Cover
Mulai sekarang gratis 2526 CCalk Les 1 markt.pdf
Summary
# Introductie tot financieel management en studieaanpak
Dit deel introduceert het vak financieel management, de evaluatiecriteria, de inhoud, de verwachte studiebelasting en geeft richtlijnen voor een succesvolle studieaanpak [1](#page=1).
### 1.1 Overzicht van het vak financieel management
Financieel management wordt geëvalueerd via een schriftelijk examen en het oplossen van cases. De inhoud van het vak is gebaseerd op specifieke handboeken. De lesopbouw bestaat uit 1 uur theorie en 2 uren oefeningen, waarbij voorbeeld examenvragen worden behandeld [1](#page=1).
### 1.2 Studiebelasting en studiepunten
Het vak is goed voor 5 studiepunten. Eén studiepunt staat gelijk aan 25 tot 30 uren werk. Het is daarom cruciaal om de benodigde studietijd per week te berekenen en te plannen [2](#page=2).
> **Tip:** Bereken de verwachte wekelijkse studie-uren door het totale aantal studiepunten te vermenigvuldigen met de uren per studiepunt (25-30 uur), en dit vervolgens te delen door het aantal weken dat je aan het vak werkt.
### 1.3 Succesvolle deelname en studieaanpak
Om te slagen voor het vak, wordt de volgende studieaanpak aanbevolen [2](#page=2):
* Wekelijkse aanwezigheid bij de les en oefeningen, met actieve deelname [2](#page=2).
* Na elke les de oefeningen uit de les zelfstandig uitvoeren binnen het vastgestelde time management [2](#page=2).
* Na elke les de bijkomende oefeningen uit het handboek zelfstandig uitvoeren onder time management. De uitwerkingen hiervan zijn te vinden op Digitap [2](#page=2).
* Tijdens de contactmomenten (lessen) vragen stellen aan de lector. E-mails worden niet beantwoord [2](#page=2).
> **Tip:** Een gestructureerde aanpak met regelmatige oefening en tijdmanagement is essentieel voor het beheersen van de leerstof en het succesvol afronden van het vak.
### 1.4 Zelfevaluatie en herhaling
Naast de formele evaluatie, wordt aangeraden om jezelf te testen middels quizzes. Bij problemen is het noodzakelijk om **direct** te beginnen met herhalen [3](#page=3).
> **Voorbeeld:** Een quizvraag kan zijn: "Jan meet 165cm; Tom meet 185cm. Hoeveel is Tom groter dan Jan uitgedrukt in %?" Een ander voorbeeld betreft het berekenen van een onbekende waarde `A` uit een gegeven vergelijking: `$$9.000.000 = 0,55 \times A \times 1 + 0,35 \times A \times 2 + 0,1 \times A \times 3$$` [3](#page=3).
### 1.5 Ondersteuning en contactinformatie
Voor problemen met wiskunde of economisch rekenen, is er ondersteuning beschikbaar via DITIAP. Er zijn ook links te vinden op Digitap voor "Ondersteuning Economisch rekenen Business & Recht" [3](#page=3).
* Contactpersonen: Hiram Bollaert en Inge Delceir [3](#page=3).
---
# Het financiële plan van een onderneming
Het financiële plan vormt de ruggengraat van een ondernemingsplan, waarbij de onderlinge afstemming en realistische voorspellingen van diverse financiële componenten centraal staan. Dit plan geeft inzicht in de verwachte financiële prestaties en de financiële gezondheid van de onderneming [4](#page=4).
### 2.1 Basiscomponenten van het financiële plan
Het financiële plan bestaat uit verschillende onderdelen die nauw met elkaar verbonden zijn: de sales forecast, het cashflowplan, de winst- en verliesrekening en de balans [4](#page=4).
#### 2.1.1 Sales plan / forecast
De sales forecast vormt de basis voor het gehele financiële plan en stuurt grotendeels het cashflowplan en de winst- en verliesrekening aan. Het is essentieel om de totale omzet op te splitsen in componenten of "sales drivers". Dit kan bijvoorbeeld door te kijken naar verschillende product- of diensttypes, klantsegmenten of geografische gebieden [4](#page=4).
> **Tip:** Om een realistische sales plan te kunnen maken, is het cruciaal om de vraag en de marktwerking/-ontwikkeling te begrijpen [5](#page=5).
