Cover
Mulai sekarang gratis Syllabus 7 magie-tekst-lannoy.docx
Summary
# Historische oorsprong en semantische evolutie van het begrip magie
Hier is een samenvatting van de historische oorsprong en semantische evolutie van het begrip magie.
## 1. Historische oorsprong en semantische evolutie van het begrip magie
Dit onderwerp verkent de oorsprong van het woord 'magie' vanuit het Oudperzisch via het Grieks en Latijn, en hoe de betekenis ervan door de eeuwen heen is veranderd, inclusief de negatieve connotaties die eraan kleefden.
### 1.1 De hedendaagse opvatting van magie en de uitdagingen voor het academische onderzoek
De populaire voorstelling van magie omvat vaak elementen zoals amuletten, duivelsbezweringen, toverdranken, voodoopoppen, waarzeggerij en gedaanteverwisselingen. Deze heterogeniteit maakt een eenduidige definitie lastig. Bovendien is er een spanningsveld tussen wat als verwerpelijke magie wordt bestempeld en wat als legitieme religieuze praktijk geldt, een dichotomie die mede wordt bepaald door het concept van wetenschap. De term 'magie' zelf heeft door de eeuwen heen een sterke negatieve lading gekregen, in contrast met de positieve betekenis die het woord 'magisch' tegenwoordig vaak heeft in alledaags taalgebruik. Academisch onderzoek naar magie blijft echter vaak beladen met deze negatieve connotaties.
### 1.2 De antieke oorsprong van het begrip "magie"
Het Nederlandse woord "magie" vindt zijn oorsprong in het Oudperzische *maguš*. Dit woord wordt aangetroffen in de Behistuninscriptie (eind 6e eeuw v.Chr.) en verwijst naar Perzische priesters die een vooraanstaande sociale rol speelden aan het hof van de Achaemenidische vorsten. De Griekse historicus Herodotus beschreef de *magoi* (de Griekse vorm van *maguš*) als een erfelijke priesterkaste.
#### 1.2.1 Van Perzië naar Griekenland: de ambivalente lading
De Griekse perceptie van de *magoi*, zoals vastgelegd door Herodotus, is een mengeling van fascinatie en terughoudendheid. Hij beschrijft hun wijsheid en rituele expertise, maar vestigt ook de aandacht op hun voor Grieken eigenaardige gebruiken, zoals hun begrafenisrituelen en hun rol als dromenduiders aan het hof van koning Xerxes. Deze ambivalente voorstelling, waarbij de *magoi* enerzijds als machtig en anderzijds als potentieel gevaarlijk werden gezien, lag mede aan de basis van het Griekse begrip *mageia*. Dit begrip, de voorloper van het Nederlandse "magie", ontwikkelde een steeds sterkere negatieve connotatie.
* **Tip:** De manier waarop Herodotus de Perzische *magoi* beschrijft, toont al het mechanisme van "othering": het construeren van een "ander" die zowel bewondering als angst inboezemt, mede door culturele verschillen.
#### 1.2.2 Het Griekse "mageia" en het magische discours
De term *mageia* ging vanaf de 5e eeuw v.Chr. niet alleen verwijzen naar de Perzische *magoi*, maar ook naar praktijken en figuren die losstonden van Perzië. Termen als *pharmakeia* (gebruik van kruiden, dat negatieve connotaties van gif kreeg) en *goèteia* (bedrieglijke praktijken van charlatans of vermeende effectieve, dreigende privé-rituelen) werden eraan verbonden. Samen vormden ze een "magisch discours" met overwegend pejoratieve connotaties.
* **Voorbeeld:** Lucianus' satirische werk *Philopseudès* (De leugenminnaar) geeft een beeld van het gangbare magiediscours in zijn tijd, waarin charlatans goedgelovigheid misbruikten. De anekdote van de leerling-tovenaar die een stamper tot leven wekt, illustreert het idee van magische kunsten die uit de hand lopen.
Het antieke magische discours verraadt vaak een elitaire instelling. Vrouwen werden bijvoorbeeld in Attische tragedies en Latijnse literatuur vaak afgeschilderd als beoefenaars van *mageia* of *pharmakeia*, soms met dodelijke gevolgen.
#### 1.2.3 Zoroaster en de "oer-magiër"
In de Grieks-Romeinse verbeelding gold Zoroaster als de uitvinder van magie. Hoewel zijn leer van het Zoroastrisme dualistisch was (strijd tussen Ahura Mazda en Angra Mainyu), kregen zijn gebruiken in Griekse en Romeinse bronnen, zoals die van Plutarchus, een negatieve, "zwarte" stempel. De theorie van Bidez en Cumont dat *mageia* uit Perzië kwam, wordt vandaag verworpen; het begrip *mageia* wordt nu gezien als een Griekse constructie gebaseerd op de Perzische *magoi*.
#### 1.2.4 Antiek magisch discours versus praktijk: de katadesmoi
Ondanks het negatieve discours over magie was er in de Oudheid een grote populariteit voor bepaalde magische praktijken, zoals de *katadesmoi* (neergeschreven vervloekingen en verwensspreuken, ook wel *defixiones* genoemd). Deze inscripties op loden plaatjes, gericht tegen liefdesrivalen, vijanden of voor erotische doeleinden, brachten een individuele vorm van religiositeit buiten de officiële polisreligie. De zorgvuldige rituele handelingen die gepaard gingen met het vervaardigen van de plaatjes, wijzen op de intentie van fysieke schade.
* **Tip:** Het is cruciaal om het discours over magie te onderscheiden van de daadwerkelijke historische praktijk, aangezien de makers van *katadesmoi* uit alle lagen van de bevolking kwamen.
#### 1.2.5 Van Grieks-Romeins begrip naar vroegchristelijke demonologie
In het vroegchristelijke discours verdwijnt de ambivalentie die in Grieks-Romeinse bronnen nog te vinden was. De Grieks-Romeinse goden, halfgoden en *daimones* werden demonen in de hedendaagse duivelse betekenis. Augustinus van Hippo stelde in *De stad van God* dat duivelse krachten verantwoordelijk waren voor magische rituelen, die hij ondergeschikt achtte aan de christelijke wonderen. Magische rituelen werden gezien als strategieën om duivelse krachten op te roepen, waarbij de efficiëntie van de rituelen niet in twijfel werd getrokken.
