VdLooven9122025.pdf
Summary
# Kinderrevalidatiecentrum
Het Kinderrevalidatiecentrum van het UZ Gent biedt gespecialiseerde, op maat gemaakte revalidatiezorg voor kinderen die door een levensveranderend gebeuren beperkt zijn in hun dagelijks functioneren, met een focus op herwinnen van functie, benutten van ontwikkelingskansen en integratie in de samenleving [5](#page=5).
### 1.1 Algemene werking en visie
Het Kinderrevalidatiecentrum werkt multidisciplinair en transdisciplinair, met een hooggespecialiseerde expertise om revalidatiezorg op maat van elk kind te garanderen, waarbij innovatieve technieken worden ingezet. Het team kijkt toekomstgericht en stimuleert dat het kind vanuit zijn mogelijkheden zijn eigen ontwikkelingskansen grijpt. Kinderrevalidatieartsen, therapeuten, leerkrachten en ouders werken samen om het kind te begeleiden en te ondersteunen [5](#page=5).
#### 1.1.1 Kernprincipes van zorg
* **Zorg op maat:** Er wordt warme en hooggespecialiseerde zorg geboden, inclusief begeleiding, advies en behandeling die is afgestemd op het individu [5](#page=5).
* **Toekomstgerichtheid:** De focus ligt op het hier en nu, met een blik gericht op de toekomst van het kind [5](#page=5).
* **Kind centraal:** Het kind staat centraal met als doel een kwalitatieve re-integratie in de samenleving [5](#page=5).
* **Stimuleren van de leefwereld:** De leefwereld van het kind wordt gestimuleerd tijdens de intensieve revalidatie [5](#page=5).
* **Samenwerking en communicatie:** Goede communicatie tussen ouder, kind en de nabije omgeving is essentieel en richtinggevend voor de behandeling [5](#page=5).
* **Netwerk van partners:** Vanuit de gespecialiseerde zorg kan er geschakeld worden naar een netwerk van partners [5](#page=5).
#### 1.1.2 Doelgroep en indicaties
Het centrum begeleidt en behandelt kinderen die door een plots en levensveranderend gebeuren (zoals een infectie, ongeluk, bloeding, of kanker) beperkt zijn in hun dagelijks functioneren. Het revalidatieproces beoogt dat het kind functie herwint, ontwikkelingskansen benut, leert omgaan met nieuwe mogelijkheden en groeit in eigen talent en kracht [5](#page=5).
### 1.2 Structuur en aanbod
Het Kinderrevalidatiecentrum maakt deel uit van de gespecialiseerde kinderrevalidatiecentra. Het aanbod omvat onder andere [6](#page=6) :
* **Multidisciplinair team:** Bestaande uit kinderrevalidatieartsen, therapeuten, leerkrachten en ouders [5](#page=5).
* **Gespecialiseerde expertise:** Het centrum beschikt over hooggespecialiseerde expertise [5](#page=5).
* **Innovatieve technieken:** Er worden innovatieve technieken ingezet in de revalidatie [5](#page=5).
* **Aansluiting bij netwerken:** Er is een mogelijkheid tot inschakeling naar een netwerk van partners [5](#page=5).
#### 1.2.1 Verwijzingsmogelijkheden
Er wordt verwezen naar verschillende vormen van zorg en onderwijs:
* **Private care:** Individuele zorgverlening [6](#page=6).
* **Buitengewoon onderwijs + therapie:** Specifiek onderwijs in combinatie met therapie, zoals bepaald door typering [6](#page=6).
* **Centra voor Ambulante Revalidatie (CAR):** Voor ambulante therapieën [6](#page=6).
* **Fysiotherapie** [6](#page=6).
* **Logopedie** [6](#page=6).
* **Ergotherapie:** In het kader van de 771-conventie [6](#page=6).
* **Psychologie** [6](#page=6).
* **Locoregionaal RCR (30-60):** Dit kan verwijzen naar specifieke regionale revalidatiecentra of zorgtrajecten [6](#page=6).
* **Gespecialiseerde Kinderrevalidatiecentra:** Waarvan het UZ Gent een voorbeeld is [6](#page=6) .
---
# Kinderkanker: prevalentie en specifieke vormen
Kinderkanker is ondanks de zeldzaamheid een belangrijk gezondheidsprobleem en de tweede belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen en adolescenten in België. Het is een heterogene groep tumoren met verschillende patronen van voorkomen, etiologie, behandeling en overleving [16](#page=16) [17](#page=17).
### 2.1 Prevalentie van kinderkanker in België
Kinderkanker vertegenwoordigt minder dan 1% van alle gediagnosticeerde kankers per jaar. In België worden jaarlijks ongeveer 600 kinderen jonger dan 19 jaar getroffen. Dit aantal wordt verdeeld over twee leeftijdsgroepen: ongeveer 340 kinderen van 0 tot 14 jaar en ongeveer 180 adolescenten van 15 tot 19 jaar. Er is een lichte oververtegenwoordiging van jongens (55%) ten opzichte van meisjes (45%). De incidentie van kinderkanker is de laatste 10 tot 15 jaar stabiel gebleven [14](#page=14).
> **Tip:** De term "kinderkanker" omvat kankers bij kinderen en adolescenten. Het is essentieel om onderscheid te maken tussen de verschillende leeftijdsgroepen, aangezien de prevalentie van specifieke vormen sterk kan variëren.