#### 2.1.2 Cashflow plan
Het cashflowplan voorspelt de verwachte in- en uitstromen van geld uit de bankrekening van de onderneming en de timing hiervan. Dit plan is essentieel om te bepalen hoeveel financiering het project nodig heeft. Het toont aan dat de onderneming voldoende kasstroom zal hebben om te "overleven", wat gerelateerd is aan liquiditeits- en solvabiliteitsratio's [4](#page=4).
Bij het opstellen van het cashflowplan moeten alle relevante factoren voor het specifieke bedrijf worden overwogen. Denk hierbij aan het niveau en de timing van verkopen of inkomsten, uitgestelde betalingen, lonen en grote investeringen (en de timing daarvan) [4](#page=4).
> **Tip:** Zorg ervoor dat je het verschil begrijpt tussen kosten versus uitgaven (cashflow) en tussen inkomsten/omzet versus kasstroompositief [4](#page=4).
#### 2.1.3 Winst- en verliesrekening (inkomstenstaat)
De projectie van de winst- en verliesrekening, ook wel de inkomstenstaat genoemd, geeft een duidelijke berekening van alle inkomsten- en kostenposten. Dit resulteert in de winst die de onderneming zal maken, of juist het verlies [4](#page=4).
Het is belangrijk om de winst- en verliesrekening af te stemmen met het cashflowplan waar dit relevant is [4](#page=4).
#### 2.1.4 Balans (statement of financial position)
De balans geeft een momentopname van de financiële positie van een onderneming op een specifieke datum, meestal aan het einde van het jaar. Het toont de totale activa, totale passiva en het eigen vermogen van de onderneming [4](#page=4).
De geprojecteerde balans visualiseert de financiële staat of positie van de onderneming aan het einde van het jaar, veelal opgesteld voor drie jaar. Ook hier is het cruciaal om de afstemming met zowel het cashflowplan als de winst- en verliesrekening te waarborgen [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Een versimpeld voorbeeld van het simuleren van een maandelijkse loonkosten is beschikbaar [4](#page=4).
Er is een Excel-template beschikbaar op Digitap voor een voorbeeld financieel plan [5](#page=5).
---
# Marktanalyse en begrippen
Dit gedeelte definieert en verklaart fundamentele begrippen binnen marktanalyse, zoals marktomvang, primaire en secundaire vraag, marktpotentieel, potentiële vraag en penetratiegraad, om de basis te leggen voor verdere analyse [6](#page=6).
### 3.1 Marktomvang
De marktomvang verwijst naar de actuele of effectieve vraag naar een productsoort, en niet naar de potentiele vraag. Dit wordt ook wel de primaire vraag genoemd [12](#page=12) [6](#page=6).
### 3.2 Primaire vraag en secundaire vraag
* **Primaire vraag:** Dit is de vraag naar de productsoort in het algemeen [12](#page=12) [6](#page=6).
* **Secundaire vraag:** Dit is de vraag die gericht is op een specifiek merk [6](#page=6) [7](#page=7).
Het marktaandeel (MA) wordt berekend als de secundaire vraag gedeeld door de primaire vraag. Een marktaandeel kan nooit groter zijn dan 100% [7](#page=7).
### 3.3 Marktpotentieel en potentiële vraag
* **Marktpotentieel:** Dit concept omvat zowel de actuele effectieve vraag als de nog niet manifeste, potentiele vraag [6](#page=6) [7](#page=7).
* **Potentiële vraag:** Dit is de vraag die op dit moment nog niet bestaat, maar in de toekomst wel zou kunnen ontstaan [6](#page=6).
### 3.4 Penetratiegraad
De penetratiegraad meet de mate waarin een product wordt afgenomen binnen een bepaalde markt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verbruiksgoederen en gebruiksgoederen [9](#page=9).
* **Penetratiegraad voor verbruiksgoederen:** Dit is het aantal afnemers dat een product in een specifieke periode ten minste één keer heeft gekocht, gedeeld door het totale aantal mogelijke afnemers [9](#page=9).
* **Penetratiegraad voor gebruiksgoederen:** Dit is het feitelijke aantal eigenaren van een product, gedeeld door het totale aantal potentiële eigenaren [10](#page=10) [9](#page=9).
> **Tip:** De penetratiegraad is belangrijk om te bepalen of er sprake is van marktverzadiging. Het helpt bij het formuleren van de communicatiestrategie: moet de focus liggen op nieuwe gebruikers of op bestaande gebruikers? Moet er rekening gehouden worden met de vervangingsvraag [9](#page=9)?