* **Voorbeeld:** Fundamentalisitische christelijke bewegingen verbieden tegenwoordig nog steeds de Harry Potter-boeken, verwijzend naar de reële aard van het occulte en de mogelijkheid dat ogenschijnlijk onschuldige bezweringen krachten kunnen oproepen, een gedachte die Augustinus en Thomas van Aquino vertrouwd in de oren zou klinken.
### 1.3 Latere voorbeelden en de strijd om de definitie van magie
#### 1.3.1 Magie als "niet wij" in christelijke geschiedenis
Door de geschiedenis heen werd het beschuldigen van "duivelse magie" gebruikt voor "othering", zoals bij de vroegmoderne heksenjachten, waarbij voornamelijk vrouwen slachtoffer werden. Ook na de Reformatie diende magie als een discursief wapen in de vijandelijkheden tussen christelijke denominaties. De etymologie van "hocus pocus", waarschijnlijk een verbastering van pseudo-Latijn gebruikt door goochelaars, werd ten onrechte gekoppeld aan de katholieke eucharistie om deze als "belachelijk" en "vergezocht" af te schilderen door anticatholieke denkers zoals John Tillotson.
#### 1.3.2 De opkomst van een wetenschappelijke magietheorie
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw werd de studie van religie een autonome academische discipline. Geleerden zoals James G. Frazer en Henri Hubert & Marcel Mauss ontwikkelden de eerste academische theorieën over magie.
##### 1.3.2.1 James G. Frazer en de evolutionaire fasen van magie, religie en wetenschap
Frazer, in zijn werk *The Golden Bough*, postuleerde dat magie, religie en wetenschap opeenvolgende evolutionaire fasen in de menselijke ontwikkeling waren. Hij baseerde zich op het idee van cultureel evolutionisme en "survivals" (overblijfselen uit primitieve culturen). Magie, gekenmerkt door de "Law of Sympathy" (wet van sympathie) met de varianten "law of similarity" en "law of contagion", was volgens hem een vroege, "bastard science" die probeerde controle uit te oefenen over de natuur.
* **Voorbeeld:** Het ritueel van de *Rex Nemorensis* bij het Nemimeer, waarbij een weggelopen slaaf een weggelopen tak moest afbreken om de priester-bewaker te doden, zag Frazer als een survival van een oeroud mensenoffer om de vitaliteit van de natuur en gemeenschap te waarborgen.
Frazer zag magie als een voorloper van religie, die op zijn beurt zou worden vervangen door wetenschap. Hoewel hij magie als inferieur aan religie en wetenschap beschouwde, vertoonde magie volgens hem ook overeenkomsten met moderne wetenschap door haar geloof in uniforme regelmaat en menselijk kunnen. Frazers werk, ondanks de kritiek op zijn etnocentrisme en kolonialistische blik, legde mede de grondslag voor de moderne academische studie van niet-Westerse volkeren en onttrok zich deels aan het christelijke "niet onze religie" discours.
##### 1.3.2.2 Henri Hubert en Marcel Mauss: magie in sociale context
Hubert en Mauss, beïnvloed door Émile Durkheim, benaderden magie vanuit een functionalistisch sociologisch perspectief. Zij bekritiseerden Frazers intellectualistische insteek en de definitie van magie op basis van de "Law of Sympathy". Voor hen lag het fundamentele verschil tussen magie en religie in de sociale omstandigheden en intenties: religie is publiek en ordebevestigend, terwijl magie privé, individueel en vaak subversief is.
* **Definitie van magie:** "Nous appelons ainsi tout rite qui ne fait pas partie d'un culte organisé, rite privé, secret, mystérieux et tendant comme limite vers le rite prohibé." (Wij noemen zo elke rite die geen deel uitmaakt van een georganiseerde eredienst, een privé-, geheime, mysterieuze rite die als limiet naar de verboden rite neigt.)
Hubert en Mauss beschouwden magie als een "sociaal feit" dat met dezelfde sociologische methodes onderzocht moest worden als religie, vanwege de overgeleverde tradities en groepsgeloof in de efficiëntie ervan.
#### 1.3.3 Patronen van "magiciteit": een hedendaagse uitweg?
In de latere 20e eeuw ontstond er kritiek op het academische begrip "magie" zelf, mede door het risico op "reïficatie" (het onterecht zien van abstracte concepten als concrete fenomenen). Tegenwoordig zijn de meningen verdeeld over het behoud ervan als analytische tool. Sommigen pleiten voor het gebruik van termen als "patronen van magiciteit" (Bernd-Christian Otto en Michael Stausberg) om de transculturele en transhistorische stabiliteit van bepaalde rituele praktijken aan te duiden, zonder de indruk te wekken van een vaststaand paradigma of ontologische status.
Onderzoek naar "magiciteit" richt zich op diverse aspecten, zoals de rol van de agent, de context, de concrete handelingen en de impliciete logica van de rituelen.
* **Moderne onderzoeksbenaderingen:**
* **Ervaringsgerichte methodes:** Antropologen zoals Susan Greenwood die zelf aan rituelen deelnemen om de "magical consciousness" en de participatie tussen subject en wereld te begrijpen.
* **Cognitieve godsdienstwetenschap:** Wetenschappers zoals Jesper Sørensen die vanuit het menselijk denken verklaringen zoeken voor terugkerende mechanismen in magische rituelen. Sørensen identificeert het patroon van "de-symbolisatie", waarbij minder begrijpelijke taal of symbolen de geloofwaardigheid van rituele efficiëntie vergroten.
Deze hedendaagse benaderingen benadrukken de noodzaak om kritisch om te gaan met de historische bagage van het begrip "magie" en de risico's van "othering" te vermijden, terwijl toch de structurele continuïteiten tussen bepaalde rituele praktijken worden erkend.
