20_Parasitologie_import.pdf
Summary
# Importpathologie en worminfecties
Dit onderwerp verkent de aanpak van patiënten met een recente reisgeschiedenis, met een specifieke focus op worminfecties, hun immunologische aspecten, en de diagnostiek en behandeling van importpathologieën in België.
## 1. Importpathologie
### 1.1 Definitie en context
Importpathologie betreft ziekten die niet inheems zijn in een bepaald gebied, maar geïntroduceerd worden door reizigers of immigranten. In West-Europa zijn veel infectieziekten, waaronder bepaalde worminfecties, zeldzaam geworden door hoge hygiënestandaarden en goede gezondheidszorg. Reizigers naar tropische of ontwikkelingslanden lopen risico op blootstelling aan andere pathogenen, vaak op grote schaal en met beperkte diagnostische en therapeutische mogelijkheden ter plaatse [5](#page=5) [7](#page=7).
### 1.2 Onderscheid in patiëntengroepen
* **Tropische landen, ontwikkelingslanden:** Kenmerkend door andere pathologieën, beperkte zorgmogelijkheden, andere vectoren en minder hygiëne [5](#page=5).
* **Immigranten:** Hun risico is afhankelijk van de regio van herkomst en vroegere blootstelling. Serologie kan hier beperkt nut hebben door langdurig verblijf en kans op eerdere infectie [5](#page=5).
* **Westerse reizigers:** De kans op infectie is afhankelijk van de regio, duur van de reis en specifieke reisformules. Het scala aan mogelijke infecties is breed [5](#page=5).
### 1.3 Voorbeelden van importpathologieën
Enkele voorbeelden van infecties die in West-Europa als importpathologie gelden, zijn onder meer Rabies, Coccidioidomycosis, Japanese encephalitis, Malaria, Schistosoma, Myiasis, Amoeben, wormen, Shigella, Tyfus, Trypanosoma, Dengue virus, Yersinia pestis en Melioidosis [6](#page=6).
## 2. Parasitaire wormen
### 2.1 Algemene kenmerken
Parasitaire wormen zijn diverse organismen die bij de mens kunnen voorkomen, met variërende overdrachts- en infectiepatronen. Ze worden onderverdeeld in nematoden (rondwormen), trematoden (platwormen, zoals Schistosoma) en plathelminten (lintwormen) [7](#page=7).
### 2.2 Levenscycli en locaties
Veel wormen kennen een complexe levenscyclus met tussengastheren en eindgastheren. De mens kan zowel tussengastheer (met larven in weefsels) als eindgastheer (met volwassen wormen) zijn. Volwassen wormen kunnen zich in het darmkanaal, luchtwegen, galwegen en bloedvaten bevinden. Larven kunnen 'per ongeluk' in weefsels terechtkomen (larva migrans) of door de longen migreren om in de darm te belanden. Sommige infecties resulteren in cysten met larven in spier, lever of hersenen, wat diagnostische uitdagingen kan opleveren ten opzichte van 'neoformaties' [7](#page=7).
> **Tip:** De diagnose van worminfecties kan complex zijn, omdat de symptomen afhankelijk zijn van het type, aantal en locatie van de wormen, evenals de reactie van het immuunsysteem.
### 2.3 Schade en symptomen
Schade door wormen varieert en kan leiden tot malnutritie (door grote aantallen in de darm of chronisch bloedverlies) of andere symptomen wanneer wormen of larven zich op andere locaties bevinden [8](#page=8).
### 2.4 Diagnostiek
* **Aantonen van eieren:** Vaak in ontlasting, urine of luchtwegsecreties, mits voldoende volwassen wormen aanwezig zijn. Lintwormen kunnen segmenten of eieren uitscheiden, en aarswormpjes leggen eitjes rond de anus, wat met kleefband kan worden aangetoond [8](#page=8).
* **Serologische testen:** Soortspecifiek en nuttig bij lage ei-concentraties, weefsellocaties of bij westerse reizigers. Minder nuttig bij migranten die al intensief contact hadden met de parasiet [8](#page=8).
