wettelijke vereisten voldoet, kan gelden als een begin van bewijs, dat vervolgens aangevuld kan worden met andere bewijsmiddelen, zoals bij rechtsfeiten.
> **Tip:** Het bewijs van negatieve feiten (het bewijs dat een feit niet bestaat) kan bijzonder lastig zijn. In bepaalde gevallen kan de bewijsstandaard hiervoor worden verlaagd naar redelijke waarschijnlijkheid, wanneer een zeker bewijs niet mogelijk of niet redelijk is.
> **Tip:** De bewijslast rust op de partij die een rechtshandeling of feit aanvoert dat zijn vordering of verweer moet staven. Hij die meent bevrijd te zijn, moet de feiten bewijzen die zijn bevrijding ondersteunen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bewijslast | De plicht van een partij in een gerechtelijke procedure om de feiten te bewijzen die ten grondslag liggen aan haar vordering of verweer. Dit is geregeld in artikel 8.4 van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. |
| Bewijs | Het aantonen van de waarheid van een bepaalde stelling of feit voor de rechter, met behulp van toegelaten middelen. Dit kan zowel gaan om het bestaan als om het niet-bestaan van een feit. |
| Bewijsmiddelen | De concrete middelen die gebruikt kunnen worden om een feit of rechtshandeling aan te tonen, zoals geschriften, getuigenverklaringen, deskundigenonderzoek, vermoedens, enzovoort. |
| Bewijsstandaard | De maatstaf die de rechter hanteert bij het beoordelen van het geleverde bewijs. De algemene regel is een redelijke mate van zekerheid, maar in uitzonderlijke gevallen kan deze verlaagd worden tot overwegende waarschijnlijkheid. |
| Redelijke mate van zekerheid | Een bewijsstandaard waarbij de rechter overtuigd moet zijn dat het beweerde feit met een grote waarschijnlijkheid waar is, zonder dat absolute zekerheid vereist is. |
| Overwegende waarschijnlijkheid | Een lager bewijsniveau dan de redelijke mate van zekerheid, waarbij de rechter het beweerde feit aannemelijk acht op basis van de beschikbare aanwijzingen. |
| Negatieve feiten | Feiten die het niet-bestaan van iets aantonen. Het bewijs hiervan kan onder bepaalde omstandigheden versoepeld worden. |
| Rechtsfeit | Een feit waaraan het recht gevolgen koppelt, ongeacht of deze gevolgen gewild waren. Voorbeelden zijn geboorte, overlijden of het verstrijken van tijd. |
| Rechtshandeling | Een bewuste handeling die gericht is op het tot stand brengen van rechtsgevolgen, zoals het sluiten van een contract of het opstellen van een testament. |
| Geschrift | Een document, elektronisch of op papier, dat verstaanbare tekens bevat en bedoeld is om informatie duurzaam vast te leggen en de integriteit ervan te beschermen. Dit kan variëren van een contract tot een e-mail of sms. |
| Authentieke akte | Een akte die is opgemaakt door een openbare ambtenaar (zoals een notaris of gerechtsdeurwaarder) in de wettelijk voorgeschreven vorm. Deze akte heeft een hoge bewijswaarde. |
| Onderhandse akte | Een akte die is opgemaakt door partijen zelf, zonder tussenkomst van een openbare ambtenaar. De bewijswaarde kan variëren afhankelijk van de vormvereisten en handtekeningen. |
| Begin van bewijs door geschrift | Een onondertekend geschrift, opgesteld door de tegenpartij, dat het beweerde feit waarschijnlijk maakt. Dit begin van bewijs moet aangevuld worden met andere bewijsmiddelen. |
| Getuigenbewijs | Het bewijs geleverd door een getuige die ter zitting een verklaring aflegt over feiten die hij zelf heeft waargenomen of waarvan hij kennis heeft. Dit is alleen toegelaten als een geschrift niet wettelijk verplicht is. |
| Vermoedens | Conclusies die men trekt uit een bekend feit om een onbekend feit aan te tonen. Er zijn wettelijke vermoedens, ingesteld door de wet, en feitelijke vermoedens, afgeleid door de rechter. |
| Gerechtelijke bekentenis | Een verklaring die een partij aflegt voor de rechter en die nadelig is voor haar eigen positie. |
| Buitengerechtelijke bekentenis | Een verklaring die buiten de rechterlijke instantie is afgelegd, bijvoorbeeld tegenover de politie, en die nadelig is voor degene die haar aflegt. |
| Deskundigenonderzoek | Onderzoek dat wordt uitgevoerd door een door de rechter aangewezen deskundige om specifieke technische of wetenschappelijke vragen te beantwoorden die cruciaal zijn voor de zaak. |