#### 3.4.1 Cumulatieve penetratie
Bij gebruiksgoederen kan de marktomvang ook worden geanalyseerd op basis van vervanging. De cumulatieve penetratie berekent het aantal afnemers dat een product ten minste een keer heeft gekocht, gedeeld door het totale aantal mogelijke afnemers. Dit omvat zowel initiële aankopen als vervangingsaankopen [11](#page=11).
> **Voorbeeld:** Bij gebruiksgoederen kan de penetratiegraad van televisies in Belgische huishoudens geschat worden door het aantal huishoudens dat een tv bezit te delen door het totale aantal Belgische huishoudens. Voor verbruiksgoederen zoals parfum, zou de penetratiegraad berekend worden op basis van het aantal consumenten dat parfum heeft gekocht in een bepaalde periode ten opzichte van het totale aantal potentiële kopers [10](#page=10).
#### 3.4.2 Berekening van marktpotentieel (voorbeeld)
**Gegeven:**
* Aantal vrouwen per leeftijdscategorie in België [12](#page=12).
* Veronderstellingen over menstruatiepercentages per leeftijdscategorie [12](#page=12).
* Gebruikersgedrag: 30% gebruikt tampons, 70% maandverband [12](#page=12).
* Maandverbandgebruik: 13 pakken per jaar per vrouw [12](#page=12).
* Markttrend: afnemend tampongebruik door dunnere, efficiëntere maandverbanden [12](#page=12).
**Berekening marktpotentieel voor maandverband:**
1. **Aantal menstruerende vrouwen per leeftijdscategorie:**
* 10-15 jaar: $323.434 \times 0,25 = 80.858,5$ [12](#page=12).
* 15-50 jaar: $3.245.876 \times 0,96 = 3.116.040,96$ [12](#page=12).
* 50-55 jaar: $312.157 \times 0,25 = 78.039,25$ [12](#page=12).
2. **Totaal aantal menstruerende vrouwen:** $80.858,5 + 3.116.040,96 + 78.039,25 = 3.274.938,71 \approx 3.274.939$ [12](#page=12).
3. **Marktpotentieel in pakken per jaar:** $3.274.939 \text{ vrouwen} \times 13 \text{ pakken/vrouw/jaar} = 42.574.207$ pakken per jaar [12](#page=12).
---
# Berekeningen en toepassingen van marktomvang en penetratiegraad
Dit deel behandelt de berekening en toepassing van marktomvang en penetratiegraad, met speciale aandacht voor berekeningen op basis van vervanging en een casestudy over televisietoestellen [13](#page=13) [21](#page=21).
### 4.1 Marktomvang op basis van vervanging
De marktomvang op basis van vervanging focust op de verkoop die voortkomt uit het vervangen van reeds bestaande producten door nieuwe exemplaren, naast initiële aankopen [13](#page=13).
#### 4.1.1 Berekeningsmethodiek
Om de verkoop over een specifieke periode te berekenen, is het essentieel om de initiële aankopen en de vervangingsaankopen te onderscheiden.
* **Initiële aankopen:** Dit zijn aankopen van consumenten die het product nog niet eerder bezaten. Deze worden berekend als een percentage van de potentiële markt dat nog niet geacquireerd is [14](#page=14).
* **Vervangingsaankopen:** Dit zijn aankopen die plaatsvinden wanneer een consument een bestaand product vervangt. De berekening hiervan houdt rekening met de vervangingspercentages in de jaren na de initiële aankoop [14](#page=14).
**Formule voor cumulatieve penetratie:**
Cumulatieve penetratie = Initiële aankopen + Vervanging [13](#page=13).
#### 4.1.2 Casestudy: Scheerkwasten
Een casestudy met een nieuw type scheerkwast illustreert de berekening van de marktomvang op basis van vervanging.
**Gegeven:**
* Potentiële markt: 10.000 mannen [13](#page=13).
* Introductie nieuwe scheerkwast: 1 januari 2010 [13](#page=13).
* Cumulatieve penetratie op 1 januari 2011: 10% [13](#page=13).
* Cumulatieve penetratie op 1 januari 2012: 25% [13](#page=13).
* Geschatte cumulatieve penetratie eind december 2012: 35% [13](#page=13).
* Vervangingsaankooppatronen:
* Eerste jaar na aankoop: 20% vervanging [13](#page=13).
