medicatie en ionen 20251.pdf
Summary
# Medicatie en de nieren
Medicatie en de nieren
Dit gedeelte bespreekt medicijnen die invloed hebben op de nierfunctie, met een focus op nefrotoxische stoffen en medicatie die via de nieren wordt uitgescheiden.
## 1. Medicatie met effect op de nieren
### 1.1 Nefrotoxische medicatie en mechanismen
Verschillende medicijnen kunnen schadelijk zijn voor de nieren via diverse mechanismen [3](#page=3).
#### 1.1.1 Medicijnen en specifieke nierschade
* **Aminoglycosiden** en **cisplatine** kunnen leiden tot tubulaire schade [3](#page=3).
* **Penicilline** en **immunotherapie** kunnen acute interstitiële nefritis veroorzaken [3](#page=3).
* **Antivirale medicatie** en **amoxicilline** (in hoge doseringen) kunnen kristalnefropathie induceren [3](#page=3).
* **Lithium** kan nefrogene diabetes insipidus en chronische tubulo-interstitiële nefritis veroorzaken [3](#page=3).
* **Fenacetine** kan leiden tot chronische tubulo-interstitiële nefritis [3](#page=3).
* **Niet-steroïde anti-inflammatoire medicatie (NSAID's)**, **diuretica**, **ACE-remmers (ACE-I)**, **angiotensine II receptorblokkers (ARB's)**, en **SGLT2-inhibitoren** kunnen eveneens effecten op de nieren hebben [3](#page=3).
#### 1.1.2 NSAID's en hun renale bijwerkingen
NSAID's remmen de aanmaak van prostaglandines. Prostaglandines zijn cruciaal voor vasodilatatie, wat belangrijk is bij renale hypoperfusie en bij patiënten met chronisch nierlijden [22](#page=22).
##### 1.1.2.1 Hemodynamisch gemedieerde acute nierschade (AKI) door NSAID's
* **Mechanisme:** GFR daalt door inhibitie van prostaglandines die de afferente arteriole verwijden [23](#page=23).
* **Klinisch beeld:** Leeg urinesediment, geen proteïnurie, stijging van serumcreatinine en ureum [23](#page=23).
* **Contra-indicaties voor NSAID's:** Nierlijden, a. renalis stenose, hartfalen, levercirrose, vasculaire ondervulling, hypotensie, nefrotoxische medicatie en contrastmiddelen [24](#page=24).
> **Tip:** Bij patiënten met risicofactoren zoals chronisch nierlijden, hartfalen, of ondervulling, is het gebruik van NSAID's extra gevaarlijk vanwege de afhankelijkheid van prostaglandines voor renale perfusie [22](#page=22).
##### 1.1.2.2 AKI door interstitiële nefritis door NSAID's
* **Klinisch beeld:** GFR daalt, urinesediment bevat witte en eventueel rode bloedcellen, proteïnurie, stijging van serumcreatinine en ureum. Dit wordt ook wel beschreven als "interstitiële nefritis AKI met leukocyturie" [21](#page=21) [25](#page=25).
##### 1.1.2.3 Andere renale bijwerkingen van NSAID's
* **Minimale letsels** tot **glomerulopathieën** (bijv. membranneuze glomerulonefritis) die leiden tot een nefrotisch syndroom kunnen optreden [21](#page=21) [27](#page=27).
* **Natriumretentie** en **hypertensie** [21](#page=21) [27](#page=27).
* **Hyponatriëmie** en **hyperkaliëmie** [21](#page=21).
> **Voorbeeld:** Een 70-jarige man met rugpijn neemt gedurende 7 dagen ibuprofen. Hij wordt onwel met braken en anorexie. Laboratoriumonderzoek toont een verhoogd kalium (5.7 mmol/l) en creatinine (3 mg/dl). Dit kan wijzen op hemodynamisch gemedieerde AKI door NSAID-gebruik [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 1.1.3 ACE-remmers (ACE-I) en Angiotensine II Receptorblokkers (ARB's)
* **Mechanisme:** Deze medicijnen blokkeren het renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS). Dit kan leiden tot een hemodynamisch gemedieerde daling van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en hyperkaliëmie [3](#page=3) [5](#page=5) [6](#page=6).