---
# Academische conceptualisering en hedendaags onderzoek naar magie
Dit deel behandelt de ontwikkeling van magie als een academisch concept, de kritiek op bestaande theorieën en de huidige interdisciplinaire onderzoeksbenaderingen, inclusief nieuwe terminologie zoals 'magiciteit'.
### 2.1 De problematiek van het magiediscours
Het concept "magie" stuit op aanzienlijke academische uitdagingen, onder meer door de grote heterogeniteit van handelingen die eronder vallen en de historisch wisselende betekenis ervan, die sterk beïnvloed is door ideologische en buitenstaandersperspectieven.
#### 2.1.1 Evolutie van de negatieve connotatie van "magie"
Oorspronkelijk, vanaf de Oudheid tot ver in de twintigste eeuw, had het woord "magie" een overwegend negatieve lading die synoniem stond voor kwaadaardigheid en het macabere. Dit staat in schril contrast met de hedendaagse, vaak positieve en zelf-refererende betekenis van "magisch". Het academisch onderzoek volgt deze semantische transformatie nog niet volledig, waardoor het concept "magie" in historische studies vaak negatief geladen blijft. De vraag naar de valide academische categorie "magie" is daarom zowel cultuurhistorisch als begripshistorisch van aard.
#### 2.1.2 De magie-wetenschap-religie triade
Het concept "magie" is mede geconstrueerd in oppositie tot "wetenschap" en "rationaliteit". Vanaf de Verlichting werd de "magie-wetenschap-religie" triade invloedrijk, waarbij fenomenen die niet strookten met westerse opvattingen over wetenschap en christelijke religie onder het brede etiket "magie" werden geschaard. Dit omvatte zowel vermeend "valse religieuze" praktijken als "valse wetenschappelijke" praktijken zoals astrologie en alchemie. De focus in dit onderzoek ligt voornamelijk op de magie-religie dichotomie, hoewel de magie-wetenschap oppositie eveneens significant is.
### 2.2 De antieke oorsprong van het begrip "magie"
Het woord "magie" vindt zijn wortels in het Oudperzische *maguš*, oorspronkelijk verwijzend naar Perzische priesters die een vooraanstaande sociale rol speelden. De Griekse term *mageia*, die hieruit is afgeleid, kreeg echter al snel een negatieve, pejoratieve connotatie.
#### 2.2.1 Perzië: de *magoi* en de Griekse perceptie
De Griekse historiograaf Herodotus beschreef de Perzische *magoi* als zowel wijs en ritueel kundig als potentieel gevaarlijk, wat bijdroeg aan hun status als "de Ander". Hun gebruiken, zoals onconventionele begrafenispraktijken en rituelen aan het hof, werden door een Griekse bril bekeken en als vreemd ervaren. Dit droeg bij aan de ambivalente Griekse perceptie van de *magoi*.
#### 2.2.2 Van Griekse *mageia* naar magische discoursen
In de loop van de vijfde eeuw v.Chr. ontstond de term *mageia* in het Grieks, die niet alleen verwees naar Perzische gebruiken, maar ook naar praktijken en figuren zonder directe Perzische connectie. Samen met termen als *pharmakeia* (gebruik van kruiden) en *goèteia* (bedrieglijke praktijken), vormden deze een "magisch discours" met overwegend pejoratieve connotaties. Satirische auteurs zoals Lucianus demonstreerden in hun werk hoe magie werd geassocieerd met leugenachtige figuren die misbruik maakten van de goedgelovigheid van anderen. Het antieke magische discours onthult vaak een elitaire instelling, waarbij specifieke privé-specialisten, zoals rondreizende waarzeggers of genezers, als "magiërs" werden bestempeld en gemarginaliseerd.
#### 2.2.3 De stereotiepe tovenares en de rol van Zoroaster
In de Latijnse literaire bronnen ontwikkelde zich de stereotiepe fysieke voorstelling van de tovenares als een afstotelijke, oude vrouw. Zoroaster, de grondlegger van het zoroastrisme, werd in de Grieks-Romeinse verbeelding ook gezien als de "oer-magiër". Dit wordt mede verklaard door het mechanisme van "othering" en de projectie van Griekse ideeën op het "exotische" Perzië. Antieke auteurs zoals Plutarchus beschreven Zoroaster en zijn volgelingen met een sterk dualistische inslag, waarbij zelfs de verering van een boze demon werd gesuggereerd, wat een "zwarte Griekse stempel" gaf aan Perzische gebruiken. De theorie van Bidez en Cumont, die de Griekse *mageia* direct verbond met Perzische priesters, wordt vandaag de dag betwist; de consensus is dat het begrip *mageia* grotendeels een Griekse constructie is.
#### 2.2.4 Antiek magisch discours versus praktijk
Ondanks het antieke discours over magie als niet-legitieme religie toegeschreven aan de Ander, kenden bepaalde magische praktijken, zoals de *katadesmoi* (vervloekingen en verwenspreuken), grote populariteit. Deze ingegraven loden plaatjes met gruwelijke oproepen aan onderwereldgoden en demonen tonen een individuele religiositeit buiten de collectieve religie. De makers kwamen uit alle lagen van de bevolking, wat het onderscheid tussen discours en werkelijke praktijk benadrukt.
#### 2.2.5 Van Grieks-Romeins naar vroegchristelijk magiebegrip: het duivelspact
In het vroegchristelijke discours werden de Grieks-Romeinse goden, halfgoden en *daimones* als uitsluitend kwaadaardige demonen beschouwd. Augustinus van Hippo stelde in "De stad van God" dat duivelse krachten verantwoordelijk waren voor magische rituelen, die hij ondergeschikt achtte aan de wonderen van de christelijke god. Dit paste binnen de vroegchristelijke traditie van het duivelspact. Augustinus' idee dat demonen mensen onderwijzen in aanroepingstechnieken, legde de basis voor het ontstaan van de "magische kunsten". Deze opvatting leeft nog steeds voort in bepaalde fundamentalistische christelijke bewegingen.