### 2.5 Overdrachtsroutes (Helminthen)
Helminthen kunnen het lichaam binnendringen via verschillende routes:
* **Via ingestie van eitjes:** Bijvoorbeeld Ascaris, Taenia solium, Echinococcus granulosus (eieren via hond) [9](#page=9).
* **Via penetratie door huid:** Bijvoorbeeld Ancylostoma, Schistosoma [9](#page=9).
* **Via ingestie van larven/cysten in voedsel:** Bijvoorbeeld Taenia, zuigwormen [9](#page=9).
* **Via vector (insecten):** Bijvoorbeeld Filariale wormen zoals Wuchereria bancrofti, Loa loa [9](#page=9).
### 2.6 Lintwormen (Plathelminten)
Lintwormen, zoals *Taenia saginata* (rund) en *T. solium* (varken), kunnen verscheidene meters lang worden in de darm. Ze hebben gesegmenteerde lichamen met proglottiden die eitjes bevatten. Volwassen lintwormen zijn vaak ongevaarlijk, maar larven kunnen ernstige ziekten veroorzaken, zoals cysticercosis van de hersenen door *T. solium* [10](#page=10).
### 2.7 Echinococcus
*Echinococcus* is een geslacht van lintwormen waarbij de 'oncospheres' in de darm voorkomen en cysten zich in weefsels kunnen ontwikkelen. De long is een veelvoorkomende locatie voor hydatid cysten [11](#page=11).
## 3. Schistosomiase of Bilharziose
### 3.1 Algemene introductie
Schistosoma is een genus van parasitaire wormen (platwormen) die een tussengastheer (zoetwaterslakken) en een hoofdgastheer (mens) nodig hebben voor hun levenscyclus. Infectie treedt op door contact met besmet water [13](#page=13).
### 3.2 Levenscyclus
Larven (cercariae) uit de slak dringen de huid binnen en komen in het bloedvatenstelsel, waar ze uitgroeien tot volwassen wormen. De volwassen wormen paren en leggen eitjes, die via de wand van de blaas of darmen in urine of ontlasting worden uitgescheiden. In water ontwikkelen deze eitjes zich tot nieuwe larven (miracidia) die op zoek gaan naar slakken [13](#page=13).
### 3.3 Pathologie en symptomen
De symptomen zijn niet specifiek en hangen af van de ernst van de besmetting [13](#page=13).
* **Acute fase (1-2 maanden na infectie):** Koorts, rillingen, hoest, spierpijn, gebrek aan eetlust, gewichtsverlies, slapte, buik-, hoofd- en gewrichtspijn, diarree en misselijkheid. Eitjes zijn in deze fase nog niet altijd detecteerbaar, maar antistoffen kunnen wel worden aangetoond [13](#page=13) [17](#page=17).
* **Chronische fase:** Ontsteking in blaas of darmen, met klachten zoals diarree met bloed of bloed in de urine in een laat stadium (maanden tot jaren) [13](#page=13).
* **Orgaanbetrokkenheid:** Longen, milt, lever, darm en blaas kunnen worden aangetast. *Schistosoma haematobium* veroorzaakt voornamelijk blaasklachten, terwijl andere soorten meer de darm aantasten. Eitjes veroorzaken immunologische ontstekingsreacties, die de symptomen primair veroorzaken. Eitjes in het ruggenmerg of hersenen kunnen ontstekingen en verlammingen veroorzaken. Langdurige infectie kan leiden tot levercirrose en complicaties aan de nieren en urinewegen [13](#page=13).
### 3.4 Distributie
Schistosomiase treft wereldwijd ongeveer 200 miljoen mensen en wordt beschouwd als een van de '17 neglected infections' [14](#page=14) [22](#page=22).
### 3.5 Veelvoorkomende soorten
* *Schistosoma haematobium*: Afrika, Midden-Oosten; vooral ziekte van urinewegen [15](#page=15).
