Cover
Mulai sekarang gratis OK LO O1 Cursus Vakdidactiek het uitschrijven van een les LO.asd.docx
Summary
# Structuur van een les lichamelijke opvoeding
Dit onderwerp behandelt de opbouw van een les lichamelijke opvoeding (LO), inclusief de essentiële fasen van opwarming, kern en afronding, en de bijbehorende didactische elementen zoals doelstellingen en leerinhouden.
### 1.1 Algemene opbouw van een les LO
Een gestructureerde les LO volgt een vaste opbouw, waarbij elke fase specifieke didactische doelen dient. De drie hoofdfasen zijn de introductie, de kern en de afronding.
#### 1.1.1 De introductie
De introductie dient om de leerlingen in de juiste sfeer te brengen en hen te prikkelen om mee te doen. Dit kan gebeuren door middel van sfeerschepping.
#### 1.1.2 De kern
De kern van de les is waar de hoofdleerinhoud wordt aangeboden. Dit omvat vaak een of meerdere activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van motorische competenties. Varianten van oefeningen, omloopvormen of klassikale oefeningen kunnen hier aan bod komen. Ook een spel met aandacht voor fairplay en het aannemen van verschillende rollen behoort tot de mogelijkheden binnen de kern.
#### 1.1.3 De afronding
De afronding heeft als doel de leerlingen tot rust te brengen na de inspanningen in de kern. Dit wordt vaak gevolgd door een opruimmoment.
### 1.2 Didactische elementen in een les LO
Bij het ontwerpen van een les LO worden diverse didactische elementen geïntegreerd, die terug te vinden zijn in de verschillende fasen van de les.
#### 1.2.1 Doelstellingen
De doelstellingen voor een les LO worden geselecteerd uit de leerplannen en minimumdoelen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen doelen voor de opwarming, de kern en de afronding.
* **Opwarming:** Eén doel waarbij een element van Kracht, Lenigheid, Uithouding of Snelheid (KLUS) centraal staat.
* **Kern:** Minimaal één doel dat samenhangt met het motorische doel dat centraal staat in de les. Tevens kan een doel voor een spel met betrekking tot fairplay, eerlijk spelen en het aannemen van verschillende rollen worden opgenomen.
* **Afronding:** Eén doel waarbij een rustgevend einde wordt nagestreefd.
> **Tip:** Leerplandoelstellingen worden geconcretiseerd door een minimumprestatie (bewegingsvorm), een hulpmiddel (materialen) en een voorwaarde (manier van uitvoering) te specificeren. Dit zorgt ervoor dat de doelen observeerbaar, begrijpelijk en op zichzelf staand zijn, en worden geschreven vanuit het perspectief van de leerlingen.
#### 1.2.2 Leerinhouden
De leerinhouden in een les LO zijn divers en omvatten verschillende domeinen.
* **Motorische competenties:** Dit domein staat centraal in elke les LO, aangezien het de kans biedt aan kinderen om veel te bewegen. Een doel uit dit domein komt aan bod in de kern.
* **Fysieke competenties:** Dit zijn de KLUS-elementen (Kracht, Lenigheid, Uithouding, Snelheid) die vaak in de opwarming aan bod komen en ook onder het domein van motorische competenties vallen.
* **Gezonde en veilige levensstijl:** Elementen hiervan kunnen, hoewel er geen specifieke minimumdoelen voor het slot zijn, geïntegreerd worden in de afronding.
* **Zelfconcept en sociaal functioneren (ZC en SF):** Doelen uit dit domein, ook wel 'het ontwikkelen van een innerlijk kompas' en 'socio-emotionele ontwikkeling' genoemd, worden nagestreefd bij elke bewegingssituatie die de leraar aanbiedt. Er moet steeds een persoonsdoel genoteerd worden in het lesvoorbereidingsformulier.
> **Tip:** De drie domeinen – motorische competenties, gezonde/veilige levensstijl, en zelfconcept/sociaal functioneren – komen geïntegreerd aan bod in elke les.