### 2.2 Meest voorkomende vormen van kinderkanker per leeftijdsgroep
De meest voorkomende vormen van kinderkanker verschillen significant per leeftijdsgroep:
#### 2.2.1 Zuigelingen (0-12 maanden)
Bij zuigelingen zijn de meest voorkomende maligniteiten:
* Perifere zenuwsysteemtumoren (PNS) [18](#page=18).
* Leukemie [18](#page=18).
* Centraal zenuwstelsel (CNS) tumoren [18](#page=18).
#### 2.2.2 Kinderen van 1-4 jaar
In deze leeftijdsgroep domineren:
* Leukemie [18](#page=18).
* CNS tumoren [18](#page=18).
* Niertumoren [18](#page=18).
#### 2.2.3 Kinderen van 5-9 jaar
De meest voorkomende kankers zijn:
* CNS tumoren [18](#page=18).
* Leukemie [18](#page=18).
* Lymfomen [18](#page=18).
#### 2.2.4 Kinderen van 10-14 jaar
Ook in deze groep komen voor:
* CNS tumoren [18](#page=18).
* Leukemie [18](#page=18).
* Lymfomen [18](#page=18).
#### 2.2.5 Adolescenten van 15-19 jaar
Bij adolescenten zien we een ander patroon:
* Lymfomen [18](#page=18).
* Carcinomen en melanomen [18](#page=18).
* CNS tumoren [18](#page=18).
> **Tip:** Noteer de belangrijkste verschuivingen in prevalentie, zoals de relatieve stijging van lymfomen en carcinomen/melanomen bij adolescenten vergeleken met jongere kinderen.
### 2.3 Specifieke vormen van kinderkanker
#### 2.3.1 Leukemie
Leukemie is de op één na meest frequente kinderkanker in België, met een incidentie van ongeveer 44.2 tot 46.2 per 100.000 personen per jaar. Er worden jaarlijks ongeveer 80 nieuwe gevallen in België gediagnosticeerd. Jongens hebben een iets hogere incidentie dan meisjes. Acute lymfoblastaire leukemie (ALL) is een specifieke vorm van leukemie die voorkomt [20](#page=20) [53](#page=53).
#### 2.3.2 Hersentumoren (CNS tumoren)
Hersentumoren vormen 23% van de kinderkankers. Ze zijn ook de belangrijkste oorzaak van kankergerelateerde sterfte bij kinderen. De incidentie bedraagt 2.5 tot 4 per 100.000 kinderen per jaar, met een lichte oververtegenwoordiging van jongens. Hoewel 57% van deze tumoren goedaardig is, veroorzaken ze wel aanzienlijke morbiditeit. Specifieke vormen zoals astrocytomen en medulloblastomen zijn prominent aanwezig [33](#page=33) [53](#page=53).
> **Tip:** Hoewel een groot deel van de hersentumoren goedaardig is, benadrukt de hoge morbiditeit het belang van vroege diagnose en adequate behandeling.
#### 2.3.3 Lymfomen
Lymfomen zijn een belangrijke groep kankers bij kinderen en adolescenten. Ze komen met name voor bij oudere kinderen (10-14 jaar) en adolescenten (15-19 jaar). De tekst vermeldt ook dat lymfomen kunnen leiden tot maligniteit bij uitzaaiingen [18](#page=18) [53](#page=53).
#### 2.3.4 Tumoren van zachte weefsels en botten
* **Bot tumoren (maligne):** Deze vormen 1% van alle botkankers. Twee belangrijke typen zijn [50](#page=50):
* **Ewing sarcoom:** Gekenmerkt door kleine blauwe cellen die afkomstig zijn van primitief neuraal weefsel. Het komt vaak voor bij vroege tieners. Ongeveer 50% van de tumoren bevindt zich in de axiale regio en 50% in de extremiteiten. De prognose is overwegend gunstig met een 60% kans op langdurige ziektevrije overleving, voornamelijk dankzij de behandeling (TX) [50](#page=50).
* **Osteosarcoom:** Dit type kenmerkt zich door botvormend mesenchym met vorming van osteoïde weefsel of immature botcellen. Het komt voornamelijk voor aan de uiteinden van lange botten, zoals de knie [50](#page=50).
* **Tumoren van zachte weefsels:** Goedaardige tumoren van zachte weefsels komen vaker voor dan sarcomen bij kinderen. Ze vertegenwoordigen 7-8% van alle kinderkankers, met een piekincidentie vóór de leeftijd van 10 jaar. In totaal vertegenwoordigen tumoren van zachte weefsels 5% van de kinderkankers, waarbij zowel goedaardige als kwaadaardige varianten voorkomen [44](#page=44) [48](#page=48).
> **Tip:** Maak een tabel of mindmap om de verschillende kankersoorten te koppelen aan de leeftijdsgroepen, typische kenmerken en incidentie. Dit helpt bij het onthouden van de verbanden.
#### 2.3.5 Andere vormen en algemene aspecten
* **Carcinomen en melanomen:** Deze vormen een significant deel van de kankers bij adolescenten [18](#page=18).
* **Beenmergtransplantatie (HSCT):** Wordt genoemd in relatie tot morbiditeit, met name door de graft-versus-host ziekte bij de behandeling van leukemie [53](#page=53).
