2025 Handout 3 Intro REVAKI.pptx
Summary
# Bewegingen van de onderste extremiteiten
Dit onderdeel van de studiehandleiding beschrijft de bewegingen en bewegingsbereiken van de knie en de voet, inclusief de specifieke termen voor flexie, extensie, inversie en eversie, evenals de combinatiebewegingen pronatie en supinatie.
### 1.1 De knie
De knie is een complex gewricht dat flexie en extensie toestaat.
* **Volledige extensie:** Dit wordt gedefinieerd als 0 graden beweging.
* **Hyperextensie:** Dit is het overstrekken van de knie, wat doorgaans ongeveer 10 graden bedraagt.
* **Maximale flexie:** De maximale buiging van de knie bedraagt ongeveer 135 graden.
### 1.2 De voet
De voet vertoont een reeks bewegingen die essentieel zijn voor lopen, stabiliteit en aanpassing aan verschillende ondergronden.
#### 1.2.1 Enkelbewegingen
De bewegingen van de enkel zijn cruciaal voor de voortbeweging.
* **Dorsiflexie (extensie):** Dit is de beweging waarbij de voetrug naar boven wordt gebracht. Het bereik hiervan is ongeveer 20 graden.
* **Plantaire flexie (flexie):** Dit is de beweging waarbij de voetzool naar beneden wordt bewogen (alsof men op de tenen staat). Het bereik hiervan is ongeveer 50 graden.
#### 1.2.2 Inversie en Eversie
Deze bewegingen betreffen de laterale beweging van de voet.
* **Inversie:** Dit is het naar binnen kantelen van de voet.
* **Eversie:** Dit is het naar buiten kantelen van de voet.
#### 1.2.3 Combinatiebewegingen van de voet: Pronatie en Supinatie
Pronatie en supinatie zijn complexe bewegingen van de voet die meerdere bewegingscomponenten omvatten en van belang zijn voor de stabiliteit en schokabsorptie tijdens beweging.
* **Pronatie:** Dit is een combinatiebeweging die bestaat uit de eversie van de achtervoet, in combinatie met abductie en dorsiflexie van de voet. Deze beweging maakt de voet flexibeler en helpt bij schokabsorptie.
> **Tip:** Pronatie wordt vaak geassocieerd met een 'platte voet' of een verhoogde belasting op de binnenkant van de voet.
* **Supinatie:** Dit is een combinatiebeweging die bestaat uit inversie van de voet, in combinatie met adductie en plantaire flexie. Supinatie maakt de voet stijver en stelt het lichaam in staat efficiënt af te zetten, zoals bij sprinten.
> **Voorbeeld:** Denk aan het "soep pakken" voor supinatie (handpalm omhoog) en "nazi" voor pronatie (handpalm omlaag) als geheugensteuntje voor de oriëntatie van de hand, wat een analogie is voor de voetbewegingen.
### 1.3 Tenen
Hoewel specifieke bewegingsbereiken voor de tenen niet gedetailleerd worden beschreven in dit document, zijn de gewrichten van de tenen (DIP, PIP, MCP) essentieel voor fijne motoriek, grijpen en stabiliteit van de voorvoet.
* **DIP (Distaal Interphalangeaal Gewricht):** Het gewricht aan het uiteinde van de vinger (tussen laatste en middelste kootje).
* **PIP (Proximaal Interphalangeaal Gewricht):** Het gewricht tussen het middelste en het eerste kootje van de vinger (het 'knokkeltje').
* **MCP (MetacarpoPhalangeaal Gewricht):** De gewrichten aan de basis van de vingers, die de middenhandsbeentjes verbinden met de eerste kootjes van de vingers.
### 1.4 Vergelijking met andere extremiteiten
Hoewel de focus ligt op de onderste extremiteiten, worden ter context ook kort bewegingen van andere delen van het lichaam genoemd. De principes van beweging in verschillende vlakken (sagittaal, transversaal) en de terminologie van flexie, extensie, abductie, adductie, rotaties, elevatie en depressie zijn universeel toepasbaar op gewrichten. De knie, enkel en voet vertonen specifieke bewegingsbereiken en combinaties die cruciaal zijn voor hun functie.
---
# Bewegingen van de bovenste extremiteiten en romp
Dit hoofdstuk bespreekt de anatomische bewegingen van de bovenste extremiteiten (schouder, elleboog, pols) en de romp, inclusief de bijbehorende vlakken, assen en bewegingsbereiken, evenals basisuitgangshoudingen en soorten spierwerk.
### 2.1 De schouder
De schouder, een complex gewricht, maakt diverse bewegingen mogelijk in verschillende anatomische vlakken.
#### 2.1.1 Bewegingen in het sagittale vlak
* **Anteflexie:** Beweging van de arm naar voren.
