Cover
Mulai sekarang gratis 25-26 Verklaringsmodellen 1 (1) (1).pdf
Summary
# De vier dimensies van het contextueel denken
Het contextueel denken biedt een kader om menselijke relaties en systemen te begrijpen door middel van vier onderling verbonden dimensies: feitelijke gegevens, psychologie, interacties en relationele ethiek. Deze dimensies helpen bij het verklaren van complexe dynamieken tussen mensen en het creëren van een passend orthopedagogisch aanbod. Ze bieden een overzicht van de totale situatie van een hulpvrager binnen zijn context en erkennen de totaliteit van zijn verhaal. Het nummeren van de dimensies suggereert geen rangorde, maar dient als een vaste code om bewust te blijven van de verschillende benaderingen en de noodzaak om alle dimensies in het oog te houden. De vier dimensies zijn constant met elkaar verweven, dynamisch, interactief en ondersteunen elkaar wederzijds, waardoor ze onderling afhankelijk zijn [8](#page=8) [9](#page=9).
### 1.1 Dimensie 1: De feitelijke gegevens (objectiveerbare feiten)
De eerste dimensie van het contextueel denken focust op de objectieve, observeerbare feiten binnen een situatie. Dit betreft de concrete, meetbare en verifieerbare aspecten van een relatie of systeem. Het gaat hierbij om de ‘wat’ van de situatie: wat is er gebeurd, wie is erbij betrokken, wanneer en waar vond het plaats? Deze dimensie legt de basis voor het begrijpen van de context zonder directe interpretatie of emotionele lading [11](#page=11).
### 1.2 Dimensie 2: De psyche
De tweede dimensie richt zich op de psychologische aspecten van de betrokkenen binnen een relatie of systeem. Dit omvat de innerlijke wereld van individuen, hun gedachten, gevoelens, percepties, motivaties en de psychologische impact van gebeurtenissen. Het analyseren van deze dimensie helpt om de subjectieve ervaringen en de interne processen die de interacties en het gedrag beïnvloeden, te begrijpen [23](#page=23).
### 1.3 Dimensie 3: Interacties
De derde dimensie analyseert de interacties tussen de betrokkenen. Dit gaat over de dynamische uitwisselingen, communicatiepatronen, gedragingen en de manier waarop personen op elkaar reageren. Het bestuderen van interacties maakt inzichtelijk hoe relaties worden gevormd, onderhouden, en hoe patronen van gedrag ontstaan en voortduren [31](#page=31).
### 1.4 Dimensie 4: De relationele ethiek
De vierde en laatste dimensie is die van de relationele ethiek. Deze dimensie onderzoekt de ethische principes die ten grondslag liggen aan relaties, zoals billijkheid, rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid en verplichtingen. Het gaat hierbij om de morele dimensie van relaties en de verwachtingen die mensen van elkaar hebben op basis van wat hen toekomt of wat zij aan anderen verschuldigd zijn [91](#page=91).
> **Tip:** Het belang van deze vier dimensies ligt in hun onderlinge verwevenheid. Een diepgaande analyse vereist het constant overzien van de totaliteit over alle vier de dimensies, ook al richt de hulpverlening zich op dat moment op een specifieke dimensie [9](#page=9).
> **Voorbeeld:** Een hulpverlener die werkt met een gezin, kan de feitelijke gegevens (dimensie 1) verzamelen over de thuissituatie, de psychologische impact op de kinderen (dimensie 2), de communicatiepatronen tussen de ouders (dimensie 3) en de ethische verantwoordelijkheden van de ouders ten opzichte van hun kinderen (dimensie 4) analyseren om een compleet beeld te krijgen.
---
# Dimensie 1: Objectieve feiten
Deze dimensie richt zich op de objectiveerbare feiten die het leven van een persoon beïnvloeden, zowel in het heden als in voorgaande generaties, en introduceert methodieken zoals het genogram en de levenslijn [11](#page=11).
### 1.1 Theoretische toelichting
Bij het ondersteunen van een cliëntsysteem is het cruciaal om de effectieve ondersteuningsbehoefte te vertalen en hier taal aan te geven. Dit vereist een dieper begrip van het unieke levensverhaal en de huidige situatie van elk individu. De eerste dimensie, zoals aangeboden door Nagy, focust op de objectiveerbare feiten die het bestaan van een persoon beïnvloeden. Dit zijn feiten die objectief waar zijn en gebeurtenissen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, zonder ruimte voor beleving, interpretatie of hypotheses. Deze feiten worden zowel in de huidige als in voorgaande generaties onderzocht [12](#page=12).
Het is belangrijk te erkennen dat de opsomming van feiten inherent onvolledig is, aangezien elk individu een uniek verhaal heeft. De volgende categorieën bieden inspiratie om samen met het cliëntsysteem de objectieve feiten in kaart te brengen [12](#page=12):
#### 1.1.1 Opsomming van categorieën feiten
1. **Biologisch en medisch kader**: Geslacht, leeftijd, geboorte, dood, zwangerschap, erfelijke ziekten, lichamelijke ziekten, huidige lichamelijke toestand, seksuele oriëntatie [12](#page=12).
2. **Financieel en materieel kader**: (Gezins)inkomen, schulden, arbeid en tewerkstelling, huisvesting, materiële mogelijkheden [12](#page=12).
3. **Wettelijk en juridisch kader**: Burgerlijk statuut, kinderen ten laste (volgens de wet), voogdijschap, veroordelingen, verblijfsstatuut [13](#page=13).
4. **Economisch en ecologisch kader**: Ruimer materieel kader waarbinnen het gezin/familie zich situeert, zoals hoog-/laagconjunctuur, socio-economische status, economische stromingen (kapitalisme, communisme, neoliberalisme), milieuomstandigheden en klimaat [13](#page=13).
5. **Sociologisch en cultureel kader**: Relatie- en samenlevingsvormen, kinderen, genderperceptie en -duiding, migratieachtergrond en -geschiedenis [13](#page=13).
6. **Historisch kader**: Feiten en gebeurtenissen uit het verleden of heden die het leven van de cliënt kleuren, inclusief historische feiten van het persoonlijk leven en de toestand van de maatschappij waarin een cliënt functioneert [13](#page=13).
7. **Religieus/spiritueel kader**: Geloofsovertuigingen en levensfilosofie [13](#page=13).
> **Tip:** Het kruispuntdenken met zijn 14 assen van identiteitsvorming kan een waardevolle aanvulling zijn om iemands feiten in kaart te brengen, door aandacht te besteden aan diverse deelidentiteiten en mogelijke ongelijkheid in de maatschappij [13](#page=13).
Kennis uit vakken zoals geschiedenis, aardrijkskunde, sociologie, economie, recht en geneeskunde kan inspireren bij het in kaart brengen van cliëntfeiten. Het is echter niet de bedoeling een checklist af te nemen, maar om cliënten hun verhaal rond de feiten te laten vertellen, waardoor erkenning wordt gegeven aan wat in hun realiteit belangrijk is [13](#page=13) [14](#page=14).