#### 1.2.3 Didactische beginsituatie
Voordat de les wordt uitgewerkt, is het essentieel om de didactische beginsituatie te bepalen aan de hand van drie kenmerken:
* **Vakinhoudelijke kenmerken:** Dit betreft de motorische en fysieke kenmerken van de leerlingen.
* **Motorisch:** Wat kunnen de leerlingen van de uitvoering? (e.g., de kin op de borst houden tijdens het rollen voor een bolle rug). Dit wordt gebaseerd op ontwikkelingslijnen.
* **Fysiek:** Hoe is de conditie tijdens de uitvoering? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kracht, snelheid, uithouding en lenigheid. (e.g., krachtig afstoten tijdens het rollen).
* **Leerlingkenmerken:**
* **Cognitief:** Voorkennis van de leerlingen over de uitvoering.
* **Dynamisch-affectief:** Wat voelen de leerlingen bij de uitvoering? (e.g., angst om te rollen). De diversiteit tussen leerlingen staat hier centraal.
* **Omgevingskenmerken:** Informatie over de sportinfrastructuur en de materialen. Foto's van de sportzaal en het materiaalhok worden toegevoegd aan de bijlagen.
> **Tip:** Alle voorbereidende handelingen die de leerkracht vooraf uitvoert, worden genoteerd bij de didactische beginsituatie.
### 1.3 Het lesvoorbereidingsformulier
Het uitschrijven van een lesvoorbereidingsformulier vereist een zorgvuldige planning en integratie van de eerdergenoemde elementen. Dit formulier bevat doorgaans de volgende onderdelen:
* **Timing en doelen:** Een schatting van de benodigde tijd per activiteit, met de nummering van de lesdoelen.
* **Lesfase en leerinhoud:** Een omschrijving van de inhoud van elke activiteit, met aandacht voor differentiatie, foutenanalyse en de specifieke lesfase (opwarming, kern, afronding).
* **Didactische werk- en groeperingsvormen & organisatie:** Beschrijving van de werkvormen (klassikaal, golven, omloop, werkposten, spel), de organisatie met vraagstelling en instructie, en aandacht voor differentiatie.
* **Onderwijs-leermiddelen + grondplannen:** Een lijst van benodigde materialen en grondplannen die de organisatie van de ruimte weergeven. Hierbij wordt ook de hoeveelheid benodigd materiaal genoteerd.
#### 1.3.1 Grondplannen
Grondplannen bieden een bovenaanzicht van de turnzaal met daarin de opstelling van grote toestellen, kleine materialen, leerlingen (aangegeven met 'x') en de looproutes (stippellijn). Stoorelementen en referentiepunten worden mee opgenomen. Materialen die voor volgende oefeningen nodig zijn, worden veilig klaargelegd in een hoek.
> **Opmerking:** De organisatie van de les moet zodanig zijn dat dode momenten worden geminimaliseerd en leerlingen zoveel mogelijk bewegen. Veiligheid is een cruciaal aspect bij de organisatie.
### 1.4 Bijlagen
Bij een lesvoorbereidingsformulier worden diverse bijlagen gevoegd om de les zo volledig mogelijk te documenteren:
* Foto van de sportzaal van de stageschool.
* Foto van de materiaalruimte van de stageschool.
* Lijst van benodigde materialen.
* Grondplannen van de turnzaal met legenda indien nodig.
Deze gestructureerde aanpak zorgt voor een effectieve en leerzame les lichamelijke opvoeding.
---
# Didactische beginsituatie en kenmerken
## 2. Didactische beginsituatie en kenmerken
Het bepalen van de didactische beginsituatie is cruciaal voor het lesvoorbereidingsproces, waarbij vakinhoudelijke, leerling- en omgevingskenmerken worden geanalyseerd om de les effectief af te stemmen op de doelgroep.
### 2.1 Kenmerken van de didactische beginsituatie
De didactische beginsituatie omvat drie hoofdcategorieën van kenmerken die gedetailleerd moeten worden uitgewerkt ter voorbereiding van een les:
#### 2.1.1 Vakinhoudelijke kenmerken
Deze kenmerken richten zich op de inhoud van de les, specifiek de bewegingsvaardigheden en fysieke aspecten.