* *Schistosoma japonicum*: Verre Oosten; vooral ziekte van de darm [15](#page=15).
* *Schistosoma mansoni*: Zuid-Amerika, Caraïben, Afrika, Midden-Oosten; vooral ziekte van de darm [15](#page=15).
### 3.6 Diagnostiek
* **Niet-specifiek:** Eosinofilie [15](#page=15).
* **Aantonen van eitjes:** In feces of urine (niet altijd zeer gevoelig) [15](#page=15).
* **Serologie:** Nuttig bij primaire infecties met weinig eiproductie (reizigers), minder nuttig voor personen uit endemische gebieden [15](#page=15).
* **Histologie:** Van aangetast orgaan [15](#page=15).
### 3.7 Preventie en behandeling
* **Preventie op reis:** Niet zwemmen of pootjebaden in meren, vijvers of beken in gebieden waar Schistosoma voorkomt. Veilig drinkwater drinken [16](#page=16).
* **Behandeling:** Met praziquantel, een specifiek anthelminticum, dat de wormen doodt. Fibrotische veranderingen in late stadia worden hiermee niet bestreden [16](#page=16).
### 3.8 Bijzondere uitingen van schistosomiasis
* **Katayama-syndroom ("acute schistosomiasis"):** Een overgevoeligheidsreactie op de zich ontwikkelende wormen, ongeveer 4-6 weken na blootstelling. Symptomen omvatten koorts, huidverschijnselen (galbulten, zwelling), hoest, kortademigheid en diarree [17](#page=17).
* **"Swimmers itch" (zwemmersjeuk):** Een reactie op de penetratie van larfjes in de huid, vaak veroorzaakt door Schistosoma-soorten die bij vogels voorkomen. Deze larfjes ontwikkelen zich niet verder bij de mens [17](#page=17).
* **Histopathologie:** Eitjes in weefsel veroorzaken inflammatie, fibrose en verlies van functioneel weefsel [17](#page=17).
## 4. Immuniteit tegen wormen
### 4.1 Immunologische kenmerken
De immuniteit tegen wormen deelt eigenschappen met de 'nutteloze' allergische respons van westerlingen. Patiënten met worminfecties vertonen paradoxaal genoeg juist minder allergische responsen dan men zou verwachten [1](#page=1).
### 4.2 Effector armen
De immuunrespons tegen wormen wordt gekenmerkt door specifieke effector mechanismen:
* **Eosinofielen (+IgE):** Eosinofielen spelen een cruciale rol in de afweer tegen helminth-infecties en worden gestimuleerd door IgE-antilichamen. De casus vermeldt een forse eosinofilie bij beide patiënten [2](#page=2) [4](#page=4).
* **Mastcellen (+IgE):** Mastcellen, gereguleerd door IgE, dragen ook bij aan de immuunrespons tegen wormen [2](#page=2).
---
# Immuniteit tegen wormen
De immuunrespons tegen worminfecties is complex en maakt voornamelijk gebruik van de Th2-celgemedieerde immuunrespons, waarbij eosinofielen, IgE en mestcellen een cruciale rol spelen. Deze respons is gericht op het elimineren van te grote parasieten die niet door fagocytose kunnen worden verwijderd [18](#page=18) [19](#page=19).
### 2.1 De effector arm: eosinofiel (+IgE)
Eosinofielen behoren tot de belangrijkste effectorcellen in de immuunrespons tegen wormen. Hun activatie wordt deels geïnduceerd door IgE via de Fc$\epsilon$R-receptor. Na activatie secreteren eosinofielen lysosomale enzymen. Deze enzymen zijn in staat om grote structuren zoals wormeitjes en larven te doden via exocytose [18](#page=18) [19](#page=19).
> **Tip:** Eosinofielen zijn vooral effectief tegen parasieten die bedekt zijn met IgE [19](#page=19).