* **Retroflexie:** Beweging van de arm naar achteren.
#### 2.1.2 Bewegingen in het frontale vlak
* **Elevatie:** Beweging van de arm naar omhoog.
* **Abductie:** Beweging van de arm weg van het lichaam.
* **Adductie:** Beweging van de arm naar het lichaam toe.
#### 2.1.3 Bewegingen in het transversale vlak
* **Endorotatie:** Interne rotatie van de arm (naar binnen draaien).
* **Exorotatie:** Externe rotatie van de arm (naar buiten draaien).
#### 2.1.4 Horizontale bewegingen
* **Horizontale abductie:** Beweging van de arm naar de zijkant, weg van de middellijn, in het horizontale vlak. Dit kan ongeveer 30 graden bedragen.
* **Horizontale adductie:** Beweging van de arm naar de middellijn, voor het lichaam langs, in het horizontale vlak. Dit kan ongeveer 130 graden bedragen.
#### 2.1.5 Bewegingen van het schouderblad
* **Elevatie:** Het schouderblad gaat omhoog.
* **Depressie:** Het schouderblad gaat naar beneden.
* **Protraction:** Het schouderblad beweegt naar buiten (abductie).
* **Retraction:** Het schouderblad beweegt naar binnen (adductie).
* **Opwaartse rotatie:** De onderste hoek van het schouderblad draait naar boven (geassocieerd met exorotatie van de arm).
* **Neerwaartse rotatie:** De onderste hoek van het schouderblad draait naar beneden (geassocieerd met endorotatie van de arm).
### 2.2 De elleboog
De elleboog is voornamelijk verantwoordelijk voor flexie en extensie van de onderarm.
* **Flexie:** Buigen van de elleboog, waarbij de onderarm naar de bovenarm toe beweegt. De maximale flexie bedraagt ongeveer 150 graden.
* **Extensie:** Strekken van de elleboog. Een volledige extensie is 0 graden.
* **Hyperextensie:** Overstrekken van de elleboog, meestal tot ongeveer 10 graden.
### 2.3 De pols en hand
De pols en hand maken complexe bewegingen mogelijk, waaronder deviaties en rotaties van de onderarm.
#### 2.3.1 Polsbewegingen
* **Flexie:** Buigen van de pols, waarbij de handpalm naar de onderarm toe beweegt. Kan ongeveer 80 graden bedragen.
* **Extensie:** Strekken van de pols, waarbij de handrug naar de onderarm toe beweegt. Kan ongeveer 80 graden bedragen.
* **Radiale deviatie:** Beweging van de hand naar de duimzijde (radiuszijde). Kan ongeveer 20 graden bedragen.
* **Ulnare deviatie:** Beweging van de hand naar de pinkzijde (ulnazijde). Kan ongeveer 30 graden bedragen.
#### 2.3.2 Bewegingen van de onderarm (pronatie en supinatie)
Deze bewegingen vinden plaats in het proximale en distale radio-ulnaire gewricht, en draaien de handpalm naar boven of beneden.
* **Pronatie:** De handpalm draait naar beneden. Dit is geassocieerd met eversie van de achtervoet en abductie en dorsiflexie van de voet. Een ezelsbruggetje is "nazi's" waarbij de handpalm naar onder wijst.
* **Supinatie:** De handpalm draait naar boven. Dit is geassocieerd met inversie, adductie en plantaire flexie van de voet. Een ezelsbruggetje is "soep" waarbij de handpalm omhoog wijst om soep te scheppen.
#### 2.3.3 Vingersgewrichten
De vingers bevatten verschillende gewrichten die flexie en extensie mogelijk maken:
* **MCP (Metacarpophalangeal) gewrichten:** De knokkels aan de basis van de vingers, die de middenhandsbeentjes verbinden met de eerste kootjes.
* **PIP (Proximaal Interphalangeaal) gewrichten:** De middelste gewrichten in de vingers (niet de duim). Dit is het gewricht tussen het middenkootje en het eerste kootje.
* **DIP (Distaal Interphalangeaal) gewrichten:** De gewrichten aan het uiteinde van de vingers, tussen het laatste kootje en het middenkootje.
### 2.4 De romp
De romp omvat bewegingen van de wervelkolom.
* **Flexie:** Voorwaartse buiging van de romp.
* **Extensie:** Achterwaartse buiging van de romp.
* **Lateroflexie:** Zijwaartse buiging van de romp. Kan ongeveer 45 graden bedragen.
* **Rotatie:** Draaien van de romp om de lengteas.
### 2.5 Basisuitgangshoudingen
De manier waarop het lichaam in rust wordt gepositioneerd, heeft invloed op de gewrichtsstanden, het evenwicht en de activiteit van spieren.