* **Opstarten ACE-I:** Begin met een lage dosis, stop vooraf nefrotoxische medicatie, en start enkel bij stabiele, niet-ondervulde patiënten. Controleer serumcreatinine en kaliëmie na 3-5 dagen [5](#page=5).
* **Bij stijging serumcreatinine:** Indien creatinine meer dan 25% is gestegen, moet een a. renalis stenose worden uitgesloten. Een stijging tot 30% kan geaccepteerd worden indien er geen a. renalis stenosen zijn [5](#page=5).
* **Oorzaken forse stijging creatinine bij opstart ACE-I/ARB:** a. renalis stenose, intrarenaal vaatlijden (nefrosclerose), vasculaire ondervulling (door diuretica, diarree, braken). Tijdelijk onderbreken van de RAAS-blokker kan nodig zijn bij ernstige ondervulling [6](#page=6).
#### 1.1.4 Diuretica
* **Soorten en effecten op elektrolyten:**
* **Lisdiuretica** (bv. furosemide, bumetanide) veroorzaken kalium- en calciumverlies [30](#page=30).
* **Thiaziden** veroorzaken kaliumverlies en calciumretentie [30](#page=30).
* **Amiloride** en **spironolacton** (aldosteronantagonisten, incl. eplerenon) veroorzaken kaliumretentie [30](#page=30).
* **Indicaties:** Oedeem, overvulling, hypertensie, profylaxe van nierstenen bij hypercalciurie, hartfalen, primair hyperaldosteronisme, cirrose, oedeem [30](#page=30).
* **Contra-indicaties:** Zijn deels gerelateerd aan de elektrolytenbalans en nierfunctie [29](#page=29).
### 1.2 Renaal geklaarde medicatie
Medicatie die voor 40% of meer wordt uitgescheiden via de nieren (zowel het actieve medicijn als de actieve metaboliet) vereist aandacht bij patiënten met nierinsufficiëntie. Accumulatie kan optreden, wat dosis aanpassing of contra-indicatie vereist, afhankelijk van de nierfunctie (creatinineklaring/GFR) [32](#page=32).
#### 1.2.1 Medicijnen die renaal worden geklaard
Dit omvat onder andere:
* **Sotalol** [34](#page=34).
* **Digoxine** [34](#page=34).
* **De meeste antibiotica** [34](#page=34).
* **Antivirale medicatie** (bv. acyclovir) [34](#page=34).
* **Antidiabetica** (sulfamiden, metformine) [34](#page=34).
* **Directe orale anticoagulantia (DOAC's)** zoals dabigatran [34](#page=34).
* **Laagmoleculair heparine (LMHH)** (bv. enoxaparine) [34](#page=34).
* **Gabapentine, pregabaline** [34](#page=34).
* **Sommige ACE-remmers** (bv. lisinopril) [34](#page=34).
---
# Stoornissen in ionen en diurese
Dit deel bespreekt afwijkingen in de elektrolytenbalans, met name kalium en natrium, en de mechanismen van diurese [43](#page=43).
### 2.1 Kaliumstoornissen
Kalium (K⁺) is een essentieel intracellulair ion met een normale serumconcentratie tussen 3.5 en 5 mmol/L. De balans tussen inname en uitscheiding is cruciaal voor het handhaven van de juiste kaliumspiegel [45](#page=45).
#### 2.1.1 Hyperkaliëmie
Hyperkaliëmie treedt op wanneer er een verhoogde concentratie kalium in het extracellulaire vocht is. Dit kan veroorzaakt worden door een verhoogde inname, verminderde uitscheiding, of een verschuiving van kalium vanuit de cellen naar het extracellulaire milieu [46](#page=46) [47](#page=47) [48](#page=48).
##### 2.1.1.1 Oorzaken van hyperkaliëmie
* **Verhoogde inname:** Dit kan komen door kaliumrijke voeding, kaliumrijke toevoegsels, of het gebruik van zoutvervangers die kalium bevatten [47](#page=47).