### 2.2 De effector arm: mestcel (+IgE)
Mestcellen spelen eveneens een rol in de bescherming tegen parasieten, mede door IgE-gemedieerde activatie. Bij deze activatie wordt histamine gesecreteerd. Histamine werkt door verhoogde darmmotiliteit te veroorzaken, wat wormen kan helpen af te drijven. De effecten van mediatoren zoals histamine en leukotriënen zijn lokaal en afhankelijk van de weefselplaats van blootstelling aan het allergeen of parasiet [18](#page=18) [19](#page=19) [20](#page=20).
### 2.3 Rol van Th2-cellen en IgE
Stimulatie van CD4 T-cellen in aanwezigheid van IL-4 leidt tot differentiatie tot Th2-cellen. Deze Th2-cellen reguleren vervolgens de eosinofielen en zetten B-cellen aan tot het produceren van IgE. Verhoogde IgE-spiegels en een verhoogd percentage eosinofielen in het bloed zijn kenmerkend voor worminfecties [18](#page=18) [20](#page=20).
> **Tip:** Bij mensen die in de tropen leven en regelmatig worminfecties hebben, worden zelden allergische reacties gezien. Dit kan komen door de blokkade van FceR door niet-specifieke IgE en mogelijke onderdrukking van T-celresponsen door chronische infectie [20](#page=20).
### 2.4 Samenwerking met Treg-cellen en algemene immuunrespons
Th2-responsen werken samen met T-regulatorische (Treg) celresponsen (gemedieerd door IL-10 en TGF-$\beta$) voor een efficiënte anti-helminth respons. Deze samenwerking resulteert in een anti-inflammatoire en genezende omgeving, ondanks mogelijke weefselschade. Th1- en Th17-responsen zijn minder geschikt voor de bestrijding van wormen [18](#page=18).
> **Let op:** Chronische Th2-activatie kan leiden tot fibrose [18](#page=18).
### 2.5 Chronische inflammatie, fibrose en wondgenezing
Chronische inflammatie, vaak gedreven door inflammatoire en chronische Th2-cytokines zoals interleukine 4, kan leiden tot fibrose, wat een pathologische productie van collageen is met verlies van weefselstructuur. Dit kan optreden in organen zoals de longen en lever na virale infecties. Worminfecties, zoals Schistosoma, worden vaak geassocieerd met fibrose [21](#page=21).
Bij wondgenezing spelen M2-macrofagen een rol, die anti-inflammatoire cytokines (IL-10) en factoren voor weefselherstel produceren, zoals vascular endothelial growth factor (VEGF) en TGF-$\beta$. Dit staat in contrast met M1-macrofagen, die inflammatoire cellen zijn. Fibrose wordt daarentegen vaker gezien bij chronische inflammatie waarbij Th2-cytokines een rol spelen, terwijl Th1-cytokines bescherming bieden tegen fibrose [21](#page=21).
---
# Specifieke parasitaire wormen en hun behandeling
Dit onderwerp focust op de diagnostiek, symptomen en behandelingsmethoden van diverse darm-nematoden en lintwormen.
### 3.1 Parasitaire wormen: een algemeen overzicht
Parasitaire wormen zijn onder te verdelen in nematoden (rondwormen), trematoden (platwormen) en cestoden (lintwormen). Hoewel worminfecties in West-Europa door de hoge hygiënestandaard zeldzaam zijn, komen ze wereldwijd nog veel voor, met name bij migranten en reizigers. Veel wormen hebben een complexe levenscyclus met tussengastheren en eindgastheren, waarbij de mens soms beide rollen kan vervullen. Volwassen wormen kunnen zich in het darmkanaal, luchtwegen, galwegen en bloedvaten bevinden, terwijl larven zich in weefsels kunnen vestigen en 'larva migrans' kunnen veroorzaken [7](#page=7).
De schade die wormen veroorzaken, hangt af van het type, het aantal en de locatie van de worm. Symptomen kunnen variëren van malnutritie door chronisch bloedverlies tot klachten gerelateerd aan de locatie van de wormen of larven in andere lichaamsdelen [8](#page=8).