#### 1.1.2 Vorige generaties
Naast de feiten in de huidige levenssituatie zijn gegevens uit voorgaande generaties ook van belang. Feiten en gebeurtenissen in het leven van (groot)ouders, zoals deelname aan oorlog, armoede, vermissing, ernstige ziekte of vroegtijdig overlijden, kunnen generaties lang consequenties hebben voor nakomelingen. De eerste dimensie van contextuele therapie omvat dus reeds bestaande feiten, bekeken vanuit individuele gezinsleden. Keuzes van personen, zoals een echtscheiding met een bezoekregeling, worden feiten in het leven van hun kinderen [14](#page=14).
Het is essentieel om elk feit te laten bestaan in al zijn nuance, omdat de impact op betrokkenen kan verschillen. De begeleider dient de eigen kleur niet aan de feiten te geven, maar deze te laten bestaan in de woorden van de cliënten zelf. Soms proberen cliënten feiten te verdoezelen, verwaarlozen of over-accentueren; het is belangrijk de betekenis van deze keuze te onderzoeken en hierover verwonderd, niet veroordelend, te communiceren [14](#page=14).
### 1.2 Voorbeeldvragen bij dimensie 1
Om de objectieve feiten in kaart te brengen, kunnen de volgende vragen inspirerend werken:
* Wat is de geboortedatum van jou en je ouders [15](#page=15)?
* Wat is je nationaliteit [15](#page=15)?
* In welk land ben je geboren [15](#page=15)?
* Het hoeveelste kind ben jij [15](#page=15)?
* Wanneer is je moeder overleden? Weet je ook waaraan ze is overleden [15](#page=15)?
* Had zij of iemand anders een medische diagnose [15](#page=15)?
* Komen er erfelijke ziektes voor in je familie [15](#page=15)?
* Waar woonden jullie [15](#page=15)?
* Had je thuis een eigen kamer [15](#page=15)?
### 1.3 Methodieken en interventies bij dimensie 1
Om de objectieve feiten op een gestructureerde manier te verzamelen en te visualiseren, zijn er verschillende methodieken beschikbaar.
#### 1.3.1 Genogram
Het genogram is een waardevol instrument om feiten op een overzichtelijke manier te verzamelen. Het is letterlijk een stamboom, een schematisch overzicht van verwantschappen en de feitelijke samenstelling van een gezin en ruimere familie over meerdere generaties. Een genogram biedt inzicht in existentiële feiten (leven, geboorte, sterfte, scheidingsdata) en dient als stafkaart van biologische gezins- en familierelaties (biologische kinderen, adoptie-, pleeg-, pluskinderen, halfbroers/-zussen). Het combineert belangrijke levensgebeurtenissen met anamnestische gegevens en helpt cultuur, taal, relaties en functioneringswijzen binnen een familie te begrijpen [15](#page=15) [16](#page=16).
> **Tip:** Het samen maken van een genogram met de cliënt is een proces dat verbredend en verdiepend werkt; het is een instrument, geen doel op zich [20](#page=20).
**Genogramsymbolen en -regels:**
Er bestaan gestandaardiseerde symbolen voor personen, relaties en interacties. Enkele belangrijke spelregels bij het opmaken van een genogram zijn [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18):
1. In een heteroseksuele partnerrelatie wordt de man altijd links geplaatst [18](#page=18).
2. Kinderen worden gerangschikt van links naar rechts volgens geboortedatum [18](#page=18).
3. Er wordt met minstens drie generaties gewerkt, waarbij elke generatie op gelijke hoogte staat [19](#page=19).
4. Namen en leeftijden worden indien bekend correct vermeld [19](#page=19).
5. De centrale cliënt wordt altijd aangeduid en, indien zichtbaar, de persoon met wie de cliënt samenwoont [19](#page=19).
> **Let op:** Het genogram, oorspronkelijk ontwikkeld vanuit een 'wit' referentiekader, kan aangepast worden aan maatschappelijke veranderingen en specifieke situaties waarvoor nog geen symbool bestaat (bv. non-binair, interseksueel) [19](#page=19).
#### 1.3.2 Een levenslijn
Een levenslijn tekenen, waarbij belangrijke gebeurtenissen en levensfaseovergangen worden opgenomen, geeft inzicht in de geschiedenis van een cliënt. Het naast elkaar plaatsen van meerdere generaties kan patronen onthullen die overgedragen worden, of inzicht geven in de omstandigheden van ouders en grootouders [20](#page=20).
> **Werkwijze:** Begin met de levenslijn van de cliënt zelf, plaats daarna de twee voorgaande generaties ernaast. Gebruik een A4-blad met een verticale lijn; links worden data en jaartallen genoteerd, rechts de gebeurtenis met de leeftijd waarop deze plaatsvond. Belangrijke overgangen zoals migratie, verhuis, school-/werkwissels, huwelijken, scheidingen, ziektes, ongelukken, overlijdens, geboortes, oorlogen, rampen, en afstuderen kunnen hierbij worden opgenomen. Dit helpt bij het ontwarren van samenhangen en het opsporen van de oorsprong van huidige thema's [20](#page=20).
#### 1.3.3 Google Maps
Google Maps of Google Earth kan gebruikt worden om de woonplaats van een persoon zichtbaar te maken, wat nuttig is bij het in kaart brengen van mondiaal verspreide (familiale) netwerken [20](#page=20).
#### 1.3.4 Foto's
Foto's kunnen ook ingezet worden, zoals beschreven in de context van gezinsgericht werken en armoede [20](#page=20).
### 1.4 Tips bij dimensie 1
* Verken de dimensie van de feiten over minstens drie generaties om niet vanuit het eigen referentiekader te redeneren en om blinde vlekken over familiekrachten te ontdekken [20](#page=20).
* Verken kader per kader, laat je verwonderen door elk levensverhaal en stop niet te snel met verkennen. Bevraag feiten opnieuw, met zorg, nieuwsgierigheid en verwondering, en pas een Rogerianse grondhouding toe [21](#page=21).
* Durf door te vragen over de feiten en noteer de specifieke woorden en begrippen die cliënten gebruiken bij het vertellen van hun geschiedenis [21](#page=21).
* Wees alert op welke feiten of kaders niet benoemd worden en bevraag deze [21](#page=21).
* Grijp kansen om linken te leggen met de andere dimensies [21](#page=21).
---
# Dimensie 3: Interacties en systeemtheorie
Deze dimensie analyseert de interacties en communicatiepatronen binnen systemen, waarbij de focus ligt op de onderlinge beïnvloeding en communicatie binnen menselijke verbanden.
### 3.1 Theoretische toelichting
De systeemgerichte benadering stelt dat de betekenis die men aan feiten geeft, zichtbaar wordt in interactie. In plaats van te zoeken naar oorzaken, richt men zich op de interacties die gedrag begrijpelijk maken. De derde dimensie onderzoekt onderlinge beïnvloeding en patronen in waarneembaar gedrag, die uitingen kunnen zijn van diverse emoties en relaties, zoals liefde, macht, of uitsluiting. Vragen hierbij zijn onder andere hoe een systeem omgaat met gebeurtenissen, communiceert, emoties bespreekbaar maakt, regels bepaalt en welke rollen gezinsleden innemen. Klachten van een individu zijn vaak gerelateerd aan klachten binnen het gehele systeem [32](#page=32).