#### 2.2.6 Verdere illustraties uit de christelijke godsdienstgeschiedenis
Door de geschiedenis heen diende de aanklacht van duivelse magie als middel voor "othering", met name tijdens de vroegmoderne heksenjachten. De complexe historische realiteit van deze slachtoffers wordt vaak onrecht aangedaan door eenzijdige feministische interpretaties. Ook na de Reformatie werd magie een discursief wapen in vijandelijkheden tussen christelijke denominaties. De foute etymologie van "hocus pocus" als afleiding van de katholieke *hoc est corpus meum* illustreert hoe het begrip "magie" werd gebruikt om de katholieke "ander" te ridiculiseren.
### 2.3 De start van de zoektocht naar een wetenschappelijke magietheorie
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde de studie van religie zich tot een autonome academische discipline, die zich bevrijdde van theologische kaders. Grondleggers van de vergelijkende godsdienstwetenschappen zochten naar gedeelde oorsprongen van religies en bestempelden de rituelen van "primitieve" volkeren als "magie", om ze te onderscheiden van monotheïstische wereldreligies. Ondanks het aanwezige etnocentrisme, werden de eerste serieuze wetenschappelijke pogingen ondernomen om magische rituelen te bestuderen.
#### 2.3.1 *Magia naturalis* en de wetenschap-magie oppositie
Naast het dominante pejoratieve magiediscours, bestond er ook een positieve invulling van het begrip, bijvoorbeeld in de *magia naturalis* ("natuurlijke magie") die ontstond in de vroege twaalfde eeuw. Deze stroming bestudeerde en manipuleerde natuurlijke, nog onbekende krachten, vaak ingebed in filosofische en spirituele theorieën. De beoefenaars van *magia naturalis* trachtten zich te onderscheiden van de door de kerk veroordeelde demonische magie (*necromantia*), hoewel de onderliggende epistemologie vaak gelijklopend was. De *magia naturalis* toont de problematische aard van het Verlichtingsconcept van "niet-wetenschap" voor alternatieve rationaliteiten.
#### 2.3.2 De theorie van James G. Frazer
James G. Frazer ontwikkelde een van de eerste wetenschappelijke theorieën over magie, uiteengezet in "The Golden Bough". Hij zag magie, religie en wetenschap als opeenvolgende evolutionaire fasen in de menselijke ontwikkeling. Magie berust volgens hem op de "Law of Sympathy", met varianten als de "law of similarity" en "law of contagion", en probeert controle uit te oefenen over de natuur zonder tussenkomst van bovennatuurlijke krachten. Frazer interpreteerde rituelen, waaronder het ritueel bij Nemi, als "survivals" van een primitieve magische fase die later werd opgevolgd door religie en uiteindelijk door wetenschap. Zijn werk legde de grondslag voor de moderne studie van niet-Westerse volkeren en toonde aan dat het christendom niet uniek was, maar ook sporen van magische riten bevatte. Hoewel zijn theorieën gekenmerkt werden door etnocentrisme en kolonialistische "primitivisering", had Frazer ook een aanzienlijke wetenschappelijke verdienste door het comparatieve onderzoek te bevorderen en het christelijke "niet onze religie" discours deels te doorbreken.
#### 2.3.3 Kritiek van Henri Hubert en Marcel Mauss: magie in sociale context
Henri Hubert en Marcel Mauss bekritiseerden Frazer's intellectualistische benadering in hun essay "Esquisse d’une théorie générale de la magie". Vanuit een functionalistische sociologische invalshoek, als leerlingen van Émile Durkheim, benaderden zij magie vanuit de oppositie "niet religie". Zij betwistten de "Law of Sympathy" als definiërend kenmerk van magie en wezen op de overlap tussen magische en religieuze rituelen. Het fundamentele verschil tussen magie en religie ligt volgens hen in de sociale omstandigheden en intenties: religie is publiek en ordebevestigend, terwijl magie privé, individueel en vaak subversief is. De magiër handelt in het verborgene en wordt als bezeten beschouwd, wat de "irréligiosité" van het magische ritueel uitdrukt.
### 2.4 Patronen van "magiciteit": een uitweg?
De theorieën van Frazer en Hubert/Mauss illustreren de doorwerking van het pejoratieve magiediscours in de academische godsdienstwetenschappen. Hedendaags onderzoek erkent de risico's van het gebruik van "magie" als vergelijkend concept, met name het gevaar van "reïficatie" (het ten onrechte zien van een abstract begrip als een concrete groep fenomenen).
#### 2.4.1 "Patronen van magiciteit" als nieuw concept
Om de problemen met het begrip "magie" te omzeilen, stellen sommigen voor te spreken van "patronen van magiciteit". Dit concept duidt op aantoonbare structurele continuïteiten tussen rituele praktijken die onderscheidend zijn van meer geïnstitutionaliseerde rituele gedragingen, zonder de illusie van een strak paradigma of ontologische status als "magie" te wekken. De term "magiciteit" is etymologisch verbonden met "magie", maar vermijdt de verwarring met het emische begrip "magie".
#### 2.4.2 Interdisciplinaire en ervaringsgerichte benaderingen
Het huidige onderzoek naar magie is een levendig interdisciplinair veld met bijdragen van antropologen, historici, psychologen en gedragsbiologen. Een gangbare definitie van "magie" of "magiciteit" betreft "rituele activiteiten gericht op het produceren van een specifiek pragmatisch en lokaal gedefinieerd resultaat door middel van min of meer ondoorzichtige werkwijzen". Nieuwe tendensen omvatten ervaringsgerichte methodes, waarbij onderzoekers zelf aan magie doen (bv. Susan Greenwood met haar concept van "magical consciousness" en participatie), en methodes van cognitieve godsdienstwetenschappers die verklaringen zoeken vanuit de structuur van het menselijk denken (bv. Jesper Sørensen met zijn theorie van "de-symbolisatie"). Sørensen's werk suggereert een negatieve correlatie tussen geloof in rituele efficiëntie en de begrijpelijkheid van de rituelen, wat het "magische" patroon van onverstaanbare formules en tekens kan verklaren. Deze benaderingen tonen aan dat "magie" niet louter discours is, maar wel een concept waarmee zeer voorzichtig moet worden omgegaan vanwege de problematische voorgeschiedenis.