* **Stand:** Staande positie.
* **Zit:** Zittende positie.
* **Lig:** Liggende positie, onder te verdelen in:
* **Ruglig (supine):** Liggend op de rug.
* **Voorlig (prone):** Liggend op de buik.
* **Zijlig:** Liggend op de zij.
### 2.6 Bewegingsmodaliteiten
Er zijn verschillende manieren waarop beweging kan worden uitgevoerd of geïnitieerd:
* **Actieve bewegingsmodaliteit:** De patiënt voert de beweging zelfstandig uit.
* Zuiver actief
* Actief ritmisch
* Actief onder water
* Actief tegen weerstand
* **Passieve bewegingsmodaliteit:** Een externe kracht (bv. therapeut) voert de beweging uit bij de patiënt.
* Zuiver passief
* Passief door patiënt
* Passieve rekkingen
* Passief onder tractie
* Passief onder water
* **Activo-passieve bewegingsmodaliteit:** De patiënt participeert actief in de beweging, met hulp van een externe kracht.
* Activo-passief
* Actief ondersteund
### 2.7 Soorten spierwerk
Spieren kunnen op verschillende manieren contraheren tijdens beweging:
* **Statisch of isometrisch:** De spierlengte blijft gelijk, er is geen beweging in het gewricht.
* **Isotonisch:** De spierspanning (tonus) blijft gelijk.
* **Concentrisch spierwerk:** De aanhechtingspunten van de spier komen naar elkaar toe, de weerstand is kleiner dan de spierkracht. De beweging vindt plaats tegen de zwaartekracht of een andere weerstand in.
* **Excentrisch spierwerk:** De aanhechtingspunten van de spier bewegen van elkaar af, de weerstand is groter dan de spierkracht. De beweging vindt plaats met de zwaartekracht of weerstand mee.
* **Isokinetisch:** De snelheid van de beweging blijft gelijk gedurende de gehele bewegingsbaan.
### 2.8 Spierbaan
De spierbaan beschrijft het gehele bewegingsbereik dat een spier kan uitvoeren. Dit kan worden onderverdeeld in:
* **Totale baan:** Van volledige elongatie tot volledige contractie, of omgekeerd.
* **Distale baan:** Van volledige elongatie tot onvolledige contractie, of omgekeerd.
* **Proximale baan:** Van onvolledige elongatie tot volledige contractie, of omgekeerd.
Combinaties van spierwerk (concentrisch/excentrisch) en spierbanen (totaal/distaal/proximaal/middenbaan) beschrijven de specifieke aard van de spieractiviteit tijdens een beweging.
#### 2.8.1 Combinatiespierenwerk en spierbaan
* **Concentrisch totaal:** Volledige bewegingsbaan, concentrische contractie.
* **Excentrisch totaal:** Volledige bewegingsbaan, excentrische contractie.
* **Concentrisch distaal:** Deel van de baan van volledige elongatie tot onvolledige contractie, concentrische contractie.
* **Excentrisch distaal:** Deel van de baan van onvolledige contractie tot volledige elongatie, excentrische contractie.
* **Concentrisch proximaal:** Deel van de baan van onvolledige elongatie tot volledige contractie, concentrische contractie.
* **Excentrisch proximaal:** Deel van de baan van volledige contractie tot onvolledige elongatie, excentrische contractie.
* **Concentrisch middenbaan:** Middelste deel van de bewegingsbaan, concentrische contractie.
* **Excentrisch middenbaan:** Middelste deel van de bewegingsbaan, excentrische contractie.
### 2.9 Anatomische vlakken en assen van beweging
Bewegingen vinden plaats rond specifieke assen die loodrecht staan op anatomische vlakken:
* **Sagittaal vlak:** Bewegingen in dit vlak (flexie/extensie) vinden plaats rond een transversale as.
* **Frontale vlak:** Bewegingen in dit vlak (abductie/adductie) vinden plaats rond een sagittale as.
* **Transversale vlak:** Bewegingen in dit vlak (rotaties) vinden plaats rond een longitudinale as.
#### 2.9.1 Voorbeelden van bewegingen en bijbehorende assen/vlakken:
* **Schouder anteflexie/retroflexie:** Sagittaal vlak, transversale as.
* **Schouder elevatie/abductie:** Frontale vlak, sagittale as.
* **Schouder endorotatie/exorotatie:** Transversale vlak, longitudinale as.
* **Elleboog flexie/extensie:** Sagittaal vlak, transversale as.
* **Pols radiale/ulnaire deviatie:** Frontale vlak, sagittale as.
* **Onderarm pronatie/supinatie:** Transversale vlak, longitudinale as.