#### 3.1.1 Basisuitgangspunt: Van lineair oorzaak-gevolg denken naar een circulaire kijk
De systeemtheoretische kijk ontwikkelde zich rond 1950-1960 als reactie op het klassieke lineaire verklaringsmodel van 'oorzaak-gevolg'. Lineaire causaliteit stelt dat A invloed uitoefent op B, waarna B verandert. Bij een lineaire benadering richt men zich op het individu en zoekt men naar de oorspronkelijke oorzaak van problematiek. Echter, problemen ontstaan vaak door wederzijdse beïnvloeding, wat leidt tot circulaire causaliteit: A reageert op B, B op A, en zo verder. Hierbij wordt het geheel van interacties onderzocht, inclusief hoe gedrag en interacties van anderen worden beleefd, met oog voor de constante wisselwerking en communicatie. De focus ligt niet op de schuldige, maar op ieders aandeel in de oplossing [33](#page=33) [34](#page=34).
> **Tip:** Veranderingen in het gedrag van systeemleden beïnvloeden de omgeving, en omgekeerd beïnvloedt gedrag uit de omgeving de systeemleden [35](#page=35).
#### 3.1.2 Basisbegrippen in het systeemdenken
##### 3.1.2.1 Een systeem
Een systeem wordt gedefinieerd als een eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen, waarbij niet alleen de delen of het geheel belangrijk zijn, maar vooral de betrekkingen tussen deze elementen. Een systeem is een samen spel van individuen met eigen gedragskenmerken, die in een samenhangende relatie staan en georganiseerd zijn voor een duurzame periode met gemeenschappelijke doelstellingen. De nadruk ligt op de onderlinge relaties, en een verandering in één element beïnvloedt alle andere leden en het systeem als geheel [35](#page=35) [36](#page=36).
Systemen kunnen worden ingedeeld in:
* **Geïsoleerd systeem:** Volledig afgesloten van de omgeving; menselijke geïsoleerde systemen bestaan niet [36](#page=36).
* **Gesloten systeem:** Redelijk afgescheiden van de omgeving, wisselt geen materie maar wel warmte uit [37](#page=37).
* **Open systeem:** Continue input en output van informatie, neemt energie op, selecteert en past zich aan de omgeving aan. Menselijke systemen zijn per definitie open systemen [37](#page=37).
##### 3.1.2.2 Kenmerken van een systeem
Een systeem onderscheidt zich van een 'hoop' (losse verzameling elementen zonder samenhang) door de volgende kenmerken [37](#page=37):
* **Tijd:** De hoeveelheid tijd die mensen met elkaar doorbrengen beïnvloedt de werking van het systeem [37](#page=37).
* **Structuur:** Spontaan aangenomen rollen geven het systeem structuur [37](#page=37).
* **Wederkerige afhankelijkheid:** Leden hebben elkaar nodig om te functioneren, wat verbondenheid groeit [38](#page=38).
* **Gezamenlijk doel:** Streven naar een gezamenlijk doel en emotionele betrokkenheid [38](#page=38).
* **Organisatie:** Taakverdeling, afspraken en regels die een eigen manier van samenwerken creëren [38](#page=38).
* **Emotionele band/samenhang:** Maakt het verlaten van het systeem moeilijk [38](#page=38).
##### 3.1.2.3 Context van een systeem
De omgeving beïnvloedt het systeem en geeft betekenis aan een verhaal. Verschillende contexten onderscheiden [38](#page=38):
* **Situationele context:** Plaats en de letterlijke situatie waarin communicatie plaatsvindt [38](#page=38).
* **Maatschappelijke context (sociaal perspectief):** Maatschappelijke en culturele invloeden die interactie kleuren [38](#page=38).
* **Historische context:** De rol van geschiedenis en familiegeschiedenis die functioneren kan bepalen [39](#page=39).
> **Tip:** Deze contexten kunnen gebruikt worden als 'lenzen' of referentiekaders om relaties en interacties te ontrafelen [39](#page=39).
##### 3.1.2.4 Eigenschappen van een open-informatie verwerkend systeem
Menselijke systemen hebben eigenschappen die voortdurend en tegelijkertijd optreden: totaliteit, evenwichtsprocessen, equi- en multifinaliteit, en structuur [39](#page=39).
* **Totaliteit (systeemssamenhang):** Het geheel is meer dan de som van de delen ($1+1 \neq 2$). Systemen zijn samenhangend en ondeelbaar, met constante wisselwerking. Dit impliceert niet-eenzijdigheid, waarbij leden elkaar constant wederkerig en tegelijkertijd beïnvloeden. Verandering in één deel brengt het gehele systeem in beweging [39](#page=39) [40](#page=40).
* **Evenwichtsprocessen:** Systemen streven naar stabiliteit en het behoud van eigenheid door middel van omgangsvormen, spelregels en homeostase [41](#page=41).
* **Omgangsvormen en spelregels:** Impliciete of expliciete afspraken over hoe leden met elkaar omgaan [41](#page=41).
* **Homeostase:** Zelfregulatie die zorgt voor stabiliteit en het handhaven van de eigenheid van het systeem, ondanks constante eisen tot verandering. Systemen bieden weerstand tegen verandering en corrigeren afwijkingen om evenwicht te bewaren. Dit wordt ook wel meegroeiend, dynamisch evenwicht genoemd [41](#page=41) [42](#page=42).
* **Feedback:** Middel om bij te dragen aan homeostase, waarbij gedragsinformatie wordt teruggekoppeld [42](#page=42).
* **Positieve feedback:** Stimuleert verandering in de homeostase, noodzakelijk voor aanpassing aan nieuwe situaties [43](#page=43).
* **Negatieve feedback:** Leidt tot het behoud van de homeostase, gaat veranderingen tegen en handhaaft bestaande patronen [43](#page=43).
* **Equifinaliteit, Multicausaliteit en Multifinaliteit:** Deze principes helpen om niet lineair naar problemen te kijken [43](#page=43).
* **Equifinaliteit:** Eenzelfde eindtoestand kan op verschillende manieren ontstaan [44](#page=44).
* **Multicausaliteit:** Meerdere factoren dragen samen aan een situatie bij; er is nooit één enkele verklaring [45](#page=45).
* **Multifinaliteit:** De ontwikkeling van een situatie is niet volledig voorspelbaar; er zijn meerdere uitkomsten mogelijk [45](#page=45).
* **Structuur:** Binnen een systeem is er een noodzakelijke onderverdeling van mensen met functies, hiërarchie, grenzen en flexibiliteit [46](#page=46).
### 3.2 Voorbeeldvragen bij dimensie 3
* Op welke manier werd er bij jou thuis over je moeder gepraat [46](#page=46)?
* Waar gingen de ruzies meestal over [46](#page=46)?
* Hoe weten anderen dat je verdrietig bent [46](#page=46)?
* Laat je het zien als je boos bent [47](#page=47)?
* Hoe uit je jouw boosheid ten opzichte van je collega [47](#page=47)?
* Hoe troost je vriend je [47](#page=47)?
* Welke vraag zou je graag aan je moeder willen stellen [47](#page=47)?
* Hoe zeg je haar dit dan [47](#page=47)?
* Met wie kan je het beste praten [47](#page=47)?