---
# Magie in oppositie met religie en wetenschap
Dit onderwerp onderzoekt hoe magie historisch is afgebakend en gedefinieerd in contrast met religie en wetenschap, met aandacht voor de 'magie-religie-wetenschap' triade en de sociale constructie van deze categorieën.
### 3.1 De complexe definitie van magie
#### 3.1.1 Heterogeniteit en pejoratieve connotaties
De term "magie" omvat een breed scala aan handelingen en objecten, van amuletten en duivelsbezweringen tot gedaanteverwisselingen en waarzeggerij. De definitie ervan is problematisch vanwege deze heterogeniteit en de wisselende betekenis door de tijd heen.
* **Pejoratieve lading:** Tot de late negentiende eeuw en zelfs in de twintigste eeuw had het algemene begrip "magie" een overwegend negatieve connotatie, geassocieerd met kwaadaardigheid en het macabere. Dit staat in contrast met de hedendaagse positieve betekenis, zoals in "magisch moment".
* **Buitenstaandersperspectief:** Historisch gezien verwijst "magie" vaak naar de "ander", wat een buitenstaandersperspectief impliceert. Hedendaags gebruik, tenzij het bijvoeglijk naamwoord "zwart" wordt toegevoegd, is vaak zelf-refererend.
#### 3.1.2 De magische triade: magie, religie en wetenschap
Het concept "magie" is sterk geconstrueerd in oppositie met religie en wetenschap. De zogenaamde "magie-religie-wetenschap" triade is invloedrijk geweest, vooral sinds de Verlichting.
* **Constructie van categorieën:** Fenomenen die niet stroken met traditionele Westerse opvattingen over wetenschap en christelijke religie kregen het etiket "magie". Dit omvatte zowel "valse religieuze" praktijken als "valse wetenschappelijke" praktijken.
* **Magie-religie dichotomie:** Bepaalde praktijken, zoals het dragen van amuletten, werden soms als magie, dan weer als religie bestempeld. Dit spanningsveld is een cruciaal aspect in de historische conceptualisering van magie.
* **Magie-wetenschap oppositie:** De oppositie tussen magie en wetenschap is minstens zo belangrijk als die tussen magie en religie.
### 3.2 Historische oorsprong van het begrip "magie"
Het Nederlandse woord "magie" vindt zijn oorsprong in het Oudperzische *maguš*.
#### 3.2.1 Oud-Perzische wortels en Griekse receptie
* **Maguš en de Magi:** De term *maguš* verwees oorspronkelijk naar Perzische priesters die een vooraanstaande sociale rol speelden aan het hof van de Achaemeniden. De Griekse historiograaf Herodotus beschreef hen als een erfelijke priesterkaste.
* **Van fascinatie tot terughoudendheid:** Herodotus' beschrijving van de *magoi* zweeft tussen bewondering voor hun wijsheid en terughoudendheid ten aanzien van hun gebruiken, die hij door een Griekse bril bekijkt. Hij vestigt de aandacht op hun vreemde begrafenispraktijken en hun rol als dromenduiders en rituele officials.
* **Negatieve connotatie:** De Griekse term *mageia*, afgeleid van *maguš*, kreeg gaandeweg een vaak pejoratieve betekenis. Dit beïnvloedde latere Grieks-Romeinse en christelijke tradities.
#### 3.2.2 Mageia, pharmakeia en goèteia in de Griekse oudheid
In de vijfde eeuw voor onze jaartelling ontstond de term *mageia* als voorloper van het Nederlandse "magie".
* **"Magisch discours":** *Mageia*, samen met termen als *pharmakeia* (oorspronkelijk het gebruik van kruiden, later ook vergif) en *goèteia*, vormde een "magisch discours" met overwegend negatieve connotaties.
* **Charlatans en bedrieglijke praktijken:** *Mageia* en *goèteia* konden verwijzen naar bedrieglijke praktijken van charlatans en naar vermeende effectieve, dreigende privé-rituelen. De satiricus Lucianus ridiculiseerde deze praktijken en hun beoefenaars.
* **Othering en sociale uitsluiting:** Het antieke magische discours verraadde vaak een elitaire ingesteldheid. *Mageia* werd gebruikt voor privé-specialisten zoals rondreizende waarzeggers, rituele experten en genezers, die buiten de centrale rol in de Griekse polisreligie vielen.
* **Vrouwelijke figuren:** In de Attische tragedies worden vrouwen vaak geassocieerd met *pharmakeia*, variërend van liefdesdrankjes tot vergif. De Latijnse literatuur ontwikkelde het stereotype van de tovenares als een afstotelijke, lelijke oude vrouw, zoals de heks Erichtho bij Lucanus.
* **Zoroaster als "oer-magiër":** In de Grieks-Romeinse verbeelding gold Zoroaster als de uitvinder van magie, met alle negatieve connotaties van dien. Dit is deels te verklaren door het mechanisme van *othering* en de dualistische kosmologie die aan Zoroaster werd toegeschreven.
#### 3.2.3 Het oude magische discours en de praktijken
Ondanks het negatieve discours was er een grote populariteit van magische praktijken zoals de *katadesmoi* (vervloekingen).
* **Katadesmoi (neergeschreven vervloekingen):** Deze inscripties op loden plaatjes, gericht tegen liefdesrivalen, vijanden, etc., brachten individuele religiositeit buiten de publieke polisreligie. Ze werden in grote aantallen gevonden in de Middellandse Zee wereld.
* **Griekse Magische Papyri:** Dit corpus uit hellenistisch Egypte bevat vergelijkbare vervloekingen en rituele instructies.
* **Sociale context:** De makers van *katadesmoi* kwamen uit alle lagen van de bevolking, wat aantoont dat het discours over magie en de daadwerkelijke praktijk zorgvuldig van elkaar moeten worden onderscheiden.
#### 3.2.4 Van Grieks-Romeins naar vroegchristelijk magiebegrip: het duivelspact
Het vroegchristelijke discours plaatste magische praktijken volledig in het domein van kwaadaardige krachten.