* **Motorische kenmerken:** Beschrijven wat leerlingen kunnen uitvoeren op het gebied van beweging. Dit omvat de technische aspecten van een beweging.
> **Voorbeeld:** De leerlingen kunnen tijdens het rollen de kin tegen de borst houden zodat ze met een bolle rug rollen. Deze informatie kan gebaseerd worden op ontwikkelingslijnen die de progressie van motorische vaardigheden weergeven.
* **Fysieke kenmerken:** Aandacht voor de conditie van de leerlingen tijdens de uitvoering van bewegingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
* Kracht: De mate van inspanning die geleverd kan worden.
> **Voorbeeld:** De leerlingen stoten met beide voeten krachtig af tijdens het rollen.
* Snelheid: De mogelijkheid om bewegingen in korte tijd uit te voeren.
* Uithouding: Het vermogen om langdurig een bepaalde inspanning vol te houden.
* Lenigheid: De bewegingsuitslag van gewrichten en de rekbaarheid van spieren.
* **Cognitieve kenmerken:** Omvat de voorkennis van de leerlingen met betrekking tot de uit te voeren bewegingen. Wat weten de leerlingen reeds over de techniek of de uitvoering?
#### 2.1.2 Leerlingkenmerken
Dit aspect focust op de leerlingen zelf en hun individuele verschillen en reacties op de lesinhoud.
* **Dynamisch-affectieve kenmerken:** Beschrijft de gevoelens, motivatie en attitudes van de leerlingen tijdens de uitvoering van een beweging. De diversiteit tussen leerlingen staat hier centraal.
> **Voorbeeld:** Miet durft niet te rollen.
#### 2.1.3 Omgevingskenmerken
Hier worden de kenmerken van de leeromgeving en de beschikbare materialen genoteerd.
* **Sportinfrastructuur:** Beschrijving van de beschikbare faciliteiten, zoals de sportzaal.
* **Materialen:** Inventarisatie van het materiaal dat beschikbaar is en gebruikt zal worden tijdens de les.
> **Tip:** Het is aan te raden om foto's van de sportzaal en de materiaalopslag toe te voegen aan de bijlagen van de lesvoorbereiding.
> **Tip:** De elementen die de leerkracht reeds vooraf regelt en voorbereidt, moeten ook opgenomen worden in de beschrijving van de didactische beginsituatie.
### 2.2 Integratie van domeinen en doelen
In een les lichamelijke opvoeding (LO) worden verschillende domeinen geïntegreerd om een holistische ontwikkeling van de leerlingen te bevorderen.
#### 2.2.1 Lesdoelen en domeinen
* **Motorische competenties:** Dit domein staat centraal in elke LO-les, aangezien het de kern vormt van bewegingsonderwijs. Een doel uit dit domein, vaak gerelateerd aan fysieke competenties, wordt in de kern van de les uitgewerkt.
* **Gezonde en veilige levensstijl:** Hoewel niet altijd expliciet als kern van de les, kan dit domein via specifieke oefeningen of spelvormen aan bod komen.
* **Zelfconcept en sociaal functioneren (ZC en SF):** Dit domein, ook wel 'het ontwikkelen van een innerlijk kompas' en 'socio-emotionele ontwikkeling' genoemd binnen het ZILL-net, wordt nagestreefd bij elke aangeboden bewegingssituatie. Persoonsdoelen, die onder dit domein vallen, moeten steeds genoteerd worden in het lesvoorbereidingsformulier.
#### 2.2.2 Selectie van doelen
De selectie van doelen gebeurt op basis van minimumdoelen en leerplandoelen, en is verdeeld over de verschillende lesfasen:
* **Opwarming:** Eén doel waarbij een element van KLUS (Kracht, Lenigheid, Uithouding, Snelheid) centraal staat. Dit valt onder het domein van de motorische competenties.
* **Kern:** Minstens één doel dat samenhangt met het motorische doel dat centraal staat in de kern.