### 3.3 Methodieken en interventies bij dimensie 3
Veelgebruikte methodieken zijn de Roos van Leary, het ecogram, sociogram, en werken met duplo's. Interventies richten zich op het waarneembare gedrag, communicatie, en het ontrafelen van bewuste en onbewuste patronen binnen relaties [47](#page=47).
> **Tip:** Het is belangrijk om observatiegegevens te registreren en te bespreken met cliënten om interpretatiemarges te verkleinen. Stel veel vragen over interactie om cliënten zicht te geven op hun handelen. Elk gezin is uniek; verval niet in routine en voorkom het doordrukken van eigen voorkeuren. Verandering kost tijd; focus op het proces en de krachten van een systeem [48](#page=48).
### 3.5 Systeemtheoretische modellen en perspectieven
Verschillende perspectieven binnen de systeemtheorie fungeren als 'lenzen' om systemen te analyseren:
#### 3.5.1 Het communicatieperspectief van Watzlawick
Communicatie is de pijler van het systemisch gedachtengoed en staat centraal in de interactie binnen en tussen systemen. Communicatie is een uitwisseling van boodschappen en signalen, waarbij elke uitwisseling informatie geeft. `Communicatie = interactie = gedrag = beïnvloeding` [49](#page=49).
Watzlawick's vijf axioma's vormen de basis van intermenselijke interactie [49](#page=49):
* **Axioma 1: De onmogelijkheid om niet te communiceren:** Alle gedrag is communicatie; je kunt niet niet-communiceren. Elk gedrag heeft een betekenis en beïnvloedt anderen, bewust of onbewust. Communicatie is niet beperkt tot bewuste of geslaagde interacties. De betekenis die een ontvanger aan een boodschap geeft, kan verschillen van de intentie van de zender. Communicatie kan worden aanvaard, verworpen of gediskwalificeerd. Systematische diskwalificatie kan leiden tot symptoomontwikkeling, waarbij de persoon een 'geïdentificeerde patiënt' wordt [50](#page=50) [51](#page=51).
* **Axioma 2: Elke communicatie heeft een inhouds- en een betrekkingsniveau:** Naast de letterlijke inhoud (rapport-aspect) deelt men ook iets mee over de relatie en hoe de boodschap begrepen moet worden (bevel- of betrekkingsaspect). Het betrekkingsniveau omvat hoe men zichzelf en de ander ziet, en hoe de relatie ervaren wordt. Zelfomschrijvingen kunnen door de ander worden erkend, verworpen of genegeerd. Negeren kan leiden tot extreem gedrag en symptomen. Conflicten gaan vaak over het betrekkingsniveau, terwijl men discussieert over de inhoud [52](#page=52) [53](#page=53) [54](#page=54) [55](#page=55).
* **Axioma 3: Het karakter van de betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen interacties:** Ieder mens heeft een eigen kijk op de loop der gebeurtenissen (interpunctie), die bepaald wordt door gewoonten, opvattingen en ervaringen. Dit leidt tot subjectieve waarheden. Conflicten ontstaan wanneer men de eigen werkelijkheid als de enige objectieve werkelijkheid wil opleggen. Systemen nodigen uit het eigen standpunt te verlaten en het perspectief van de ander in te nemen om vicieuze cirkels te doorbreken [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
* **Axioma 4: Mensen communiceren zowel analoog als digitaal:**
* **Digitale communicatie:** Gebaseerd op afspraken en conventies, zoals taal en symbolen. Geeft inhoudelijke informatie, maar zegt weinig over de relatie [58](#page=58).
* **Analoge communicatie:** Niet-verbale signalen (stemintonatie, lichaamshouding, gelaatsuitdrukking, etc.) en uiterlijke kenmerken. Begeleidt en kracht bij van de digitale taal en zegt vooral iets over de relatie. Incongruentie tussen digitale en analoge taal kan leiden tot verwarring en conflicten. Symptoomtaal is analoge taal die niet begrepen wordt [58](#page=58) [59](#page=59).
* **Axioma 5: Elke uitwisseling van communicatie is ofwel symmetrisch ofwel complementair:**
* **Symmetrische interactie:** Gekenmerkt door gelijkheid en gelijkwaardigheid, waarbij beide partijen streven naar zo min mogelijk verschil en de aard van de relatie proberen te bepalen. Kan leiden tot conflicten wanneer men de eigen visie opdringt [60](#page=60).
* **Complementaire interactie:** Gebaseerd op verschil en aanvulling, waarbij de ene partij leidt en de andere volgt, en beide posities elkaar in stand houden. Escalatie kan leiden tot starre complementariteit [60](#page=60) [61](#page=61).
> **Tip:** Een goede relatie kenmerkt zich door een afwisseling van symmetrie en complementariteit [61](#page=61).
#### 3.5.2 Het oplossingsgerichte perspectief
Deze benadering, ontwikkeld door De Shazer en Berg, focust op het benutten van de sterke kanten en hulpbronnen van de cliënt. De aard van het probleem is minder van belang dan het bouwen van oplossingen. Belangrijke uitgangspunten zijn: wat niet stuk is, moet je niet maken; als iets werkt, doe er meer van; als iets niet werkt, doe iets anders; kleine stapjes leiden tot grote veranderingen; en de toekomst is maakbaar en onderhandelbaar [63-64](#page=63-64). De hulpverlener neemt een 'niet-weten' houding aan en staat 'leading from one step behind' [63](#page=63) [65](#page=65).
* **Oplossingsgerichte methodieken en interventies:**
* **Erkennen en valideren van 'problem talk':** Respecteren en valideren van het probleemverhaal [65](#page=65).
* **Construeren van de gewenste situatie (wondervraag):** Cliënten beschrijven gedetailleerd hoe hun situatie eruit zou zien als een wonder zou gebeuren [66](#page=66).
* **Uitzonderingsvragen:** Zoeken naar momenten waarop het probleem er even niet was, om werkzame ingrediënten te identificeren [66](#page=66).
* **Schaalvragen:** Cliënten waarderen de huidige situatie op een schaal (0-10) om vooruitgang te visualiseren [67](#page=67).
#### 3.5.3 Het structurele perspectief van Minuchin
Dit perspectief is gericht op het gezinsysteem en het gezond houden van de structuur, die bepaald wordt door wie bij wie hoort, rollen, posities en regels. Een gezonde structuur is veerkrachtig en flexibel [68](#page=68).
* **Begrippen:**
* **(Gezins)structuur:** De organisatie van interacties binnen een gezin met voorspelbare patronen [69](#page=69).
* **Subsystemen:** Differentiaties binnen een gezin op basis van generatie, geslacht, etc. (individueel, echtpaar, opvoeder, kind, etc.) [69-70](#page=69-70).
* **Grenzen:** Regels die bepalen wie, wanneer en hoe deelgenomen wordt aan een subsysteem; deze kunnen rigide, diffuus of duidelijk/semi-permeabel zijn [70](#page=70).
* **Alliantie:** Samenwerking tussen subsystemen om een gezamenlijk doel te bereiken [71](#page=71).
* **Coalitie:** Samengaan van subsystemen om zich tegen een ander te keren [71](#page=71).
