Cover
Mulai sekarang gratis Unknown.pdf
Summary
# De rol van rechtsregels en de rechtsstaat
Dit onderwerp verkent de essentie van rechtsregels en de fundamentele principes van een rechtsstaat, inclusief de scheiding der machten en de algemene toepasbaarheid van wetgeving.
### 1.1 Wat is een rechtsregel?
Een regel kan worden gedefinieerd als een bindend voorschrift waaraan mensen zich dienen te houden. Er bestaan diverse categorieën regels, zoals die voortvloeien uit het geweten, moraal, of geloof. De bijzondere categorie die centraal staat, zijn de rechtsregels [3](#page=3).
#### 1.1.1 Kenmerken van een rechtsregel
Een rechtsregel, ook wel een wet in materiële zin genoemd, voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden [3](#page=3):
* De regel heeft betrekking op het uiterlijk gedrag van mensen in de maatschappij [3](#page=3).
* De regel wordt uitgevaardigd door een gezaghebbende persoon of personen die autoriteit hebben over degenen die de regel moeten naleven [3](#page=3).
* De naleving van de regel kan door de gezaghebbende autoriteit of overheid worden afgedwongen [3](#page=3).
Het geheel van deze rechtsregels vormt het objectief recht [3](#page=3).
### 1.2 De rechtsstaat
Een rechtsstaat is een maatschappij waarin het gezag van de overheid gebaseerd is op een consistent geheel van rechtsregels, en waarin zelfs de overheid en de instanties die de rechtsregels creëren, aan deze regels gebonden zijn. In een rechtsstaat heeft het recht het hoogste gezag; de staat is onderworpen aan het recht, en het recht fungeert als de norm. Dit principe wordt ook wel omschreven als de "rule of law" of de heerschappij van het rationele recht. Dit impliceert dat de macht van de overheid wordt beperkt door het recht, waarbij zelfs de wetgever gebonden is aan het recht [3](#page=3).
> **Tip:** Het is cruciaal om te onthouden dat een rechtsstaat niet per definitie gelijk is aan een democratie. Democratie heeft betrekking op de herkomst van de wet (via democratisch verkozen vertegenwoordigers), terwijl een rechtsstaat betrekking heeft op de manier waarop wetten worden toegepast en de overheid handelt [4](#page=4).
#### 1.2.1 Principes van de rechtsstaat
Twee kernprincipes kenmerken de rechtsstaat: de algemene gelding van de wet en de scheiding der machten [4](#page=4).
##### 1.2.1.1 Algemene gelding van de wet
De algemene gelding van de wet betekent dat de wet het hoogste gezag binnen een rechtsstaat is en door iedereen gerespecteerd moet worden. Dit principe omvat de volgende aspecten [4](#page=4):
* **Gelijkheid voor de wet:** De wet geldt voor iedereen, zonder onderscheid naar personen of groepen [4](#page=4).
* **Objectieve toepasbaarheid:** De wet is niet geconcretiseerd voor specifieke gevallen of categorieën, maar geldt voor iedereen die zich in een objectief vergelijkbare situatie bevindt en voor alle vergelijkbare gevallen [4](#page=4).
* **Neutraliteit:** De wet is onpartijdig en onpersoonlijk [4](#page=4).
##### 1.2.1.2 Scheiding der machten
De scheiding der machten houdt in dat de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden zijn. Dit principe is nauw verbonden met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht [4](#page=4).
* **Wetgevende macht:** Stelt wetten op [4](#page=4).
* **Uitvoerende macht:** Voert de wetten uit [4](#page=4).
* **Rechterlijke macht:** Beoordeelt de toepassing van wetten in concrete situaties [4](#page=4).
De rechterlijke macht houdt zich bezig met de concrete toepassing van het objectief recht. Rechters zijn hierin volledig onafhankelijk en onpartijdig en doen uitspraak in concrete zaken. Het is de rechterlijke macht verboden om uitspraken te doen die algemene gelding hebben, omdat dit zou neerkomen op het overnemen van de rol van de wetgevende macht. Artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek stelt expliciet: "De rechters mogen in zaken die aan hun oordeel onderworpen zijn, geen uitspraak doen bij wege van algemene regel als regel geldende beschikking". Beslissingen van de rechter moeten worden gerespecteerd en uitgevoerd, desnoods met hulp van de openbare macht, en worden gedaan onder het gezag van de overheid [4](#page=4).
> **Example:** Een rechter die in een specifieke zaak van een verkeersovertreding oordeelt over de toepassing van de snelheidslimiet, doet dit voor die concrete situatie. De rechter mag niet tegelijkertijd een algemene regel uitvaardigen over hoe snelheidslimieten voortaan in alle gevallen geïnterpreteerd moeten worden, want dat is de taak van de wetgever.
---
# Het gerechtelijk recht en burgerlijk procesrecht
Dit onderwerp verklaart het onderscheid tussen materieel en formeel recht, de doelstellingen van gerechtelijk recht zoals het verbod op eigenrichting, en de indeling ervan.
### 2.1 De classificatie van wetten in de rechtsstaat
Het geldende recht wordt onderverdeeld in twee hoofd categorieën [5](#page=5):
* **Materieel recht**: Dit zijn de rechtsregels die de inhoud van gedragingen bepalen [5](#page=5).
* **Formeel recht**: Dit zijn de rechtsregels die bepalen hoe de handhaving van het materieel recht structureel georganiseerd wordt en hoe herstel bij schending van het materieel recht gerealiseerd wordt. Het wordt ook wel handhavingsrecht of gerechtelijk recht genoemd [5](#page=5).
#### 2.1.1 Begrip gerechtelijk recht
Objectief recht verwijst naar het geheel van rechtsregels, terwijl subjectief recht de aanspraken zijn die rechtssubjecten ontlenen aan het objectieve recht. Om willekeur te vermijden in een rechtsstaat, vereist de verwezenlijking van aan het materiële recht ontleende aanspraken vooraf bepaalde, algemene regels [5](#page=5).
Het formeel recht of gerechtelijk recht omvat de regels die bepalen hoe de handhaving van materieel recht georganiseerd wordt, hoe materiële aanspraken afgedwongen kunnen worden, en hoe herstel bij schending gerealiseerd wordt [5](#page=5).
#### 2.1.2 Doel van het gerechtelijk recht
Het voornaamste doel van het gerechtelijk recht is het uitsluiten van eigenrichting. Eigenrichting, waarbij een rechtssubject zelf recht in eigen hand neemt om aangedaan onrecht te herstellen, is in een rechtsstaat niet toegestaan omdat het geweld en willekeur met zich meebrengt [5](#page=5).
> **Tip:** De regels van gerechtelijk recht garanderen dat aanspraken worden beslecht door een bevoegde overheidsrechter of scheidsrechter, en wel op een wijze die de rechtsstaat waardig is [5](#page=5).
In een rechtsstaat is er ook een garantie tegen rechtsweigering. Volgens artikel 5 van het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.) bestaat rechtsweigering wanneer de rechter weigert recht te spreken; de rechter moet rechtspreken, zelfs bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. Artikel 1140 Ger.W. stelt dat er verhaal bestaat op de rechter indien rechtsweigering is geschied [5](#page=5) [6](#page=6).
Hoewel eigenrichting in beginsel verboden is, bestaan er in het privaatrecht enkele restanten ervan waarbij de rechtsonderhorige zichzelf recht kan doen zonder tussenkomst van de overheidsrechter, mits aan strenge voorwaarden is voldaan en er steeds achteraf rechterlijke controle mogelijk is. Twee voorbeelden hiervan zijn [6](#page=6):
* **Exceptio non adimpleti contractus (ENAC)**: Dit is de exceptie van niet-nakoming [6](#page=6).
* **ENAC in ruime zin**: Een schuldenaar mag zijn prestatie opschorten totdat de schuldenaar van een andere, daarmee voldoende verband houdende prestatie, zijn prestatie is nagekomen [6](#page=6).
* **ENAC in enge zin**: Bij wederkerige contracten mag een schuldenaar die tevens schuldeiser is van een tegenprestatie, de nakoming van zijn verbintenis opschorten totdat de schuldenaar de tegenprestatie nakomt [6](#page=6).
* **Retentierecht**: Dit recht laat toe een zaak die het voorwerp is van een prestatie, bij te houden totdat betaald werd wat met betrekking tot die zaak verschuldigd was. Het is een middel tot rechtshandhaving en een garantie tot executie. De schuldeiser houdt een zaak onder zich totdat de schuldenaar de prestatie met betrekking tot die zaak heeft betaald [6](#page=6).
### 2.2 Indeling gerechtelijk recht
Het gerechtelijk recht kan worden ingedeeld in de volgende takken:
* Burgerlijk procesrecht (gerechtelijk privaatrecht) [6](#page=6).
* Strafprocesrecht (st 1 rafvordering) [6](#page=6).
* Administratief procesrecht [6](#page=6).
* Fiscaal procesrecht [6](#page=6).
* Tuchtprocesrecht [6](#page=6).
#### 2.2.1 Burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht, ook wel gerechtelijk privaatrecht genoemd, omvat alle rechtsregels van gerechtelijk recht die van toepassing zijn op het privaatrecht, dus de onderlinge verhouding tussen burgers [6](#page=6).
Het burgerlijk procesrecht is van toepassing op verschillende takken van het privaatrecht, waaronder het burgerlijk recht, sociaal recht en ondernemingsrecht [6](#page=6).
---
# Bronnen en karakteristieken van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht is een cruciaal onderdeel van ons rechtssysteem dat de regels en procedures vastlegt voor het oplossen van geschillen tussen particulieren en soms ook tussen particulieren en de overheid. Dit studieonderdeel duikt dieper in de oorsprong van deze regels, namelijk hun bronnen, en de fundamentele eigenschappen die het burgerlijk procesrecht kenmerken.
## 3. Bronnen en karakteristieken van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht ontleent zijn bestaansrecht aan diverse bronnen en kent specifieke kenmerken die de aard en werking ervan bepalen.
### 3.1 Bronnen van het burgerlijk procesrecht
De bronnen van het burgerlijk procesrecht zijn gelaagd en omvatten zowel nationale als internationale rechtsinstrumenten, aangevuld met ongeschreven rechtsbeginselen en rechtspraak.
#### 3.1.1 De Belgische Grondwet
Verschillende bepalingen in de Grondwet hebben directe relevantie voor het burgerlijk procesrecht.
* **Rechterlijke macht**: De Grondwet erkent en reguleert de rechterlijke macht. Artikel 40 Gw. bepaalt dat deze macht wordt uitgeoefend door de hoven en rechtbanken [7](#page=7).
* **Organisatie en werking van de rechterlijke macht**: Artikelen 144 tot en met 159 Gw. leggen fundamentele regels vast, zoals de openbaarheid van de terechtzittingen (art. 148 Gw.) de motiveringsverplichting voor vonnissen (art. 149 Gw.) en de onafhankelijkheid van rechters (art. 151 Gw.) [7](#page=7).
* **Exceptie van illegaliteit**: Artikel 159 Gw. stelt dat rechters het recht moeten toepassen, maar uitvoeringsbesluiten die in strijd zijn met de wet, moeten buiten beschouwing worden gelaten [8](#page=8).
* **Hoge Raad voor Justitie**: De Grondwet voorziet in de samenstelling en bevoegdheden van de Hoge Raad voor Justitie (art. 151, §2 Gw.) [8](#page=8).
* **Grondrechten**: Bepaalde grondrechten zijn essentieel voor het procesrecht, zoals het recht op de rechter die de wet toekent (art. 13 Gw.) en het recht op juridische bijstand (art. 23 Gw.) [8](#page=8).
#### 3.1.2 Nationale wetgeving: het Gerechtelijk Wetboek
Het Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.), dat tot stand kwam op 10 oktober 1967, is de centrale wetgevende tekst voor het burgerlijk procesrecht. Het is onderverdeeld in acht delen [8](#page=8):
* **Deel 1**: Algemene beginselen, definities en begrippen [8](#page=8).
* **Deel 2**: Rechterlijke organisatie, inclusief de samenstelling en benoeming van magistraten [8](#page=8).
* **Deel 3**: Bevoegdheid, waarbij de takenpakketten van verschillende rechtbanken en hoven worden gedefinieerd [8](#page=8).
* **Deel 4**: Burgerlijke rechtspleging, die het verloop van een burgerlijk proces beschrijft, van de inleiding tot rechtsmiddelen [8](#page=8).
* **Deel 5**: Bewarend beslag, middelen tot tenuitvoerlegging en collectieve schuldenregeling [8](#page=8).
* **Deel 6**: Arbitrage, als een vorm van alternatieve geschillenbeslechting [9](#page=9).
* **Deel 7**: Bemiddeling [9](#page=9).
* **Deel 8**: Collaboratieve onderhandelingen [9](#page=9).
#### 3.1.3 Nationale wetgeving: andere wetboeken, bijzondere wetten en decreten
Regels van gerechtelijk privaatrecht zijn ook te vinden in andere wetboeken, zoals het Wetboek Economisch Recht (WER) voor insolventieprocedures van ondernemingen, en bijzondere wetten, zoals die betreffende het taalgebruik in gerechtszaken [9](#page=9).
#### 3.1.4 Rechtspraak
In België geldt geen strikt precedentenrecht. Artikel 6 Ger.W. verbiedt rechters om uitspraken te doen die als algemene, bindende regels gelden. Een rechter die zich zonder eigen motivering aansluit bij een uitspraak van een ander rechtscollege, schendt dit artikel. De rechter mag wel vaste rechtspraak aanvoeren ter staving van zijn eigen, gemotiveerde uitspraak [9](#page=9).
Er zijn echter uitzonderingen waarbij rechtspraak invloed heeft:
* **Vernietigingsarrest van het Hof van Cassatie**: Na een vernietiging door het Hof van Cassatie, wordt de zaak verwezen naar een ander gerecht dat gebonden is aan de rechtsopvatting van Cassatie voor het beslechte geschilpunt [9](#page=9).