* **Limb sparing chirurgie:** Wordt in verband gebracht met bot tumoren [53](#page=53).
De hoge morbiditeit geassocieerd met verschillende vormen van kinderkanker benadrukt de significante impact op de gezondheid van kinderen en adolescenten [16](#page=16) [33](#page=33).
---
# Behandeling van kinderkanker
De behandeling van kinderkanker is een multidisciplinaire aanpak die gericht is op het genezen van de patiënt met minimale langetermijngevolgen. De specifieke behandelingsmodaliteiten worden bepaald door het type kanker, de kenmerken ervan, de prognose, de reactie op therapie en de uitgebreidheid van de ziekte bij diagnose. De belangrijkste behandelmethoden omvatten chemotherapie, stamceltransplantatie, radiotherapie, doelgerichte therapie en immunotherapie [26](#page=26) [76](#page=76).
### 3.1 Chemotherapie
Chemotherapie is een veelgebruikte systemische behandeling die kankercellen doodt of hun groei remt. Het kan oraal, intraveneus, intramusculair of intrathecaal worden toegediend. Intrathecale chemotherapie is met name belangrijk om de noodzaak van hersenbestraling te verminderen. Chemotherapie wordt vaak in combinatie met andere behandelingen toegepast, zoals stamceltransplantatie, en kan bestaan uit verschillende fasen, waaronder inductie, consolidatie en onderhoud. Chemotherapie is een standaardbehandeling bij diverse kinderkankers, waaronder rhabdomyosarcoom waar het vaak als inductie wordt ingezet, en botkankers zoals osteosarcoom en Ewing sarcoom, waar het zowel vóór als na chirurgie wordt toegepast [26](#page=26) [47](#page=47) [51](#page=51).
### 3.2 Stamceltransplantatie (HSCT)
Menselijke stamceltransplantatie, of Hematopoetische Stamceltransplantatie (HSCT), is een procedure waarbij ziek beenmerg wordt vervangen door gezonde multipotente stamcellen. De stamcellen kunnen afkomstig zijn van de patiënt zelf (autoloog), een identieke tweeling (syngeneïsch) of een andere donor (allogeen) [27](#page=27).
* **Syngeneïsche transplantatie:** Donorcellen van een identieke tweeling. Voordelen zijn het uitblijven van Graft-versus-Host Disease (GVHD), snellere immuunherstel en een lager risico op infecties op korte termijn [27](#page=27).
* **Allogene transplantatie:** Donorcellen van een gerelateerde of niet-gerelateerde donor. Dit brengt risico's met zich mee zoals GVHD, infecties, en vereist HLA-matching. Langdurige immunosuppressie is noodzakelijk en het risico op terugval is hoger [27](#page=27).
* **Autologe transplantatie:** Eigen stamcellen van de patiënt. Dit wordt bij hoog-risico botkankers toegepast [51](#page=51).
De procedure omvat een conditioneringstraject om het zieke beenmerg te vernietigen, de immuniteit van de patiënt te onderdrukken en de tumorbelasting te verminderen. Dit kan bestaan uit hoge dosis chemotherapie en totale lichaamsbestraling (TBI). Na de transplantatie vindt de engraftment plaats, wat meestal binnen 2 tot 4 weken voltooid is [28](#page=28).
#### 3.2.1 Chimerisme en Graft-versus-Tumor effect
Na een HSCT kan sprake zijn van volledig chimerisme (uitsluitend donorcellen), of gemengd chimerisme (een mix van donor- en gastheercellen). Bij gemengd chimerisme, met minder immunosuppressieve therapie, kunnen donor T-cellen resterende gastheer stamcellen elimineren, wat leidt tot een Graft-versus-Tumor (GvT) effect. Dit kan resulteren in minder GVHD, lagere infectierisico's en een lagere transplant-gerelateerde mortaliteit, wat bijdraagt aan hoge genezingspercentages [28](#page=28).
### 3.3 Radiotherapie
Radiotherapie, of bestraling, maakt gebruik van hoogenergetische straling (zoals röntgenstralen) om het DNA van kankercellen te beschadigen, aangezien deze gevoeliger zijn voor straling dan normale cellen. Hoewel effectief, wordt radiotherapie bij kinderen tegenwoordig minder vaak gebruikt vanwege mogelijke bijwerkingen en vooruitgang in intrathecale chemotherapie. Het wordt alleen toegepast bij geselecteerde patiënten. Bij hersentumoren kan bestraling neurotoxisch zijn, vooral bij kinderen jonger dan 3-5 jaar. Indicaties voor radiotherapie bij hersentumoren omvatten hoog-risico medulloblastomen en resterende of recidiverende laaggradige gliomen wanneer chirurgie niet mogelijk is. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen conventionele fotonentherapie en protontherapie, waarbij de klinische impact afhangt van factoren zoals leeftijd en tumortype. Bij rhabdomyosarcoom kan radiotherapie worden ingezet afhankelijk van de lymfeklieren, wanneer een volledige resectie niet mogelijk was, of bij hoog-risico locaties. Bij botkankers wordt radiotherapie toegepast bij hoog-risico groepen en voor extracorporale bestraling [30](#page=30) [39](#page=39) [47](#page=47) [51](#page=51).