* **Spel:** Eén doel gericht op fairplay, eerlijk spelen, het aannemen van verschillende rollen, etc. Dit behoort tot het domein ZC en SF.
* **Slot:** Eén doel met het oog op een rustgevend einde.
#### 2.2.3 Concretiseren van leerplandoelen
Om leerplandoelen te concretiseren, worden de volgende elementen opgenomen:
* **Minimumprestatie:** De specifieke bewegingsvorm die de leerlingen moeten uitvoeren (bv. springen, lopen, werpen).
* **Hulpmiddel:** De materialen die gebruikt worden ter ondersteuning van de beweging (bv. een bank).
* **Voorwaarde:** De specifieke manier waarop de leerlingen de beweging moeten uitvoeren.
> **Tip:** Door deze elementen op te nemen, wordt het lesdoel:
> * Observeerbaar.
> * In correct en begrijpelijk Nederlands geschreven.
> * Zelfstandig en duidelijk gedefinieerd.
> * Vanuit het perspectief van de leerlingen geformuleerd.
### 2.3 Didactische werk- en groeperingsvormen & organisatie
De organisatie van de les is essentieel om zoveel mogelijk bewegingstijd te realiseren en dode momenten te minimaliseren.
* **Organisatievormen:** Het consistent toepassen van dezelfde organisatievormen per activiteit bevordert de efficiëntie. Variatie in groeperingsvormen of materiaalinzet per activiteit kan leiden tot veel uitleg en dus tijdsverlies.
* **Materialenbeheer:** Het plaatsen en opbergen van materiaal moet zorgvuldig gebeuren, met oog voor veiligheid en efficiëntie voor volgende oefeningen.
* **Veiligheid:** Veiligheid is een primair aandachtspunt bij het uitwerken van de organisatie van de les.
### 2.4 Onderwijs-leermiddelen en grondplannen
Het correct gebruik en de voorstelling van materialen en de leeromgeving zijn van belang voor een vlotte lesvoorbereiding.
* **Onderwijsleermiddelen:** De materialen die nodig zijn voor de les moeten duidelijk vermeld worden.
* **Grondplannen:** Een bovenaanzicht van de sportzaal met duidelijke aanduidingen van:
* Referentiepunten (bv. de deur).
* Storende elementen (bv. steunpalen).
* Plaatsing van grote toestellen en kleine materialen.
* Locatie van de leerlingen (aangeduid met 'x').
* Looproutes van de leerlingen (aangeduid met stippellijnen).
* Plaatsing van de leerkracht (aangeduid met 'X', meestal aan de buitenkant van de zaal).
> **Tip:** Indien materialen niet direct herkenbaar zijn, is het aan te raden een legende toe te voegen aan het grondplan. De benodigde hoeveelheid materiaal moet duidelijk vermeld worden (bv. 1 bank).
> **Tip:** De tekening van het grondplan mag handmatig gemaakt worden indien dit de efficiëntie ten goede komt. De organisatie van de les, inclusief het klaarzetten van materiaal voor volgende oefeningen, moet ook op het grondplan worden weergegeven.
### 2.5 Timing en doelen in het middenblad
Het middenblad van de lesvoorbereiding bevat een gestructureerd overzicht van de lesfasen.
* **Timing:** Een schatting van de benodigde tijd voor elke activiteit.
* **Doelen:** De genummerde lesdoelen die in de betreffende lesfase aan bod komen.
* **Lesfase en leerinhoud:** Een gedetailleerde beschrijving van de activiteit, inclusief aandacht voor differentiatie en foutenanalyse. De instructie en demonstratie moeten elementen bevatten zoals startpunt, startsignaal, uitvoering, frequentie/duur, eindpunt, afspraken en herhaling.
* **Didactische werk- en groeperingsvormen & organisatie:** De gekozen werkvormen (bv. klassikaal, golven, omloop, werkposten) en de organisatie van de leerlingen.
* **Onderwijsleermiddelen + grondplannen:** De benodigde materialen en een bijbehorend grondplan per activiteit.