* **Prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof**: Indien het Grondwettelijk Hof reeds uitspraak heeft gedaan over een vergelijkbaar onderwerp, moet het rechtscollege deze uitspraak volgen [9](#page=9).
Ondanks het ontbreken van bindende precedenten, hebben uitspraken van het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof groot gezag en beïnvloeden ze de rechtspraak van lagere rechters (jurisprudentie) [10](#page=10).
#### 3.1.5 Rechtsleer
De rechtsleer, bestaande uit academische geschriften en opinies van juristen, beïnvloedt zowel de rechtspraak als de wetgeving en dient als inspiratiebron [10](#page=10).
#### 3.1.6 Algemene rechtsbeginselen
Naast geschreven wetgeving wordt het gerechtelijk recht beheerst door algemene rechtsbeginselen. Dit zijn fundamentele, vaak ongeschreven regels die afgeleid worden uit de grondslagen van het rechtsbestel [10](#page=10).
* **Rol van algemene rechtsbeginselen**: Deze beginselen gelden als wet, zelfs indien ze ongeschreven zijn. Artikel 5 Ger.W. verbiedt rechtsweigering, zelfs bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. Artikel 608 Ger.W. sanctioneert de schending van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen [10](#page=10).
* **Beginselen van behoorlijke procesvoering (art. 6 EVRM)**: Deze omvatten onder meer het recht van verdediging, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, het beschikkingsbeginsel en het verbod van eigenrichting [10](#page=10).
* **Niet-erkende beginselen**: Het beginsel van dubbele aanleg is geen absoluut recht in civiele zaken. Rechtsverwerking, waarbij gedrag niet verenigbaar is met een recht, is eveneens geen algemeen erkend rechtsbeginsel [10](#page=10).
#### 3.1.7 Gebruiken in rechtscolleges
Lokale gebruiken kunnen bestaan binnen rechtscolleges, maar deze zijn niet altijd bevorderlijk voor de rechtszekerheid, zeker niet wanneer ze tegen de wet ingaan ('contra legem') [11](#page=11).
### 3.2 Karakter van het burgerlijk procesrecht (kenmerken)
Het burgerlijk procesrecht bezit diverse kenmerken die zijn aard en werking bepalen.
#### 3.2.1 Nationaal recht ('lex fori')
Het burgerlijk procesrecht is primair nationaal recht. De rechter past de 'lex fori' toe, wat neerkomt op het recht van de plaats waar de rechtbank zetelt. Dit omvat zowel nationale wetgeving als internationaalrechtelijke regels met directe werking, zoals Europese verordeningen. Vreemd recht wordt niet toegepast in principe [11](#page=11).
#### 3.2.2 Gemengd karakter: privaatrecht en publiekrecht
Het burgerlijk procesrecht heeft een gemengd karakter:
* **Publiekrecht**: Dit aspect betreft de inrichting en de behoorlijke werking van het gerecht. De overheid heeft de taak om een functionerend gerecht te garanderen zodat burgers hun rechten kunnen afdwingen [11](#page=11).
* **Privaatrecht**: Dit aspect omvat de regels die de belangen van de partijen zelf betreffen en de effectuering van private aanspraken tussen burgers regelen [11](#page=11).
#### 3.2.3 Dynamisch karakter
Het burgerlijk procesrecht is onderhevig aan voortdurende evolutie. Het moet de noden van een snel veranderende maatschappij kunnen opvangen [11](#page=11).
#### 3.2.4 Dienend karakter
Het burgerlijk procesrecht bestaat niet op zichzelf, maar dient het materiële recht. Het heeft als doel aanspraken gebaseerd op het materiële recht te laten honoreren of af te dwingen [12](#page=12).
#### 3.2.5 Autonome rechtstak
Ondanks zijn dienende karakter is het burgerlijk procesrecht een zelfstandige rechtstak met eigen kenmerken en regels, en niet louter een accessoir recht [12](#page=12).
#### 3.2.6 Formalistisch karakter
Het burgerlijk procesrecht is formalistisch om een algemene, onpartijdige en onpersoonlijke toepassing van de wet te garanderen. Dit formalisme, gekenmerkt door precieze en vooraf vastgelegde spelregels, streeft naar rechtszekerheid, een eerlijk en vlot procesverloop [12](#page=12).
#### 3.2.7 Dwingend karakter (gradaties)
Het dwingend karakter van het burgerlijk procesrecht kent verschillende gradaties:
* **Aanvullend recht**: Partijen mogen hiervan zowel voor als na het ontstaan van het geschil afwijken. De rechter mag deze bepalingen niet ambtshalve toepassen. Schendingen moeten tijdig, 'in limine litis', worden opgeworpen. Een voorbeeld zijn territoriale bevoegdheidsregels [12](#page=12).
* **Dwingend recht (niet openbare orde)**: Deze bepalingen beschermen specifieke private belangen en raken de openbare orde niet direct. Partijen kunnen er slechts na het ontstaan van het geschil van afwijken. Schendingen moeten 'in limine litis' worden opgeworpen en de rechter mag ze niet ambtshalve toepassen [13](#page=13).
* **Dwingend recht (openbare orde)**: Deze regels beschermen essentiële maatschappelijke belangen en de juridische grondslagen van de maatschappelijke orde. Partijen kunnen nooit afwijken van deze regels. Schendingen kunnen op elk moment en door de rechter ambtshalve worden opgeworpen. Voorbeelden zijn regels omtrent rechterlijke organisatie en materiële bevoegdheid [13](#page=13).
#### 3.2.8 Accusatoir karakter
Het civiele proces is accusatoir, wat betekent dat uitsluitend de procespartijen de grenzen van het proces bepalen, niet de rechter. Dit impliceert dat het initiatief tot vordering, voortgang en beëindiging van het proces bij de partijen ligt, en de rechter een lijdelijke rol vervult [13](#page=13).
* **Partijautonomie en beschikkingsbeginsel**: Dit accusatoir karakter omvat partijautonomie en het beschikkingsbeginsel, fundamentele beginselen waarbij partijen zelf de contouren van het geschil afbakenen. Alleen partijen kunnen een vordering instellen, derden betrekken, het voorwerp en de feiten van de vordering bepalen, en beslissen over de tenuitvoerlegging van een beslissing [13](#page=13) [14](#page=14).
* **'Ultra petita'**: De rechter kent meer toe dan gevorderd [14](#page=14).
* **'Infra petita'**: De rechter kent minder toe dan gevorderd [14](#page=14).
* **Taak van de rechter**: De rechter leidt het geding in goede banen, waakt over het procesverloop en kan ambtshalve onderzoeksmaatregelen bevelen. Hij moet ook ambtshalve de aangevoerde feiten juridisch correct kwalificeren en de toepasselijke rechtsregels toepassen. Verder moet hij tussenkomen voor feiten die ter ondersteuning van de vordering worden aangevoerd. De rechter mag het debat aanvullen, mits hij rekening houdt met beperkingen zoals het niet opwerpen van betwistingen die door partijen zijn uitgesloten, het steunen op regelmatig voorgelegde elementen, het niet wijzigen van het voorwerp van de vordering, en het garanderen van de rechten van verdediging [14](#page=14) [15](#page=15).
### 3.3 Toepassingsgebied van het burgerlijk procesrecht
Het toepassingsgebied van het burgerlijk procesrecht kan worden afgebakend op basis van verschillende criteria.
#### 3.3.1 Ratione personae (persoonlijk)
Het burgerlijk procesrecht is van toepassing op alle rechtssubjecten (natuurlijke en rechtspersonen). Er zijn echter uitzonderingen zoals immuniteit van rechtsmacht voor vreemde staten, diplomaten en internationale organisaties, en een speciaal statuut voor de Koning (onschendbaarheid, met uitzondering van zijn vermogen) [15](#page=15).
#### 3.3.2 Ratione materiae (welke geschillen)
* **Subjectief contentieux**: Dit zijn geschillen over subjectieve rechten, waarbij rechtssubjecten aanspraken jegens elkaar willen afdwingen. Het kan ook gaan om geschillen tussen een rechtssubject en een administratieve overheid, op voorwaarde dat de overheid handelt vanuit een verplichting en niet vanuit keuzevrijheid. Een subjectief recht is een aanspraak die men kan laten gelden ten aanzien van een ander [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Objectief contentieux**: Dit zijn geschillen over het objectieve recht zelf, zoals de wettigheid van beslissingen van de overheid waar deze een wettelijke keuzevrijheid had. Deze geschillen vallen onder de controle van de Raad van State en het Grondwettelijk Hof [16](#page=16).
#### 3.3.3 Ratione temporis (in de tijd)
Volgens artikel 3 Ger.W. hebben nieuwe bepalingen van burgerlijk procesrecht geen terugwerkende kracht (art. 1 Oud BW). Ze zijn niet van toepassing op handelingen verricht onder het oude recht of op toestanden die definitief zijn geworden voor de inwerkingtreding. Proceshandelingen worden beheerst door de wet die gold op het moment van stellen. Nieuwe bepalingen zijn echter wel onmiddellijk toepasbaar op hangende rechtsgedingen, met de beperking dat hangende gedingen niet aan het reeds bevoegde gerecht mogen worden onttrokken [16](#page=16).
#### 3.3.4 Ratione loci (in de ruimte)
Het burgerlijk procesrecht heeft nationale draagwijdte en geldt enkel op het Belgische grondgebied. Bij grensoverschrijdende geschillen wordt gebruik gemaakt van internationaal privaatrechtelijk procesrecht en de 'lex fori' [16](#page=16) [17](#page=17).
### 3.4 Basics van het burgerlijk procesrecht
Enkele fundamentele beginselen vormen de basis van het burgerlijk procesrecht.
#### 3.4.1 Recht op toegang tot de rechter
Dit recht, ook wel vorderingsrecht of 'ius agendi' genoemd, is de tegenhanger van het verbod op eigenrichting. Elk individu moet vrij en kosteloos toegang hebben tot het gerecht om materiële rechten te effectueren. Dit recht is gegarandeerd in artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO-Verdrag. Overeenkomsten die dit recht afbreuk doen, zijn absoluut nietig en raken de openbare orde. De rechter heeft de plicht om recht te spreken; rechtsweigering wordt streng gesanctioneerd (art. 1140, 4° Ger.W.). Beperkingen aan dit recht, zoals termijnen, dienen de rechtszekerheid [17](#page=17).
* **Effectieve toegang**: Om effectieve toegang te garanderen, voorziet de overheid in systemen van juridische bijstand en rechtsbijstand voor personen met ontoereikende financiële middelen [17](#page=17).
* **Juridische bijstand**: Dit omvat informatieverstrekking, raadpleging, verdediging en vertegenwoordiging in rechte. Commissies voor juridische bijstand organiseren deze hulp, inclusief eerstelijnsbijstand (informatie, advies, doorverwijzing) en tweedelijnsbijstand (omstandig advies, eventueel via een toegewezen advocaat) [18](#page=18).
* **Ambtshalve toevoeging van een advocaat**: In bepaalde gevallen wordt een advocaat ambtshalve toegevoegd [18](#page=18).
* **Rechtsbijstand (rechtsplegingskosten)**: Dit ontslaat rechtzoekenden van (een deel van) de kosten van rechtspleging, zoals griffie- en uitgifterechten [18](#page=18).
#### 3.4.2 Recht op een onpartijdige rechter
Iedere rechtzoekende heeft recht op behandeling van zijn zaak door een onpartijdige rechter, zowel subjectief (geen persoonlijke partijdigheid) als objectief (het rechtssysteem biedt garanties tegen twijfel aan partijdigheid). Artikel 13 Gw. benadrukt de noodzaak van objectieve en vooraf vastgestelde regels [19](#page=19).
#### 3.4.3 Recht op een onafhankelijke rechter
De rechter moet onafhankelijk zijn in zijn rechtsprekende bevoegdheden, zowel van andere machten als van drukkingsgroepen (art. 151, §1 Gw.). Dit hangt nauw samen met objectieve onpartijdigheid [19](#page=19).
#### 3.4.4 Eerlijk en openbaar proces
Dit omvat het recht op een eerlijke en openbare behandeling binnen een redelijke termijn, een gemotiveerde beslissing, en een uitspraak gewezen in openbare terechtzitting. Deze beginselen, verankerd in art. 6 EVRM, art. 14 BUPO-Verdrag, en art. 148 en 149 Gw., garanderen de uitsluiting van willekeur en maatschappelijke controle op de rechter [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Verdere afleidingen**: Hieruit vloeien onder meer tegenspraak, procesgelijkheid en partijautonomie voort. Alle partijen moeten in dezelfde mate gehoord worden, stukken kunnen voorleggen en bewijs leveren [20](#page=20).
---
# Organisatie en bevoegdheid van de rechterlijke macht
Dit onderwerp behandelt de structuur van de rechterlijke macht, de rol van magistraten, het Openbaar Ministerie, de gerechtelijke organisatie op nationaal en geografisch niveau, en de beginselen van bevoegdheid ratione materiae en ratione loci.
### 4.1 De organen van de rechterlijke macht en de magistraten
De rechterlijke macht bestaat uit rechtbanken, hoven en het Openbaar Ministerie, die samen de kerntaken van de rechtspraak vervullen. De magistraten worden onderverdeeld in de zittende magistratuur (rechters) en de staande magistratuur (leden van het parket) [20](#page=20).
#### 4.1.1 Hoven en rechtbanken
De macht om recht te spreken gaat uit van de Natie en is toegewezen aan de hoven en rechtbanken. Deze macht is onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht. De grondwettelijke taak is het beslechten van burgerlijke en politieke geschillen. De uitvoering van rechterlijke beslissingen behoort echter tot de uitvoerende macht. De rechterlijke onafhankelijkheid wordt gewaarborgd door benoeming voor het leven, onverenigbaarheden en civielrechtelijke immuniteit [21](#page=21).