#### 3.1.1 Diagnostiek van worminfecties
De diagnose van worminfecties geschiedt vaak door het aantonen van wormeieren in ontlasting, urine of luchtwegsecreties. Dit is alleen mogelijk indien er voldoende volwassen wormen aanwezig zijn. Specifieke wormen, zoals lintwormen, kunnen ook als losse segmenten (proglottiden) of gehele wormen worden uitgescheiden. Aarswormpjes (Enterobius vermicularis), die frequent voorkomen bij kinderen, leggen eitjes rond de anus. De diagnose hiervoor gebeurt door middel van een scotch-tape test, waarbij een stuk kleefband op de anus wordt geplakt om eitjes te vangen voor microscopisch onderzoek [10](#page=10) [30](#page=30) [8](#page=8).
Serologische tests zijn ook beschikbaar en zijn nuttig bij lage ei-concentraties, weefsellocaties of bij personen met weinig contact met wormen. Echter, bij migranten is serologie vaak minder informatief, aangezien zij al een grotere kans hebben gehad om met de parasiet in contact te komen. Een mogelijke uitdaging bij serologie is de specificiteit, aangezien oude contacten of kruisreactiviteit tot fout-positieve resultaten kunnen leiden [31](#page=31) [8](#page=8).
#### 3.1.2 Lintwormen (Cestoden)
Lintwormen, zoals *Taenia saginata* (rund) en *Taenia solium* (varken), zijn plathelminthes die meerdere meters lang kunnen worden en een gesegmenteerd lichaam hebben. De achterste segmenten, proglottiden, raken gevuld met eitjes en breken af om met de stoelgang het lichaam te verlaten. Hoewel de volwassen vorm vaak ongevaarlijk is, kunnen de larven ernstige ziekten veroorzaken, zoals cysticercose in de hersenen bij *T. solium*. *Taenia* komt wereldwijd voor en is in onze streken beperkt door veterinaire controles [10](#page=10) [24](#page=24).
### 3.2 Darm-nematoden (rondwormen)
Darm-nematoden zijn een veelvoorkomende groep parasitaire wormen.
#### 3.2.1 *Ascaris lumbricoides* (grote spoelworm)
*Ascaris lumbricoides* is wereldwijd verspreid en treft honderden miljoenen mensen, een kwart van de wereldbevolking. De infectie is meestal asymptomatisch, tenzij er sprake is van occasionele migratie van volwassen wormen. De wormen kunnen gezien worden tijdens endoscopische procedures [23](#page=23) [25](#page=25) [26](#page=26).
#### 3.2.2 Haakwormen (*Ancylostoma duodenale*, *Necator americanus*)
Haakwormen, zoals *Ancylostoma duodenale* en *Necator americanus*, treffen ongeveer 750 miljoen mensen wereldwijd. Deze infecties komen veel voor in mijnen vanwege gebrekkige sanitaire voorzieningen. Symptomen kunnen buikpijn, anemie en respiratoire klachten bij de migratie van larven omvatten [27](#page=27) [28](#page=28).
#### 3.2.3 *Trichuris trichiura* (zweepworm)
*Trichuris trichiura* komt wereldwijd voor, met een hogere prevalentie in tropische en armere gebieden, en treft ongeveer 800 miljoen mensen, vaak kinderen. De infectie kan leiden tot abdominale klachten die variabel van aard zijn [29](#page=29).
#### 3.2.4 *Enterobius vermicularis* (aarswormpje)
Aarswormpjes (*Enterobius vermicularis*) zijn wereldwijd verspreid, met een hogere voorkeur voor gematigde klimaten, en treffen ongeveer 40 miljoen mensen, voornamelijk kinderen. Het belangrijkste symptoom is anale jeuk, en auto-infectie is mogelijk. De diagnose geschiedt middels de scotch-tape test [30](#page=30).
### 3.3 Behandeling van parasitaire worminfecties
De behandeling van worminfecties, ook wel parasitosen genoemd, vindt plaats met anthelmintica. De keuze van medicatie is afhankelijk van de soort en locatie van de worm. Veel worminfecties kunnen met een eenmalige toediening worden behandeld [32](#page=32).