### 2.10 Spierwerk analyseren
Bij het analyseren van spierwerk wordt rekening gehouden met:
1. **Wat doet de zwaartekracht?**
2. **Wat gebeurt er in het gewricht?** (Welke beweging, welk type spierwerk?)
3. **Welke spieren zijn actief?** (Agonisten, antagonisten, synergisten)
4. **Worden de actieve spieren langer of korter?** (Concentrisch of excentrisch)
5. **In welk deel van de spierbaan vindt de activiteit plaats?** (Totaal, proximaal, distaal, middenbaan)
#### 2.10.1 Analyse-voorbeelden:
* **Zit, knie strekken:** De quadriceps spant zich aan (concentrisch) om de knie te strekken. Dit kan de totale baan betreffen, met activiteit in de distale en proximale delen.
* **Stand, ruglig, schouder anteflexie:** De deltaspier en andere schouderflexoren spannen zich aan (concentrisch) om de arm naar voren te bewegen.
* **Elleboog extensoren, concentrisch proximaal:** De triceps werkt concentrisch in het proximale deel van zijn bewegingsbaan om de elleboog te strekken.
Dit detailniveau is essentieel voor het begrijpen van de biomechanica van beweging en de toepassing ervan in revalidatie en kinesitherapie.
---
# Bewegingsmodaliteiten en spierwerk
Dit hoofdstuk behandelt de verschillende manieren waarop beweging kan worden geïnduceerd en de verschillende soorten spieractiviteit die daarbij optreden, alsmede de bewegingsbanen die hierbij relevant zijn.
### 3.1 Bewegingsmodaliteiten
Bewegingsmodaliteiten beschrijven hoe een beweging wordt uitgevoerd en wie of wat de drijvende kracht is achter die beweging. We onderscheiden drie hoofdmodaliteiten: actief, passief en activo-passief.
* **Actieve bewegingsmodaliteit:** Hierbij initieert en voert de patiënt de beweging zelfstandig uit. Dit kan op verschillende manieren voorkomen:
* **Zuiver actief:** De patiënt voert de beweging volledig zelf uit, zonder enige hulp.
* **Actief ritmisch:** Herhaalde, ritmische bewegingen worden door de patiënt zelf uitgevoerd.
* **Actief onder water:** Bewegingen die de patiënt zelf uitvoert in water.
* **Actief tegen weerstand:** De patiënt voert de beweging zelf uit tegen een externe weerstand.
* **Passieve bewegingsmodaliteit:** Bij deze modaliteit wordt de beweging volledig uitgevoerd door een externe kracht, zoals een therapeut of een apparaat. De patiënt spant de spieren niet actief aan. Vormen hiervan zijn:
* **Zuiver passief:** De beweging wordt volledig door een externe partij uitgevoerd.
* **Passief door patiënt:** Dit is een ietwat ongebruikelijke formulering die waarschijnlijk refereert aan actieve hulp van de patiënt om een passieve beweging te faciliteren, alhoewel dit overlapt met activo-passief.
* **Passieve rekkingen:** Gecontroleerde rekkingen van spieren en gewrichten door een externe kracht.
* **Passief onder tractie:** Beweging waarbij er spanning op het gewricht of de spier wordt gezet, uitgevoerd door een externe kracht.
* **Passief onder water:** Passieve bewegingen geïnitieerd door externe krachten in water.
* **Activo-passieve bewegingsmodaliteit:** Dit is een combinatie van actieve en passieve input. De patiënt probeert de beweging zelf te initiëren en uit te voeren, terwijl een externe partij (bijvoorbeeld een kinesist) ondersteuning biedt.
* **Actief ondersteund:** De patiënt spant zich in, maar krijgt assistentie om de beweging te voltooien.
### 3.2 Soorten spierwerk
Spierwerk verwijst naar de manier waarop een spier zich gedraagt tijdens een contractie. De drie belangrijkste soorten spierwerk zijn statisch (isometrisch), isotonisch en isokinetisch.
* **Statisch of isometrisch spierwerk:** Bij deze vorm van spierwerk neemt de lengte van de spier niet toe of af, terwijl er wel spanning op de spier wordt uitgeoefend. Er vindt geen beweging plaats in het gewricht. Dit gebeurt wanneer de uitgeoefende kracht gelijk is aan de weerstand.
* **Isotonisch spierwerk:** Bij isotonisch spierwerk blijft de tonus (spanning) van de spier gedurende de beweging nagenoeg gelijk. Er vinden lengteveranderingen van de spier plaats, wat resulteert in beweging in het gewricht. Isotonisch spierwerk wordt verder onderverdeeld in:
* **Concentrisch spierwerk:** De aanhechtingspunten van de spier komen naar elkaar toe, waardoor de spier korter wordt. Het moment van de spierkracht is groter dan het weerstandsmoment. De beweging vindt typisch plaats tegen zwaartekracht of een externe weerstand in.