#### 4.1.2 Het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie (OM) maakt deel uit van de rechterlijke macht, maar staat onder het gezag van de minister van Justitie. De ambtenaren van het OM zijn echter onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging van misdrijven. De kerntaak van het OM is het waken over de toepassing van de wet, het algemeen belang en de openbare orde, met een hoofdopdracht op strafrechtelijk vlak, maar ook met taken in burgerlijke aangelegenheden. Kenmerken van het OM zijn de eenheid (hiërarchisch gestructureerd korps), de ondeelbaarheid (elk lid handelt namens het gehele korps) en de onafhankelijkheid. Het OM kan optreden in privaatrechtelijke zaken via rechtsvordering, advies of door inlichtingen in te winnen [22](#page=22) [23](#page=23) [24](#page=24).
#### 4.1.3 Structuur en organisatie van de hoven en rechtbanken
De hoven en rechtbanken kennen een piramidale hiërarchische structuur met drie niveaus: vredegerechten/politierechtbanken (laagste), rechtbanken van eerste aanleg/arbeidsrechtbanken/ondernemingsrechtbanken (middelste) en hoven van beroep/arbeidshoven/hoven van assisen (hoogste) (#page=24, 25). Op het hoogste niveau staat het Hof van Cassatie. Geografisch is België ingedeeld in 5 ressorten met een hof van beroep, 12 gerechtelijke arrondissementen en 187 gerechtelijke kantons. Rechtscolleges kunnen worden ingedeeld in afdelingen, met uitzondering van vredegerechten, hoven van assisen en arrondissementsrechtbanken (#page=26, 27). De leiding van de rechtscolleges en parketten berust bij de korpsoversten [24](#page=24) [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 4.1.4 Benoeming, bevordering en aanwijzing van magistraten
Magistraten worden benoemd voor het leven, terwijl aanwijzingen in mandaten tijdelijk van aard zijn. Er zijn vier toegangspoorten tot het ambt van magistraat: via vergelijkend examen en gerechtelijke stage, via examen beroepsbekwaamheid en uitgebreidere beroepservaring, via 20 jaar ervaring en mondeling evaluatie-examen, en via het Marktenhof voor specifieke functies (#page=29, 30). De benoemingsprocedure gebeurt door de Koning, op voordracht van de Hoge Raad voor de Justitie [29](#page=29) [30](#page=30).
#### 4.1.5 Evaluatie van magistraten
Magistraten worden periodiek geëvalueerd (eerst na 1 jaar, daarna om de 3 jaar) en bij de evaluatie van mandaten [30](#page=30).
#### 4.1.6 Tuchtstraffen
Magistraten kunnen tuchtsancties oplopen, variërend van lichte straffen zoals terechtwijzing tot zwaardere straffen zoals ontslag of afzetting [31](#page=31).
### 4.2 De Hoge Raad voor de Justitie
De Hoge Raad voor de Justitie is een instelling sui generis, die niet tot de rechterlijke macht behoort maar fungeert als verbindingsorgaan tussen de staatsmachten. Hij bestaat uit Nederlandstalige en Franstalige colleges, met elk magistraten en niet-magistraten. De Hoge Raad heeft een Benoemings- en Aanwijzingscommissie (BAC) en een Advies- en Onderzoekscommissie (AOC) [31](#page=31).
### 4.3 Leden van de griffie – leden van het parketsecretariaat – steundiensten
#### 4.3.1 Leden van de griffie
Elk hof en elke rechtbank heeft een griffie, het secretariaat van het rechtscollege. De hoofdgriffier leidt de griffie, onderverdeeld in griffiers-hoofd van dienst en griffiers. De griffier is een openbaar ambtenaar met diverse gerechtelijke taken, waaronder het bijstaan van magistraten [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 4.3.2 Leden van het parketsecretariaat
Aan elk parket is een parketsecretariaat verbonden, geleid door een hoofdsecretaris, met daaronder secretarissen-hoofd van dienst en secretarissen [33](#page=33).
### 4.4 Referendarissen, parketjuristen en gerechtelijke attachés
Referendarissen en parketjuristen staan magistraten bij in hun juridische werkzaamheden. Gerechtelijke attachés dienen als wachtkamer voor benoeming na succesvolle afronding van de gerechtelijke stage [33](#page=33).
### 4.5 De balie
#### 4.5.1 De advocaat
De advocaat is de vertrouwenspersoon van de rechtzoekende en een specialist in het gerechtelijk apparaat. Het beroep is gereglementeerd en de advocaat is een medewerker van het gerecht. Toegang tot het beroep vereist een diploma rechten, een stage, een beroepsopleiding en een examen [34](#page=34).
#### 4.5.2 De taken van de advocaat
De taken omvatten juridisch advies, behartigen van belangen buiten rechte, nastreven van minnelijke schikkingen, verlenen van eerstelijns- en tweedelijnsbijstand, en vertegenwoordiging voor rechtscolleges [35](#page=35).
#### 4.5.3 Rechten van de advocaat
Advocaten hebben het pleitrecht of pleitmonopolie, met wettelijke uitzonderingen. Ze beschikken over het mandaat ad litem, het vermoeden van geldig mandaat, en hebben in bepaalde gevallen geen volmacht nodig (#page=35, 36) [35](#page=35) [36](#page=36).
#### 4.5.4 Plichten van de advocaat
Plichten omvatten het naleven van deontologische regels, beroepsgeheim, optreden als geassumeerd rechter, begroten van ereloon met billijke gematigdheid en het verbod om ereloon te laten afhangen van de uitslag van het geding [36](#page=36).
#### 4.5.5 Organisatie van het beroep
De advocatuur is autonoom georganiseerd per gerechtelijk arrondissement in een Orde van Advocaten (balie). Deze balie omvat een Raad van de Orde en tuchtraden [36](#page=36).
### 4.6 Gerechtsdeurwaarders
Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren en ministeriële officieren die authentieke akten opstellen. Ze worden voor het leven benoemd na een stage en een vergelijkend examen. Ze oefenen een deel van het openbaar gezag uit en zijn een hulporgaan van de rechterlijke en uitvoerende macht. Hun bevoegdheden zijn exclusief met ministerieplicht of residuair zonder ministerieplicht. Ze hebben een informatieplicht en streven naar minnelijke oplossingen [37](#page=37) [38](#page=38) [39](#page=39).
### 4.7 Gerechtsdeskundigen, beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken
Deze functionarissen verlenen specifieke diensten aan de rechterlijke macht [37](#page=37).
### 4.8 De rechtsvordering (ius agendi) en de eis/vordering in rechte
Geschillenbeslechting gebeurt op drie niveaus: het materiële recht, het ius agendi (rechtsvordering) en de eis/vordering in rechte [39-41](#page=39-41).
#### 4.8.1 Niveau van het materiële recht
Dit niveau betreft de rechtsregels die gedragingen bepalen en waaruit aanspraken ontstaan. De eiser baseert zijn aanspraak op het materieel recht, de verweerder kan verweermiddelen aanvoeren [40](#page=40).
#### 4.8.2 Niveau van het ius agendi of de rechtsvordering
Dit is het abstracte recht om een subjectief recht af te dwingen via de rechter. Het gaat om de toelaatbaarheid of ontvankelijkheid van de vordering. Van rechtsvordering kan afstand worden gedaan, wat ook afstand inhoudt van het subjectieve recht. Misbruik van procesrecht, zoals tergend en roekeloos geding, is verboden [40](#page=40) [42](#page=42) [43](#page=43).
Middelen van ontoelaatbaarheid kunnen ratione personae (gebrek aan rechtsbekwaamheid, handelingsbekwaamheid, hoedanigheid, belang), ratione temporis (verjaring, verval) en ratione materiae (nooit bestaande rechtsvordering, afstand, dading, verjaring, verval, rechterlijk gewijsde) worden ingedeeld [43-47](#page=43-47).
#### 4.8.3 Niveau van de vordering of de eis
Dit is het niveau van de procedure waarbij de aanspraak effectief aan de rechter wordt voorgelegd. Hier worden procesrechtelijke excepties onderzocht [41](#page=41).
Processhandelingen, zoals dagvaardingen en conclusies, staan tegenover rechtsprekende handelingen [48-49](#page=48-49). Betekening en kennisgeving zijn essentieel om proceshandelingen tegenstelbaar te maken [49](#page=49).
Een vordering bestaat uit drie componenten: het voorwerp, de oorzaak en de rechtsgronden. De rechter mag het voorwerp van de vordering niet wijzigen (ultra petita verbod). Er zijn hoofdvorderingen en tussenvorderingen (aanpassing, nieuwe vorderingen, tegenvordering, vordering tot tussenkomst) [51-52](#page=51-52). Verbanden tussen vorderingen kunnen aanhangigheid, samenhang of onsplitsbaarheid zijn. Afstand van geding betekent enkel afzien van de procedure, niet van het recht zelf. Het verweer kan ten gronde of exceptief zijn, of een tegenvordering [50](#page=50) [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53).
#### 4.8.4 Sanctieregeling op het niveau van de eis in rechte
Procedurele sancties kunnen opschortend (dilatoir) of afdoend (peremptoir) zijn [54-56](#page=54-56). Opschortende sancties stoppen de procedure tijdelijk zodat formaliteiten kunnen worden vervuld (bv. exceptie van borgstelling, boedelbeschrijving) [54-55](#page=54-55). Peremptoire sancties hebben betrekking op gebreken die niet hersteld kunnen worden, zoals nietigheden of onontvankelijkheden [56](#page=56).
Sancties van proceshandelingen betreffen schendingen van termijnen of vormvereisten, die kunnen leiden tot nietigheid of autonome sancties [56-58](#page=56-58). Het stelsel van nietigheden kent de principes van legaliteit, relativiteit, dekking, regularisatie en responsabiliteit [57-58](#page=57-58). Sancties met betrekking tot de werking van het gerecht betreffen defecten in de gerechtelijke organisatie en zijn meestal van openbare orde [59](#page=59).
Termijnen worden berekend volgens specifieke regels, met uitzonderingen voor weekenden, feestdagen en buitenlandse verblijfplaatsen [59-60](#page=59-60). Overmacht kan leiden tot verlenging van termijnen [60](#page=60).
### 4.9 Bevoegdheid van de rechter
#### 4.9.1 Inleiding en algemene begrippen
* **Rechtsmacht:** De macht van Belgische rechtbanken en hoven om geschillen te beslechten. Als geen enkele Belgische rechter bevoegd is, is er geen rechtsmacht [60](#page=60).
* **Bevoegdheid:** De macht die een bepaald hof of rechtbank heeft om een geschil te beslechten, een verdeling van de rechtsmacht. Rechters mogen hun rechtsmacht niet overdragen [61](#page=61).
* **Verdelingsincident:** De interne verdeling van bevoegdheid binnen een rechtscollege [61](#page=61).
* **(Rechts)macht om te oordelen:** De bevoegdheid van een individuele rechter om over de grond van de zaak te oordelen [61](#page=61).
#### 4.9.2 Summa divisio: materiële bevoegdheid en territoriale bevoegdheid
* **Bevoegdheid ratione materiae (materiële bevoegdheid):** De bevoegdheid van een rechtscollege om van geschillen over een bepaalde materie kennis te nemen. Deze regels zijn vrijwel altijd van openbare orde. Aanknopingspunten zijn het onderwerp, de waarde, de spoedeisendheid en de hoedanigheid van de partijen (#page=62, 64). De algemene bevoegdheid ligt bij de REA, met bijzondere en uitsluitende bevoegdheden voor andere rechtbanken. De bevoegdheid wordt getoetst op het moment van rechtsingang, met uitzonderingen voor spoedeisendheid en hoedanigheid van partijen [64-65](#page=64-65) [61](#page=61) [62](#page=62) [64](#page=64).
* **Bevoegdheid ratione loci (territoriale bevoegdheid):** De bevoegdheid van een rechtscollege afgebakend tot een bepaald lokaal gebied. Meestal van aanvullend recht, maar soms van dwingend recht of openbare orde [62, 68-69](#page=62, 68-69) [61](#page=61).
#### 4.9.3 Materiële bevoegdheidsverdeling
De verdeling van materiële bevoegdheid voor hoofdvorderingen is vastgelegd in het Gerechtelijk Wetboek. Voor verweer, tussenvorderingen en tegenvorderingen geldt grotendeels dat de rechter bevoegd voor de hoofdvordering ook bevoegd is, met uitzonderingen voor exclusieve bevoegdheden en samenhang/aanhangigheid [65-67](#page=65-67) [65](#page=65).
#### 4.9.4 Territoriale bevoegdheidsverdeling
De territoriale bevoegdheid wordt bepaald door het kernartikel 624 Ger.W. en de aard van de regels (aanvullend, dwingend, openbare orde) [68-69](#page=68-69).
#### 4.9.5 Bevoegdheidsgeschillen
Bevoegdheidsgeschillen in eerste aanleg worden beslecht door de arrondissementsrechtbank of de rechter zelf, met mogelijkheid tot cassatie. In hoger beroep beoordeelt de appelrechter zelf het geschil. Regeling van rechtsgebied is van toepassing bij strijdigheid tussen beslissingen van verschillende rechters. Zaken kunnen ook onttrokken worden aan de rechter op grond van bloedverwantschap, wettige verdenking, openbare veiligheid of verzuim van de rechter [70](#page=70) [71](#page=71) [72](#page=72).
---
# Het verloop van de procedure en rechtsmiddelen
Dit onderwerp omvat de verschillende fasen van een civiel proces, van de rechtsingang tot het vonnis, inclusief de rol van de partijen, de procedures bij het instellen van een eis, de debatten, het beraad, de vormvereisten van vonnissen, en de middelen om rechterlijke beslissingen aan te vechten [73](#page=73).