* **Verminderde uitscheiding:** Nierinsufficiëntie is een belangrijke oorzaak van verminderde kaliumuitscheiding. Medicijnen zoals aldosteronantagonisten, ACE-remmers (ACE-I) en angiotensine II receptorblokkers (ARB), cotrimoxazol en NSAID's kunnen de renale kaliumexcretie verminderen. Hypoaldosteronisme en nierinsufficiëntie verminderen eveneens de uitscheiding [48](#page=48).
* **Verschuiving van kalium uit cellen:** Dit kan optreden bij acidose, afwezigheid van insuline, en spiernecrose. Ook kan het een artefact zijn, waarbij kalium in het bloedbuisje vrijkomt na de bloedafname [49](#page=49).
##### 2.1.1.2 Gevolgen en symptomen van hyperkaliëmie
Hyperkaliëmie kan leiden tot EKG-afwijkingen, spierzwakte en hartritmestoornissen, wat noodzaak tot cardiale monitoring met zich meebrengt [50](#page=50).
##### 2.1.1.3 Behandeling van hyperkaliëmie
De behandeling is gericht op het verminderen van de inname, het verhogen van de uitscheiding, en het verplaatsen van kalium terug naar de cellen [51](#page=51) [52](#page=52) [53](#page=53).
* **Vermindering inname/verhoging uitscheiding:** Een kaliumbeperkt dieet, het stoppen van kaliumverhogende medicatie, en het eventueel starten van lisdiuretica zijn opties. Medicijnen zoals Kayexalate of Sorbisterit kunnen kalium binden in het maagdarmkanaal [51](#page=51).
* **Verschuiving naar intracellulair:** Toediening van insuline met glucose, natriumbicarbonaat (NaHCO₃) bij acidose, en bèta-mimetica kunnen kalium naar de cellen verplaatsen [52](#page=52).
* **Spoedbehandeling:** Bij ernstige hyperkaliëmie kan calciumgluconaat intraveneus (iv) worden gegeven om cardiale effecten tegen te gaan, gevolgd door NaHCO₃ iv, hypertone glucose met insuline iv, en Kayexalate oraal of rectaal [53](#page=53).
#### 2.1.2 Hypokaliëmie
Hypokaliëmie is een verlaagde concentratie kalium in het extracellulaire vocht. Dit ontstaat door verminderde inname, verhoogde uitscheiding, of een verschuiving van kalium naar de intracellulaire ruimte [54](#page=54) [55](#page=55) [56](#page=56).
##### 2.1.2.1 Oorzaken van hypokaliëmie
* **Verhoogde uitscheiding:** Verhoogde kaliumexcretie via de urine komt voor bij hyperaldosteronisme, gebruik van thiazidediuretica en lisdiuretica, tubulopathieën en alkalose. Verhoogd kaliumverlies via het maagdarmkanaal, bijvoorbeeld bij diarree of laxativagebruik, is ook een oorzaak [55](#page=55).
* **Verschuiving naar intracellulair:** Dit kan optreden bij alkalose, correctie van acidose, insulinetoediening, en door bèta-adrenerge activiteit [56](#page=56).
##### 2.1.2.2 Gevolgen en symptomen van hypokaliëmie
Hypokaliëmie kan leiden tot spierzwakte, verminderde darmmotiliteit en hartritmestoornissen [57](#page=57).
##### 2.1.2.3 Behandeling van hypokaliëmie
De behandeling richt zich op het aanvullen van kalium en het verminderen van verlies [58](#page=58).
* **Aanvulling:** Extra kalium kan oraal (po) of intraveneus (iv) worden toegediend [58](#page=58).
* **Vermindering uitscheiding:** Het stoppen van kaliumverlagende medicatie, het behandelen van hyperaldosteronisme en het eventueel starten van een kaliumsparend diureticum zijn behandelopties [58](#page=58).
### 2.2 Natriumstoornissen
Natrium (Na⁺) is het belangrijkste extracellulaire kation met een normale serumconcentratie tussen 135 en 145 meq/L. Verstoringen in de natriumbalans hangen nauw samen met de waterbalans en de plasma-osmolaliteit [59](#page=59).
#### 2.2.1 Hyponatriëmie
Hyponatriëmie is een serum natriumconcentratie lager dan 135 mmol/L. Dit gaat gepaard met een verlaging van de plasma-osmolaliteit, wat leidt tot onderdrukking van ADH en uitscheiding van verdunde urine [59](#page=59) [60](#page=60).