* **Excentrisch spierwerk:** De aanhechtingspunten van de spier verwijderen zich van elkaar, waardoor de spier langer wordt. Het weerstandsmoment is groter dan het moment van de spierkracht. De beweging gebeurt met de zwaartekracht of weerstand mee, als een soort gecontroleerde remming.
* **Isokinetisch spierwerk:** Bij isokinetisch spierwerk blijft de snelheid van de beweging constant gedurende het gehele bewegingstraject. Dit vereist specifieke apparatuur (isokinetische toestellen) die de weerstand aanpast aan de kracht die de spier levert, zodat de snelheid constant blijft.
### 3.3 Spierbaan
De spierbaan beschrijft het traject dat de spier aflegt tijdens een beweging, van volledige elongatie (uitrekking) tot volledige contractie (verkorting). Er zijn verschillende soorten spierbanen te onderscheiden:
* **Totale baan:** Dit betreft de volledige bewegingsuitslag van de spier, van de volledige elongatie tot de volledige contractie, of omgekeerd.
* **Concentrisch totaal:** De spier wordt korter over het gehele bewegingstraject van volledige elongatie (VE) naar volledige contractie (VC).
* **Excentrisch totaal:** De spier wordt langer over het gehele bewegingstraject van volledige contractie (VC) naar volledige elongatie (VE).
* **Distale baan:** Dit verwijst naar het bewegingstraject dat zich meer distaal (verder van de romp) afspeelt, of naar de beweging van een distaal segment.
* **Concentrisch distaal:** De spier wordt korter in het distale gedeelte van zijn bewegingsbaan, bijvoorbeeld van volledige elongatie (VE) naar onvolledige contractie (OC).
* **Excentrisch distaal:** De spier wordt langer in het distale gedeelte van zijn bewegingsbaan, bijvoorbeeld van onvolledige contractie (OC) naar volledige elongatie (VE).
* **Proximale baan:** Dit verwijst naar het bewegingstraject dat zich meer proximaal (dichter bij de romp) afspeelt, of naar de beweging van een proximaal segment.
* **Concentrisch proximaal:** De spier wordt korter in het proximale gedeelte van zijn bewegingsbaan, bijvoorbeeld van onvolledige elongatie (OV) naar volledige contractie (VC).
* **Excentrisch proximaal:** De spier wordt langer in het proximale gedeelte van zijn bewegingsbaan, bijvoorbeeld van volledige contractie (VC) naar onvolledige elongatie (OV).
* **Middenbaan:** Dit is een bewegingsbaan die zich in het middelste gedeelte van de totale bewegingsuitslag bevindt.
* **Concentrisch middenbaan:** De spier wordt korter in het middelste deel van zijn bewegingsbaan.
* **Excentrisch middenbaan:** De spier wordt langer in het middelste deel van zijn bewegingsbaan.
### 3.4 Combinatie van spierwerk en spierbaan
De analyse van beweging vereist de combinatie van het soort spierwerk (concentrisch, excentrisch) met de specifieke spierbaan die wordt gebruikt (totaal, distaal, proximaal, middenbaan).
* **Concentrisch totaal:** Beweging waarbij de spier korter wordt over de gehele bewegingsuitslag (van VE naar VC).
* **Excentrisch totaal:** Beweging waarbij de spier langer wordt over de gehele bewegingsuitslag (van VC naar VE).
* **Concentrisch distaal:** Verkorting van de spier in het distale deel van zijn baan.
* **Excentrisch distaal:** Verlenging van de spier in het distale deel van zijn baan.
* **Concentrisch proximaal:** Verkorting van de spier in het proximale deel van zijn baan.
* **Excentrisch proximaal:** Verlenging van de spier in het proximale deel van zijn baan.
* **Concentrisch middenbaan:** Verkorting van de spier in het middelste deel van zijn baan.
* **Excentrisch middenbaan:** Verlenging van de spier in het middelste deel van zijn baan.
### 3.5 Analyse van spierwerk
Bij het analyseren van spierwerk en beweging dienen de volgende vragen te worden beantwoord:
* Wat is de rol van de zwaartekracht in de beweging?
* Wat gebeurt er precies in het betreffende gewricht (welke beweging)?
* Welke spieren zijn actief betrokken bij de beweging?
* Worden de actieve spieren langer of korter tijdens de beweging?
* In welk deel van de bewegingsbaan vindt deze activiteit plaats?
**Voorbeeld van spierwerk analyse:**
Bij het strekken van de knie in zit (rectus femoris is actief): de knie strekt (beweging). De rectus femoris wordt korter (verkorting). Dit gebeurt tegen de zwaartekracht in, dus is dit een concentrische beweging. Als de hele bewegingsuitslag van extensie wordt gebruikt, is het concentrisch totaal. Als de beweging bij een bepaalde hoek stopt of met een extern gewicht werkt, kan dit leiden tot een concentrisch distaal of proximaal patroon, afhankelijk van het specifieke bewegingssegment.