Dit gedetailleerde onderzoek van de didactische beginsituatie vormt de basis voor een effectieve en leerlinggerichte les lichamelijke opvoeding.
---
# Doelen en leerplannen in lichamelijke opvoeding
Dit onderwerp beschrijft hoe leerplandoelen en minimumdoelen worden geselecteerd en vertaald naar concrete lesdoelen, met aandacht voor de verschillende domeinen zoals motorische competenties en sociaal functioneren.
### 3.1 De rol van leerplandoelen en minimumdoelen
Leerplandoelen en minimumdoelen vormen de basis voor de inhoudelijke invulling van de lessen lichamelijke opvoeding (LO). Deze doelen worden vertaald naar concrete lesdoelen die observeerbaar zijn en geformuleerd vanuit het perspectief van de leerlingen.
### 3.2 Domeinen in lichamelijke opvoeding
In het curriculum van lichamelijke opvoeding worden verschillende domeinen onderscheiden, die integraal aan bod komen in elke les:
* **Het ontwikkelen van motorische competenties:** Dit is de kern van elke LO-les, aangezien beweging centraal staat. Hieronder vallen fundamentele motorische vaardigheden, sportinitiële vaardigheden, en specifieke fysieke componenten zoals kracht, snelheid, uithouding en lenigheid.
* **KLUS (Kern Lichaamsvaardigheid):** Oefeningen gericht op deze vaardigheden worden vaak gebruikt in de opwarming en vallen onder de motorische competenties of fysieke competenties (in de context van minimumdoelen).
* **Fysieke kenmerken:** Deze betreffen de conditie van de leerlingen tijdens de uitvoering van bewegingen, onderverdeeld in kracht, snelheid, uithouding en lenigheid.
* **Motorische kenmerken:** Dit heeft betrekking op de beheersing van de bewegingsuitvoering zelf, zoals de correcte houding tijdens het rollen.
* **Het ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl:** Dit domein focust op het belang van een actieve levensstijl en veilig bewegen.
* **Het ontwikkelen van het zelfconcept en sociaal functioneren (ZC en SF):** Dit omvat de persoonsdoelen die nagestreefd worden. Het ZILL-programma spreekt in deze context over "het ontwikkelen van een innerlijk kompas" en "socio-emotionele ontwikkeling". De dynamisch-affectieve kenmerken van de leerlingen, zoals hun durf of eventuele angsten bij bepaalde bewegingen, vallen hieronder.
### 3.3 Integratie van domeinen in de lesopbouw
Elke les LO is opgebouwd uit verschillende fasen, waarbij de drie hoofddomeinen geïntegreerd aan bod komen:
* **Opwarming:** Hierbij wordt één doel geselecteerd dat een element van KLUS centraal stelt, vallend onder de motorische competenties.
* **Kern:** Minstens één doel dat samenhangt met het motorische kerndoel wordt hier behandeld. Daarnaast wordt één doel gekozen met betrekking tot fairplay, eerlijk spelen en het aannemen van verschillende rollen binnen een spel.
* **Slot:** Er wordt een doel nagestreefd dat gericht is op een rustgevend einde van de les. Voor het slot van de les zijn er geen specifieke minimumdoelen voorzien.
### 3.4 Vertaling naar lesdoelen
Om leerplandoelen concreet te maken tot lesdoelen, worden de volgende componenten in acht genomen:
* **Minimumprestatie:** De specifieke bewegingsvorm die de leerlingen moeten kunnen uitvoeren (bv. springen, lopen, werpen).
* **Hulpmiddel:** Het materiaal dat gebruikt wordt om de beweging te faciliteren (bv. een bank).
* **Voorwaarde:** De manier waarop de leerlingen de beweging moeten uitvoeren om het doel te bereiken.
Deze aanpak zorgt ervoor dat elk lesdoel:
* Observeerbaar is.
* In correct en begrijpelijk Nederlands is geformuleerd.
* Op zichzelf staat.
* Vanuit het perspectief van de leerlingen is geschreven.