* Tweede jaar na aankoop: 40% vervanging [13](#page=13).
* Derde jaar na aankoop: 20% vervanging [13](#page=13).
* Aanname: Elke man heeft maximaal één scheerkwast en gaat altijd tot vervanging over [13](#page=13).
**Vraag:** Hoeveel zal de verkoop over 2012 bedragen [13](#page=13)?
**Berekening:**
* **Penetratie 2010:**
* Cumulatieve penetratie: 10% (alleen nieuw) [14](#page=14).
* Initiële aankopen 2010: $0,1 \times 10.000 = 1.000$ stuks [14](#page=14).
* Vervanging 2010: 0 stuks [14](#page=14).
* **Penetratie 2011:**
* Cumulatieve penetratie: 25%. Dit betekent 10% oud + 15% nieuw [14](#page=14).
* Initiële aankopen 2011: $0,15 \times 10.000 = 1.500$ stuks [14](#page=14).
* Vervanging 2011: 20% van de aankopen uit 2010. $0,2 \times 1.000 = 200$ stuks [14](#page=14).
* Totaal aankopen 2011: $1.500 + 200 = 1.700$ stuks [20](#page=20).
* **Penetratie 2012:**
* Cumulatieve penetratie: 35%. Dit betekent 25% oud + 10% nieuw [14](#page=14).
* Initiële aankopen 2012: $0,1 \times 10.000 = 1.000$ stuks [14](#page=14).
* Vervanging 2012:
* Vervanging van aankopen uit 2010 (2e jaar na aankoop): $0,4 \times 1.000 = 400$ stuks [14](#page=14).
* Vervanging van aankopen uit 2011 (1e jaar na aankoop): $0,2 \times 1.700 = 340$ stuks [14](#page=14).
* (Vervanging van aankopen uit 2009 zou hier ook bij komen, indien relevant. Aangezien de introductie in 2010 was, zijn deze hier niet van toepassing.)
* Totale verkoop over 2012 = Initiële aankopen 2012 + Vervanging 2012
* Totale verkoop over 2012 = $1.000 + 400 + 340 = 1.740$ stuks [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20).
> **Tip:** Het systematisch opstellen van een schema per jaar, met onderscheid tussen initiële aankopen en vervanging, is cruciaal voor het correct berekenen van de marktomvang [14](#page=14).
### 4.2 Penetratiegraad
De penetratiegraad geeft aan welk deel van de potentiële markt reeds gebruik maakt van een bepaald product of dienst [21](#page=21) [22](#page=22).
#### 4.2.1 Formule en Toepassing
De formule voor de penetratiegraad is als volgt:
Penetratiegraad = (Feitelijke aantal eigenaren / Totaal aantal potentiële eigenaren) $\times$ 100% [22](#page=22) [26](#page=26).
#### 4.2.2 Casestudy: Televisietoestellen
Deze casestudy analyseert de penetratiegraad van televisietoestellen in Nederland.
**Gegeven:**
* Aantal personen in Nederland: 15 miljoen [21](#page=21).
* Gemiddelde gezinsgrootte: 2,5 personen [21](#page=21).
* Totaal aantal televisietoestellen in gebruik: 9 miljoen [21](#page=21).
* Verdeling van toestellen over tv-bezittende huishoudens:
* 55% van de huishoudens bezit 1 toestel [21](#page=21).
* 35% van de huishoudens bezit 2 toestellen [21](#page=21).
* 10% van de huishoudens bezit 3 toestellen [21](#page=21).
**Vraag:** Wat is de penetratiegraad van tv-toestellen binnen de Nederlandse huishoudens [21](#page=21)?
**Berekening:**
1. **Bereken het totale aantal potentiële eigenaren (huishoudens):**
* Potentiële eigenaren = Totaal aantal personen / Gemiddelde gezinsgrootte [23](#page=23).
* Potentiële eigenaren = $15.000.000 / 2,5 = 6.000.000$ huishoudens [23](#page=23) [26](#page=26).
2. **Bereken het feitelijke aantal televisie-bezittende huishoudens (A):**
* Het totale aantal toestellen is het product van het aantal huishoudens en het gemiddelde aantal toestellen per huishouden [25](#page=25) [26](#page=26).