**Tip:** Het visualiseren van de beweging en de spieractiviteit helpt enorm bij het correct analyseren van spierwerk. Denk na over de relatie tussen de spier, het gewricht en de zwaartekracht.
---
# Analyse van spierwerk en beweging
Dit onderwerp beschrijft het proces van het analyseren van spierwerk, inclusief de rol van de zwaartekracht en de actieve spieren, en illustreert het zoeken naar beweging met voorbeelden van specifieke spiergroepen.
### 4.1 Soorten spierwerk
Spierwerk kan worden geclassificeerd op basis van de lengteverandering van de spier en de constante aard van de spanning of snelheid tijdens de contractie.
#### 4.1.1 Classificatie op basis van lengteverandering
* **Statisch of isometrisch spierwerk:** De spier trekt samen zonder dat de lengte ervan verandert. Er is geen beweging in het gewricht.
* **Isotonisch spierwerk:** De tonus of spanning van de spier blijft gelijk, terwijl de lengte ervan verandert. Dit kan verder worden onderverdeeld in concentrisch en excentrisch spierwerk.
* **Isokinetisch spierwerk:** De snelheid van de beweging blijft constant tijdens de contractie.
#### 4.1.2 Concentrisch spierwerk
Bij concentrisch spierwerk komen de aanhechtingspunten van de werkende spier naar elkaar toe. Het moment van de spierkracht is groter dan het weerstandsmoment. De beweging gebeurt tegen de zwaartekracht of een andere weerstand in.
> **Voorbeeld:** Bij het strekken van de arm tegen de zwaartekracht in, is het concentrisch spierwerk van de triceps betrokken. De spier wordt korter.
#### 4.1.3 Excentrisch spierwerk
Bij excentrisch spierwerk verwijderen de aanhechtingspunten van de werkende spier zich van elkaar. Het weerstandsmoment is groter dan het moment van de spierkracht. De beweging gebeurt met de zwaartekracht of weerstand mee, en de spier wordt langer terwijl deze spanning genereert.
> **Voorbeeld:** Bij het gecontroleerd laten zakken van een gewicht, bijvoorbeeld bij het buigen van de elleboog, is er sprake van excentrisch spierwerk van de biceps. De spier wordt langer, maar werkt de beweging tegen.
### 4.2 Spierbaan
De spierbaan verwijst naar het volledige bewegingsbereik van een gewricht waarin een spier actief is. Deze baan kan worden onderverdeeld in verschillende segmenten:
* **Totale baan:** Het bewegingsbereik van volledige elongatie tot volledige contractie, of omgekeerd.
* **Distale baan:** Het bewegingsbereik van volledige elongatie tot onvolledige contractie, of omgekeerd. Dit deel van de baan is vaak betrokken bij fijnere bewegingen.
* **Proximale baan:** Het bewegingsbereik van onvolledige contractie tot volledige contractie, of omgekeerd. Dit deel van de baan is vaak betrokken bij krachtigere bewegingen.
* **Middenbaan:** Een segment binnen de totale baan dat niet specifiek wordt gedefinieerd als distaal of proximaal.
### 4.3 Combinatie van spierwerk en spierbaan
De analyse van spierwerk en spierbaan wordt vaak gecombineerd om de specifieke activiteit van een spiergroep tijdens een beweging te beschrijven. Dit omvat het bepalen of het spierwerk concentrisch of excentrisch is en in welk deel van de spierbaan (totaal, distaal, proximaal, midden) dit plaatsvindt.
* **Concentrisch totaal:** Concentrische contractie over de gehele baan van elongatie tot contractie.
* **Excentrisch totaal:** Excentrische contractie over de gehele baan van contractie tot elongatie.
* **Concentrisch distaal:** Concentrische contractie in het distale deel van de spierbaan.
* **Excentrisch distaal:** Excentrische contractie in het distale deel van de spierbaan.
* **Concentrisch proximaal:** Concentrische contractie in het proximale deel van de spierbaan.
* **Excentrisch proximaal:** Excentrische contractie in het proximale deel van de spierbaan.
* **Concentrisch middenbaan:** Concentrische contractie in het middenbereik van de spierbaan.
* **Excentrisch middenbaan:** Excentrische contractie in het middenbereik van de spierbaan.