### 3.5 Didactische beginsituatie
Voorafgaand aan de lesontwikkeling is het cruciaal om de didactische beginsituatie uit te werken, bestaande uit drie kenmerken:
* **Vakinhoudelijke kenmerken:**
* **Motorische kenmerken:** Wat de leerlingen kunnen qua uitvoering (bv. de correcte houding tijdens het rollen). Dit wordt gebaseerd op ontwikkelingslijnen.
* **Fysieke kenmerken:** Hoe de conditie van de leerlingen is tijdens de uitvoering (kracht, snelheid, uithouding, lenigheid).
* **Cognitieve kenmerken:** De voorkennis van de leerlingen over de uitvoering van een beweging.
* **Leerlingkenmerken (dynamisch-affectieve kenmerken):** Wat de leerlingen voelen bij de uitvoering (bv. durft niet te rollen). Hierbij staat de diversiteit tussen de leerlingen centraal.
* **Omgevingskenmerken:** Informatie over de sportinfrastructuur en gebruikte materialen, inclusief foto's van de sportzaal en het materiaalhok.
> **Tip:** De voorbereidende handelingen die de leerkracht voorafgaand aan de les uitvoert, moeten ook worden opgenomen in de didactische beginsituatie.
### 3.6 Lesvoorbereidingsformulier en grondplannen
Een lesvoorbereidingsformulier bevat kolommen voor timing, doelen, lesfase en leerinhoud, didactische werkvormen en organisatie, en onderwijsleermiddelen inclusief grondplannen.
* **Middenblad (Timing en doelen):** Hierin wordt de geschatte tijd per activiteit genoteerd en de nummering van de lesdoelen.
* **Bijlagen:** Foto's van de sportzaal en materiaalruimte, en een lijst van benodigde materialen.
* **Grondplannen:** Een bovenaanzicht van de turnzaal met een referentiepunt, eventuele storende elementen, plaatsing van toestellen en materialen, en de locatie van de leerlingen (aangeduid met 'x') en de leerkracht (aangeduid met 'X'). Leerlingenbewegingen kunnen met een stippellijn worden aangegeven. Bij moeilijk herkenbare materialen wordt een legende toegevoegd.
> **Tip:** Een efficiënte organisatie van de les is cruciaal om dode momenten te minimaliseren en leerlingen maximaal te laten bewegen. Dit kan door zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde organisatievorm gedurende de les. Denk ook aan de veilige plaatsing en het opbergen van materialen. Veiligheid moet altijd in rekening gebracht worden bij het organiseren van de les.
### 3.7 Concretisering van doelen
De doelen uit de minimumdoelen en leerplannen worden op de volgende wijze geconcretiseerd in de lesvoorbereiding:
* **Opwarming:** 1 doel met een element van KLUS.
* **Kern:** Minstens 1 doel gerelateerd aan het motorische kerndoel, en 1 doel voor het spel (fairplay, eerlijk spelen, rollen aannemen).
* **Slot:** 1 doel voor een rustgevend einde.
De informatie die wordt opgenomen in de lesvoorbereiding, zoals de instructie, demonstratie, startpunt, eindpunt, afspraken, taak van de leerlingen, doel van het spel, regels en spelafsluiting, draagt bij aan de concretisering van de doelen.
Er is een direct verband tussen de vragen die helpen bij het bepalen van de beginsituatie en de verschillende ontwikkelingsgebieden van de leerlingen.
---
# Organisatie en materiaalgebruik in de les
Dit onderwerp behandelt de praktische organisatie van een lichamelijke opvoedingsles, met de nadruk op het efficiënt inrichten van de ruimte en het optimaal inzetten van materialen om dode momenten te minimaliseren.
### 4.1 Didactische beginsituatie
De didactische beginsituatie van een les lichamelijke opvoeding omvat drie kernkenmerken:
#### 4.1.1 Vakinhoudelijke kenmerken
* **Motorische kenmerken:** Deze beschrijven de uitvoering van een beweging door de leerlingen. Er wordt gekeken naar wat leerlingen motorisch kunnen, gebaseerd op ontwikkelingslijnen.
* **Voorbeeld:** De leerlingen kunnen tijdens het rollen de kin tegen de borst houden voor een bolle rug.