### 5.1 Tegensprekelijke procedure versus eenzijdig verzoekschrift
Het burgerlijk procesrecht is in de regel tegensprekelijk, wat betekent dat de rechtssubjecten tegen wie een aanspraak wordt geformuleerd, worden opgeroepen om te verschijnen voor de rechter, gehoord worden en het recht hebben zich te verdedigen. Dit gebeurt doorgaans via een dagvaarding. Uitzonderlijk kan een procedure eenzijdig zijn, ingeleid met een verzoekschrift waarbij de tegenpartij niet wordt betrokken. Dit is enkel toegestaan wanneer de wet dit uitdrukkelijk bepaalt, gezien het een aantasting is van het recht op verdediging. Dit is bijvoorbeeld het geval in kortgedingprocedures bij dringende noodzakelijkheid of wanneer de identiteit van de tegenpartij onbekend is of er nog geen effectief geschil is. De term 'dagvaarding' kan twee betekenissen hebben: enerzijds de proceshandeling waarmee de eisende partij de verwerende partij oproept, en anderzijds het gerechtsdeurwaardersexploot zelf [73](#page=73).
### 5.2 Minnelijke oplossing van geschillen
De wetgever heeft de minnelijke oplossing van geschillen verankerd in het Gerechtelijk Wetboek. De rechter heeft de opdracht om partijen te verzoenen en een minnelijke oplossing te bevorderen. Tijdens de inleidende zitting bevraagt de rechter de partijen over hun verzoeningspogingen en informeert hen over mogelijkheden tot minnelijke oplossing. Op vraag van een partij of indien de rechter het nuttig acht, kan de zaak met maximaal een maand worden verdaagd om na te gaan of een minnelijke oplossing mogelijk is. Partijen kunnen ook voorafgaand een zaak ter minnelijke schikking voorleggen aan de rechter, wat niet verplicht kan worden opgelegd, tenzij de wet uitdrukkelijk anders bepaalt (bv. in individuele arbeidsrechtelijke verhoudingen, pacht). Indien een minnelijke schikking wordt bereikt, wordt deze opgetekend in een proces-verbaal en kan deze uitvoerbaar worden verklaard [74](#page=74).
### 5.3 Rechtsingang
#### 5.3.1 Gemeenrechtelijke regeling van rechtsingang
De algemene regel voor rechtsingang is de dagvaarding, tenzij de wet anders bepaalt. Een uitzondering is het tegensprekelijk verzoekschrift, dat enkel toegelaten is indien de wet dit uitdrukkelijk voorziet. Partijen kunnen ook vrijwillig naar de rechter stappen via een gezamenlijk verzoekschrift tot vrijwillige verschijning, waarbij geen oproeping meer nodig is en enkel een kennisgeving van de zittingsdatum vereist is. De neerlegging van dit verzoekschrift bij de griffie of de verzending ervan geldt als betekening. De sanctie voor het onterecht inleiden via verzoekschrift in plaats van dagvaarding is nietigheid, hoewel de wet voorziet in verzachting: een nietige dagvaarding behoudt haar stuitend karakter voor wat betreft verjaring en termijnen van rechtspleging op straffe van verval [75](#page=75).
#### 5.3.2 Bijzondere bepalingen: andere wijzen van rechtsingang
Naast de dagvaarding en het tegensprekelijk verzoekschrift bestaan er andere vormen van rechtsingang, zoals de mondelinge dagvaarding (art. 675 Ger.W.) en diverse andere inleidingsvormen [75](#page=75).
#### 5.3.3 De dagvaarding: vormvoorschriften en gevolgen
De dagvaarding is de inleiding van het geding bij exploot van een gerechtsdeurwaarder, een authentieke akte. Het origineel wordt neergelegd op de griffie en de zaak wordt op de rol gezet, terwijl een afschrift aan de gedaagde wordt betekend. De vormvoorschriften zijn te vinden in art. 43, 47bis en 702 Ger.W.. De standaardtermijn van dagvaarding bedraagt acht dagen op straffe van nietigheid. Dit is een wachttermijn die de gedaagde partij recht op verdediging moet garanderen. In kortgeding is deze termijn twee dagen. De termijn kan worden ingekort op verzoek van de eiser met een beschikking van de rechter, en zelfs binnen dezelfde dag. De termijn kan ook verlengd worden, bijvoorbeeld bij betekening in het buitenland (art. 55 en 709 Ger.W.). De gevolgen van de dagvaarding zijn tweeledig: het geldt als aanmaning en het stuit de verjaring, mits de zaak op de algemene rol is ingeschreven. Een vormgebrek dat leidt tot nietigheid van de dagvaarding, doet het stuitend effect niet teniet. Het stuitend effect vervalt wel bij afstand van de vordering of wanneer de eis wordt afgewezen [76](#page=76).
#### 5.3.4 Het verzoekschrift op tegenspraak: vormvoorschriften
Het verzoekschrift op tegenspraak is geregeld in art. 1034bis Ger.W. en is enkel toegelaten indien de wet dit uitdrukkelijk voorziet. De eisende partij formuleert de vordering in een akte die in meervoud ter griffie wordt neergelegd of aangetekend wordt verzonden, samen met een getuigschrift van woonplaats of een uittreksel uit het rijksregister. De partijen worden vervolgens opgeroepen door de griffier bij gerechtsbrief voor de inleidende zitting, met een bijgevoegde kopie van het verzoekschrift. De termijnen zijn dezelfde als bij dagvaarding. De verplichte vermeldingen staan in art. 1034ter Ger.W., op straffe van nietigheid [77](#page=77).
### 5.4 De rol en het dossier van rechtspleging
De rechtspleging wordt georganiseerd aan de hand van het dossier van rechtspleging en de rol [77](#page=77).
#### 5.4.1 De algemene rol
De algemene rol is de lijst met alle zaken die aanhangig zijn bij een rechtbank, bijgehouden door de griffier in volgorde van binnenkomst. De zaak moet uiterlijk één dag voor de inleidende zitting zijn ingeschreven op de rol (rolstelling), anders wordt de rechtspleging ambtshalve geschorst. De rolstelling gebeurt op verzoek van de gerechtsdeurwaarder, de partijen of hun advocaat. Een zaak krijgt een algemeen rolnummer. Doorhaling van de rol is mogelijk met instemming van de partijen, wat het geding doet vervallen; de zaak kan enkel opnieuw worden ingeleid met een nieuwe dagvaarding of een gezamenlijk verzoekschrift. Zaken die abnormaal lang aanslepen of langer dan drie jaar op de rol staan zonder voortzetting, kunnen ambtshalve van de rol worden weggelaten, maar opnieuw worden ingeschreven op verzoek van de meest gerede partij [77](#page=77) [78](#page=78).
#### 5.4.2 De bijzondere rol
De bijzondere rol is de lijst van alle zaken die zijn toegedeeld aan een bepaalde kamer van een rechtscollege [78](#page=78).
#### 5.4.3 De zittingsrol
De zittingsrol is de lijst van zaken waarvan de rechtsdag is vastgelegd op een bepaalde datum [78](#page=78).
#### 5.4.4 Dossier van de rechtspleging
Het dossier van de rechtspleging (art. 720-725 Ger.W.) wordt door de griffier bijgehouden voor elke zaak op de algemene rol. Het bevat o.a. de inleidende akte, conclusies, PV's van zittingen, advies van het OM, en het vonnis. Bij verwijzing naar een andere rechtbank wordt het dossier overgezonden. Elke partij kan een afschrift verkrijgen [78](#page=78).
#### 5.4.5 Familiedossier
Alle vorderingen bij de familierechtbank tussen partijen met een gemeenschappelijk minderjarig kind of die gehuwd of wettelijk samenwonend zijn of waren, worden gebundeld in een familiedossier. Dit dossier wordt geopend vanaf de eerste vordering bij de familierechtbank [78](#page=78) [79](#page=79).
### 5.5 De inleidende zitting
De inleidende zitting is een cruciaal moment waarop de zaak voor het eerst wordt opgeroepen, eventueel al grondig wordt behandeld, verstek kan worden gevorderd, en de timing voor de verdere instaatstelling van de zaak wordt vastgelegd [79](#page=79).
#### 5.5.1 Principe: de partijen verschijnen op de inleidende zitting
In principe verschijnen de partijen ter zitting, hetzij in persoon, hetzij vertegenwoordigd door een advocaat of een andere toegelaten vertegenwoordiger (bv. echtgenoot, wettelijk samenwonende partner, bloed- of aanverwant met schriftelijke volmacht, afgevaardigde van een arbeiders-/bediendenorganisatie). Rechtspersonen verschijnen door hun bevoegde organen. De verschijning kan ook schriftelijk gebeuren indien de zaak van die aard is dat ze niet op de inleidende zitting kan worden gepleit en de advocaten hierover overeenkomen [79](#page=79) [80](#page=80).
#### 5.5.2 Uitzondering: niet-verschijning op de inleidende zitting
Indien de verwerende partij niet verschijnt, moet de verschijnende partij verstek vorderen en eventueel een verstekvonnis. De zaak kan ook "in staat van niet verschijning" naar de rol worden verzonden of worden uitgesteld op vaste datum. De niet-verschijnende partij wordt dan opgeroepen. Indien de niet-verschijnende partij echter conclusies heeft neergelegd, verloopt de zaak op tegenspraak. Bij twijfel over een correcte oproeping kan de rechter een heroproeping bevelen [80](#page=80).
### 5.6 Korte debatten
Op de inleidende zitting kunnen zaken met eenvoudige geschilpunten in korte debatten worden gepleit, indien één van de partijen dit gemotiveerd verzoekt, partijen onderling akkoord gaan, of indien de wet dit ambtshalve voorschrijft. De zaak wordt dan op de inleidende zitting zelf of op een nabije datum behandeld. Bij onsplitsbaarheid en verstek van een partij wordt de zaak verdaagd naar een nabije datum voor behandeling op tegenspraak [81](#page=81).
Indien de zaak niet in aanmerking komt voor korte debatten, volgt de instaatstelling van de zaak, waarbij partijen hun standpunten, middelen en vorderingen uiteenzetten in conclusies en stukken uitwisselen. Dit is de periode waarin de zaak wordt voorbereid voor de rechterlijke beoordeling [81](#page=81).
### 5.7 De instaatstelling van de zaak
#### 5.7.1 Mededeling en neerlegging van stukken
Partijen moeten tijdig kennis kunnen nemen van elkaars bewijsstukken. De eiser moet zijn stukken meedelen aan de verweerder binnen acht dagen na de inleiding; de verweerder doet dit bij de conclusie waarin het stuk wordt gebruikt. Sanctie bij niet-naleving is ambtshalve schorsing van het proces. Een absolute, fatale termijn is dat stukken ten laatste tegelijk met de laatste conclusies moeten zijn meegedeeld, op straffe van ambtshalve wering uit de debatten. Stukken worden ingediend ter griffie of mondeling aan de rechter voorgelegd. Als er een rechtsdag is, moeten stukken ten minste 15 dagen van tevoren ter griffie worden neergelegd; dit is een termijn van orde. Na het sluiten van de debatten mogen geen stukken meer worden neergelegd, op straffe van te worden geweerd uit het beraad [82](#page=82) [83](#page=83).
#### 5.7.2 Mededeling en neerlegging van conclusies
Een conclusie is een schriftelijk document waarin een partij haar middelen ter staving van haar vordering, exceptie of verweer voorlegt. De middelen aangevoerd in de conclusies bepalen de antwoordplicht van de rechter. Conclusies moeten verplichte vermeldingen bevatten (naam, woonplaats, rolnummer, ondertekening) en een duidelijke structuur (feiten, aanspraken, middelen, gewenst dictum). De laatste conclusie moet een syntheseconclusie zijn en vervangt alle eerdere conclusies. Conclusies moeten worden meegedeeld en neergelegd vóór de vastgelegde deadline of gelijktijdig met een verzoek tot bepaling van een rechtsdag. Laattijdige conclusies worden ambtshalve geweerd uit de debatten, tenzij er instemming is van de wederpartij, een verzoek tot actualisering in een art. 808 Ger.W. procedure, of een verzoek om nieuwe termijnen wegens ontdekking van nieuwe stukken. Zowel mededeling aan de wederpartij als neerlegging ter griffie moeten binnen de termijn gebeuren [83](#page=83) [84](#page=84).
#### 5.7.3 Drie routes voor de instaatstelling van de zaak
1. **Minnelijke route:** Partijen bepalen in onderling akkoord de conclusiekalender en de rechtsdag; de rechter bekrachtigt dit zonder appreciatiemogelijkheid. Partijen mogen altijd in onderling akkoord afwijken [84](#page=84) [85](#page=85).
2. **Rechterlijke route:** De rechter legt de conclusiekalender op en bepaalt de rechtsdag; deze route wordt gevolgd bij gebrek aan akkoord en indien partijen niet afwijken van de kalenderregeling. De rechter beslist soeverein [85](#page=85).
3. **Vrije instaatstelling:** Partijen komen overeen om de zaak vrij voor te bereiden zonder gebonden te zijn door een conclusiekalender. Ze kunnen de zaak naar de rol verwijzen en zelf een rechtsdag verzoeken, of de zaak verdagen [85](#page=85).
Bij onsplitsbare geschillen en verstek moet sowieso een rechterlijke kalenderregeling gebeuren [86](#page=86).
#### 5.7.4 Nieuwe conclusietermijnen en nieuwe rechtsdag
Partijen die nieuwe, ter zake dienende stukken ontdekken die nieuwe conclusies rechtvaardigen, kunnen tot 30 dagen voor de rechtsdag om een nieuwe conclusietermijn verzoeken. De rechter doet hierover uitspraak [86](#page=86).
#### 5.7.5 Schriftelijke procedure
Partijen kunnen onderling akkoord gaan voor een schriftelijke procedure, waarbij stukken en conclusies worden gebundeld en ter griffie neergelegd. Later neergelegde stukken worden ambtshalve geweerd. De rechter kan binnen één maand na de neerlegging mondelinge opheldering vragen [86](#page=86).