* **Daimones en demonen:** Waar Grieks-Romeinse *daimones* ambivalent konden zijn, werden deze in het christendom geïnterpreteerd als demonen.
* **Augustinus van Hippo:** In *De stad van God* stelde Augustinus dat duivelse krachten verantwoordelijk waren voor magische rituelen, inclusief Grieks-Romeinse praktijken zoals *divinatio* (het achterhalen van de wil van de goden).
* **Het duivelspact:** Magische rituelen werden gezien als strategieën om duivelse krachten op te roepen. De efficiëntie van deze rituelen werd niet betwijfeld.
* **Manicheïsme en dualisme:** Augustinus' verleden als aanhanger van het dualistische manicheïsme beïnvloedde zijn demonologie.
#### 3.2.5 Latere voorbeelden uit de christelijke geschiedenis
Het mechanisme van *othering* en de beschuldiging van duivelse magie bleven bestaan.
* **Heksenjachten:** De aanklacht van duivelse magie diende tot de *othering* van voornamelijk vrouwelijke slachtoffers tijdens de vroegmoderne heksenjachten. De complexe historische realiteit van deze slachtoffers werd vaak gereduceerd tot een eenzijdige feministische visie.
* **Hocus pocus en anticatholicisme:** De legende dat "hocus pocus" een verbastering is van "hoc est corpus meum" (uit de katholieke eucharistie) ontstond waarschijnlijk in een scherp antikatholiek traktaat, en diende om de katholieke "ander" te ridiculiseren.
### 3.3 De start van de zoektocht naar een wetenschappelijke magietheorie
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begon de wetenschappelijke studie van religie zich te ontwikkelen, met pogingen om magie te conceptualiseren.
#### 3.3.1 Primitieve magie in Nemi: de theorie van James G. Frazer
James G. Frazer ontwikkelde een van de eerste wetenschappelijke theorieën over magie, met *The Golden Bough* als zijn invloedrijkste werk.
* **Evolutionair schema:** Frazer zag magie, religie en wetenschap als opeenvolgende evolutionaire fasen in de menselijke ontwikkeling.
* **Uniformiteit van denken en cultureel evolutionisme:** Hij nam van Edward Tylor de premissen over van de uniformiteit van het menselijk denken en cultureel evolutionisme. "Primitieve" culturen werden als representatief geacht voor de vroege fase van de westerse cultuur.
* **Survivals:** Gebruiken en bijgeloven die de evolutionaire maalstroom hadden overleefd, zoals het ritueel in Nemi, werden beschouwd als *survivals* die inzicht gaven in de primitieve beginfase.
* **Law of Sympathy:** Frazer definieerde magie als een "bastard science" gebaseerd op de "Law of Sympathy", die twee varianten kent:
* **Law of similarity:** "like produces like".
* **Law of contagion:** Dingen die ooit in contact waren geweest, blijven verbonden.
* **Magie vs. Religie vs. Wetenschap:**
* **Magie:** Pogingen om controle uit te oefenen over de natuur zonder tussenkomst van bovennatuurlijke krachten.
* **Religie:** Onderwerping van de mens aan goden, met gebeden en het vragen om gunsten.
* **Wetenschap:** Het seculiere, wetenschappelijk-technologische wereldbeeld.
* **Paradoxale evaluatie:** Hoewel religie voor Frazer een vooruitgang was op magie, vertoonde magie met haar geloof in de regelmaat van de natuur en menselijk kunnen een opvallende gelijkenis met het moderne wetenschappelijke denken.
* **Kritiek en verdiensten:** Frazers theorieën werden bekritiseerd vanwege etnocentrisme en christelijke projecties. Echter, hij legde de grondslag voor de moderne academische studie van niet-Westerse volkeren en toonde aan dat het christendom niet uniek was in het bevatten van sporen van magische riten.
* **Invloed op esoterie:** Frazers seculiere project vond een nieuwe, esoterische invulling bij de groeiende esoterische genootschappen van de negentiende eeuw, zoals de Theosophical Society.
#### 3.3.2 Magie in sociale context: de kritiek van Henri Hubert en Marcel Mauss
Hubert en Mauss benaderden magie vanuit een functionalistische sociologische invalshoek, kritisch ten opzichte van Frazers intellectualisme.
* **Esquisse d’une théorie générale de la magie (1902):** Hun werk betwistte Frazers scheidingslijnen en legde de nadruk op magie als "niet religie".
* **Kritiek op de "Law of Sympathy":** Ze argumenteerden dat deze wet niet het definiërende kenmerk van magie was, aangezien veel "magische" rituelen er niet aan voldeden, en "religieuze" rituelen dat wel deden.
* **Magie vs. Religie: sociale en intentionele verschillen:**
* **Publiek vs. Privé:** Religie is publiek en collectief, magie is privé en individueel.
* **Ordebevestigend vs. Subversief:** Religieuze rituelen zijn ordebevestigend, magische rituelen dienen vaak subversieve eigenbelangen.
* **Verplicht vs. Vrij:** Religieuze rituelen zijn verplicht en regelmatig, magische rituelen gebeuren op vrij initiatief.
* **Definitie van magie:** "Wij noemen zo elk ritueel dat geen deel uitmaakt van een georganiseerde eredienst, een privé-, geheim, mysterieus ritueel en dat als limiet neigt naar het verboden ritueel." De definitie werd gebaseerd op de omstandigheden van de rituelen, niet op de vorm ervan.
* **Magie als "sociaal feit":** Ondanks de anti-sociale intentionaliteit, is magie een "sociaal feit" dat met sociologische methodes onderzocht moet worden. Het geloof in magische rituelen is een groepsgegeven, in tegenstelling tot wetenschappelijke inzichten die gebaseerd zijn op experimenteren en falsificatie.
#### 3.3.3 Patronen van "magiciteit": een uitweg?
In de latere twintigste eeuw werd het academische begrip "magie" zelf in vraag gesteld.
* **Risico op reïficatie:** Het abstracte analytische begrip "magie" werd soms verward met een identificeerbare groep van concrete fenomenen.