* **Fysieke kenmerken:** Dit betreft de fysieke conditie van de leerlingen tijdens de uitvoering, onderverdeeld in kracht, snelheid, uithouding en lenigheid.
* **Voorbeeld:** De leerlingen stoten met beide voeten krachtig af tijdens het rollen.
#### 4.1.2 Leerlingkenmerken
* **Cognitieve kenmerken:** Dit omvat de voorkennis van de leerlingen over de uitvoering van de beweging.
* **Dynamisch-affectieve kenmerken:** Dit beschrijft wat leerlingen voelen bij de uitvoering van de beweging, waarbij diversiteit tussen leerlingen centraal staat.
* **Voorbeeld:** Miet durft niet te rollen.
#### 4.1.3 Omgevingskenmerken
Hier worden kenmerken van de sportinfrastructuur en de beschikbare materialen genoteerd. Foto's van de sportzaal en het materiaalhok worden toegevoegd aan de bijlagen.
### 4.2 Minimumdoelen en leerplandoelen
Bij het selecteren van doelen voor verschillende lesfases is er een duidelijke structuur:
* **Opwarming:** Selecteer één doel waarbij een element van KLUS (Kracht, Lenigheid, Uithouding, Snelheid) centraal staat.
* **Kern:** Selecteer minstens één doel dat samenhangt met het centrale motorische doel.
* **Spel:** Selecteer één doel gerelateerd aan fairplay, eerlijk spelen, of het aannemen van verschillende rollen.
* **Slot:** Selecteer één doel dat gericht is op een rustgevend einde.
Voor het concretiseren van leerplandoelen worden de volgende elementen opgenomen:
* **Minimumprestatie:** De bewegingsvorm (bv. springen, lopen, werpen).
* **Hulpmiddel:** De gebruikte materialen (bv. over de bank).
* **Voorwaarde:** De manier waarop de leerlingen de beweging moeten uitvoeren.
Dit zorgt ervoor dat elk lesdoel:
* Observeerbaar is.
* In correct en begrijpelijk Nederlands is geformuleerd.
* Op zichzelf staat.
* Vanuit het perspectief van de leerlingen is geschreven.
### 4.3 Lesvoorbereiding en organisatie
De organisatie van de les is cruciaal voor een maximale bewegingstijd van de leerlingen.
#### 4.3.1 Grondplannen
* Er wordt een bovenaanzicht van de sportzaal getekend, met minstens één referentiepunt (bv. de deur).
* Storende elementen zoals steunpalen worden mee opgenomen.
* Grote toestellen worden eerst geplaatst, gevolgd door de kleine materialen die nodig zijn voor het spel.
* Indien materialen moeilijk herkenbaar zijn, wordt een legende toegevoegd.
* Naast de plattegrond wordt het benodigde aantal materialen vermeld (bv. 1 bank).
* Leerlingen worden met een 'x' in het veld geplaatst.
* De loopweg van de leerlingen wordt met een stippellijn aangegeven.
* De leerkracht wordt met 'X' aan de buitenkant van de zaal geplaatst, aangevend dat hij/zij rondwandelt.
* Handgemaakte tekeningen zijn toegestaan als dit sneller is.
#### 4.3.2 Minimaliseren van dode momenten
* Om leerlingen zoveel mogelijk te laten bewegen, streeft men ernaar dode momenten te minimaliseren.
* Dit wordt bereikt door zoveel mogelijk gebruik te maken van dezelfde organisatievorm gedurende de les, in plaats van constant te wisselen van groepsindeling, materialen of spelvormen waarvoor nieuwe regels uitgelegd moeten worden.
#### 4.3.3 Plaatsen en bergen van materiaal
* Bij de organisatie wordt rekening gehouden met het plaatsen en bergen van materiaal.
* Materiaal dat nodig is voor een volgende oefening, moet veilig klaar liggen aan de zijkant van de zaal. Dit wordt op de plattegrond in een hoek getekend.
#### 4.3.4 Veiligheid
* Veiligheid is een essentieel aspect bij het organiseren van de les.