##### 2.2.1.1 Typen hypotone hyponatriëmie
Hyponatriëmie kan worden ingedeeld op basis van het extracellulaire volume [61](#page=61):
1. **Met gedaald extracellulair volume:**
* **Niet-renale verliezen:** Diarree, braken, transdermale verliezen [61](#page=61).
* **Renale verliezen:** Gebruik van thiazidediuretica, bijnierschorsinsufficiëntie met hypoaldosteronisme, en 'cerebral salt wasting' [61](#page=61).
2. **Met normaal extracellulair volume:**
* **SIAD/SIADH** (Syndrome of Inappropriate Antidiuresis): Urinaire osmolaliteit is hoger dan 100 mosm/L. Dit wordt gekenmerkt door hyponatriëmie, lage plasma-osmolaliteit, urinaire osmolaliteit > 100 mosm/L, urinaire natrium > 30 mmol/L, laag plasma urinezuur en ureum, en normaal kalium en pH. Oorzaken zijn centraal, tumoren, chirurgie of medicatie [61](#page=61) [67](#page=67).
* **Primaire polydipsie:** Urinaire osmolaliteit is lager dan 100 mosm/L [61](#page=61).
3. **Met verhoogd extracellulair volume:**
* Hartfalen, levercirrose, nierlijden [61](#page=61).
##### 2.2.1.2 Diagnostiek en therapie van hyponatriëmie
De diagnostiek omvat het bepalen van het extracellulaire volume en de urinaire elektrolyten. Een diagnostisch algoritme kan hierbij helpen [64](#page=64) [65](#page=65).
* **Therapie bij GI-verlies en diureticum-geïnduceerde hyponatriëmie:** Vullen met zout en water, en stoppen van het diureticum [66](#page=66).
* **Therapie bij SIAD:** Vochtbeperking [66](#page=66).
* **Therapie bij hartfalen/cirrose:** Behandelen van de onderliggende ziekte [66](#page=66).
* **Belangrijke caveat:** Bij chronische hyponatriëmie mag de correctie nooit te snel plaatsvinden. Bij symptomen kan hypertone NaCl worden gegeven [66](#page=66).
#### 2.2.2 Hypernatriëmie
Hypernatriëmie is een serum natriumconcentratie hoger dan 145 mmol/L. Dit leidt tot een stijging van de plasma-osmolaliteit, wat dorst veroorzaakt, leidt tot drinken en de afgifte van ADH stimuleert voor correctie [59](#page=59) [68](#page=68).
##### 2.2.2.1 Oorzaken van hypernatriëmie
Hypernatriëmie kan ontstaan door een watertetekort of een natriumteveel [68](#page=68).
* **Water tekort:** Onvoldoende waterinname (bv. door dorststoornis of onmogelijkheid tot drinken) of verhoogd waterverlies (zweten, gastro-intestinaal, renale verliezen) [68](#page=68).
* **Natrium teveel:** Toediening van te veel NaCl, intoxicatie met zeewater, of toediening van NaHCO₃ [68](#page=68).
##### 2.2.2.2 Symptomen en waarschuwingen
Symptomen zijn vaak neurologisch. Net als bij hyponatriëmie geldt dat bij chronische hypernatriëmie nooit een snelle correctie mag plaatsvinden [69](#page=69).
### 2.3 Diurese stoornissen
Diurese verwijst naar de productie en uitscheiding van urine. Afwijkingen hierin kunnen wijzen op problemen met de nierfunctie of de vochtbalans.
#### 2.3.1 Oligurie
Oligurie is een verminderde urineproductie, gedefinieerd als minder dan 400-500 ml per dag. Dit kan een uiting zijn van renale hypoperfusie (onvoldoende bloedtoevoer naar de nieren) of primaire nierproblematiek. De glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en het urinaire debiet zijn hierbij van belang [71](#page=71) [72](#page=72).
#### 2.3.2 Polyurie
Polyurie is een verhoogde urineproductie. Dit kan verschillende oorzaken hebben [73](#page=73) [74](#page=74):
* **Osmotische diurese:** Veroorzaakt door verhoogde concentraties van stoffen die water aantrekken, zoals hyperglycemie (bv. bij diabetes mellitus) [74](#page=74).