### 4.4 De rol van zwaartekracht en actieve spieren
Bij het analyseren van spierwerk en beweging is het cruciaal om twee hoofdfactoren te beschouwen:
1. **Wat doet de zwaartekracht?** De zwaartekracht kan een beweging faciliteren (bijvoorbeeld bij excentrisch spierwerk) of juist weerstand bieden (bijvoorbeeld bij concentrisch spierwerk). De positie van het lichaam en het desbetreffende lichaamsdeel bepaalt de richting en de invloed van de zwaartekracht.
2. **Welke spieren zijn actief en hoe?** Het identificeren van de actieve spieren is essentieel. Vervolgens moet worden bepaald of deze spieren langer of korter worden (excentrisch of concentrisch) en in welk deel van hun bewegingsbaan (spierbaan) dit gebeurt.
### 4.5 Analyseren van spierwerk en het zoeken naar beweging
Het proces van het analyseren van spierwerk omvat het beantwoorden van de volgende vragen:
* Wat gebeurt er in het gewricht? (Welke beweging vindt plaats?)
* Welke spieren zijn actief?
* Worden de actieve spieren langer of korter? (Excentrisch of concentrisch?)
* In welk deel van de baan vindt deze contractie plaats? (Totaal, distaal, proximaal?)
#### 4.5.1 Voorbeelden van analyse
* **Zitten: Knie strekken en terug:**
* **Strekkers (bijv. quadriceps):** Concentrisch proximaal en distaal tijdens het strekken; excentrisch proximaal en distaal tijdens het terugzakken.
* **Buigers (bijv. hamstrings):** Excentrisch proximaal en distaal tijdens het strekken; concentrisch proximaal en distaal tijdens het terugzakken.
* **Stand: Schouder anteflexie en terug:**
* **Anteflexoren (bijv. deltoïdeus):** Concentrisch proximaal en distaal tijdens anteflexie; excentrisch proximaal en distaal tijdens retroflexie.
* **Retroflexoren (bijv. infraspinatus, teres minor):** Excentrisch proximaal en distaal tijdens anteflexie; concentrisch proximaal en distaal tijdens retroflexie.
* **Ruglig: Schouder anteflexie en terug:**
* Dit scenario is vergelijkbaar met de standpositie, echter de invloed van de zwaartekracht kan subtiel verschillen afhankelijk van de precieze positionering.
* **Zitten: Hoofd flexie en extensie:**
* **Flexoren (bijv. sternocleidomastoideus):** Concentrisch tijdens flexie; excentrisch tijdens extensie.
* **Extensoren (bijv. trapezius):** Excentrisch tijdens flexie; concentrisch tijdens extensie.
#### 4.5.2 Zoeken naar beweging met specifieke spiergroepen
* **Elleboog extensoren:**
* Bij het uitstoten van een object (concentrisch) kan dit proximaal of distaal concentrisch zijn, afhankelijk van de krachtinspanning.
* Bij het gecontroleerd buigen van de elleboog (excentrisch) kan dit proximaal of distaal excentrisch zijn.
* **Schouder abductoren:**
* Tijdens het abducteren van de arm (weg van het lichaam) werken de abductoren concentrisch.
* Bij het gecontroleerd laten zakken van de arm (adductie) werken de abductoren excentrisch.
* **Schouder endorotatoren:**
* Tijdens het naar binnen draaien van de schouder werken de endorotatoren concentrisch.
* Bij het naar buiten draaien van de schouder werken de endorotatoren excentrisch.
* **Hamstrings:**
* Bij knieflexie (bijvoorbeeld tijdens het hardlopen om de voet naar de bil te trekken) werken de hamstrings concentrisch, vaak in het distale deel van hun baan.
* Bij het gecontroleerd strekken van de knie (bijvoorbeeld bij het neerkomen na een sprong) werken de hamstrings excentrisch, zowel proximaal als distaal.
* **Rectus femoris:**
* Bij heupextensie en knieflexie (bewegingen die de rectus femoris verlengen) werkt deze spier excentrisch.
* Bij heupflexie en kniestrekking (bewegingen die de rectus femoris verkorten) werkt deze spier concentrisch, vaak in het distale deel van zijn baan.
* **M. vastus medialis, lateralis en intermedius (deel van de quadriceps):**
* Deze spieren zijn voornamelijk verantwoordelijk voor knie-extensie. Tijdens het gecontroleerd buigen van de knie (bijvoorbeeld bij het neerkomen) werken ze excentrisch, voornamelijk in het proximale deel van hun baan.