### 5.8 Tussengeschillen
Tussengeschillen zijn aangelegenheden die een invloed hebben op het verloop van de procedure of de gestelde vorderingen [86](#page=86).
#### 5.8.1 Tussenvorderingen
Dit omvat tegenvorderingen, vorderingen tot tussenkomst, en uitbreiding of wijziging van de oorspronkelijke hoofdvordering [86](#page=86).
#### 5.8.2 Hervatting van het geding
Bij overlijden, wijziging van staat of hoedanigheid van een procespartij, moet het geding worden hervat voor het sluiten van de debatten. Hervatting kan vrijwillig (bij verzoekschrift of conclusie) of gedwongen (bij dagvaarding) geschieden. Indien de gedagvaarde partij verstek laat gaan, wordt het vonnis geacht op tegenspraak te zijn gewezen [87](#page=87).
#### 5.8.3 Afstand van geding
(Zie eerder) [87](#page=87).
#### 5.8.4 Wraking en verschoning van de rechter
Wraking van de rechter kan indien de rechter niet onpartijdig kan oordelen, op basis van specifieke gronden (bv. persoonlijk belang, bloed- of aanverwant, geschil over gelijksoortige zaak). De wraking moet voorgedragen worden voor de aanvang van de pleidooien en ingeleid worden bij een ter griffie neergelegde akte, ondertekend door een advocaat met meer dan tien jaar anciënniteit, op straffe van nietigheid. De gewraakte rechter moet binnen twee dagen reageren; indien hij de wraking betwist, moet het bevoegd rechtscollege binnen acht dagen uitspraak doen. Verschoning houdt in dat elke rechter die weet van een wrakingsgrond, zich van de zaak moet onthouden [87](#page=87) [88](#page=88).
#### 5.8.5 Ontkentenis van proceshandeling
Deze procedure laat partijen toe het vermoeden van procesvertegenwoordiging van de advocaat te weerleggen. Gronden zijn o.a. een proceshandeling door een onbevoegde of een handeling die de partij niet heeft gelast, toegelaten of bekrachtigd. De vordering moet worden ingediend volgens de regels van tussenkomst, samen met een rechtsmiddel, of samen met de herroeping van gewijsde [89](#page=89).
### 5.9 De terechtzitting (= pleitzitting op de rechtsdag)
De terechtzitting is in principe openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of goede zeden, of voor bepaalde procedures die in raadkamer worden behandeld. Partijen verschijnen in persoon of vertegenwoordigd, maar de rechter kan de uitoefening van het recht op persoonlijk verschijnen ontzeggen bij drift of onbedrevenheid. De rechter waakt over de orde tijdens de zitting en kan toehoorders waarschuwen of uit de zaal zetten. Conclusies die ambtshalve worden geweerd of ontbreken, verbieden het pleiten niet, maar het pleidooi geldt niet als conclusie en geeft geen antwoordplicht aan de rechter. Partijen kunnen instemmen met een interactief debat ter vervanging van pleidooien [89](#page=89) [90](#page=90).
### 5.10 Uitstel, verwijzing en voortzetting
* **Uitstel op vaste datum:** De zaak wordt uitgesteld naar een nabije datum wegens omstandigheden [91](#page=91).
* **Verwijzing naar de rol:** De zaak is niet in staat van wijzen en wordt van de zittingsrol gehaald en naar de rol verwezen [91](#page=91).
* **Voortzetting:** De zaak wordt op een latere terechtzitting voortgezet; de rechtbank moet in dezelfde samenstelling zetelen op straffe van nietigheid, tenzij partijen afstand doen [91](#page=91).
### 5.11 Sluiting van de debatten
De debatten kunnen op verschillende manieren worden gesloten: na de pleidooien en overhandiging van stukken, na een toegestane termijn voor neerlegging van dossiers, of van rechtswege bij schriftelijke procedure. Na sluiting van de debatten begint het beraad en eindigt het recht op tegenspraak; er mogen geen conclusies of stukken meer worden ingediend [91](#page=91).
### 5.12 Heropening van de debatten
De debatten kunnen opnieuw worden geopend op verzoek van de partijen (bij ontdekking van een nieuw, belangwekkend stuk of feit, voor de uitspraak) of op verzoek van de rechter (indien hij dit noodzakelijk acht, of indien hij een exceptie toepast die niet door partijen werd ingeroepen). Na heropening krijgen partijen een termijn voor conclusiewisseling en neerlegging, op straffe van wering uit het debat [92](#page=92).
### 5.13 Het beraad
Het beraad is de periode tussen het sluiten van de debatten en de uitspraak. De rechter moet in principe binnen één maand uitspraak doen, wat een indicatieve termijn is. Verlaging van de termijn kan voorkomen indien advies aan het OM wordt gevraagd, of als de debatten sluiten voor de gerechtelijke vakantie. Langdurige beraadstermijnen vereisen lijsten en melding aan hogere autoriteiten [92](#page=92) [93](#page=93).
### 5.14 Het vonnis
#### 5.14.1 Soorten vonnissen
* **Vonnis, arrest, beschikking:** Beslissingen van respectievelijk een rechtbank, een hof, of in kortgeding/eenzijdig verzoekschrift [93](#page=93).
* **Uitspraak bij verstek – uitspraak op tegenspraak:** Afhankelijk van de verschijning van de partijen [93](#page=93).
* **Eindvonnis – vonnis alvorens recht te doen – gemengde vonnissen:**
* **Eindvonnis:** Beslissing die de rechtsmacht van de rechter uitput over een geschilpunt; heeft gezag van gewijsde. Niet alle eindbeslissingen zijn eindvonnissen [93](#page=93) [94](#page=94).
* **Vonnis alvorens recht te doen:** Beveelt een voorafgaande maatregel (bv. deskundigenonderzoek) of regelt een tussengeschil, of regelt de toestand voorlopig. Heeft geen gezag van gewijsde [94](#page=94).
* **Gemengde vonnissen:** Bevatten zowel eindbeslissingen als beslissingen alvorens recht te doen [94](#page=94).
* **Beslissingen van inwendige aard:** Regelen het procesverloop (bv. bepalen rechtsdag, uitstel) en zijn niet vatbaar voor verzet of hoger beroep [96](#page=96).
#### 5.14.2 Totstandkoming en vormvereisten van het vonnis
Een vonnis moet worden gewezen door het voorgeschreven aantal rechters die alle zittingen hebben bijgewoond, op straffe van organieke nietigheid. Het moet worden ondertekend door de rechters en de griffier, tenzij het onmiddellijk na de debatten wordt uitgesproken. Het vonnis wordt uitgesproken door de voorzitter van de kamer. Verplichte vermeldingen op straffe van nietigheid zijn o.a. de rechter, de rechters, het OM, de griffier, gegevens van partijen, onderwerp van de vordering, antwoord op middelen, advies OM, datum van uitspraak, en namen van advocaten [94](#page=94) [95](#page=95).
* **Minuut:** Het originele, door rechter en griffier ondertekende vonnis, dat bij de griffie blijft [96](#page=96).
* **Uitgifte (grosse):** Een afschrift van het vonnis met een formulier van tenuitvoerlegging, de uitvoerbare titel [96](#page=96).
* **Afschrift:** Een informatieve kopie van het vonnis [96](#page=96).
#### 5.14.3 Motiveringsverplichting
Het vonnis moet met redenen omkleed zijn (art. 149 Gw.) en de rechter moet antwoorden op de middelen die partijen bij conclusie hebben aangevoerd (art. 780, 3° Ger.W.) [96](#page=96).
#### 5.14.4 Gerechtskosten
Elk eindvonnis verwijst in de kosten; de in het ongelijk gestelde partij betaalt in principe. Uitzonderingen zijn nuttelose kosten of wanneer partijen elk voor sommige punten in het ongelijk worden gesteld. De gerechtskosten omvatten o.a. griffie-, registratie-, en deurwaarderskosten, deskundigenhonoraria, reis- en verblijfkosten, de rechtsplegingsvergoeding, en bijdragen aan juridische bijstand. De kosten worden in principe per hoofd verdeeld, tenzij anders bepaald of bij hoofdelijkheid. De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire vergoeding voor advocaatkosten die kan worden verhoogd of verlaagd, rekening houdend met o.a. de financiële draagkracht van de verliezende partij en de complexiteit van de zaak [96](#page=96) [97](#page=97).
#### 5.14.5 Gevolgen van het vonnis
* **Bindende kracht:** Partijen zijn gebonden door het vonnis en moeten het naleven, vrijwillig of gedwongen [98](#page=98).
* **Uitputting van rechtsmacht:** Een rechter kan niet opnieuw oordelen over een geschilpunt dat definitief is beslecht met een eindbeslissing; machtsoverschrijding hierbij is van openbare orde [98](#page=98).
* **Gezag van het rechterlijk gewijsde:** Dit is een hogere graad van bindende kracht; de beslissing heeft een wettelijk vermoeden van waarheid en kan niet meer betwist worden door dezelfde of een andere rechter, zolang er geen rechtsmiddel is aangewend [98](#page=98).
* **Negatieve werking (exceptie van gewijsde):** Verhindert dat dezelfde vordering opnieuw wordt ingesteld; vereist zelfde voorwerp, oorzaak, partijen en hoedanigheid [99](#page=99).
* **Positieve werking:** Verplicht de rechter om de eerdere uitspraak te respecteren in latere procedures tussen dezelfde partijen om onverenigbare uitspraken te voorkomen [99](#page=99).
* **Kracht van het rechterlijk gewijsde:** Gerelateerd aan de uitvoerbaarheid van de uitspraak zodra deze niet meer vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel [99](#page=99).
* **Uitvoerbare kracht en voorlopige tenuitvoerlegging:** Vonnis heeft van rechtswege uitvoerbare kracht, maar deze is voorlopig (bij voorraad). Hoger beroep schorst de uitvoerbaarheid in principe niet, tenzij voor specifieke geschillen (bv. staat van personen) of indien de rechter anders bepaalt. Hoger beroep of verzet van een versteklatende partij schorst de uitvoerbaarheid wel, behoudens wettelijke uitzonderingen [100](#page=100) .
### 5.15 Rechtsmiddelen
Rechtsmiddelen zijn procedurele middelen om een rechterlijke beslissing te wijzigen en een nieuwe beslissing te verkrijgen. Rechterlijke beslissingen kunnen enkel door rechtsmiddelen worden tenietgedaan .
#### 5.15.1 Gewone rechtsmiddelen
* **Hoger beroep:** Vormt de zaak opnieuw voor een hogere rechter (devolutieve werking) .
* **Verzet:** Biedt een partij die bij verstek werd veroordeeld de mogelijkheid om de zaak opnieuw voor dezelfde rechter te laten behandelen, op tegenspraak .
De schorsende werking van gewone rechtsmiddelen is voornamelijk relevant voor versteklatende partijen .
#### 5.15.2 Buitengewone rechtsmiddelen
* **Voorziening in cassatie:** Beoordeelt enkel de wettigheid van rechterlijke beslissingen in laatste aanleg (schending van wet of vorm) .
* **Derdenverzet:** Kan door derden worden aangewend tegen beslissingen die hun rechten benadelen .
* **Herroeping van gewijsde:** .
* **Verhaal op de rechter:** .
* **Vordering tot intrekking:** .
Buitengewone rechtsmiddelen hebben nooit een schorsende werking en geen devolutieve werking .
### 5.16 Gewone rechtsmiddelen nader bekeken
#### 5.16.1 Schorsende werking van de gewone rechtsmiddelen
Hoger beroep door een niet-versteklatende partij schorst de voorlopige tenuitvoerlegging niet, tenzij de wet anders bepaalt of de rechter anders beslist. Hoger beroep of verzet door een versteklatende partij schorst de voorlopige tenuitvoerlegging wel, behoudens uitzonderingen .
#### 5.16.2 Toepassingsvoorwaarden voor verzet of hoger beroep
In principe kan tegen elk vonnis hoger beroep worden ingesteld, tenzij de wet anders bepaalt, en tegen elk verstekvonnis in laatste aanleg kan verzet worden aangetekend. Uitzonderingen zijn akkoordvonnissen, beslissingen van inwendige aard en berusting in een vonnis .
#### 5.16.3 Verzet
Verzet is een gewoon rechtsmiddel voor partijen die bij verstek zijn veroordeeld in laatste aanleg. De zaak wordt opnieuw behandeld op tegenspraak. Enkel partijen die verstek lieten gaan en een belang hebben, kunnen verzet aantekenen. Verzet kan enkel tegen verstekvonnissen in laatste aanleg, en niet wanneer hoger beroep openstaat of indien het vonnis geacht wordt op tegenspraak te zijn gewezen (bv. indien conclusies werden neergelegd). De termijn voor verzet bedraagt één maand vanaf de betekening of kennisgeving van het verstekvonnis. Verzet wordt aangetekend via dagvaarding, gezamenlijk verzoekschrift of uitzonderingen voor bijzondere rechtsplegingen. Gevolgen zijn o.a. schorsende werking en devolutieve werking naar dezelfde rechter binnen de grenzen van het verzet. Verzet werkt enkel ten voordele van de indiener (relatieve werking) .
#### 5.16.4 Hoger beroep
Hoger beroep is een rechtsmiddel om een vonnis in eerste aanleg aan te vechten bij een hogere rechter, met het oog op hervorming of vernietiging van het vonnis .
* **Toelaatbaarheidsvereisten:**
* **Ratione personae:** De appellant moet partij zijn in eerste aanleg, met dezelfde hoedanigheid en belang hebben bij het instellen van beroep. Tegen de geïntimeerde moet een rechtsband bestaan. Bij onsplitsbare geschillen moeten alle partijen met strijdige belangen worden betrokken .