* Totaal aantal toestellen = (Percentage 1 toestel $\times$ A $\times$ 1) + (Percentage 2 toestellen $\times$ A $\times$ 2) + (Percentage 3 toestellen $\times$ A $\times$ 3)
* $9.000.000 = (0,55 \times A \times 1) + (0,35 \times A \times 2) + (0,1 \times A \times 3)$ [25](#page=25) [27](#page=27).
* $9.000.000 = 0,55A + 0,70A + 0,3A$
* $9.000.000 = 1,55A$
* $A = 9.000.000 / 1,55 \approx 5.806.452$ televisie-bezittende huishoudens [25](#page=25) [26](#page=26) [27](#page=27).
3. **Bereken de penetratiegraad:**
* Penetratiegraad = (Feitelijke aantal eigenaren / Totaal aantal potentiële eigenaren) $\times$ 100%
* Penetratiegraad = $(5.806.452 / 6.000.000) \times 100\% \approx 96,8\%$ [26](#page=26).
#### 4.2.3 Conclusie en Interpretatie
De berekende penetratiegraad van ongeveer 96,8% voor televisietoestellen in Nederland suggereert dat de markt verzadigd is. Dit betekent dat bijna alle huishoudens die potentieel een televisie zouden kunnen bezitten, dit ook daadwerkelijk doen [26](#page=26) [27](#page=27).
> **Tip:** Bij het berekenen van de penetratiegraad is het belangrijk om het onderscheid te maken tussen het *totale aantal producten* en het *aantal huishoudens dat minstens één product bezit*. Dit wordt geïllustreerd door de berekening van 'A' in de televisiestudie [25](#page=25) [26](#page=26).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Term | Definitie |
| Financieel management | Een vakgebied dat zich bezighoudt met de financiële beslissingen binnen een organisatie, inclusief investeringen, financiering en dividendbeleid, met als doel de waarde van de onderneming te maximaliseren. |
| Evaluatie | Het proces van beoordeling van de kennis en vaardigheden van studenten, vaak bestaande uit schriftelijke examens en het oplossen van praktijkgerichte casestudies om de leerresultaten te meten. |
| Studiepunten | Een eenheid die de omvang van een academische cursus aangeeft, waarbij één studiepunt doorgaans staat voor 25 tot 30 uren aan studiebelasting voor de student. |
| Studiebelasting | De totale hoeveelheid tijd die een student naar verwachting zal besteden aan het succesvol afronden van een vak, inclusief het bijwonen van colleges, het maken van opdrachten en zelfstudie. |
| Commerciële calculaties | Rekenkundige methoden en technieken die worden toegepast om de financiële haalbaarheid en winstgevendheid van commerciële activiteiten te beoordelen, vaak in de context van investeringsprojecten. |
| Time management | De vaardigheid om geplande taken efficiënt te plannen en te beheersen, waarbij de student leert om effectief om te gaan met de beschikbare tijd voor studie en oefeningen. |
| Digitap | Een digitaal leerplatform dat ondersteunende materialen, oefeningen en uitwerkingen biedt om studenten te helpen bij hun studie en begrip van de lesstof. |
| Contactmoment | Een geplande interactieve sessie tussen lector en student, zoals een les of een college, bedoeld voor het stellen van vragen, het bespreken van de stof en het ontvangen van feedback. |
| Wiskunde (ondersteuning) | Hulpmiddelen en extra begeleiding die geboden worden aan studenten om specifieke wiskundige vaardigheden te verbeteren die relevant zijn voor economische en financiële vakken. |
| Taartdiagram | Een grafische weergave van gegevens in de vorm van een cirkel, verdeeld in sectoren die de relatieve proporties van verschillende categorieën binnen een geheel weergeven, vaak gebruikt om percentages te illustreren. |
| Sales Forecast (Verkoopvoorspelling) | Een realistische verkoopvoorspelling vormt de basis van het financiële plan, aangezien deze in grote mate het cashflowplan en de resultatenrekening aanstuurt. Het is belangrijk om het totale verkoopcijfer op te splitsen in componenten, zoals verschillende productsoorten, klantsegmenten of geografische gebieden. |
| Cashflow Plan (Cashflowplan) | Een cashflowplan voorspelt hoeveel geld de onderneming verwacht te ontvangen en uit te geven, en wanneer dit zal gebeuren. Dit plan geeft aan hoeveel financiering nodig is en demonstreert dat er voldoende liquiditeit is om de onderneming draaiende te houden, rekening houdend met factoren als omvang, timing van inkomsten, uitgestelde betalingen, lonen en grote investeringen. |