### 3.4 Doelgerichte therapie
Doelgerichte therapie richt zich specifiek op moleculaire veranderingen in kankercellen, in tegenstelling tot chemotherapie die alle snel delende cellen aanvalt. Een voorbeeld van doelgerichte therapie is Glivec. Dit type therapie wordt ook verkend bij hersentumoren, zachte weefseltumoen en botkankers, hoewel het bewijs bij deze laatste groepen nog beperkt is [30](#page=30) [39](#page=39) [47](#page=47) [51](#page=51).
### 3.5 Immunotherapie
Immunotherapie maakt gebruik van het immuunsysteem van het kind om de kanker te bestrijden. Een bekend voorbeeld is CAR-T-celtherapie. Net als doelgerichte therapie wordt immunotherapie ook onderzocht en toegepast bij diverse kinderkankers, waaronder hersentumoren, zachte weefseltumoen en botkankers [30](#page=30) [31](#page=31) [39](#page=39) [47](#page=47) [51](#page=51).
### 3.6 Multimodale Behandelstrategie
Voor veel kinderkankers, zoals hersentumoren, is een multimodale behandelstrategie essentieel om de ziekte te bestrijden. Deze strategie omvat het verkrijgen van een accurate diagnose, het maximaliseren van tumorcontrole door middel van chirurgie (bijvoorbeeld totale resectie of suboptimale resectie) en het minimaliseren van langetermijncomplicaties. Het openen van CSF-banen, indien nodig via een externe ventrikeldrainage (EVD) of shunt, is ook een belangrijk onderdeel van de behandeling. Bij botkankers is een biopt altijd de eerste stap, gevolgd door systemische chemotherapie en chirurgie, die kan variëren van ledemaatsparende chirurgie met protheses tot amputatie [39](#page=39) [51](#page=51).
> **Tip:** De behandeling van kinderkanker is complex en vereist een nauwe samenwerking tussen verschillende specialisten. Het is cruciaal om de specifieke kenmerken van de tumor en de patiënt in acht te nemen bij het kiezen van de optimale behandelingsaanpak.
> **Voorbeeld:** Bij de behandeling van een hoog-risico Ewing sarcoom kan een combinatie van neoadjuvante chemotherapie, chirurgie (zoals ledemaatsparende chirurgie met een prothese) en eventueel adjuvante radiotherapie worden toegepast, gevolgd door autologe stamceltransplantatie om de kans op langdurige ziektevrije overleving te maximaliseren [51](#page=51).
### 3.7 Behandelingsgerelateerde Complicaties
Behandelingen voor kinderkanker, zoals chemotherapie, radiotherapie, chirurgie, immunotherapie en stamceltransplantatie, kunnen acute en chronische complicaties veroorzaken. Deze kunnen variëren van infecties en GVHD na stamceltransplantatie tot neurotoxiciteit na bestraling. Chirurgische ingrepen kunnen leiden tot complicaties zoals protheseloosheid of infecties. Revalidatie is daarom een essentieel onderdeel van de zorg om de functie te herstellen en langetermijngevolgen te beperken. Voorbeelden van chemotherapiegebruikte middelen zijn vincristine, corticosteroïden, intrathecale methotrexaat (MTX) en asparaginase [27](#page=27) [30](#page=30) [51](#page=51) [76](#page=76).
---
# Kinderkankersurvivors en hun revalidatiebehoeften
De groeiende populatie kinderkankersurvivors onderstreept de noodzaak van gespecialiseerde revalidatie om de langetermijneffecten van kanker en de behandeling te adresseren en de kwaliteit van leven te verbeteren [55](#page=55).
### 4.1 De groeiende populatie van kinderkankersurvivors
De overlevingskansen van kinderen met kanker zijn aanzienlijk verbeterd, met in België een 15-jaars overlevingspercentage van 83% voor kinderen en 86% voor adolescenten. Dit succes is te danken aan vooruitgang in diagnostiek, behandeling en expertise. Diverse oncologische groepen en registratieprogramma's dragen bij aan deze vooruitgang [55](#page=55) [56](#page=56) [57](#page=57).
### 4.2 Langetermijneffecten van kanker en behandeling
Kinderkankerbehandelingen, waaronder chemotherapie, radiotherapie, chirurgie, immunotherapie en stamceltransplantatie, kunnen leiden tot acute en chronische neveneffecten en gezondheidsproblemen. Deze effecten beïnvloeden de lichaamsfuncties en -structuren, activiteiten en participatie, zoals beschreven in het International Classification of Functioning, Disability and Health model (ICF-CY) [100](#page=100) [58](#page=58) [59](#page=59) [63](#page=63).
#### 4.2.1 Impact op lichaamsfuncties en -structuren
De langetermijneffecten kunnen diverse orgaansystemen aantasten:
* **Skelet en spieren:** Vezelhypoplasie, verminderde spiermassa en -kracht, spierstijfheid, osteoporose, fracturen, scoliose, ledemaatverkortingen (LLD) en groeivertraging. Corticosteroïden en bestraling zijn belangrijke oorzaken van deze problemen [60](#page=60) [85](#page=85) [86](#page=86) [87](#page=87) [88](#page=88) [89](#page=89).
* **Zenuwstelsel:** Neuropathieën, vaak veroorzaakt door chemotherapie zoals vincristine, wat leidt tot sensorische en motorische stoornissen. Cognitieve stoornissen, waaronder problemen met aandacht, werkgeheugen en verwerkingssnelheid, komen ook veelvuldig voor, mede door bestraling en corticosteroïden [60](#page=60) [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [90](#page=90) [98](#page=98).