* **Medicatie:** Lisdiuretica kunnen polyurie veroorzaken [74](#page=74).
* **Diabetes Insipidus:** Zowel centrale (ADH-tekort) als nefrogene (nierreactie op ADH-tekort) diabetes insipidus leiden tot polyurie [74](#page=74).
* **Primaire polydipsie:** Overmatige vochtinname kan leiden tot verhoogde urineproductie [74](#page=74).
* **Volume overbelasting:** Kan leiden tot verhoogde renale klaring [74](#page=74).
* **Post-obstructie/necrose:** Na obstructie van de urinewegen of acute tubulusnecrose kan er een periode van polyurie optreden [74](#page=74).
---
# Cardiorenaal syndroom en intra-abdominale hypertensie
Dit deel van de studiegids behandelt de complexe interacties tussen hart- en nierziekten, specifiek binnen het kader van het cardiorenaal syndroom en de impact van intra-abdominale hypertensie op de nierfunctie.
### 3.1 Het cardiorenaal syndroom
Het cardiorenaal syndroom beschrijft een groep aandoeningen waarbij een acuut of chronisch disfunctioneren van het hart leidt tot acuut of chronisch disfunctioneren van de nieren, of vice versa. Deze aandoeningen zijn vaak met elkaar verweven en versterken elkaar wederzijds [36](#page=36).
#### 3.1.1 Pathofysiologische mechanismen
Verschillende mechanismen kunnen bijdragen aan het ontstaan van cardiovasculaire en renale dysfunctie:
* **Versnelde atheromatose:** Hartlijden kan leiden tot versnelde atheromatose, wat op zijn beurt nierinsufficiëntie kan veroorzaken of verergeren [37](#page=37).
* **Veneuze stuwingsnefropathie:** Chronische veneuze stuwingsnefropathie is een gevolg van rechterhartfalen, waarbij verhoogde veneuze druk in de nieren leidt tot microscopische schade en verminderde nierfunctie. Dit kan resulteren in interstitieel oedeem van de nieren [38](#page=38) [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Arteriële hypoperfusie:** Linkerhartfalen leidt tot een verminderde cardiale output en een verlaagde systemische bloeddruk, wat resulteert in verminderde nierperfusie. Dit kan leiden tot een verminderde glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) [38](#page=38) [40](#page=40).
#### 3.1.2 Relatie tussen hartfalen en nierfunctie
De relatie tussen hartfalen en nierfunctie is bidirectioneel:
* **Hartfalen naar nierfalen:**
* **Verminderde nierperfusiedruk door linker hartfalen:** Een verzwakte linker ventrikel kan de bloeddruk niet adequaat handhaven, wat resulteert in een verminderde bloedtoevoer naar de nieren [40](#page=40).
* **Veneuze congestie door rechter hartfalen:** Een falende rechter ventrikel veroorzaakt stuwing in de veneuze circulatie, inclusief de venae renales, wat de nierdoorbloeding en -functie negatief beïnvloedt [40](#page=40) [42](#page=42).
* **Nierfalen naar hartfalen:** Chronische nierziekte kan leiden tot hypertensie, elektrolytenstoornissen en anemie, die allemaal de hartfunctie kunnen verslechteren en bijdragen aan hartfalen [37](#page=37).
### 3.2 Intra-abdominale hypertensie en het abdominaal compartiment syndroom
Intra-abdominale hypertensie (IAH) is een aandoening waarbij de druk in de buikholte verhoogd is. Wanneer deze verhoogde druk leidt tot orgaanfalen, wordt gesproken van het abdominaal compartiment syndroom (ACS) [40](#page=40) [41](#page=41).
#### 3.2.1 Impact op de nieren
IAH en ACS hebben directe en indirecte effecten op de nierfunctie:
* **Compressie van de nieren:** De verhoogde druk in de buikholte kan de nieren direct comprimeren, wat leidt tot een verminderde bloedtoevoer en afvoer [42](#page=42).
* **Veneuze congestie van de venae renales:** De stuwing van veneus bloed in de nieren wordt verergerd door de verhoogde intra-abdominale druk, wat de nierdoorbloeding verder belemmert [42](#page=42).