* **Ratione materiae:** In principe zijn alle vonnissen vatbaar voor hoger beroep, tenzij de wet anders bepaalt (bv. akkoordvonnissen, beslissingen van inwendige aard, berusting). Beslissingen inzake bevoegdheid of alvorens recht te doen zijn slechts vatbaar voor hoger beroep samen met een andere eindbeslissing .
* **Ratione summae (aanleggrens):** Afhankelijk van de waarde van de vordering (bv. meer dan 2.500 euro voor REA en ondernemingsrechtbank, 2.000 euro voor vrederechter en politierechtbank). Vorderingen die niet in geld waardeerbaar zijn, zijn altijd vatbaar voor hoger beroep .
* **Ratione temporis:** Het hoofdberoep kan worden aangetekend binnen één maand vanaf de betekening van het vonnis. Incidenteel beroep moet worden ingesteld in de eerste conclusie .
* **Hoofdberoep versus incidenteel beroep:**
* **Hoofdberoep:** Ingesteld door een partij die nog geen gedaagde is in hoger beroep of een partij die een eerder ingesteld beperkt hoofdberoep uitbreidt. Rechtsingang gebeurt via dagvaarding, verzoekschrift of conclusie .
* **Incidenteel beroep:** Ingesteld door een verweerder in hoger beroep, zelfs indien deze aanvankelijk had berust. Moet in de eerste conclusie worden ingesteld .
* **Gevolgen van hoger beroep:**
* **Geen schorsende werking:** Tenzij ingesteld door een versteklatende partij of anders bepaald .
* **Devolutieve werking en verruimde devolutieve werking:** Het hele geschil wordt overgeheveld naar de appelrechter. Indien de eerste rechter zich ten gronde heeft uitgesproken over alle geschilpunten, geldt gewone devolutieve werking en kunnen partijen de opdracht van de appelrechter beperken. Indien de eerste rechter zich niet over alle geschilpunten heeft uitgesproken, geldt verruimde devolutieve werking waarbij het hele geding naar de appelrechter gaat .
### 5.17 Buitengewone rechtsmiddelen
#### 5.17.1 Voorziening in cassatie
Het Hof van Cassatie beoordeelt de wettigheid van beslissingen in laatste aanleg op basis van wets- of vormschendingen, niet de feiten. Toelaatbaarheidsvoorwaarden zijn o.a. beslissingen in laatste aanleg, eindbeslissingen, en een termijn van drie maanden vanaf betekening. Bij vernietiging wordt de zaak verwezen naar een ander gerecht van dezelfde rang .
* **Partijen voor het Hof van Cassatie:** Eiser in cassatie (partij die cassatie instelt), verweerder in cassatie (partij tegen wie cassatie wordt ingesteld) .
* **Gevolgen:** Geen schorsende werking voor de tenuitvoerlegging, geen devolutieve werking zoals bij hoger beroep .
* **Arrest van het Hof van Cassatie:** Kan de voorziening verwerpen (bestreden uitspraak wordt onherroepelijk) of de uitspraak vernietigen (verwijzing naar ander gerecht) .
#### 5.17.2 Derdenverzet
Dit buitengewone rechtsmiddel kan worden aangewend door iedereen die niet behoorlijk is opgeroepen of niet in dezelfde hoedanigheid is tussengekomen, met als doel de vernietiging te verkrijgen van een beslissing die haar rechten benadeelt. Het kan worden ingesteld zolang het recht om het vonnis ten uitvoer te leggen niet verjaard is, of binnen drie maanden vanaf betekening aan de derde .
### 5.18 Executie en beslag
Executierecht regelt het realiseren van aanspraken van een schuldeiser via overheidsmiddelen. Schuldenaren staan met hun hele vermogen in voor hun verbintenissen. Eigenrichting is verboden; enkel de middelen van de overheid mogen worden aangewend .
#### 5.18.1 Reële executie
Dit is de directe uitvoering van het voorwerp van de verbintenis of de rechterlijke veroordeling, ook wel gedwongen uitvoering in natura genoemd. Het verbod op lijfdwang beperkt de mogelijkheden, tenzij er oplossingen zijn zoals schadevergoeding of indirecte reële executie (bv. vernietiging van wat in strijd met de verbintenis is verricht, of uitvoering door de schuldeiser op kosten van de SA). De dwangsom is een middel om de SA aan te zetten tot nakoming in natura. Voor reële executie is een uitvoerbare titel, voorafgaande betekening en uitvoering door een gerechtsdeurwaarder vereist .
#### 5.18.2 Beslag
Beslag is een handeling van een gerechtsdeurwaarder waarbij goederen van de SA worden aangewezen waarop executie zal gebeuren. Gevolgen zijn beschikkingsonbevoegdheid van de SA over de beslagen goederen (ten aanzien van de beslagleggende SE) .
* **Bewarend beslag:** Kan in spoedeisende gevallen worden gelegd indien de schuldvordering zeker, opeisbaar en vaststaand is, en er vrees is voor recuperatie. Dit heeft een louter bewarende werking .
* **Uitvoerend beslag:** Vereist een uitvoerbare titel, een zekere en opeisbare schuldvordering, en dat de beslagene eigenaar is van de goederen. Vereist voorafgaande betekening van de rechterlijke beslissing en een bevel tot uitvoerend beslag door de gerechtsdeurwaarder .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Rechtsregel | Een bindend voorschrift waaraan mensen zich moeten houden en dat voortvloeit uit een gezaghebbende autoriteit, met als doel het gedrag van mensen in de maatschappij te reguleren. |
| Rechtsstaat | Een maatschappij waarin het gezag van de overheid berust op een consistent geheel van rechtsregels waaraan ook de overheid zelf is onderworpen; het recht heeft hier het hoogste gezag. |
| Scheiding der machten | Het principe waarbij de staatsmacht wordt verdeeld over de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, met als doel machtsmisbruik te voorkomen en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te garanderen. |
| Materieel recht | Het geheel van rechtsregels dat de gedragingen van individuen naar inhoud bepaalt, zoals verbintenissenrecht of goederenrecht. |
| Formeel recht (Gerechtelijk recht) | Het geheel van rechtsregels dat bepaalt hoe het materieel recht wordt gehandhaafd, hoe aanspraken worden afgedwongen en hoe geschillen worden beslecht door een overheidsrechter. |
| Eigenrichting | Het zonder wettelijke tussenkomst zelf proberen recht te halen of onrecht te herstellen, wat in een rechtsstaat verboden is. |
| Rechtsvordering (Ius agendi) | Het abstracte recht van een rechtssubject om zijn materiële rechten via een wettelijk vastgestelde rechtspleging te laten beoordelen door een rechter. |
| Eis/Vordering in rechte | De concrete uitoefening van de rechtsvordering door een rechtssubject die aanspraak maakt op een gerechtelijke beslissing, waarbij het voorwerp, de oorzaak en de rechtsgronden worden gespecificeerd. |
| Dagvaarding | Een proceshandeling die de gedinginleidende akte vormt, waarbij een verwerende partij wordt opgeroepen om voor een bepaald rechtscollege te verschijnen in een tegensprekelijke procedure. |
| Verstek | Het niet verschijnen van een partij op een zitting voor de rechter, waardoor de procedure zonder haar inbreng kan worden voortgezet of besloten. |
| Vonnis | Een rechterlijke beslissing van een rechtbank die een geschil of een deel daarvan ten gronde beslecht, of een voorlopige maatregel oplegt. |
| Rechtsmiddel | Procedurele middelen die partijen ter beschikking staan om een rechterlijke beslissing te betwisten, te wijzigen of te vernietigen, zoals hoger beroep of verzet. |
| Cassatie | Een rechtsmiddel dat gericht is tegen de schending van de wet of van vormvoorschriften door een beslissing in laatste aanleg, beoordeeld door het Hof van Cassatie. |
| Executierecht | Het geheel van rechtsregels dat de middelen regelt waarmee de aanspraken van een schuldeiser via de machtsmiddelen van de overheid kunnen worden gerealiseerd, inclusief beslag en reële executie. |
| Beslag | Een handeling van een gerechtsdeurwaarder waarbij de goederen van een schuldenaar worden aangewezen en beschreven om de verhaal van een schuldeiser veilig te stellen, waardoor de schuldenaar over die goederen niet meer kan beschikken. |
| Bewarend beslag | Een spoedmaatregel waarbij een schuldeiser conservatoir beslag legt op goederen van zijn schuldenaar om een toekomstige vordering veilig te stellen, zonder dat er reeds een uitvoerbare titel is. |
| Uitvoerend beslag | Beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar met een uitvoerbare titel, met het doel deze goederen te verkopen en de opbrengst te gebruiken om de schuld te voldoen. |
| Dwangsom | Een door de rechter opgelegde geldsom die de schuldenaar verbeurt indien hij een rechterlijke beslissing niet vrijwillig uitvoert, als middel om nakoming te stimuleren. |
| Rechtsmacht | De bevoegdheid die Belgische rechtbanken en hoven samen hebben om geschillen te beslechten; het is de uitoefening van de staatsmacht door de rechterlijke macht. |
| Bevoegdheid (ratione materiae / ratione loci) | De specifieke macht die een bepaald hof of rechtbank heeft om kennis te nemen van een geschil, ingedeeld naar het onderwerp (materiële bevoegdheid) of het geografische gebied (territoriale bevoegdheid). |
| Hoedanigheid | De juridische band die een partij moet hebben met het betwiste materieel recht om proceshandelingen te kunnen stellen; zonder hoedanigheid is een vordering onontvankelijk. |
| Belang | De materiële of morele reden waarom een procespartij een beroep doet op het gerecht; het belang moet actueel, legitiem, persoonlijk en direct zijn. |
| Gesloten systeem van nietigheden | Het beginsel dat een nietigheid enkel kan worden toegepast als de wet dit uitdrukkelijk voorschrijft ('pas de nullité sans texte') en de nietigheid tot een benadeling heeft geleid ('pas de nullité sans grief'). |
| Openbare orde | Essentiële maatschappelijke belangen die de juridische grondslagen van de maatschappij beschermen en die leiden tot regels van dwingend recht die ambtshalve door de rechter moeten worden toegepast. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitaire vergoeding ter dekking van de advocaatkosten van de in het gelijk gestelde partij, waarvan de hoogte kan variëren afhankelijk van het geschil en wettelijke bepalingen. |
| Gezag van gewijsde | De bindende kracht van een rechterlijke beslissing die niet meer vatbaar is voor gewoon beroep; het houdt in dat partijen dezelfde vordering niet opnieuw kunnen instellen en dat rechters zich aan eerdere uitspraken moeten houden. |
| Uitvoerbare kracht | De mogelijkheid om een rechterlijke beslissing, indien nodig met dwangmiddelen, te laten uitvoeren teneinde de aanspraken van de winnende partij te realiseren. |
| Kort geding | Een versnelde gerechtelijke procedure die bedoeld is om een voorlopige beslissing te verkrijgen in dringende zaken, zonder de grond van de zaak definitief te beslissen. |
| Tussenvordering | Een vordering die wordt ingesteld na de aanvang van een procedure, zoals een tegenvordering, een vordering tot tussenkomst of een wijziging van de oorspronkelijke eis. |
| Wraking | Een procedure waarbij een partij vraagt dat een rechter wordt weggenomen uit een zaak wegens wettige verdenking van partijdigheid. |
| Verschoning | De plicht van een rechter om zich uit een zaak terug te trekken indien hij weet dat er een reden tot wraking bestaat. |
| Ontkentenis van proceshandeling | Een procedure waarbij een partij betwist dat een proceshandeling (bv. een dagvaarding) door haar werd gelast of bekrachtigd, met het doel de handeling van onwaarde te verklaren. |
| Beraad | De periode tussen het sluiten van de debatten en de uitspraak van het vonnis, waarin de rechter zich buigt over de zaak. |
| Procespartij | Een rechtssubject dat deelneemt aan een procedure voor de rechter, zij het als eiser, verweerder, of tussenkomende partij. |
| Formele procespartij | De partij die een materiële procespartij vertegenwoordigt omdat deze onbekwaam is om zelf proceshandelingen te stellen (bv. een advocaat of wettelijke vertegenwoordiger). |
| Materiële procespartij | De partij wiens materieelrechtelijke aanspraken en verweermiddelen in het geding zijn en die de werkelijke titularis is van de rechten en plichten waarover wordt beslist. |
| Conclusie | Een schriftelijk document waarin een procespartij haar middelen, argumenten en vorderingen voorlegt aan de rechter, die bepalend is voor de omvang van de rechterlijke antwoordplicht. |
| Rechtsdag | De specifieke datum en tijd waarop een zaak wordt behandeld door de rechter (pleitzitting). |
| Minnelijke schikking | Een overeenkomst die partijen treffen om hun geschil buiten de rechter om op te lossen, soms gefaciliteerd door de rechter zelf. |
| Dagvaarding | Een exploot van gerechtsdeurwaarder waarmee een gedaagde partij wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen op een bepaalde zittingsdatum. |
| Verzoekschrift | Een akte waarmee een eis wordt ingesteld, die wordt neergelegd ter griffie en waarmee partijen worden opgeroepen voor een inleidende zitting (alternatief voor dagvaarding in specifieke gevallen). |
| Rol (Algemene rol, Zittingsrol) | De officiële lijst waarop zaken die aanhangig zijn bij een rechtbank worden ingeschreven (algemene rol) of de lijst van zaken die op een specifieke dag worden behandeld (zittingsrol). |
| Dossiervan rechtspleging | Het geheel van documenten en akten met betrekking tot een specifieke zaak dat door de griffie wordt bijgehouden en dat de procesvoering documenteert. |
| Inleidende zitting | De eerste zitting waarop een zaak voor de rechter wordt gebracht, waar de partijen kunnen verschijnen, afspraken kunnen maken over de procedure en waar eventueel verstek kan worden gevorderd. |