* **Cardiovasculair systeem:** Cardiotoxiciteit door chemotherapie (bv. anthracyclines) en bestraling kan leiden tot verminderde ejectiefractie, hartfalen, klepproblemen en aritmieën [60](#page=60) [92](#page=92) [93](#page=93).
* **Pulmonaal systeem:** Verminderd longvolume, restrictieve longziekten, longfibrose en verminderde longdiffusiecapaciteit, vaak als gevolg van bestraling, chemotherapie en HSCT [60](#page=60) [96](#page=96).
* **Endocrinologie:** Hormonale dysbalans kan leiden tot obesitas, diabetes mellitus type 2, en andere metabole syndromen [60](#page=60) [94](#page=94) [95](#page=95).
* **Algemeen welzijn:** Vermoeidheid (fatigue) en pijn zijn veelvoorkomende en invaliderende symptomen [60](#page=60) [97](#page=97).
#### 4.2.2 Impact op activiteit
De fysieke en cognitieve gevolgen van kankerbehandeling belemmeren dagelijkse activiteiten, waaronder:
* Motorische vaardigheden: Verminderde fijne en grove motoriek, balansproblemen, loopproblemen en moeite met schrijven [60](#page=60) [91](#page=91).
* Participatie aan onderwijs en sport: Langdurige afwezigheid van school en sportactiviteiten kan leiden tot sociale uitsluiting en leerachterstanden [100](#page=100) [60](#page=60).
* Activiteiten van het dagelijks leven (ADL): Problemen met zelfzorg, slaapstoornissen en concentratieproblemen [60](#page=60) [98](#page=98).
#### 4.2.3 Impact op participatie
De langetermijneffecten kunnen leiden tot sociale isolatie, problemen in familierelaties, beperkingen in werk en sociaal-economische uitdagingen. Ook psychosociale problemen zoals angst, depressie en posttraumatische stressstoornis (PTSS) kunnen optreden [100](#page=100) [60](#page=60) [98](#page=98).
> **Tip:** Het ICF-CY model biedt een gestructureerde manier om de complexe interactie tussen de gezondheidstoestand, contextuele factoren (persoonlijk en omgevingsfactoren) en de functionele status van een kinderkankersurvivor te begrijpen [100](#page=100) [59](#page=59).
### 4.3 Noodzaak van revalidatie
Gezien de significante en uiteenlopende langetermijneffecten van kinderkanker en de behandeling, is gespecialiseerde revalidatie essentieel. Het primaire doel van revalidatie is niet alleen overleving, maar ook het verbeteren van de kwaliteit van leven, het verminderen van neveneffecten, het herstellen van functies, het stimuleren van activiteit en participatie, en het bieden van palliatieve zorg waar nodig [66](#page=66).
#### 4.3.1 Revalidatiebehoeften
De revalidatiebehoeften zijn divers en afhankelijk van de specifieke functieverliezen (functio laesa), die zowel kankergerelateerd als behandelinggerelateerd kunnen zijn [67](#page=67) [68](#page=68) [69](#page=69).
* **Kankergerelateerde functieverliezen:** Zoals vermoeidheid en neutropenie bij leukemie, of neurologische uitval bij hersentumoren [70](#page=70) [71](#page=71) [72](#page=72) [73](#page=73) [74](#page=74).
* **Behandelinggerelateerde functieverliezen:**
* **Chemotherapie:** Perifere neuropathie door vincristine, cardiotoxiciteit door anthracyclines, en neurotoxiciteit [77](#page=77) [78](#page=78) [79](#page=79) [80](#page=80) [90](#page=90) [92](#page=92).
* **Radiotherapie:** Kan leiden tot groeivertraging, skeletmisvormingen, longproblemen en cognitieve stoornissen [87](#page=87) [96](#page=96).
* **HSCT:** Graft-versus-host disease (GVHD) kan multi-orgaanfalen veroorzaken en vereist intensieve behandeling en revalidatie [81](#page=81) [82](#page=82) [83](#page=83) [84](#page=84).
* **Corticosteroïden:** Neurotoxiciteit, gedragsveranderingen, myopathie, osteoporose en cardiovasculaire toxiciteit [85](#page=85) [88](#page=88).
#### 4.3.2 Revalidatiestrategieën
De revalidatiestrategie moet gericht zijn op het adresseren van de specifieke moeilijkheden die survivers ervaren, zoals cardiovasculaire disfunctie, verminderde adaptaties aan training, en psychosociale problematiek .
* **Interdisciplinaire aanpak:** Een team van verschillende professionals, waaronder artsen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, psychologen en diëtisten, is cruciaal voor een holistische aanpak .
* **Individuele en groepsinterventies:** Programma's zoals KABOOST (Kids & Adolescents RehaB after Oncological treatment, improving QOL, Self-care/esteem & ParticipatioT) bieden geïndividualiseerde interventies die de fysieke fitheid, lichaamssamenstelling, vermoeidheid en levenskwaliteit verbeteren .
* **Focus op leefstijl:** Het bevorderen van een gezonde en fysiek actieve leefstijl is een belangrijk doel .
* **Stimuleren van veerkracht en talenten:** Revalidatie kan ook gericht zijn op het vergroten van zelfvertrouwen, sociale interactie en creativiteit .