#### 4.3.5 Materiaal en timing
* Naast het grondplan wordt het aantal benodigde materialen genoteerd voor een vlotte les.
* De tijd die nodig is voor elke activiteit wordt ingeschat in de kolom 'Timing'.
* De nummering van de lesdoelen wordt opgenomen in de kolom 'Doelen'.
### 4.4 Onderwijsmiddelen en grondplannen
* Per activiteit wordt een grondplan opgenomen.
* Onder het grondplan worden de materialen genoteerd die voor die specifieke activiteit nodig zijn.
* Voor de introductie, opwarming, kern en afronding worden specifieke aandachtspunten voor de organisatie en materialen beschreven.
* Bij de kernactiviteiten wordt de werk/groepeervorm aangegeven (bv. golven, omloop, klassikale oefening, werkposten).
* Bij spellen wordt de werk/groepeervorm klassikaal uitgevoerd.
* Tijdens het opruimen wordt gedetailleerd beschreven wie, wat, hoeveel, waar en wanneer moet opruimen, en wat daarna te doen.
> **Tip:** Zorg ervoor dat de organisatie van de les zodanig is ingericht dat leerlingen continu in beweging zijn. Plan slim en vermijd onnodige wachttijden door herhaaldelijke uitleg van nieuwe regels.
> **Voorbeeld:** In plaats van vijf verschillende spelletjes met telkens nieuwe regels, kan men een basisspel hanteren met variaties, waardoor de organisatie en het materiaal constant blijven, maar de oefenstof evolueert.
Het bepalen van de beginsituatie en het selecteren van doelen hangen nauw samen met de verschillende ontwikkelingsgebieden die aan bod komen in de lichamelijke opvoeding.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Fundamentele motorische vaardigheid | Dit zijn basale bewegingsvaardigheden die de basis vormen voor complexere bewegingen en sportieve activiteiten. Ze worden aangeleerd door veel bewegingservaring op te doen in variërende situaties. |
| Fysieke component (KLUS) | Dit verwijst naar oefeningen gericht op kracht, lenigheid, uithouding en snelheid, die vaak worden ingezet tijdens de opwarming om de leerlingen fysiek voor te bereiden op de les. |
| Zelfconcept en sociaal functioneren (ZC en SF) | Dit zijn persoonsdoelen die gericht zijn op de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en de sociale vaardigheden van leerlingen. In bredere zin omvat dit ook emotionele ontwikkeling. |
| Vakinhoudelijke kenmerken | Dit betreft de analyse van wat leerlingen motorisch en fysiek kunnen op het gebied van de bewegingsuitvoering. Het houdt rekening met hun huidige vaardigheidsniveau en fysieke conditie (kracht, snelheid, uithouding, lenigheid). |
| Dynamisch-affectieve kenmerken | Dit aspect van de leerlingkenmerken richt zich op de gevoelens, motivatie en beleving van leerlingen tijdens de uitvoering van bewegingen, waarbij rekening wordt gehouden met individuele verschillen en mogelijke angsten. |
| Leerplandoelstellingen | Dit zijn specifieke leerdoelen die uit de algemene leerplannen worden gehaald en dienen als leidraad voor de inhoud en de doelstellingen van een specifieke les. |
| Minimumprestatie | Dit is een meetbare standaard van bekwaamheid of prestatie die een leerling dient te behalen met betrekking tot een specifieke bewegingsvorm, zoals springen, lopen of werpen. |
| Didactische beginsituatie | Dit omvat de analyse van de vakinhoudelijke, leerling- en omgevingskenmerken voorafgaand aan een les, om een passende didactische aanpak te kunnen ontwerpen. |
| Grondplan | Een visuele weergave van de sportruimte, waarin de indeling van toestellen, materialen, leerlingen en de positie van de leerkracht worden geschetst voor een efficiënte lesorganisatie. |
| Lesfasen | De verschillende onderdelen van een les LO, typisch bestaande uit een introductie, opwarming, kern, afronding en opruiming, elk met specifieke didactische doelen en inhoud. |