#### 3.3.1 Specifieke behandelmethoden
* **Aarswormpjes en spoelwormen (*Ascaris*)**: Deze worden behandeld met mebendazole (Vermox). Dit middel heeft een cytotoxisch effect op de wormen in de darm en wordt nauwelijks geresorbeerd na orale inname [32](#page=32).
* **Lintwormen (*Taenia*)**: Lintworminfecties worden behandeld met niclosamide (Yomesan). Dit medicijn verstoort de energiehuishouding van de worm [32](#page=32).
* **Schistosomiase (Bilharziose)**: Deze parasitaire infectie, die miljoenen mensen in tropische landen treft, kan behandeld worden met praziquantel in 1 tot 3 doses [32](#page=32).
#### 3.3.2 Transmissieroutes van darmparasieten
De belangrijkste transmissieroutes voor darmparasieten waarbij de mens de enige gastheer is, zonder vector:
* **Fecaal-oraal**: Via eitjes die verspreidbaar zijn via de grond [33](#page=33).
* *Ascaris lumbricoides* [33](#page=33).
* *Enterobius vermicularis* [33](#page=33).
* *Trichuris trichiura* [33](#page=33).
* **Larven die de huid penetreren**:
* *Ancylostoma duodenale* [33](#page=33).
* *Necator americanus* [33](#page=33).
* *Strongyloides stercoralis* (larven in weefsels) [33](#page=33).
#### 3.3.3 Zoonosen en andere transmissies
Naast darmparasieten zijn er ook wormen die via andere routes worden overgedragen:
* **Enkel mens als gastheer, via arthropode vector**:
* Muggen: *Brugia malayi*, *Wuchereria bancrofti* (lymfevaten, elefantiasis) [33](#page=33).
* Vliegen: *Loa loa* (weefsels), *Onchocerca volvulus* (huid, ogen; rivierblindheid) [33](#page=33).
* **Zoonosen**:
* Honden: *Toxocara canis* (fecaal-oraal, eitjes; weefsels, CNS mens) [33](#page=33).
* Vlees: *Trichinella spiralis* (larven in varkensvlees en wild; spieren, dunne darm mens) [33](#page=33).
* **Tussengastheer**: *Schistosoma* [33](#page=33).
Nematoden vertonen een grote variëteit in gastheerspecificiteit en transmissiepatronen [33](#page=33).
---
# Arthropoden en prionziekten
Dit onderwerp behandelt de rol van arthropoden als vectoren en parasieten, alsook de aard en overdracht van prionziekten die gekenmerkt worden door foute eiwitconformaties [2](#page=2).
### 4.1 Arthropoden als parasieten en vectoren
Arthropoden kunnen optreden als parasieten, waarbij ze zich voeden met bloed (tijdelijk of permanent) of als vectoren dienen voor de overdracht van verschillende ziekteverwekkers [34](#page=34).
#### 4.1.1 Arthropoden als parasieten
Arthropoden kunnen op twee manieren parasiteren:
* **Tijdelijke parasieten:** Deze arthropoden, zoals muggen, mijten en vliegen, voeden zich gedurende korte periodes (minuten tot dagen) met bloed. Vliegen kunnen tevens eitjes deponeren, wat leidt tot myiasis [34](#page=34).
* **Definitieve (permanente) ectoparasieten:** Deze arthropoden voeden zich en repliceren als permanente ectoparasieten op de gastheer. Voorbeelden zijn luizen (zoals *Pediculus humanus* en *Phthirus pubis*) en de schurftmijt (*Sarcoptes scabies*), die zich in de oppervlakkige huidlagen boort en tunnels creëert [34](#page=34).
#### 4.1.2 Arthropoden als vectoren
Arthropoden fungeren als vectoren voor de overdracht van micro- en macroparasieten, waaronder virussen, bacteriën, protozoa en wormen [34](#page=34).