* **Hiërarchie:** Noodzakelijke ordening binnen een systeem, gekoppeld aan autoriteit [71](#page=71).
* **(Gezins)fasen:** De structuur van een systeem hangt samen met de levenscyclus van de familie of groep. Minuchin en Fishman onderscheiden fasen als paarvorming, familie met jonge/schoolgaande/volwassen kinderen [72-73](#page=72-73). Tuckman beschrijft fasen als forming, storming, norming, performing, en adjourning [73-75](#page=73-75) [72](#page=72).
* **Problemen bij gezinsstructuren:**
* Veranderende tijden en culturen beïnvloeden gezinsstructuren [75](#page=75).
* Problemen met **grenzen:** Te strakke grenzen leiden tot isolatie; te vage grenzen (diffuus) leiden tot symbiose of coalities [76](#page=76).
* Problemen met **hiërarchie en macht:** Pathologische triade, triangulatie, parentificatie [77](#page=77).
* **Verbondenheid vs. autonomie:** Extremen zijn 'kluwen-gezinnen' (te veel verbondenheid, te weinig autonomie) en 'los-zand-gezinnen' (te veel autonomie, te weinig verbondenheid) [77-78](#page=77-78).
* Problematische **faseovergangen:** Moeilijkheden bij echtscheiding, overlijden, samengestelde gezinnen, etc. [79](#page=79).
* **Gezinskaarten:** Visuele weergave van personen en hun onderlinge verhoudingen, hiërarchie, grenzen, coalities en conflicten om het systeem in kaart te brengen [80](#page=80).
* **Het Huis van Andolfi:** Metafoor om het structuurmodel van Minuchin te illustreren, met nadruk op generatieniveaus (begane grond: kinderen, eerste verdieping: ouders, zolder: grootouders), zorg (Z) en hiërarchie (H). Het huis toont de posities van gezinsleden en hun interacties over generaties heen [82](#page=82) [83](#page=83).
---
# Dimensie 4: Relationele ethiek en loyaliteit
Deze dimensie focust op het concept van relationele ethiek volgens Nagy, met nadruk op de balans van geven en ontvangen, loyaliteit, rechtvaardigheid en de implicaties daarvan voor gezinnen en individuen [91](#page=91).
## 4.1 Theoretische toelichting
Ivàn Böszörményi-Nagy wordt beschouwd als de grondlegger van de contextuele therapie. Zijn benadering is een reactie op individuele therapieën en de eerste generatie systeemtherapie, die volgens hem de verbindingen tussen mensen onderschatten. Nagy erkent de bijdrage van systeemtheorie, maar waarschuwt dat concepten te veel een eigen leven zijn gaan leiden, waardoor individuen gedepersonaliseerd kunnen worden en de nadruk op persoonlijke motieven verloren gaat [92](#page=92).
Nagy integreert inzichten uit diverse stromingen en voegt daaraan toe dat menselijke interacties en relaties doordrongen zijn van 'rechtvaardigheid' en loyaliteit. Deze vierde dimensie is krachtig en bepalend voor ons handelen. De factor van (on)rechtvaardigheid in relaties vormt de kern van de verbinding tussen individuen, waarbij loyaliteit hen drijft of beperkt. Deze dimensie is onzichtbaar maar voelbaar, altijd aanwezig en bepalend, zelfs over generaties heen. Ze houdt ook rekening met hoe de eerste drie dimensies (feiten, psychologie, relatie- en communicatiepatronen) de balans tussen geven en ontvangen in relaties beïnvloeden. Vragen die hierbij gesteld worden, betreffen de balans van geven en ontvangen in relaties, zoals of een kind heeft ontvangen wat het nodig had van zijn ouders [92](#page=92).
### 4.1.1 De samenhang tussen de vier dimensies
De vier dimensies zijn met elkaar verbonden, waarbij de relationele ethiek de andere drie overkoepelt en kleurt. Feiten, psychologische factoren en interactiepatronen beïnvloeden de balans tussen geven en ontvangen. Bijvoorbeeld, de ziekte van een vader heeft impact op het geven en ontvangen binnen het gezin, waarbij de specifieke invloed afhangt van individuele psychologische factoren en gezinspatronen. De manier waarop een gezin met elkaar over de ziekte praat en emoties toont, bepaalt mede hoe de ziekte de balans beïnvloedt [94](#page=94).
### 4.1.2 De context
Voor Nagy is de mens fundamenteel relationeel en verbonden; de mens is per definitie relatie. De context omvat alle relaties van een persoon, zowel huidige als vroegere en toekomstige. Ieder mens heeft een uniek relationeel netwerk en dus een verschillende context, zelfs binnen hetzelfde gezin. Hulpverleners moeten oog hebben voor deze individuele kleuring van 'context' [95](#page=95).
De context kan worden gedifferentieerd:
* **Primaire context:** De familie waarin men is opgegroeid en nu leeft. Dit omvat het gezin van herkomst, ruimere familie en het huidige gezin. Binnen deze context blijft men altijd kind van zijn ouders, ongeacht of ze leven of contact is. Ook andere factoren zoals familiegeschiedenis, gezinssituatie, cultuur, en plaats in de kinderrij kleuren ons. Volwassenen worden zelf ouders, wat een nieuwe verticale loyaliteitsband creëert, verbonden met een horizontale band met hun partner. Dit wordt 'het erven van toekomst' genoemd, waarbij huidige keuzes invloed hebben op toekomstige generaties. Kinderen worden als het meest kwetsbaar beschouwd in de primaire context [96](#page=96) [97](#page=97).
* **Secundaire contexten:** Relaties met vrienden, klasgenoten, collega's en betekenisvolle derden, die loyaliteit kunnen verwerven en zich op de horizontale loyaliteitsband situeren. Deze kunnen bronnen van hulp of onrechtvaardigheid zijn [97](#page=97).
* **Tertiaire contexten:** Invloed van sociale contacten binnen buurt, klasse, en maatschappij, vergelijkbaar met Bronfenbrenner's meso/macro-niveau. Het contextuele kader biedt hierover minder input [97](#page=97).
### 4.1.3 De relationele ethiek: de balans van geven en ontvangen
Relationele ethiek draait om billijk en rechtvaardig met elkaar omgaan, betrouwbaar zijn en vertrouwen hebben. Nagy moraliseert niet; 'ethiek' verwijst naar relationele betrouwbaarheid en rechtvaardigheid. Mensen gebruiken elkaar in relaties op basis van wederkerigheid en billijkheid, wat leidt tot relationele rechtvaardigheid. Goed is wat gepast, billijk en schappelijk geven en ontvangen is [98](#page=98).
* **Geven:** Betekent reageren op de ander, diens belangen meenemen, en verantwoordelijkheid nemen op een gepaste manier. Geven verwerft men recht en verdient men vertrouwen [100](#page=100) [99](#page=99).
* **Ontvangen:** Ontvangen van verdiend vertrouwen. Wie geeft, bouwt verdiensten op en is gerechtigd tot ontvangen [100](#page=100).
* **Schuld:** Ontstaat wanneer schade wordt berokkend of onrecht wordt aangedaan. In deze existentiële schuld ligt de bron voor herstel. Wie onrecht wordt aangedaan, heeft recht op herstel [100](#page=100).