* **Societale integratie:** Inspanningen om survivers te ondersteunen bij hun terugkeer naar school, werk en het sociale leven zijn essentieel .
> **Tip:** Vroegtijdige herkenning van 'red flags' of alarmsignalen (zoals aanhoudende pijn, plotselinge spierzwakte of problemen met blaas/darmen) is cruciaal voor het tijdig medisch ingrijpen bij kinderkankersurvivors .
De lange-termijn follow-up en revalidatie zijn van vitaal belang om de gezondheid en het welzijn van de groeiende populatie kinderkankersurvivors te waarborgen .
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kind aan hemato-oncologische behandeling (KAH) | Een kind dat behandeld wordt voor kanker van het bloed of lymfestelsel. |
| Kindonkologie | Het medische specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van kanker bij kinderen. |
| Kind- en jeugdversie van de ICF (ICF-CY) | Een classificatiesysteem van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat zich richt op de functies, activiteiten en participatie van kinderen en jongeren, en de omgevings- en persoonlijke factoren die hierop van invloed zijn. |
| Multidisciplinair team | Een team van zorgverleners uit verschillende disciplines, zoals artsen, therapeuten en verpleegkundigen, die samenwerken om de zorg voor een patiënt te coördineren. |
| Neurogenese | Het proces van de vorming van nieuwe neuronen in de hersenen. |
| Neuronal cell migration | Het proces waarbij neuronen naar hun uiteindelijke locatie in de hersenen bewegen tijdens de ontwikkeling. |
| Synapse formation | Het proces waarbij synapsen, de verbindingen tussen neuronen, worden gevormd, wat essentieel is voor communicatie in de hersenen. |
| Structurele en functionele neuronale netwerken | De fysieke verbindingen en de manier waarop neuronen in de hersenen samenwerken om functies uit te voeren. |
| Gedragsverwerving | Het proces waarbij kinderen nieuwe gedragingen leren en ontwikkelen. |
| Motorische en niet-motorische ontwikkelingsmijlpalen | Belangrijke ontwikkelingsstadia die kinderen bereiken op het gebied van beweging en andere vaardigheden. |
| Aanpassing aan een constant veranderende omgeving | Het vermogen van het lichaam en de geest om zich aan te passen aan nieuwe situaties en uitdagingen. |
| Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) | Een internationale organisatie die zich bezighoudt met de wereldwijde volksgezondheid. |
| Internationale Classificatie van Functioneren, Handicap en Gezondheid (ICF) | Een classificatiesysteem dat wordt gebruikt om de gezondheidstoestand van individuen te beschrijven, rekening houdend met fysieke functies, activiteiten en participatie. |
| Heterogene groep | Een groep die bestaat uit verschillende soorten of elementen die aanzienlijk van elkaar verschillen. |
| Etiologie | De studie van de oorzaken van ziekten. |
| Morbiditeit | De mate van ziekte of gezondheidsproblemen binnen een populatie. |
| Hematopoëse | Het proces van bloedcelvorming in het beenmerg. |
| Stamceltransplantatie | Een medische procedure waarbij beschadigde of zieke stamcellen worden vervangen door gezonde stamcellen. |
| Graft versus leukemia (GvL) effect | Een fenomeen waarbij de getransplanteerde immuuncellen (graft) de resterende leukemiecellen (leukemia) van de patiënt aanvallen en vernietigen. |
| Graft versus host disease (GvHD) | Een complicatie van allogene stamceltransplantatie waarbij de getransplanteerde immuuncellen (graft) de weefsels van de ontvanger (host) aanvallen. |
| Chemotherapie | Een medische behandeling waarbij medicijnen worden gebruikt om kankercellen te doden. |
| Radiotherapie | Een medische behandeling die gebruikmaakt van straling om kankercellen te vernietigen. |
| Doelgerichte therapie | Een type kankerbehandeling dat zich richt op specifieke moleculaire afwijkingen in kankercellen. |
| Immunotherapie | Een type kankerbehandeling die het immuunsysteem van het lichaam gebruikt om kanker te bestrijden. |
| CAR-T-celtherapie | Een vorm van immunotherapie waarbij de T-cellen van een patiënt worden genetisch gemodificeerd om kankercellen te herkennen en aan te vallen. |
| Tumoren van zachte weefsels | Kankers die ontstaan in de weefsels die het lichaam ondersteunen en verbinden, zoals spieren, vet en bindweefsel. |
| Botkankers | Kankers die ontstaan in het botweefsel. |
| Osteosarcoom | Een agressieve vorm van botkanker die ontstaat uit botvormend mesenchym. |
| Ewing-sarcoom | Een zeldzame, agressieve vorm van botkanker die vaak voorkomt bij kinderen en jonge volwassenen. |
| Rhabdomyosarcoom | Een type weke delen tumor dat ontstaat uit spiercellen. |
| Cerebrale tumoren | Tumoren die zich in de hersenen ontwikkelen. |
| Gliomen | Tumoren die ontstaan uit de gliacellen van de hersenen. |
| Medulloblastoom | Een kwaadaardige hersentumor die zich meestal ontwikkelt in het cerebellum. |