> **Tip:** Het visualiseren van de beweging en de positie van de gewrichten helpt enorm bij het correct analyseren van spierwerk en de bijbehorende spierbanen. Denk na over de richting van de beweging ten opzichte van de zwaartekracht.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Volledige extensie | De positie waarbij een gewricht maximaal gestrekt is, meestal geassocieerd met 0 graden beweging in de richting van strekken. |
| Hyperextensie | Het overstrekken van een gewricht voorbij de normale neutrale positie, vaak ongeveer 10 graden verder dan volledige extensie. |
| Maximale flexie | De positie waarbij een gewricht maximaal gebogen is, in het geval van de knie is dit ongeveer 135 graden. |
| Inversie | Een beweging van de voet waarbij de voetzool naar binnen toe kantelt, weg van de mediaanlijn van het lichaam. |
| Eversie | Een beweging van de voet waarbij de voetzool naar buiten toe kantelt, naar de mediaanlijn van het lichaam toe. |
| Dorsiflexie | De beweging waarbij de voetrug naar boven toe wordt gebracht, richting het scheenbeen; dit is een vorm van extensie van het enkelgewricht. |
| Plantair flexie | De beweging waarbij de voetzool naar beneden toe wordt bewogen, weg van het scheenbeen; dit is een vorm van flexie van het enkelgewricht. |
| Pronatie | Een combinatiebeweging van de voet die eversie van de achtervoet combineert met abductie en dorsiflexie van de voorvoet. |
| Supinatie | Een combinatiebeweging van de voet die inversie, adductie en plantair flexie combineert, wat resulteert in een stijvere voet, nuttig bij sprinten. |
| Anteflexie | De beweging van een ledemaat naar voren toe, zoals het voorwaarts heffen van de arm. |
| Retroflexie | De beweging van een ledemaat naar achteren toe, zoals het achterwaarts bewegen van de arm. |
| Elevatie | Het omhoog bewegen van een lichaamsdeel, zoals het optillen van de schouderbladen omhoog. |
| Horizontale adductie | De beweging van een ledemaat naar het midden van het lichaam toe in het horizontale vlak, zoals het naar voren bewegen van de arm over het lichaam. |
| Horizontale abductie | De beweging van een ledemaat weg van het midden van het lichaam toe in het horizontale vlak, zoals het naar achteren bewegen van de arm. |
| Endorotatie | De draaibeweging van een ledemaat naar binnen toe, richting de middellijn van het lichaam. |
| Exorotatie | De draaibeweging van een ledemaat naar buiten toe, weg van de middellijn van het lichaam. |
| Protractie | Het naar buiten bewegen van het schouderblad, vaak geassocieerd met het naar voren duwen van de schouders. |
| Retractie | Het naar binnen bewegen van het schouderblad, vaak geassocieerd met het naar achteren trekken van de schouders. |
| Radiale deviatie | Beweging van de hand naar de duimzijde van de pols toe. |
| Ulnare deviatie | Beweging van de hand naar de pinkzijde van de pols toe. |
| Lateroflexie | Zijwaartse buiging van de wervelkolom of een ander gewricht. |
| Isometrisch spierwerk | Een type spiercontractie waarbij de spierlengte gelijk blijft en er geen zichtbare beweging optreedt, ondanks spierspanning. |
| Isotonisch spierwerk | Een type spiercontractie waarbij de spierspanning gelijk blijft tijdens de beweging, ook al verandert de spierlengte. |
| Isokinetisch spierwerk | Een type spiercontractie waarbij de snelheid van de beweging constant blijft gedurende de gehele bewegingsuitslag. |
| Concentrisch spierwerk | Een type spiercontractie waarbij de spier verkort doordat de aanhechtingspunten naar elkaar toe komen, en de weerstand overwonnen wordt. |
| Excentrisch spierwerk | Een type spiercontractie waarbij de spier verlengt doordat de aanhechtingspunten van elkaar af bewegen, terwijl er wel controle is over de beweging tegen de zwaartekracht of weerstand in. |
| Spierbaan | Het volledige bewegingstraject dat een spier kan uitvoeren, van volledige verlenging tot volledige contractie. |
| Totale baan | De volledige bewegingsuitslag van een spier, van maximale elongatie tot maximale contractie. |
| Distale baan | Het deel van de spierbaan waarbij de beweging meer geconcentreerd is aan het distale uiteinde van de spier of het bewegende segment. |
| Proximale baan | Het deel van de spierbaan waarbij de beweging meer geconcentreerd is aan het proximale uiteinde van de spier of het bewegende segment. |
| Actieve bewegingsmodaliteit | Een beweging waarbij de patiënt de beweging zelfstandig uitvoert zonder externe hulp. |
| Passieve bewegingsmodaliteit | Een beweging waarbij een externe kracht, zoals een therapeut, de beweging bij de patiënt uitvoert. |
| Activo-passieve bewegingsmodaliteit | Een bewegingsvorm waarbij de patiënt actief probeert mee te bewegen, met ondersteuning of hulp van een externe kracht. |
| Zwaartekracht | De aantrekkingskracht van de aarde die objecten naar beneden trekt en invloed heeft op bewegingen en spieractiviteit. |