* **(Arbo)Virussen:** Voorbeelden zijn Dengue fever en Yellow fever (overgedragen door muggen) en diverse hemorragische koortsen (overgedragen door teken en muggen) [34](#page=34).
* **Bacteriën:** *Yersinia pestis* (veroorzaker van pest) wordt overgedragen door vlooien. *Borrelia burgdorferi* (ziekte van Lyme) en *Rickettsia rickettsii* (Rocky Mountain spotted fever) worden door teken verspreid. *Rickettsia typhi* (endemische tyfus) wordt door vlooien overgedragen [34](#page=34).
* **Protozoa:** *Trypanosoma cruzi* (Amerikaanse trypanosomiase of ziekte van Chagas) wordt verspreid door Reduviid wantsen. Afrikaanse trypanosomiase (slaapziekte) wordt veroorzaakt door *T. rhodesiense* en *T. gambiense* en overgedragen door de Tsetse vlieg. Malaria wordt veroorzaakt door *Plasmodium spp.* en verspreid door Anopheles muggen. Leishmaniasis wordt overgedragen door zandvliegen (*Leishmania spp.*) [34](#page=34).
* **Wormen:** Lymfatische filariasis wordt overgedragen door muggen (*Wuchereria*) en onchocerciasis door vliegen (*Onchocerca*) [34](#page=34).
### 4.2 Prionziekten
Prionziekten worden veroorzaakt door infectieuze, fout opgevouwen eiwitconformaties [35](#page=35).
#### 4.2.1 Kenmerken van prionen
* **Veroorzakers:** Prionziekten komen voor bij zowel dieren als mensen. Bekende dierziekten zijn gekke koeienziekte (boviene spongiforme encefalopathie - BSE) en scrapie bij schapen. Bij mensen zijn kuru, Creutzfeldt-Jakob ziekte (CJD) en de variant van CJD (vCJD) voorbeelden [35](#page=35).
* **Fysisch-chemische eigenschappen:** Prionen zijn filtreerbaar (kleiner dan 100 nanometer) en bevatten geen nucleïnezuur. Ze zijn resistent tegen hitte en standaard desinfectiemiddelen en bestraling, maar gevoelig voor bleekwater en fenol [35](#page=35).
* **Kweek en immuunrespons:** Prionen kunnen niet *in vitro* gekweekt worden en veroorzaken geen immuunrespons of ontsteking in de gastheer [35](#page=35).
* **Incubatieperiode:** Prionziekten hebben een zeer lange incubatieperiode; bij kuru kan dit variëren van 35 tot 50 jaar, en bij vCJD enkele jaren [35](#page=35).
#### 4.2.2 Het mechanisme van prionziekten
Er bestaat nog discussie over de precieze mechanismen, maar de heersende theorie is dat een fout opgevouwen, geglycosyleerd eiwit de ziekte veroorzaakt. Dit eiwit wordt het prion proteïne scrapie (*PrPSc*) genoemd. De aminozuursequentie van *PrPSc* is identiek aan die van het normale cellulaire prion proteïne (*PrPC*), maar de driedimensionale vouwing is anders. Deze abnormale vouwing vermindert de oplosbaarheid van het eiwit en kan zich voortzetten en overdragen op naburige *PrPC* eiwitten, wat leidt tot een kettingreactie van misvouwing [35](#page=35).
> **Tip:** De resistentie van prionen tegen ontsmettingsmiddelen en hitte is een belangrijk aspect om rekening mee te houden bij de behandeling van instrumentarium en het voorkomen van verdere verspreiding [35](#page=35).