| Hodgkinlymfoom | Een type lymfoom, een kanker van het lymfestelsel. |
| Non-Hodgkinlymfoom | Een groep kankers van het lymfestelsel die niet voldoen aan de definitie van Hodgkinlymfoom. |
| Kankergerelateerde vermoeidheid | Een veelvoorkomend en slopend symptoom dat wordt veroorzaakt door kanker en de behandeling ervan. |
| Chronische gezondheidsproblemen | Langdurige gezondheidsproblemen die de kwaliteit van leven kunnen beïnvloeden. |
| Late effecten | Langetermijngevolgen van kankerbehandeling die zich jaren na de diagnose kunnen manifesteren. |
| Revalidatie | Een proces dat gericht is op het herstel van functies, het verbeteren van de activiteit en het bevorderen van participatie bij mensen met een gezondheidsprobleem. |
| Functio laesa | Een Latijnse term die 'beschadigde functie' betekent, verwijzend naar een verlies van fysieke of mentale capaciteit. |
| Plasticiteit | Het vermogen van het brein om zich aan te passen en te reorganiseren als reactie op ervaringen. |
| Vincristine geïnduceerde perifere neuropathie (VIPN) | Schade aan de zenuwen buiten de hersenen en het ruggenmerg die wordt veroorzaakt door het medicijn vincristine. |
| Cardiale toxiciteit | Schade aan het hart veroorzaakt door kankerbehandeling. |
| Pulmonale toxiciteit | Schade aan de longen veroorzaakt door kankerbehandeling. |
| Endocriene stoornissen | Problemen met de hormoonklieren van het lichaam. |
| Metabool syndroom | Een groep risicofactoren voor hart- en vaatziekten, waaronder hoge bloeddruk, hoog cholesterol, obesitas en insulineresistentie. |
| Hypertensie | Hoge bloeddruk. |
| Diabetes Mellitus | Een chronische aandoening die de bloedsuikerspiegel beïnvloedt. |
| Osteoporose | Een aandoening waarbij de botten brozer worden en gemakkelijker breken. |
| Artropathie | Een ziekte of aandoening van een gewricht. |
| Kankerrecidief | Het terugkeren van kanker na een periode van remissie. |
| KABOOST | Een interventieprogramma gericht op het verbeteren van de leefstijl van kinderen na oncologische behandeling. |
| Societale outreach | De inspanningen om de bredere gemeenschap te betrekken bij en te informeren over kinderkanker. |
| Rode vlaggen | Signalen die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een ernstige aandoening, zoals kanker. |
| Kinderrevalidatie | Specifieke revalidatie gericht op de behoeften van kinderen. |
| Societale outreach | Activiteiten gericht op het betrekken van de bredere samenleving bij het onderwerp kinderkanker. |
| Pijn | Een onaangename sensorische en emotionele ervaring die geassocieerd wordt met actuele of potentiële weefselbeschadiging. |
| Vermoeidheid | Een gevoel van uitputting of gebrek aan energie. |
| Cognitieve stoornissen | Problemen met denkprocessen zoals aandacht, geheugen en probleemoplossing. |
| Slaapproblemen | Moeite met in slaap vallen, doorslapen of de slaapkwaliteit. |
| Psychosociaal welzijn | De interactie tussen psychologische en sociale factoren die invloed hebben op iemands welzijn. |
| Kiemcelkankers | Kankers die ontstaan uit kiemcellen, de cellen die sperma en eicellen produceren. |
| Benigne tumoren | Goedaardige tumoren die niet kwaadaardig zijn en zich niet verspreiden naar andere delen van het lichaam. |
| Maligne tumoren | Kwaadaardige tumoren die kunnen groeien en zich verspreiden naar andere delen van het lichaam. |
| HODGKIN LYMFOMA | Lymfoom dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van Reed-Sternbergcellen. |
| NON HODGKIN LYMFOMA | Lymfoom dat niet voldoet aan de definitie van Hodgkinlymfoom. |
| Haematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) | Een medische procedure waarbij beenmergstamcellen worden getransplanteerd. |
| Graft versus Leukemia (GvL) | Het effect waarbij getransplanteerde immuuncellen de resterende kankercellen aanvallen. |
| Graft versus Host Disease (GvHD) | Een complicatie van allogene HSCT waarbij getransplanteerde immuuncellen de weefsels van de ontvanger aanvallen. |
| Osteoartropathie | Ziekten die zowel botten als gewrichten aantasten. |
| Scoliose | Een zijwaartse kromming van de wervelkolom. |
| Craniale malformaties | Afwijkingen in de vorm of structuur van de schedel. |
| Littekenvorming | De vorming van littekenweefsel als gevolg van letsel of chirurgie. |
| Cardiovasculaire toxiciteit | Schade aan het hart. |
| Pulmonale toxiciteit | Schade aan de longen. |
| Endocriene stoornissen | Problemen met de hormoonklieren. |
| Metabool syndroom | Een groep risicofactoren voor hart- en vaatziekten. |
| Hypertensie | Hoge bloeddruk. |
| Diabetes Mellitus | Een chronische aandoening die de bloedsuikerspiegel beïnvloedt. |
| Osteoporose | Een aandoening waarbij de botten brozer worden. |
| Vetverdeling | De manier waarop vet in het lichaam is opgeslagen. |
| Sedentair gedrag | Weinig lichamelijke activiteit. |
| Chronische vermoeidheid | Langdurige vermoeidheid. |