* **Academische tool vs. "Emische" term:** Discussie over het behoud van "magie" als analytische tool, enerzijds omdat het ook een term is die binnen culturen zelf gebruikt wordt ("emische" term), anderzijds om de verwarring met het emische begrip te vermijden.
* **"Patronen van magiciteit":** Bernd-Christian Otto en Michael Stausberg stellen voor om te spreken van "patronen van magiciteit" om de structurele continuïteiten tussen rituele praktijken aan te duiden, zonder de indruk te wekken van een strak paradigma of ontologische status.
* **Hedendaags onderzoek:** Dit veld is interdisciplinair en focust op verschillende aspecten:
* **Ervaringsgerichte methodes:** Antropologen die zelf aan magie doen (bv. Susan Greenwood) richten zich op de "magical consciousness" en participatie.
* **Cognitieve godsdienstwetenschappen:** Onderzoekers zoals Jesper Sørensen proberen magische rituelen van buitenaf te verklaren, met de nadruk op "de-symbolisatie" (een negatieve correlatie tussen geloof in efficiëntie en begrijpelijkheid van het ritueel).
* **Definitie van Sørensen:** "rituele activiteiten gericht op het produceren van een specifiek pragmatisch en lokaal gedefinieerd resultaat door middel van min of meer ondoorzichtige werkwijzen."
---
> **Tip:** Het onderscheid tussen het academische concept van magie en de "emische" (binnen een cultuur gebruikte) term "magie" is cruciaal voor een correct begrip van de historische en sociologische analyse van dit onderwerp. Wees alert op hoe de definitie van magie door de tijd heen evolueert en hoe deze definities de constructie van sociale categorieën beïnvloeden.
> **Voorbeeld:** Het contrast tussen H.P. Lovecrafts literaire voorstelling van magie in "The Hound" (duistere, exotische krachten, onbegrijpelijke tekens) en de academische analyse van de magisch-religieuze triade illustreert de complexiteit van het begrip. Lovecrafts verhaal speelt met populaire vooroordelen over magie, terwijl academische studies proberen de sociale en historische constructie ervan te ontrafelen.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Zwarte magie | Een term die historisch vaak werd gebruikt om praktijken aan te duiden die als kwaadaardig, macaber en duivels werden beschouwd, vaak in contrast met legitieme religieuze praktijken. |
| Grafrovers | Personen die zich bezighouden met het openen van graven, vaak met als doel het stelen van grafgiften of het verkrijgen van specifieke objecten, soms voor macabere doeleinden. |
| Amulet | Een voorwerp, vaak gedragen als sieraad, dat geacht wordt bescherming te bieden tegen het kwade, ziekte of ongeluk, of juist geluk te brengen. |
| Necronomicon | Een fictief, verboden boek dat voorkomt in de verhalen van H.P. Lovecraft, beschreven als een verzameling duistere en verboden kennis, geschreven door een krankzinnige Arabier. |
| Demonologie | De studie van demonen of demonische wezens, hun aard, hun oorsprong en hun rol in theologische en mythologische systemen, vaak geassocieerd met duistere krachten. |
| Magie | In een brede zin een set van praktijken en overtuigingen gericht op het beïnvloeden van de natuurlijke of bovennatuurlijke wereld, vaak door middel van rituelen, spreuken of objecten. Historisch gezien vaak met negatieve connotaties geassocieerd. |
| Gedaanteverwisselingen | Het vermogen om van vorm te veranderen, de ene soort wezen of object in een andere. Dit concept komt voor in veel mythologieën en folklore. |
| Heksenkringen | Cirkels gevormd door heksen tijdens rituele bijeenkomsten, vaak geassocieerd met bovennatuurlijke gebeurtenissen en praktijken. |
| Waarzeggerij | De praktijk van het voorspellen van de toekomst of het verkrijgen van kennis over het onbekende door middel van divinatie, zoals het lezen van tekens, sterren of andere methoden. |
| Astrologie | Een pseudowetenschap die stelt dat de positie en beweging van hemellichamen invloed hebben op menselijke zaken en gebeurtenissen op aarde. |
| Talismannen | Voorwerpen die, net als amuletten, worden geacht magische kracht te bezitten en bescherming, geluk of andere voordelen te bieden aan hun drager. Vaak voorzien van inscripties of symbolen. |
| Magus/Magi | Oorspronkelijk verwees de term naar Perzische priesters en wijzen, maar in de Griekse en latere Europese tradities kreeg het een bredere, vaak negatieve betekenis die geassocieerd werd met magie en occulte praktijken. |
| Mageia | Het Griekse woord dat de voorloper is van het Nederlandse woord "magie", oorspronkelijk verbonden met de praktijken van de Perzische Magi, maar later een bredere, vaak negatieve lading kreeg. |
| Pharmakeia | Een Griekse term die oorspronkelijk verwees naar het gebruik van kruiden, zowel voor genezing als voor kwaadwillige doeleinden, en later de betekenis van "gif" kreeg. |
| Goèteia | Een Griekse term die verwees naar bedrieglijke praktijken, charlatanerie en vermeende privé-rituelen met dreigende effecten, vaak geassocieerd met magie. |
| Charlatans | Personen die zich voordoen als deskundigen of artsen, maar onbetrouwbare of valse methoden gebruiken om anderen te misleiden, vaak voor persoonlijk gewin. |
| Epicurisme | Een filosofische stroming die stelt dat het universum wordt geregeerd door toeval en dat het uiteindelijke doel van het leven geluk is, verkregen door het vermijden van pijn en het nastreven van gematigde genoegens. |
| Othering | Een sociaal en psychologisch proces waarbij een groep of individu als "anders" wordt bestempeld, vaak op basis van culturele, etnische of religieuze verschillen, wat kan leiden tot uitsluiting of discriminatie. |
| Katadesmoi (defixiones) | Vervloekingen en verwensspreuken, vaak gegrift op loden plaatjes, waarmee iemand werd gebonden met behulp van onderwereldgoden, halfgoden en demonen, om zo een specifiek resultaat te forceren. |