* **Rechtvaardigheid:** Een relatie waarin op lange termijn een evenwicht ontstaat tussen investeren en ontvangen, met wederzijdse rekening houding [100](#page=100).
* **Relationele betrouwbaarheid:** Ontstaat door een proces van geven en ontvangen, waarbij men zelf betrouwbaar is en kwetsbaarheid toont. Vertrouwen krijgen, ontvangen, verwerven of verdienen gebeurt door zelf betrouwbaar te zijn [100](#page=100).
* **Dialoog:** Essentieel om de balans van geven en ontvangen vast te stellen, waarbij zowel individuele belangen als die van de relatie samenkomen. Dialoog vereist goed luisteren vanuit het perspectief van iedere persoon, wat leidt tot een échte ontmoeting .
### 4.1.4 Transgenerationeel perspectief
De balans van geven en nemen wordt ook in verticale richting, tussen generaties, bekeken. Gedrag wordt niet gedetermineerd door het verleden, maar iedereen heeft keuzemogelijkheden. Nagy symboliseert dit als een 'grootboek' van wederzijdse verdiensten en verplichtingen. In contextueel werken wordt gezocht naar uit balans geraakte verhoudingen tussen generaties om deze te herstellen .
* **Ouder-kind relatie:** Kinderen zijn kwetsbaar en hebben een recht op zorg. Ze geven ook veel aan ouders (affectie, liefde, hulp) en leren daardoor vertrouwen. Kinderen hebben het recht om te geven, waardoor ze verdienste opbouwen en identiteit krijgen. Als ouders het geven van het kind niet erkennen, komen ze in schuld te staan. Wanneer de balans uit evenwicht is (teveel of te weinig geven), kunnen problemen ontstaan, de zogenaamde 'roulerende rekening' .
### 4.1.5 Zelfafbakening en zelfvalidatie
De contextuele benadering streeft naar verdiende vrijheid, zelfstandigheid en autonomie, verworven door gepaste zorg voor anderen .
* **Zelfafbakening:** Jezelf afgrenzen, eigen verlangens uiten met zorg en respect voor de ander, en ruimte laten voor de ander om te reageren. Het is de eerste fase van dialoog .
* **Zelfvalidatie:** Het opbouwen van krediet door investeringen te doen voor een ander, wat leidt tot een ethisch besef van eigenwaarde. Individuatie is een relationeel proces. Vragen als 'voor wie zorg je?' en 'krijg je hiervoor erkenning?' zijn even belangrijk als 'zichzelf afbakenen' .
### 4.1.6 Loyaliteit
Loyaliteit is een structurerende, sturende, (vaak onzichtbare) kracht die relationele systemen en netwerken samenhoudt. Het creëert een gevoel van 'horen bij' en tegelijk afgrenzing .
* **Triadisch begrip:** Loyaliteit impliceert altijd een relatie tussen drie betrokkenen en de noodzaak van een keuze tussen verschillende loyaliteiten .
* **Existentiële loyaliteit:** De grond van loyaliteit in families is genetische verwantschap. Door geboorte ontstaat een ethische verplichting om aan ouders te geven. Deze band is onverbreekbaar en vormt een deel van iemands existentie. Gemeenschappelijke oorsprong en erfenis vormen een onvervangbare band .
* **Verworven loyaliteit:** Ontstaat door zorg en verantwoordelijkheid van andere volwassenen dan biologische ouders (bijvoorbeeld adoptieouders, pleeggezinnen, partners). Er kan een splitsing zijn tussen existentiële en verworven loyaliteit, wat voor een kind een extra belasting kan zijn .
* **Horizontale loyaliteit:** Betreft relaties met partners, vrienden, collega's, gekenmerkt door symmetrie en wederkerigheid .
* **Verticale loyaliteit:** Verbinding tussen opeenvolgende generaties, asymmetrisch van aard (kind ontvangt meer dan het geeft) .
* **Loyaliteitsconflicten:** Ontstaan wanneer loyaliteiten botsen; men kan niet tegelijkertijd aan iedereen recht doen .
* **Indirecte (onzichtbare) loyaliteit:** Treedt op wanneer iemand de ander (bijvoorbeeld ouders) onvoldoende recht doet, waardoor de loyaliteit een verborgen, potentieel schadelijke kracht wordt. Dit kan leiden tot problemen in nieuwe relaties, zoals partnerrelaties .
* **Overloyaal zijn:** Te veel beschikbaar zijn voor de eisen van ouders, vaak ten koste van eigen ontwikkeling .
* **Deloyaal zijn:** Een kind kan uiterlijk deloyaal lijken aan ouders door bijvoorbeeld weigering van een legaat, wat schuld kan opleveren .
* **Gespleten loyaliteit:** Een kind wordt gedwongen de liefde van de ene ouder te verliezen om de andere niet te verraden. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de identiteit en ontwikkeling van het kind .
* **Loyaliteit bij echtscheiding:** Kan leiden tot gespleten loyaliteit als kinderen 'partij' moeten kiezen. Parental alienation syndrome is een vorm van loyaliteitsconflict waarbij een kind vervreemd wordt van een ouder .
* **Loyaliteit in nieuw-samengesteld gezin:** Vorming van een nieuw gezin brengt loyaliteitsconflicten met zich mee, vooral voor kinderen die loyaliteit voelen voor de andere biologische ouder .
* **Loyaliteit en de driehoek ouders-kind-voorziening:** Hulpverlening moet uitgaan van continuïteit in relaties en ouders niet als tegenstanders, maar als medestanders zien .
* **Loyaliteit bij adoptie en pleegzorg:** Kinderen blijven loyaal aan biologische ouders, naast de verworven loyaliteit naar adoptie- of pleegouders. Dit kan tot complexiteit leiden, met name rond identiteit en herkomst .
* **Loyaliteit bij intrafamiliaal geweld:** Het kind wil loyaal blijven aan de dader en tegelijkertijd dat het misbruik stopt. Dit is vaak gebaseerd op bezorgdheid voor familieleden en de angst de familie uiteen te laten vallen .
* **Loyaliteit en volwassenheid:** Het verlaten van het ouderlijk huis kan leiden tot verschuivingen in loyaliteiten, waarbij autonomie soms als deloyaal wordt gezien .
* **Loyaliteit en migratie:** Migratie kan leiden tot dubbele identiteit en loyaliteitsconflicten tussen roots en de huidige samenleving .
### 4.1.7 Legaat en delegaat
* **Legaat:** De ethische verplichting om het erfgoed van vorige generaties zo vorm te geven dat het een constructieve bijdrage levert aan volgende generaties. Het omvat de erfenis (geschiedenis, tradities, naam) en de ethische opdracht om ermee te doen. Er is een element van vrije keuze in hoe men het legaat vormgeeft .
* **Delegaat:** Een specifieke opdracht of verwachting, zonder vrije keuze. Weigering van een legaat of delegaat wordt als deloyaal beschouwd en kan schuldgevoelens veroorzaken. In hulpverlening wordt gezocht hoe een delegaat omgezet kan worden in een legaat .
### 4.1.8 Recht en onrecht
De vierde dimensie onderzoekt of relaties rechtvaardig zijn, bepaald door de balans van geven en ontvangen .