| Kwaliteit van leven | Het algemene welzijn van een persoon, rekening houdend met fysieke, psychologische en sociale factoren. |
| Revalidatiestrategie | Een plan om de functies, activiteiten en participatie van een persoon te verbeteren. |
| Interdisciplinaire revalidatie | Revalidatie die de samenwerking van zorgverleners uit verschillende disciplines omvat. |
| Kiemcelhypoplasie | Onvoldoende ontwikkeling van kiemcellen. |
| Spieratrofie | Verlies van spiermassa. |
| Spiervezels | De individuele cellen van spierweefsel. |
| Spierkracht | De kracht die een spier kan uitoefenen. |
| Botdichtheid | De hoeveelheid botweefsel in een bepaald volume bot. |
| Beperkte ledemaatgroei (LLD) | Een aandoening waarbij een ledemaat niet gelijkmatig groeit met het andere. |
| Neuro-motorische ontwikkeling | De ontwikkeling van vaardigheden die betrekking hebben op zowel neurologische als motorische functies. |
| Cognitieve functies | Mentale processen zoals denken, leren en herinneren. |
| Cardiale functies | De functies van het hart. |
| Pulmonale functies | De functies van de longen. |
| Endocriene functies | De functies van de hormoonklieren. |
| Metabolische functies | Processen die betrokken zijn bij de omzetting van voedsel in energie. |
| Fatsoenering | Een proces waarbij een beschadigd of misvormd lichaamsdeel wordt hersteld of gereconstrueerd. |
| Cardiopulmonaire conditie | De gezamenlijke conditie van het hart en de longen. |
| Dieet | De voedselinname van een persoon. |
| Psychosociaal | Zowel psychologische als sociale aspecten betreffend. |
| Participatie | Het vermogen van een individu om deel te nemen aan activiteiten en rollen in het dagelijks leven. |
| Lichamelijke activiteit | Elke beweging van het lichaam die energie verbruikt. |
| BMI (Body Mass Index) | Een maatstaf voor lichaamsvet gebaseerd op lengte en gewicht. |
| Psychomotore ontwikkeling | De ontwikkeling van motorische vaardigheden in relatie tot psychologische processen. |
| Zelfvertrouwen | Geloof in eigen capaciteiten. |
| Veerkracht | Het vermogen om zich aan te passen aan tegenslag en veerkrachtig te zijn. |
| Zelfbeeld | De perceptie die een persoon van zichzelf heeft. |
| Duurzaamheid | Het vermogen om langdurig te bestaan. |
| Circus | Een vorm van entertainment waarbij artiesten verschillende stunts uitvoeren. |
| Kookkunsten | De kunst van het bereiden van voedsel. |
| Rode vlaggen | Waarschuwingssignalen die wijzen op mogelijke ernstige gezondheidsproblemen. |
| Bekkenbodemfuncties | Functies gerelateerd aan de spieren van de bekkenbodem. |
| Kauda equina | Een bundel zenuwwortels die uit het onderste deel van het ruggenmerg komt. |
| Grijpen | Het vermogen om objecten met de hand te pakken. |
| Lopen | Het voortbewegen van het lichaam op de voeten. |
| Lichaamsfunctie en -structuur | De fysieke en biologische aspecten van het menselijk lichaam. |
| Activiteit | Het uitvoeren van een taak of handeling. |
| Participatie | Deelname aan levenstaken en -rollen. |
| Omgevingsfactoren | Externe factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid en het welzijn. |
| Persoonlijke factoren | Interne factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid en het welzijn. |
| KABOOST | Een programma voor revalidatie na oncologische behandeling. |
| Ambulant | Zonder dat opname in het ziekenhuis nodig is. |
| Home | Thuis. |
| School | De onderwijsinstelling. |
| Ziekenhuis | Een instelling voor medische zorg. |
| Stamceltransplantatie | Het proces van het overbrengen van stamcellen van de ene persoon naar de andere. |
| Kankergerelateerde morbiditeit | Ziekten en gezondheidsproblemen die verband houden met kanker. |
| Kiemcelhypoplasie | Onvoldoende ontwikkeling van kiemcellen. |
| Spieratrofie | Verlies van spiermassa. |
| Spiervezels | Individuele spiercellen. |
| Spierkracht | De maximale kracht die een spier kan uitoefenen. |
| Botdichtheid | De hoeveelheid botmineraal in een bepaald volume bot. |
| Beperkte ledemaatgroei (LLD) | Een aandoening waarbij een ledemaat niet gelijkmatig groeit met het andere. |
| Scoliose | Een zijwaartse kromming van de wervelkolom. |
| Craniale malformaties | Afwijkingen in de vorm of structuur van de schedel. |
| Littekenvorming | De vorming van littekenweefsel. |
| Cardiovasculaire toxiciteit | Schade aan het hart. |
| Pulmonale toxiciteit | Schade aan de longen. |
| Endocriene stoornissen | Problemen met de hormoonklieren. |
| Metabool syndroom | Een groep risicofactoren voor hart- en vaatziekten. |
| Hypertensie | Hoge bloeddruk. |
| Diabetes Mellitus | Een chronische aandoening die de bloedsuikerspiegel beïnvloedt. |
| Osteoporose | Een aandoening waarbij de botten brozer worden. |
| Vetverdeling | De manier waarop vet in het lichaam is opgeslagen. |
| Sedentair gedrag | Weinig lichamelijke activiteit. |
| Chronische vermoeidheid | Langdurige vermoeidheid. |