* **Interstitieel oedeem van de nieren:** De verhoogde veneuze druk en verminderde capillaire filtratie kunnen leiden tot vochtophoping in het interstitium van de nieren, wat de nierfunctie negatief beïnvloedt [42](#page=42).
* **Oligurie:** Een veelvoorkomend symptoom van ACS, wat duidt op een significante vermindering van de urineproductie, vaak als gevolg van de bovengenoemde factoren [42](#page=42).
De combinatie van hartfalen en intra-abdominale hypertensie kan een vicieuze cirkel creëren, waarbij de verminderde nierfunctie de cardiovasculaire belasting verhoogt en vice versa. Het begrijpen van deze interacties is cruciaal voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met zowel cardiovasculaire als renale aandoeningen [40](#page=40).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ami noglycosiden | Een klasse van antibiotica die ernstige tubulaire schade in de nieren kan veroorzaken, wat leidt tot acute nierschade. |
| Cisplatinum | Een chemotherapiemedicijn dat bekend staat om zijn nefrotoxiciteit, met name door het induceren van tubulaire schade. |
| Penicilline | Hoewel algemeen gebruikt, kan penicilline in sommige gevallen acute interstitiële nefritis veroorzaken, een allergische reactie in de nieren. |
| Immunotherapie | Behandelingen die het immuunsysteem stimuleren, kunnen bijwerkingen hebben zoals interstitiële nefritis. |
| Kristalnefropathie | Een aandoening waarbij kristallen zich vormen in de nierbuisjes, vaak veroorzaakt door hoge doses van bepaalde medicijnen zoals antivirale middelen of amoxicilline, wat leidt tot nierbeschadiging. |
| Nefrogene diabetes insipidus | Een stoornis waarbij de nieren niet adequaat reageren op antidiuretisch hormoon (ADH), resulterend in overmatige urineproductie en dorst, ondanks normale ADH-spiegels. |
| Chronische tubulo-interstitiële nefritis | Een langdurige ontsteking en schade van de nierbuisjes en het omringende interstitium, vaak veroorzaakt door langdurig gebruik van medicijnen zoals lithium of fenacetine. |
| NSAID | Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen, zoals ibuprofen, die nierproblemen kunnen veroorzaken, variërend van hemodynamische AKI tot interstitiële nefritis. |
| Diuretica | Medicijnen die de urineproductie verhogen, gebruikt om vochtophoping te verminderen, maar die ook elektrolytenbalans kunnen beïnvloeden. |
| ACE-I | Angiotensine-converterend enzym-remmers, medicijnen die worden gebruikt om hoge bloeddruk en hartfalen te behandelen, maar die kunnen leiden tot een daling van de GFR en hyperkaliëmie. |
| ARB | Angiotensine II-receptorblokkers, vergelijkbaar met ACE-I in hun werking en mogelijke bijwerkingen op de nieren. |
| Hemodynamisch gemedieerde GFR daling | Een vermindering van de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) als gevolg van veranderingen in de bloedtoevoer naar de nieren, vaak beïnvloed door medicijnen zoals ACE-I, ARB en NSAID. |
| Hyperkaliëmie | Een abnormaal hoge concentratie kalium in het bloed, wat gevaarlijk kan zijn voor het hart. |
| SGLT 2 remmers | Selectieve natrium-glucose cotransporter 2 remmers, een klasse medicijnen die wordt gebruikt voor de behandeling van diabetes type 2 en hartfalen, en die gunstige effecten op de nieren kan hebben. |
| A renalis stenose | Een vernauwing van de nierslagader, wat kan leiden tot verhoogde bloeddruk en een verminderde nierfunctie, en kan een ernstige stijging van creatinine veroorzaken bij het starten van ACE-I of ARB. |
| Intrarenaal vaatlijden | Ziekten van de bloedvaten binnenin de nieren, zoals nefrosclerose, die de nierfunctie kunnen aantasten. |