* **Constructief gerechtigde aanspraak:** Verwerven van verdiensten door passend te geven, wat leidt tot het gevoel 'ik doe ertoe' .
* **Onrecht:** Het niet ontvangen van wat men nodig had, te zwaar moeten geven, of gebeurtenissen waar niemand schuld van heeft .
* **Situationeel onrecht:** Onrecht waar niemand schuld aan heeft, zoals natuurrampen, ziekte, oorlog .
* **Relationeel onrecht:** Het niet krijgen van zorg waar men recht op had, of onvoldoende bescherming tegen onrecht. Dit is een centraal thema in dimensie 4 .
Onrecht is subjectief en wordt bepaald door de betrokkenen zelf. Het herstellen van onrecht vormt een aangrijpingspunt voor hulpverlening .
### 4.1.9 Destructief recht en de roulerende rekening
* **Destructief gerechtigd zijn:** Wanneer mensen onrecht wordt aangedaan en dit niet erkend wordt, ontstaat er een openstaande rekening. Men wordt als het ware gerechtigd om anderen onrecht aan te doen .
* **Leunen op je destructief recht / Roulerende rekening:** Als erkenning voor geleden onrecht uitblijft, neigen mensen ertoe hun destructieve gerechtigdheid om te zetten in destructief gedrag naar onschuldige derden. De 'roulerende rekening' is een relationele consequentie waarbij iemands plaatsvervangende wraak een nieuw slachtoffer maakt. Dit kan ontstaan wanneer een kind het tekort van een ouder moet opvullen en hierdoor zelf geraakt wordt in zijn rechten .
* **Implicaties voor hulpverlening:** Geven van erkenning voor gegeven zorg en geleden onrecht, werken aan schuldinzicht en verantwoordelijkheid, en creëren van kansen tot herstel .
### 4.1.10 Exoneratie
Exoneratie, geleend uit het recht, betekent 'bevrijding van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding'. Het is een proces van doorwerken van verlies en onderzoeken naar de omstandigheden die tot onrecht leidden, waardoor relationele schuld wordt kwijtgescholden. Dit gebeurt na veel verdriet en emotionele pijn, en vereist inzicht in eigen tekorten en destructief gerechtigd gedrag .
### 4.1.11 Parentificatie
Parentificatie is een relationele dynamiek waarbij kinderen de verantwoordelijkheden van ouders overnemen .
* **Normaal helpgedrag:** Passend geven vanuit de eigen kindrol, wat bijdraagt aan eigenwaarde en het gevoel ertoe te doen .
* **Constructieve parentificatie:** Voldoet aan vier criteria: tijdelijkheid, passend bij eigen ontwikkelingstaken, erkenning ontvangen, en een gevoel van rechtvaardigheid .
* **Destructieve parentificatie:** Ontstaat wanneer niet aan de vier criteria van constructieve parentificatie wordt voldaan. Dit kan leiden tot schuldgevoelens, machteloosheid, boosheid, en een negatieve invloed op identiteitsontwikkeling .
Verschijningsvormen van parentificatie:
* **Actieve parentificatie:** Kind wordt gevraagd zich volwassener te gedragen dan passend is. Dit onderbreekt de normale ontwikkeling en leidt tot het afsplitsen van eigen noden .
* **Passieve parentificatie:** Kind wordt gevraagd zich kinderlijker te gedragen dan passend is. Dit vertraagt de ontwikkeling en geeft het kind bestaansrecht aan de ouders .
Gedetailleerdere verschijningsvormen omvatten:
* **A. Het zorgende kind:** Neemt huishoudelijke taken en zorg voor broers/zussen op zich, en biedt emotionele steun aan ouders. Kan leiden tot moeite met zelfafbakening, grenzen stellen, en een negatief zelfbeeld .
* **B. Het perfecte kind:** Vooral gevoelig voor ouderlijke verwachtingen en delegaties, streeft naar goede schoolprestaties en succes. Kan leiden tot faalangst, eenzaamheid, en weinig intimiteit .
* **C. Het kind dat kind moet blijven:** Blijft niet-volwassen om ouders de mogelijkheid te geven te blijven zorgen. Leidt tot moeilijkheden met verantwoordelijkheid nemen, uitdagingen aangaan, en een gebrek aan vertrouwen om zelfstandig te handelen .
* **D. De zondebok:** Offert zich op in gezinsspanningen, neemt plaatsvervangend de boosheid van ouders op zich door tegendraads gedrag. Kan leiden tot schuldinductie, een gekwetst zelfbeeld, en moeite met verbindingen aangaan .
## 4.2 Contextuele basisattitude
De houding van de contextuele hulpverlener is meerzijdige partijdigheid: zorg voor alle betrokkenen en streven naar een eerlijke relatie tussen cliënt en context .
### 4.2.1 Inleiding
Het doel van contextueel werken is het stimuleren van dialoog, het bevorderen van zelfwaardering en zelfafbakening, met als doel persoonlijke vrijheid in levenskeuzes .
### 4.2.2 Meerzijdige partijdigheid
Hulpverleners dragen verantwoordelijkheid voor alle betrokkenen, ook overledenen en ongeborenen, en proberen recht te doen aan de belangen van alle partijen. Dit betekent wisselend partijdig zijn met alle leden van de context. Belangrijk hierbij is het zien van de mens achter destructieve daden, zoeken naar goede intenties, krediet geven, hulpbronnen benutten en de juiste timing. De therapeut plaatst zich achtereenvolgens achter de belangen van diverse betrokkenen om iedereen te helpen positie in te nemen ten opzichte van elkaar .
### 4.2.3 Verbindend werken
Verbindend spreken en vragen is een doorleefde houding die de relationele werkelijkheid in het oog houdt. Het helpt de cliënt zijn verbindingen met anderen te leggen en verantwoordelijkheid te nemen. Verbindend werken legt ook verbindingen over generaties heen en verbreedt het perspectief .
### 4.2.4 Erkennen
Erkenning is het bevestigen van iemands bestaan en leven, en is een relationeel noodzakelijk aspect van de balans van geven en ontvangen .
* **Elementen van erkenning:**
* **Erkenning van onrecht:** Het benoemen van de benadeling of pijn die iemand is aangedaan .
* **Erkenning van verdiensten:** Het zichtbaar maken van de zorg, verantwoordelijkheid en aandacht die mensen investeren .
* **Waardeoordeel:** Het ethisch component dat verantwoordelijkheid en (on)rechtvaardigheid bevestigt .
Erkenning van geboden zorg heeft een positief effect op zelfwaardering en het gevoel betekenis te hebben. Wanneer mensen te vol zitten van pijn of bitterheid, kan de 'ontvangstinstallatie' beschadigd zijn, waardoor teruggeschakeld moet worden naar erkenning van pijn en onrecht. Erkenning werkt 'de-parentificerend' .
### 4.2.5 Oriëntatie op hulpbronnen
Hulpbronnen zijn feitelijke en fundamentele middelen, keuzes en mogelijkheden in mensen en hun relaties die hen in staat stellen zichzelf en anderen te helpen. Contextuele therapie richt zich op het katalyseren van positieve relationele hulpbronnen. Woede en gekwetstheid kunnen wijzen op wat belangrijk is in relaties en als hoop dienen voor het op gang brengen van dialoog .