| Profit and Loss Projection (Winst- en Verliesrekening Prognose) | De prognose van de winst- en verliesrekening geeft een duidelijke berekening van alle opbrengsten en kosten, wat resulteert in de verwachte winstgevendheid van de onderneming. Het is cruciaal om hierbij onderscheid te maken tussen kosten en uitgaven, en tussen opbrengsten en kasstromen, en zorg te dragen voor afstemming met het cashflowplan. |
| Balance Sheet (Balans) | De balans vat de financiële positie van een onderneming op een bepaald moment samen, inclusief totale activa, totale passiva en het eigen vermogen. Een geprojecteerde balans visualiseert de financiële staat aan het einde van het jaar en moet in lijn zijn met zowel het cashflowplan als de winst- en verliesrekening. |
| Financiële Plan | Een samenhangend document dat de financiële toekomst van een onderneming schetst, bestaande uit essentiële onderdelen zoals de verkoopvoorspelling, het cashflowplan, de winst- en verliesrekening en de balans, waarbij realistische voorspellingen en onderlinge afstemming centraal staan. |
| Marktomvang | De actuele of effectieve vraag naar een productsoort op een specifieke markt, exclusief de potentiele vraag. Dit vertegenwoordigt de werkelijke hoeveelheid die momenteel wordt afgenomen. |
| Primaire vraag | De vraag naar de productklasse als geheel, dus de totale vraag naar een bepaald soort product zonder onderscheid naar merk. Het geeft aan hoe groot de interesse is in het product in algemene zin. |
| Secundaire vraag | De vraag die gericht is op een specifiek merk binnen een productklasse. Dit betreft de afzet van een individuele fabrikant en wordt beïnvloed door merktrouw en productkenmerken. |
| Marktpotentieel | De som van de effectieve vraag en de potentiele vraag. Het geeft de maximale omvang aan die de markt zou kunnen bereiken onder ideale omstandigheden, wat een indicatie is van toekomstige groeimogelijkheden. |
| Potentiële vraag | De vraag die nog niet gemanifesteerd is, maar die wel aanwezig is of kan ontstaan. Dit zijn consumenten die momenteel het product niet gebruiken, maar mogelijk in de toekomst wel geïnteresseerd zullen zijn. |
| Penetratiegraad (Verbruiksgoederen) | De verhouding tussen het aantal afnemers dat een goed in een bepaalde periode ten minste één keer heeft gekocht en het totale aantal mogelijke afnemers. Dit geeft aan hoe wijdverbreid het gebruik van het product is. |
| Penetratiegraad (Gebruiksgoederen) | Het feitelijke aantal eigenaren van een product gedeeld door het totale aantal potentiële eigenaren. Dit is een maatstaf voor marktverzadiging, waarbij wordt gekeken naar het bezit van duurzame goederen. |
| Marktverzadiging | Een staat waarbij de vraag naar een product significant afneemt omdat een groot deel van de potentiële markt reeds voorzien is van het product. Dit kan duiden op een noodzaak om de strategie aan te passen, bijvoorbeeld door te focussen op vervangingsvraag. |
| Potentiële Markt | De totale omvang van de groep consumenten of bedrijven die een product of dienst theoretisch zouden kunnen afnemen, gebaseerd op demografische of economische factoren. |
| Cumulatieve penetratie | Het percentage van de potentiële markt dat een product of dienst ten minste één keer heeft aangeschaft sinds de introductie ervan. Dit omvat zowel initiële aankopen als vervangingsaankopen over een bepaalde periode. |
| Initiële aankopen | De eerste keer dat een consument een product of dienst aanschaft, wat bijdraagt aan de groei van de cumulatieve penetratie in een markt. |
| Vervangingsaankopen | Aankopen die plaatsvinden wanneer bestaande eigenaren van een product hun oude exemplaar vervangen door een nieuw exemplaar van hetzelfde product, wat essentieel is voor de voortdurende marktomvang van duurzame consumptiegoederen. |
| Penetratiegraad | Een maatstaf die aangeeft welk percentage van de totale potentiële markt een bepaald product of dienst daadwerkelijk bezit of gebruikt. Dit wordt berekend door het aantal actuele eigenaren te delen door het aantal potentiële eigenaren. |
| Potentiële eigenaren | Het totale aantal individuen, huishoudens of bedrijven dat theoretisch in aanmerking komt om een specifiek product of dienst aan te schaffen of te gebruiken. |