| Vasculaire ondervulling | Een toestand van verminderd circulerend bloedvolume, vaak veroorzaakt door diuretica, diarree of braken, wat de nierperfusie kan beïnvloeden. |
| RAASblokkeerder | Een algemene term voor medicijnen die het renine-angiotensine-aldosteron systeem blokkeren, zoals ACE-remmers en ARB's. |
| Proteinurie | De aanwezigheid van abnormaal hoge hoeveelheden eiwit in de urine, wat kan duiden op nierbeschadiging. |
| Urinesediment | Het geanalyseerde bezinksel van urine, dat witte bloedcellen, rode bloedcellen en andere componenten kan bevatten die wijzen op nierpathologie. |
| Hemodynamische AKI | Acute nierschade veroorzaakt door verminderde bloedtoevoer naar de nieren, vaak een gevolg van medicatie zoals NSAID's in specifieke omstandigheden. |
| Interstitiële nefritis | Ontsteking van het interstitium van de nieren, het weefsel tussen de niertubuli, vaak veroorzaakt door medicijnen of infecties. |
| Minimaal letsel | Een vorm van glomerulaire ziekte waarbij de glomeruli er onder een lichtmicroscoop normaal uitzien, maar toch proteïnurie en nefrotisch syndroom veroorzaken. |
| Glomerulopathie | Een algemene term voor ziekten die de glomeruli van de nieren aantasten. |
| Membran euze glomerulopathie | Een chronische nierziekte die wordt gekenmerkt door verdikking van de basaalmembraan van de glomeruli, leidend tot proteïnurie en soms nefrotisch syndroom. |
| Nefrotisch syndroom | Een nierziekte die wordt gekenmerkt door ernstige proteïnurie, hypoalbuminemie, oedeem en hyperlipidemie. |
| Natrium retentie | Het vasthouden van natrium in het lichaam, wat kan leiden tot vochtretentie en hypertensie. |
| Hyponatriëmie | Een abnormaal lage concentratie natrium in het bloed. |
| Hyperkaliëmie | Een abnormaal hoge concentratie kalium in het bloed. |
| Lisdiuretica | Krachtige diuretica zoals furosemide die de lus van Henle beïnvloeden, effectief in het verwijderen van overtollig vocht. |
| Thiazide diuretica | Een klasse diuretica die de distale tubulus beïnvloeden, gebruikt voor de behandeling van hypertensie en oedeem. |
| Amiloride | Een kaliumsparend diureticum dat werkt door natriumkanalen in de collecting duct te blokkeren. |
| Spironolacton | Een aldosteronantagonist, een kaliumsparend diureticum dat de effecten van aldosteron tegenwerkt. |
| Acetazolamide (diamox) | Een carbonzuuranhydrase-remmer die wordt gebruikt als diureticum en voor de behandeling van glaucoom en altitude sickness. |
| Osmotische diuretica | Stoffen zoals mannitol die via osmose water uit de weefsels trekken en de urineproductie verhogen. |
| Aldosteron antagonist | Een medicijn dat de werking van aldosteron blokkeert, wat leidt tot een verhoogde uitscheiding van natrium en water en een retentie van kalium. |
| Renaal geklaarde medicatie | Medicijnen die voornamelijk via de nieren uit het lichaam worden verwijderd; hun dosering moet mogelijk worden aangepast bij nierinsufficiëntie. |
| Creatinine klaring | Een maat voor de snelheid waarmee creatinine uit het bloed wordt gefilterd door de nieren, wat een indicatie geeft van de nierfunctie. |
| Cardiovasculair syndroom | Een complexe interactie tussen het hart en de nieren, waarbij aandoeningen van het ene orgaan de functie van het andere negatief beïnvloeden. |
| Versnelde atheromatose | Een snellere ontwikkeling van aderverkalking, vaak geassocieerd met chronische nierziekten. |
| Veneuze stuwimg | Ophoping van bloed in de aderen, wat kan duiden op hartfalen of andere cardiovasculaire problemen die de nierperfusie beïnvloeden. |
| Arteriële hypoperfusie | Onvoldoende bloedtoevoer via de slagaders naar organen, wat de nierfunctie kan verminderen. |