| Chthonische goden | Godheden die geassocieerd worden met de onderwereld, de aarde en de doden, zoals Hades of Hekate in de Griekse mythologie. |
| Daimones | Bovennatuurlijke wezens in de Griekse religie, die bemiddelden tussen goden en mensen en betrokken waren bij uiteenlopende praktijken, van offers tot waarzeggerij en magie. De term heeft een puur negatieve lading gekregen in het moderne Nederlands. |
| Duivelspact | Een fictieve of vermeende overeenkomst tussen een persoon en de duivel, waarbij de persoon zijn ziel verkoopt in ruil voor wereldse voordelen zoals macht, kennis of rijkdom. |
| Manicheïsme | Een dualistische religie gesticht door Mani, die een strijd beschrijft tussen het goede en het kwade, en de menselijke ziel gevangen ziet in de materiële wereld. |
| Transsubstantiatie | Een katholiek dogma dat stelt dat tijdens de eucharistieviering de onderliggende substantie van brood en wijn verandert in het lichaam en bloed van Christus, terwijl de uiterlijke kenmerken (accidenten) behouden blijven. |
| Hocus pocus | Een nonsensicale spreuk die vaak wordt geassocieerd met goochelaars en magie, en waarvan wordt aangenomen dat het een verbastering is van de Latijnse woorden "hoc est corpus" (dit is mijn lichaam) uit de katholieke eucharistie. |
| Magia naturalis | Een concept dat ontstond in de middeleeuwen en de renaissance, dat de studie en manipulatie van natuurlijke krachten beschrijft, vaak met een filosofische en spirituele onderbouw, onderscheiden van demonische magie. |
| Occulte | Betrekking hebbend op verborgen kennis of krachten, vaak geassocieerd met magie, mystiek en het bovennatuurlijke. |
| Sympatheia | Het Griekse concept van de wederzijdse aantrekking en verbinding tussen alle dingen in het universum, wat de basis vormt voor de werking van magische praktijken volgens sommige filosofen. |
| Hermetisme | Een religieuze en filosofische traditie gebaseerd op de geschriften die worden toegeschreven aan Hermes Trismegistus, een mythische figuur die Griekse en Egyptische wijsheden combineerde. |
| Kabbalah | Een esoterische traditie binnen het Jodendom die zich bezighoudt met de interpretatie van de Bijbel en de aard van God en de kosmos, vaak via symbolische getallenleer. |
| Necromantia | In de oudheid de praktijk van het consulteren van de doden voor informatie; in de middeleeuwen en later de praktijk van het aanroepen van demonen voor persoonlijke doeleinden. |
| The Golden Bough (De Gouden Tak) | Een invloedrijk antropologisch werk van James G. Frazer, dat magie, religie en wetenschap analyseert als opeenvolgende evolutionaire fasen in de menselijke ontwikkeling. |
| Law of Sympathy | Frazers theorie dat alle dingen in het universum met elkaar verbonden staan, onderverdeeld in de 'law of similarity' (gelijksoortige dingen trekken elkaar aan) en de 'law of contagion' (dingen die ooit contact hadden, blijven verbonden). |
| Law of Similarity | Het principe binnen de 'Law of Sympathy' dat stelt dat gelijksoortige dingen vergelijkbare effecten hebben, of dat gelijkenis een oorzakelijk verband impliceert (bijv. regen nabootsen om regen op te wekken). |
| Law of Contagion | Het principe binnen de 'Law of Sympathy' dat stelt dat dingen die ooit in contact zijn geweest, altijd een band behouden (bijv. voorwerpen die ooit van een persoon waren, kunnen nog steeds invloed op die persoon hebben). |
| Primitieve magie | Magische praktijken die worden toegeschreven aan vroege culturele ontwikkelingsfasen, gekenmerkt door een geloof in een directe causale relatie tussen gedachten, rituelen en gebeurtenissen in de natuur. |
| Survivals | Culturele gebruiken of overtuigingen die hun oorspronkelijke betekenis hebben verloren, maar desondanks voortleven in latere, meer ontwikkelde culturen, als sporen van vroegere stadia. |
| Esquisse d’une théorie générale de la magie | Een invloedrijk theoretisch essay over magie, geschreven door Henri Hubert en Marcel Mauss, dat magie benadert vanuit een sociologisch perspectief en het onderscheidt van religie en wetenschap. |
| Sociale feit | Een concept van Émile Durkheim, verwijzend naar de manieren van handelen, denken en voelen die extern zijn aan het individu en dwang uitoefenen op de persoon. Magie wordt door Hubert en Mauss ook als een sociaal feit beschouwd. |
| Emische term | Een term die wordt gebruikt binnen een specifieke cultuur of gemeenschap om een bepaald fenomeen te beschrijven, in tegenstelling tot een etische term die vanuit een extern analytisch perspectief wordt gebruikt. |
| Patroon van magiciteit | Een voorgestelde alternatieve term voor 'magie' die verwijst naar specifieke rituele praktijken die aantoonbaar verschillen van meer geïnstitutionaliseerde vormen van ritueel gedrag, zonder de ontologische status van 'magie' toe te kennen. |
| Reïficatie | Het proces waarbij een abstract concept of een analytische categorie wordt behandeld als een concrete, identificeerbare entiteit die daadwerkelijk bestaat, wat kan leiden tot misinterpretatie. |
| Ritualistische agent | De persoon die een ritueel uitvoert of laat uitvoeren, wiens identiteit, intentionaliteit en rol binnen de context van het ritueel van belang zijn voor de analyse. |
| Magical consciousness | Een specifieke vorm van bewustzijn, gekenmerkt door verbeeldingsrijk en creatief associatief denken, dat anders is dan meer abstracte analytische vormen van denken en een rol speelt in magische praktijken. |
| Participatie | Een concept dat aangeeft hoe de magische verbeelding een dynamische link legt tussen het subject en de omringende wereld, waardoor het subject actief kan deelnemen aan de energie van die wereld. |
| De-symbolisatie | Een proces waarbij de betekenis van woorden of symbolen in rituelen minder belangrijk wordt geacht dan hun waarneembare kenmerken, wat leidt tot een verhoogd geloof in de efficiëntie van het ritueel. |