| Verstekvonnis | Een vonnis dat wordt uitgesproken tegen een partij die niet is verschenen op de zitting waarover zij correct werd opgeroepen. |
| Korte debatten | Een verkorte procedure waarbij een zaak op de inleidende zitting of kort daarna kan worden behandeld, indien de zaak eenvoudig is of partijen instemmen. |
| Instelling van de zaak | De fase van de procedure waarin partijen hun standpunten en bewijsmiddelen uitwisselen en neerleggen, meestal via conclusies, ter voorbereiding van de rechtsdag. |
| Mededeling van stukken | Het proces waarbij partijen hun bewijsstukken aan elkaar bekendmaken om wederzijdse inzage mogelijk te maken en de rechten van verdediging te waarborgen. |
| Neerlegging van stukken | Het indienen van bewijsstukken en conclusies ter griffie, zodat deze kenbaar zijn voor de rechter en de andere partijen. |
| Rechtsdag | De zitting waarop de zaak daadwerkelijk wordt bepleit en door de rechter wordt beoordeeld. |
| Debatten | De mondelinge of schriftelijke uitwisseling van argumenten en standpunten tussen de partijen voor de rechter. |
| Beraad | De periode waarin de rechter na het sluiten van de debatten de zaak overweegt alvorens een vonnis te wijzen. |
| Vonnis | De beslissing van een rechterlijke instantie, die verschillende vormen kan aannemen (vonnis, arrest, beschikking) en verschillende gevolgen kan hebben (eindvonnis, vonnis alvorens recht te doen). |
| Motiveringsplicht | De wettelijke verplichting van de rechter om zijn beslissingen te onderbouwen met redenen en juridische argumenten. |
| Gerechtskosten | Alle kosten die verbonden zijn aan een gerechtelijke procedure, zoals griffie- en registratierechten, aktekosten, deskundigenhonoraria en rechtsplegingsvergoeding. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitair bedrag dat wordt toegekend aan de in het gelijk gestelde partij ter dekking van de kosten van haar advocaat. |
| Bindende kracht | De juridische gevolgtrekking dat partijen gebonden zijn door een rechterlijke uitspraak en deze moeten naleven, vrijwillig of met dwangmiddelen. |
| Gezag van gewijsde | De eigenschap van een rechterlijke beslissing die onherroepelijk is geworden en een wettelijk vermoeden van waarheid geniet, waardoor deze niet meer betwist kan worden en latere procedures hieraan getoetst worden. |
| Uitvoerbare kracht | De mogelijkheid om een rechterlijke beslissing af te dwingen met behulp van wettelijke middelen, zoals beslaglegging door een gerechtsdeurwaarder. |
| Hoger beroep | Een gewoon rechtsmiddel waarbij een partij een uitspraak van een rechter in eerste aanleg aanvecht bij een hogere rechter, met het doel hervorming of vernietiging te verkrijgen. |
| Verzet | Een gewoon rechtsmiddel dat beschikbaar is voor een partij die bij verstek werd veroordeeld, om de zaak opnieuw te laten behandelen door dezelfde rechter, maar nu op tegenspraak. |
| Voorziening in cassatie | Een buitengewoon rechtsmiddel gericht tegen beslissingen in laatste aanleg die de wet of vormvoorschriften hebben geschonden, beoordeeld door het Hof van Cassatie. |
| Derdenverzet | Een buitengewoon rechtsmiddel voor derden die benadeeld worden door een rechterlijke beslissing waaraan zij geen deel hebben gehad, met als doel de beslissing te neutraliseren. |
| Herroeping van gewijsde | Een buitengewoon rechtsmiddel dat toelaat een eindbeslissing te herroepen in specifieke gevallen, zoals bij ontdekking van nieuwe feiten of bedrog. |
| Executie | Het proces waarbij een schuldeiser via wettelijke middelen de nakoming van een verbintenis afdwingt, hetzij in natura (reële executie), hetzij door beslag op goederen van de schuldenaar. |
| Reële executie | De rechtstreekse uitvoering van het voorwerp van een verbintenis, zoals het leveren van een zaak of het uitvoeren van een bepaalde handeling, vaak afgedwongen met dwangmiddelen zoals een dwangsom. |
| Beslag | Een juridische handeling waarbij goederen van een schuldenaar worden aangewezen en beschreven, waardoor de schuldenaar er niet meer vrij over kan beschikken, ten behoeve van een schuldeiser. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar om een toekomstige vordering te waarborgen, vereist spoedeisendheid en een zekerheidstelling. |
| Uitvoerend beslag | Beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar met een uitvoerbare titel, met het doel deze goederen te verkopen en de opbrengst te gebruiken om de schuld te voldoen. |
| Verzet tegen vonnis | Een rechtsmiddel dat een partij die bij verstek werd veroordeeld kan aanwenden om de zaak opnieuw voor dezelfde rechter te laten behandelen op tegenspraak. |
| Hoger beroep aantekenen | Het aanvechten van een vonnis in eerste aanleg bij een hogere rechter. |
| Cassatieberoep | Beroep dat wordt ingesteld bij het Hof van Cassatie tegen beslissingen in laatste aanleg wegens schending van de wet of vormvoorschriften. |
| Verhaal op de rechter | Een buitengewoon rechtsmiddel tegen een rechter die een fout heeft begaan in de uitoefening van zijn functie, zoals rechtsweigering. |
| Mededeling van conclusies | Het verplicht uitwisselen van schriftelijke argumenten en standpunten tussen procespartijen alvorens deze ter beoordeling aan de rechter worden voorgelegd. |
| Rechtsingang | De procedurele handeling waarmee een gerechtelijke procedure wordt gestart, meestal via een dagvaarding of een verzoekschrift. |
| Afstand van geding | Het stopzetten van een lopende procedure door de eiser, waarbij de rechtsvordering zelf niet wordt prijsgegeven. |
| Afstand van rechtsvordering | Het prijsgeven van zowel de procedure als het recht zelf, waardoor de vordering niet meer kan worden ingesteld. |
| Misbruik van procesrecht | Het aanwenden van proceshandelingen met onregelmatige doeleinden, zoals het berokkenen van schade aan de tegenpartij of het rekken van het geding op roekeloze wijze. |
| Exceptie van onbevoegdheid | Een verweer waarbij de exceptie nemende partij aanvoert dat de geadieerde rechter niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. |
| Benoeming van magistraten | Het proces waarbij rechters en leden van het openbaar ministerie worden aangesteld in hun ambt, meestal via vergelijkende examens en stages, en op voordracht van de Hoge Raad voor de Justitie. |
| Hoge Raad voor de Justitie | Een onafhankelijke instelling die advies geeft over de rechterlijke organisatie, de benoeming en de beoordeling van magistraten. |
| Openbaar Ministerie | Een onderdeel van de rechterlijke macht dat waakt over de toepassing van de wet, het algemeen belang en de openbare orde, met name in strafzaken maar ook in burgerlijke aangelegenheden. |
| Gerechtsdeurwaarder | Een openbaar ambtenaar die belast is met het betekenen van gerechtelijke akten, het uitvoeren van rechterlijke beslissingen en het verrichten van vaststellingen. |
| Advocaat | Een zelfstandige jurist die partijen bijstaat en vertegenwoordigt in gerechtelijke en buitengerechtelijke aangelegenheden, en die gebonden is door deontologische regels. |
| Vrederechter | Een rechter die bevoegd is voor geschillen van geringe waarde, zoals huurzaken, en voor bepaalde domeinen van het familierecht. |
| Rechtbank van eerste aanleg (REA) | Een rechtbank die bevoegd is voor de meeste burgerlijke en handelsgeschillen, en die ook als beroepsinstantie optreedt tegen beslissingen van de vrederechter en de politierechtbank. |
| Ondernemingsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen met betrekking tot ondernemingen, zoals faillissementen, vennootschapsrecht en marktrecht. |
| Arbeidsrechtbank | Een rechtbank die bevoegd is voor geschillen op het gebied van het arbeidsrecht, zoals ontslagkwesties en loonconflicten. |
| Hof van Beroep | Een hogere rechter die oordeelt over beroepen tegen uitspraken van rechtbanken van eerste aanleg, arrondissementsrechtbanken, ondernemingsrechtbanken en arbeidsrechtbanken. |
| Hof van Cassatie | Het hoogste rechtscollege in België dat waakt over de uniforme toepassing van de wet en de procesregels, zonder de feiten zelf te beoordelen. |
| Advocaat-stagiair | Een advocaat die zijn stage volgt bij een balie, onder begeleiding van een advocaat-stagemeester, ter voorbereiding op de uitoefening van het beroep. |
| Gerechtelijke stage | Een verplichte opleidingsperiode na het behalen van een juridisch diploma, die noodzakelijk is voor de toegang tot bepaalde juridische beroepen zoals advocaat, magistraat of gerechtsdeurwaarder. |
| Deontologie | Het geheel van ethische regels en plichten die van toepassing zijn op een bepaald beroep, zoals dat van advocaat of magistraat. |
| Gerechtsmandataris | Een persoon die door de rechter wordt aangewezen om de belangen van een partij te beheren of te vertegenwoordigen in een gerechtelijke procedure, zoals een curator of bewindvoerder. |
| Curator | Een persoon die wordt aangewezen om de goederen van een gefailleerde onderneming of een failliete natuurlijke persoon te beheren en te liquideren. |
| Bewindvoerder | Een persoon die wordt aangewezen om de goederen van een persoon die handelingsonbekwaam is geworden (bv. wegens dementie) te beheren en te vertegenwoordigen. |
| Openbare zitting | Een gerechtelijke zitting die toegankelijk is voor het publiek, tenzij de wet anders bepaalt. |
| Raadkamer | Een gesloten zitting van de rechter waar bepaalde procedures worden behandeld zonder publieke aanwezigheid, zoals het bevel tot aanhouding. |
| Beraadslaging | De periode waarin de rechter de zaak overweegt alvorens een uitspraak te doen. |
| Gerechtelijke procedure | Het geheel van stappen en handelingen die moeten worden gevolgd om een zaak voor de rechter te brengen en te laten beslechten. |
| Rechtsmiddel | Een procedurele mogelijkheid om een rechterlijke beslissing aan te vechten, zoals hoger beroep, verzet of cassatie. |
| Devolutieve werking | Het effect van een rechtsmiddel waarbij het geschil wordt overgedragen aan een hogere rechter, die het opnieuw kan beoordelen op feitelijk en juridisch vlak. |
| Schorsende werking | Het effect van een rechtsmiddel waarbij de tenuitvoerlegging van een uitspraak wordt opgeschort totdat de zaak opnieuw is behandeld en beslist. |
| Uitvoerbare titel | Een authentieke akte of rechterlijke beslissing die de schuldeiser toelaat de nakoming van een verbintenis af te dwingen door middel van tenuitvoerlegging. |
| Verjaring | Het tenietgaan van een rechtsvordering door het verstrijken van een wettelijk bepaalde termijn, waardoor het recht niet meer in rechte kan worden afgedwongen. |
| Verval | Het tenietgaan van een recht of rechtsvordering door het verstrijken van een wettelijk bepaalde termijn, vaak zonder mogelijkheid tot stuiting of schorsing. |
| Betekening | De formele overhandiging van een gerechtelijke akte aan een partij, door middel van een gerechtsdeurwaarder, die de akte verplicht is te registreren en op te stellen in een authentiek exploot. |
| Kennisgeving | De informele toezending van een gerechtelijke akte, meestal per post of elektronisch, die geen afdwingbare gevolgen heeft maar partijen wel op de hoogte stelt. |
| Tegengetekend ontvangstbewijs | Een document dat bevestigt dat een brief of pakket in goede orde is ontvangen, en dat dient als bewijs van verzending en ontvangst. |
| Rolstelling | De inschrijving van een zaak op de lijst van aanhangige zaken van een rechtbank, wat essentieel is voor de voortzetting van de procedure. |
| Dossier van rechtspleging | Het complete verzamelen van alle documenten en akten die relevant zijn voor een gerechtelijke zaak, bijgehouden door de griffie. |
| Familiedossier | Een specifiek dossier waarin alle vorderingen die bij de familierechtbank worden ingediend met betrekking tot een gezin, zoals echtscheidingen, afstamming of ouderlijk gezag, worden gebundeld. |
| Recht op verdediging | Het fundamentele recht van elke partij om gehoord te worden, haar standpunt kenbaar te maken en zich te verdedigen tegen de vorderingen van de tegenpartij. |
| Procesgelijkheid | Het principe dat alle procespartijen op gelijke voet worden behandeld en gelijke rechten hebben om hun zaak voor te leggen aan de rechter. |
| Rechtsweigering | Het principe dat de rechter verplicht is recht te spreken en geen zaken mag weigeren, zelfs niet bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. |
| Materiële bevoegdheid | De bevoegdheid van een rechtscollege om kennis te nemen van geschillen over een bepaald onderwerp of van een bepaalde aard, bepaald door de wet. |
| Territoriale bevoegdheid | De bevoegdheid van een rechtscollege om kennis te nemen van geschillen binnen een bepaald geografisch gebied, afgebakend door de wet. |
| Aanhangigheid | De situatie waarbij twee identieke vorderingen aanhangig zijn bij twee verschillende bevoegde rechtbanken, wat kan leiden tot samenvoeging. |
| Samenhang | De situatie waarbij twee vorderingen zo nauw met elkaar verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen om tegenstrijdige uitspraken te vermijden, wat kan leiden tot samenvoeging. |
| Onsplitsbaarheid | De situatie waarbij twee zaken zo intrinsiek met elkaar verbonden zijn dat de gezamenlijke tenuitvoerlegging van de uitspraken materieel onmogelijk zou zijn, wat leidt tot samenvoeging. |
| Verweer | De reactie van de verweerder op de vordering van de eiser, die kan bestaan uit betwistingen van feiten, juridische argumenten of procesrechtelijke excepties. |