### 4.2.6 Het belang van actie
'Praatjes vullen geen gaatjes'; de 'daad' zet de balans tussen geven en ontvangen in beweging. Intenties en gevoelens zijn belangrijk, maar actie (gepaste zorg) is essentieel. Door actie te ondernemen, bouwt men verdiensten op en groeit zelfwaardering. Eerst de woorden, dan de daden; de dialoog voorafgaand aan actie, die vervolgens de balans kan bewegen. Het 'moratorium' biedt ruimte voor de cliënt om op zijn eigen tempo tot actie te komen .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|---|---|
| Systemische en contextuele benadering | Een theoretisch kader dat menselijke relaties en interacties binnen een bredere context analyseert, met nadruk op loyaliteit, rechtvaardigheid en de balans tussen geven en ontvangen over generaties heen. |
| Orthopedagogisch grondplan | Een raamwerk dat de verschillende aspecten van orthopedagogische zorg en interventie structureert, vaak opgedeeld in verschillende niveaus (micro, meso, macro) of dimensies. |
| Microniveau | In de context van hulpverlening verwijst dit naar de directe relatie tussen de cliënt en zijn directe omgeving, zoals het gezin of individuele relaties. |
| Macroniveau | Verwijst naar de invloed van bredere maatschappelijke en culturele factoren op individuen en systemen, zoals wetten, beleid en culturele normen. |
| Genogram | Een visueel diagram dat de familiegeschiedenis, verwantschappen, belangrijke levensgebeurtenissen en relationele patronen over meerdere generaties in kaart brengt, met behulp van gestandaardiseerde symbolen. |
| Levenslijn | Een grafische weergave van belangrijke gebeurtenissen en levensfasen in het leven van een persoon, vaak gebruikt om patronen en invloeden door de tijd heen te identificeren. |
| Psyché | Het geheel van de mentale en emotionele processen van een individu, inclusief gedachten, gevoelens, verlangens, overtuigingen en het bewustzijn en onderbewustzijn. |
| Interactie | De wederzijdse beïnvloeding en communicatie tussen personen of systemen, waarbij gedrag, signalen en uitwisselingen centraal staan. |
| Systeemtheorie | Een theoretisch kader dat de nadruk legt op de onderlinge relaties en interacties binnen een geheel, waarbij het geheel meer is dan de som der delen. |
| Circulariteit | Een denkmodel binnen de systeemtheorie dat uitgaat van wederzijdse beïnvloeding en terugkoppeling, waarbij oorzaak en gevolg niet lineair, maar in een cyclus worden gezien. |
| Homeostase | Het proces waarbij een systeem zichzelf reguleert om stabiliteit en continuïteit te behouden, ondanks interne en externe veranderingen. |
| Equifinaliteit | Het principe dat eenzelfde eindtoestand of resultaat op verschillende manieren kan worden bereikt. |
| Multifinaliteit | Het principe dat vanuit één beginpunt of één oorzaak meerdere uiteenlopende resultaten kunnen voortkomen. |
| Multicausaliteit | Het principe dat een situatie of probleem vaak wordt veroorzaakt door meerdere factoren die samenwerken. |
| Relationele ethiek | Een concept binnen de contextuele benadering dat de nadruk legt op rechtvaardigheid, loyaliteit en de balans van geven en ontvangen in menselijke relaties. |
| Loyaliteit | Een bindende interpersoonlijke kracht die mensen verbindt binnen relaties en systemen, vaak gekenmerkt door verplichtingen en keuzes. |
| Legaat | Een ethische verplichting om het ontvangen erfgoed van vorige generaties zodanig vorm te geven dat het een constructieve bijdrage levert aan toekomstige generaties. |
| Delegaat | Een specifieke verwachting of opdracht die wordt doorgegeven van de ene generatie aan de andere, vaak zonder veel vrije keuze voor de ontvanger. |
| Onrecht | Situaties waarin er sprake is van oneerlijke behandeling, het niet ontvangen van noodzakelijke zorg of het onvermogen om te geven, waardoor de balans in een relatie verstoord raakt. |
| Destructief recht | Het gevoel gerechtigd te zijn om anderen onrecht aan te doen als gevolg van onrecht dat men zelf heeft ervaren, wat kan leiden tot de start van een roulerende rekening. |
| Roulerende rekening | Een relationeel proces waarbij onrecht dat men zelf heeft ervaren, wordt verhaald op een onschuldig derde, die behandeld wordt alsof hij de oorspronkelijke oorzaak is. |
| Parentificatie | Een situatie waarin een kind de verantwoordelijkheden van een ouder overneemt, wat constructief of destructief kan zijn afhankelijk van factoren zoals tijdelijkheid, erkenning en rechtvaardigheid. |
| Zondebok | Een familielid dat symbolisch de spanningen en conflicten binnen een systeem op zich neemt om het gezin te stabiliseren, vaak ten koste van zichzelf. |
| Meerzijdige partijdigheid | De grondhouding van een contextuele hulpverlener die zich richt op alle betrokkenen binnen een systeem, inclusief diegenen die afwezig zijn of nog geboren moeten worden, en die streeft naar rechtvaardigheid voor allen. |
| Verbindend werken | Een communicatieve benadering die gericht is op het leggen van verbindingen tussen mensen, generaties en de relationele context, met als doel dialoog en wederzijds begrip te bevorderen. |
| Erkennen | Het proces van het bevestigen van iemands bestaan, verdiensten en het onrecht dat die persoon is aangedaan, wat essentieel is voor het opbouwen van vertrouwen en zelfwaardering. |
| Hulpbronnen | Feitelijke middelen, keuzes en mogelijkheden binnen mensen en hun relaties die hen in staat stellen zichzelf te ontplooien en elkaar te helpen. |
| Moratorium | Een periode van uitstel of pauze die de hulpverlener de cliënt biedt om zelfstandig en op eigen tempo stappen te zetten naar verandering en herstel. |
| Watzlawick's axioma's | Vijf fundamentele principes van menselijke communicatie die inzicht bieden in de aard van interacties, zoals de onmogelijkheid om niet te communiceren en de gelaagdheid van inhouds- en betrekkingsniveaus. |
| Structuur (Minuchin) | De georganiseerde patronen van interacties binnen een gezinssysteem, inclusief subsystemen, grenzen en hiërarchie, die bepalend zijn voor het functioneren van het gezin. |
| Subsystemen | Kleine eenheden binnen een groter systeem (bijv. gezin), gevormd door gezinsleden met gemeenschappelijke kenmerken of functies (bijv. ouder-kind subsysteem). |
| Systeemgrenzen | De regels die bepalen wie, wanneer en hoe er deelgenomen wordt aan subsystemen en interacties binnen een systeem; deze kunnen helder, rigide of diffuus zijn. |
| Hiërarchie | De ordening van gezags- of machtsverhoudingen binnen een systeem, waarbij bepaalde leden hoger geplaatst zijn dan anderen. |
| Parentificatie | Het overnemen van ouderlijke verantwoordelijkheden door een kind, wat een normaliter positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling, maar problematisch wordt wanneer het uit balans raakt. |