>
> **Tip:** Vanwege de lange incubatieperiodes is het diagnosticeren en traceren van prionziekten uitdagend [35](#page=35).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Importpathologie | Ziekten die niet inheems zijn in een bepaald gebied maar door import (bv. reizen, migratie) worden geïntroduceerd. Dit omvat infectieziekten die in Europa niet voorkomen maar wel bij reizigers uit tropische landen aangetroffen kunnen worden. |
| Worminfecties | Infecties veroorzaakt door parasitaire wormen, zoals rondwormen (nematoden), platwormen (trematoden) en lintwormen (plathelminten). Deze kunnen diverse organen infecteren en leiden tot symptomen variërend van maag-darmklachten tot systemische ziekten. |
| Eosinofilie | Een verhoogd aantal eosinofielen (een type witte bloedcel) in het bloed. Eosinofielen spelen een belangrijke rol in de immuunrespons tegen parasitaire infecties en bij allergische reacties, en hun verhoging kan wijzen op een worminfectie. |
| Schistosomiase (Bilharziose) | Een tropische ziekte veroorzaakt door parasitaire wormen van het geslacht Schistosoma. Infectie treedt op via contact met zoetwater waarin de larven van de worm zich bevinden. De ziekte kan leiden tot chronische ontstekingen in de blaas, darmen en andere organen. |
| IgE (Immunoglobuline E) | Een type antilichaam dat een cruciale rol speelt bij allergische reacties en de immuunrespons tegen parasieten. IgE bindt zich aan mestcellen en basofielen, wat leidt tot de afgifte van mediatoren zoals histamine bij blootstelling aan allergenen of parasieten. |
| Mastcel | Een immuuncel die betrokken is bij allergische reacties en de afweer tegen parasieten. Bij activatie (vaak via IgE) geven mastcellen mediatoren vrij die ontstekingen veroorzaken en bijdragen aan de symptomen van allergieën en parasitaire infecties. |
| Larva migrans | Een aandoening die ontstaat wanneer larven van bepaalde parasieten (vooral wormen) door weefsels migreren zonder zich verder te ontwikkelen tot volwassen wormen. Dit kan leiden tot ontstekingsreacties en specifieke huidletsels. |
| Anthelminticum | Een medicijn dat wordt gebruikt voor de behandeling van infecties met parasitaire wormen. Deze middelen werken door de wormen te doden of hun reproductie te belemmeren, en worden geselecteerd op basis van de specifieke wormsoort. |
| Nematoden (Rondwormen) | Een klasse van rondvormige, ongesegmenteerde wormen die veel parasitaire soorten omvatten die mensen kunnen infecteren, zoals Ascaris lumbricoides (spoelworm) en Enterobius vermicularis (aarswormpje). |
| Plathelminthes (Platwormen) | Een stam van wormen die zowel de trematoden (zoals Schistosoma) als de cestoden (lintwormen zoals Taenia) omvat. Deze wormen hebben typisch een plat lichaam en vertonen diverse levenscycli en infectiepatronen. |
| Cysticercosis | Een infectie veroorzaakt door de larvale vorm van de lintworm Taenia solium (varkenslintworm). De larven, cysticerci genaamd, kunnen zich in de weefsels van de mens vestigen, met name in de hersenen, waar ze ernstige neurologische symptomen kunnen veroorzaken. |
| Arthropoden | Een grote groep geleedpotige dieren die insecten, spinnen, kreeftachtigen en duizendpoten omvat. Veel arthropoden zijn belangrijke vectoren voor ziekteverwekkers, maar sommigen zijn zelf ook parasieten. |
| Prion | Een abnormaal gevouwen eiwit dat infectieus is en ziekten kan veroorzaken door andere normale eiwitten aan te zetten tot dezelfde abnormale vouwing. Prionziekten, zoals Creutzfeldt-Jakob, tasten voornamelijk de hersenen aan. |
| Fecaal-oraal | Een transmissieroute waarbij ziekteverwekkers via de ontlasting van een besmet individu worden verspreid en vervolgens worden ingenomen door een ander individu, meestal via besmet voedsel, water of handen. |
| Vector | Een organisme dat ziekteverwekkers overbrengt van de ene gastheer naar de andere. Veel voorkomende vectoren zijn insecten zoals muggen, teken en vlooien, die virussen, bacteriën of protozoa kunnen verspreiden. |