| Exceptie van niet-nakoming (ENAC) | Een verweermiddel waarbij een schuldenaar de nakoming van zijn verbintenis opschort totdat de wederpartij haar tegenprestatie nakomt. |
| Retentierecht | Het recht van een schuldeiser om een zaak die hij onder zich heeft, die het voorwerp is van een prestatie, bij te houden totdat de verschuldigde prestatie is betaald. |
| Accusatoir karakter | Het principe dat in een civiel proces de partijen het initiatief nemen en de grenzen van het geschil bepalen, terwijl de rechter een passieve rol speelt. |
| Beschikkingsbeginsel | Het principe dat partijen de vrije hand hebben om de grenzen van hun geschil af te bakenen en te bepalen welke vorderingen aan de rechter worden voorgelegd. |
| Ultra petita | De situatie waarin de rechter meer toekent dan wat door de partijen is gevorderd, wat een schending is van het beschikkingsbeginsel. |
| Infra petita | De situatie waarin de rechter minder toekent dan wat door de partijen is gevorderd, wat eveneens een schending is van het beschikkingsbeginsel. |
| Rechtsmiddelen | Procedurele middelen die partijen ter beschikking staan om rechterlijke beslissingen te betwisten, te wijzigen of te vernietigen. |
| Gewone rechtsmiddelen | Rechtsmiddelen zoals hoger beroep en verzet, die een devolutieve werking kunnen hebben en in bepaalde gevallen een schorsende werking. |
| Buitengewone rechtsmiddelen | Rechtsmiddelen zoals voorziening in cassatie, derdenverzet en herroeping van gewijsde, die doorgaans geen schorsende of devolutieve werking hebben. |
| Proceshandelingen | Alle handelingen die tijdens een gerechtelijke procedure worden gesteld door partijen, hun vertegenwoordigers of het gerechtelijk hulppersoneel, met uitzondering van rechtsprekende handelingen. |
| Rechtsprekende handelingen | Uitspraken van de rechter die tot doel hebben een geschil te beslechten of een rechtspositie vast te stellen, zoals vonnissen en arresten. |
| Vormvereisten | De wettelijk voorgeschreven formaliteiten waaraan proceshandelingen en rechterlijke beslissingen moeten voldoen om rechtsgeldig te zijn. |
| Nietigheid | De sanctie die wordt opgelegd bij het niet naleven van een vormvereiste, waardoor de proceshandeling of beslissing geacht wordt nooit te hebben plaatsgevonden. |
| Opschortende excepties | Excepties die de voortzetting van de procedure tijdelijk stopzetten totdat een bepaald gebrek is hersteld of een voorwaarde is voldaan. |
| Afdoende (Peremptoire) excepties | Excepties die de procedure definitief beëindigen of een handeling ongeldig maken, omdat het gebrek niet herstelbaar is. |
| Verzameling van gerechtelijke akten | De officiële kopie van een rechterlijke beslissing, opgesteld door de griffier, die kan worden gebruikt voor tenuitvoerlegging. |
| Minuut | Het originele, door de rechter en griffier ondertekende vonnis, dat wordt bewaard in het griffiedossier. |
| Uitgifte (grosse) | De uitvoerbare versie van een vonnis, voorzien van een uitvoerbaarheidsformulier, die door de gerechtsdeurwaarder wordt gebruikt om de beslissing ten uitvoer te leggen. |
| Afschrift | Een kopie van een gerechtelijke akte, die geen uitvoerbare kracht heeft maar wel ter informatie kan worden verspreid. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitaire vergoeding die de in het gelijk gestelde partij kan vorderen ter dekking van de kosten van haar advocaat. |
| Gerechtelijke kosten | Alle kosten die verband houden met een gerechtelijke procedure, inclusief griffie-, registratie- en aktekosten, en rechtsplegingsvergoeding. |
| Verzameling van gerechtelijke akten | De officiële kopie van een rechterlijke beslissing, opgesteld door de griffier, die kan worden gebruikt voor tenuitvoerlegging. |
| Minuut | Het originele, door de rechter en griffier ondertekende vonnis, dat wordt bewaard in het griffiedossier. |
| Uitgifte (grosse) | De uitvoerbare versie van een vonnis, voorzien van een uitvoerbaarheidsformulier, die door de gerechtsdeurwaarder wordt gebruikt om de beslissing ten uitvoer te leggen. |
| Afschrift | Een kopie van een gerechtelijke akte, die geen uitvoerbare kracht heeft maar wel ter informatie kan worden verspreid. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitaire vergoeding die de in het gelijk gestelde partij kan vorderen ter dekking van de kosten van haar advocaat. |
| Gerechtelijke kosten | Alle kosten die verband houden met een gerechtelijke procedure, inclusief griffie-, registratie- en aktekosten, en rechtsplegingsvergoeding. |
| Procesvervolging | De stappen die worden ondernomen om een gerechtelijke procedure in te leiden en te laten verlopen, van dagvaarding tot vonnis. |
| Exceptie van rechtsweigering | Een exceptie die een partij kan aanvoeren wanneer de rechter weigert recht te spreken, zelfs bij stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid van de wet. |
| Materiële bevoegdheidsregels | De regels die bepalen welk type rechtscollege bevoegd is om kennis te nemen van een bepaald geschil, gebaseerd op het onderwerp of de waarde van de vordering. |
| Territoriale bevoegdheidsregels | De regels die bepalen welk rechtscollege binnen een bepaald geografisch gebied bevoegd is om kennis te nemen van een geschil, gebaseerd op criteria zoals de woonplaats van de partijen. |
| Exceptie van aanhangigheid | Een verweer dat wordt ingeroepen wanneer een identieke vordering al aanhangig is bij een ander bevoegd rechtscollege, met het doel de zaak te laten verwijzen. |
| Exceptie van samenhang | Een verweer dat wordt ingeroepen wanneer twee vorderingen zo nauw met elkaar verbonden zijn dat het wenselijk is ze samen te behandelen, met het doel de zaak te laten verwijzen naar dezelfde rechter. |
| Verdelingsincident | Een geschil dat ontstaat over de interne verdeling van bevoegdheid binnen een rechtscollege, bijvoorbeeld tussen verschillende kamers of afdelingen. |
| Geschil over rechtsgebied | Een situatie waarin er onenigheid bestaat over welk rechtscollege bevoegd is om een zaak te behandelen, wat wordt opgelost door het Hof van Cassatie. |
| Onttrekking van de zaak aan de rechter | Een procedure waarbij een partij de zaak kan onttrekken aan de beoordeling van een rechter wegens wettige redenen, zoals bloedverwantschap of wettige verdenking van partijdigheid. |
| Tegensprekelijke procedure | Een gerechtelijke procedure waarbij alle partijen de mogelijkheid hebben om gehoord te worden en zich te verdedigen, in tegenstelling tot een eenzijdige procedure. |
| Eenzijdig verzoekschrift | Een procedure waarbij een partij een eis instelt zonder de tegenpartij op te roepen, enkel toegelaten in specifieke door de wet bepaalde gevallen. |
| Minnelijke oplossing van geschillen | Een proces waarbij partijen hun geschil buiten de rechter om proberen op te lossen, bijvoorbeeld door bemiddeling of verzoening. |
| Rechtsingang | De procedurele handeling waarmee een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, meestal via dagvaarding of verzoekschrift. |
| Rolstelling | De inschrijving van een zaak op de lijst van aanhangige zaken van een rechtbank, wat de procedurele voortgang mogelijk maakt. |
| Conclusie | Een schriftelijk document waarin een procespartij haar middelen, argumenten en vorderingen voorlegt aan de rechter, die bepalend is voor de omvang van de rechterlijke antwoordplicht. |
| Rechtsdag | De zitting waarop de zaak daadwerkelijk wordt bepleit en door de rechter wordt beoordeeld. |
| Debatten | De mondelinge of schriftelijke uitwisseling van argumenten en standpunten tussen de partijen voor de rechter. |
| Beraad | De periode waarin de rechter na het sluiten van de debatten de zaak overweegt alvorens een uitspraak te doen. |
| Vonnis | De beslissing van een rechterlijke instantie, die verschillende vormen kan aannemen (vonnis, arrest, beschikking) en verschillende gevolgen kan hebben (eindvonnis, vonnis alvorens recht te doen). |
| Motiveringsplicht | De wettelijke verplichting van de rechter om zijn beslissingen te onderbouwen met redenen en juridische argumenten. |
| Gerechtelijke kosten | Alle kosten die verband houden met een gerechtelijke procedure, inclusief griffie-, registratie- en aktekosten, en rechtsplegingsvergoeding. |
| Rechtsplegingsvergoeding | Een forfaitaire vergoeding die de in het gelijk gestelde partij kan vorderen ter dekking van de kosten van haar advocaat. |
| Bindende kracht | De juridische gevolgtrekking dat partijen gebonden zijn door een rechterlijke uitspraak en deze moeten naleven, vrijwillig of met dwangmiddelen. |
| Gezag van gewijsde | De eigenschap van een rechterlijke beslissing die onherroepelijk is geworden en een wettelijk vermoeden van waarheid geniet, waardoor deze niet meer betwist kan worden en latere procedures hieraan getoetst worden. |
| Uitvoerbare kracht | De mogelijkheid om een rechterlijke beslissing, indien nodig met dwangmiddelen, te laten uitvoeren teneinde de aanspraken van de winnende partij te realiseren. |
| Hoger beroep | Een gewoon rechtsmiddel waarbij een partij een uitspraak van een rechter in eerste aanleg aanvecht bij een hogere rechter, met het doel hervorming of vernietiging te verkrijgen. |
| Verzet | Een gewoon rechtsmiddel dat beschikbaar is voor een partij die bij verstek werd veroordeeld, om de zaak opnieuw te laten behandelen door dezelfde rechter, maar nu op tegenspraak. |
| Voorziening in cassatie | Een buitengewoon rechtsmiddel gericht tegen beslissingen in laatste aanleg die de wet of vormvoorschriften hebben geschonden, beoordeeld door het Hof van Cassatie. |
| Derdenverzet | Een buitengewoon rechtsmiddel voor derden die benadeeld worden door een rechterlijke beslissing waaraan zij geen deel hebben gehad, met als doel de beslissing te neutraliseren. |
| Herroeping van gewijsde | Een buitengewoon rechtsmiddel dat toelaat een eindbeslissing te herroepen in specifieke gevallen, zoals bij ontdekking van nieuwe feiten of bedrog. |
| Executie | Het proces waarbij een schuldeiser via wettelijke middelen de nakoming van een verbintenis afdwingt, hetzij in natura (reële executie), hetzij door beslag op goederen van de schuldenaar. |
| Reële executie | De rechtstreekse uitvoering van het voorwerp van een verbintenis, zoals het leveren van een zaak of het uitvoeren van een bepaalde handeling, vaak afgedwongen met dwangmiddelen zoals een dwangsom. |
| Beslag | Een juridische handeling waarbij goederen van een schuldenaar worden aangewezen en beschreven, waardoor de schuldenaar er niet meer vrij over kan beschikken, ten behoeve van een schuldeiser. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar om een toekomstige vordering te waarborgen, vereist spoedeisendheid en een zekerheidstelling. |
| Uitvoerend beslag | Beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar met een uitvoerbare titel, met het doel deze goederen te verkopen en de opbrengst te gebruiken om de schuld te voldoen. |
| Dwangsoma | Een door de rechter opgelegde geldsom die de schuldenaar verbeurt indien hij een rechterlijke beslissing niet vrijwillig uitvoert, als middel om nakoming te stimuleren. |
| Rechtsmiddelen | Procedurele middelen die partijen ter beschikking staan om rechterlijke beslissingen te betwisten, te wijzigen of te vernietigen. |
| Hoger beroep | Een gewoon rechtsmiddel waarbij een partij een uitspraak van een rechter in eerste aanleg aanvecht bij een hogere rechter, met het doel hervorming of vernietiging te verkrijgen. |
| Verzet | Een gewoon rechtsmiddel dat beschikbaar is voor een partij die bij verstek werd veroordeeld, om de zaak opnieuw te laten behandelen door dezelfde rechter, maar nu op tegenspraak. |
| Voorziening in cassatie | Een buitengewoon rechtsmiddel gericht tegen beslissingen in laatste aanleg die de wet of vormvoorschriften hebben geschonden, beoordeeld door het Hof van Cassatie. |
| Derdenverzet | Een buitengewoon rechtsmiddel voor derden die benadeeld worden door een rechterlijke beslissing waaraan zij geen deel hebben gehad, met als doel de beslissing te neutraliseren. |
| Herroeping van gewijsde | Een buitengewoon rechtsmiddel dat toelaat een eindbeslissing te herroepen in specifieke gevallen, zoals bij ontdekking van nieuwe feiten of bedrog. |
| Executie | Het proces waarbij een schuldeiser via wettelijke middelen de nakoming van een verbintenis afdwingt, hetzij in natura (reële executie), hetzij door beslag op goederen van de schuldenaar. |
| Reële executie | De rechtstreekse uitvoering van het voorwerp van een verbintenis, zoals het leveren van een zaak of het uitvoeren van een bepaalde handeling, vaak afgedwongen met dwangmiddelen zoals een dwangsom. |
| Beslag | Een juridische handeling waarbij goederen van een schuldenaar worden aangewezen en beschreven, waardoor de schuldenaar er niet meer vrij over kan beschikken, ten behoeve van een schuldeiser. |
| Bewarend beslag | Een beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar om een toekomstige vordering te waarborgen, vereist spoedeisendheid en een zekerheidstelling. |
| Uitvoerend beslag | Beslag dat wordt gelegd op goederen van een schuldenaar met een uitvoerbare titel, met het doel deze goederen te verkopen en de opbrengst te gebruiken om de schuld te voldoen. |
| Dwangsoma | Een door de rechter opgelegde geldsom die de schuldenaar verbeurt indien hij een rechterlijke beslissing niet vrijwillig uitvoert, als middel om nakoming te stimuleren. |