| Veneuze congestie | Ophoping van bloed in de aderen, wat de druk in het veneuze systeem verhoogt en de nierfunctie kan belemmeren, vooral bij rechterhartfalen. |
| Intra-abdominale hypertensie | Een verhoogde druk binnen de buikholte, die de nierperfusie kan comprimeren en verminderen. |
| Abdominaal compartiment syndroom | Een ernstige vorm van intra-abdominale hypertensie waarbij orgaandysfunctie optreedt door de verhoogde druk in de buik. |
| Oligure | Een verminderde urineproductie, gedefinieerd als minder dan 400-500 ml per dag. |
| Veneuze congestie vv renales | Ophoping van bloed in de nieraderen, wat de nierfunctie kan belemmeren. |
| Interstitieel oedeem nieren | Vochtophoping in het interstitiële weefsel van de nieren, wat de nierfunctie kan beïnvloeden. |
| Ionenstoornissen | Afwijkingen in de concentratie van elektrolyten (ionen) in het bloed, zoals kalium, natrium en calcium. |
| Duct us collige ns | De verzamelbuisjes van de nier, waar belangrijke regulatie van water en elektrolyten plaatsvindt. |
| Kalium | Een essentieel mineraal dat cruciaal is voor de zenuw- en spierfunctie, inclusief het hart. De balans ervan wordt nauwkeurig gereguleerd, met een normale bloedwaarde tussen 3.5 en 5.5 mmol/L. |
| Hyperkaliëmie | Een gevaarlijk hoge concentratie kalium in het bloed, die kan leiden tot ernstige hartritmestoornissen en spierzwakte. |
| Hypoaldosteronisme | Een tekort aan aldosteron, een hormoon dat een rol speelt bij de regulatie van natrium- en kaliumbalans, wat kan leiden tot hyperkaliëmie. |
| Acidose | Een toestand waarbij het bloed te zuur is, met een lage pH. |
| EKG afwijkingen | Veranderingen in het elektrocardiogram die kunnen wijzen op hartritmestoornissen, vaak geassocieerd met elektrolytenonbalans zoals hyperkaliëmie. |
| Spierzwakte | Verminderde spierkracht, een symptoom dat kan optreden bij ernstige elektrolytenonbalans. |
| Hartritmestoornissen | Onregelmatigheden in het hartritme, een potentieel levensbedreigend gevolg van elektrolytenonbalans. |
| Cardiale monitoring | Het continu volgen van de hartactiviteit, nodig bij patiënten met ernstige elektrolytenonbalans. |
| Kayexalate, Sorbisterit | Medicijnen die kalium binden in het maag-darmkanaal om de uitscheiding ervan te bevorderen en hyperkaliëmie te behandelen. |
| Lisdiuretica | Diuretica die de lus van Henle beïnvloeden en de uitscheiding van kalium kunnen verhogen. |
| Natrium bicarbonaat (NaHCO3) | Een zout dat wordt gebruikt om metabole acidose te behandelen en de intracellulaire verschuiving van kalium kan bevorderen. |
| Bèta-mimetica | Medicijnen die bèta-adrenerge receptoren stimuleren, zoals salbutamol, die kunnen helpen kalium intracellulair te verplaatsen. |
| Calcium gluconaat | Wordt intraveneus toegediend bij hyperkaliëmie om de hartspier te stabiliseren en het risico op hartritmestoornissen te verminderen. |
| Hypertoon glucose met insuline | Een behandeling voor ernstige hyperkaliëmie waarbij insuline de opname van glucose en kalium in de cellen bevordert. |
| Kaliumbeperkend dieet | Een dieet waarbij de inname van kalium wordt geminimaliseerd om hyperkaliëmie te voorkomen of te behandelen. |
| Hypokaliëmie | Een abnormaal lage concentratie kalium in het bloed. |
| Hyperaldosteronisme | Een overproductie van aldosteron, wat leidt tot verhoogde uitscheiding van kalium en natriumretentie. |
| Tubulopathie | Een ziekte van de niertubuli. |
| Alkalose | Een toestand waarbij het bloed te basisch is, met een hoge pH. |
| Insulinetoediening | Het toedienen van insuline, wat kan leiden tot een intracellulaire verschuiving van kalium en hypokaliëmie. |
| Bèta-adrenerge activiteit | Stimulatie van bèta-adrenerge receptoren, wat de opname van kalium in de cellen kan verhogen en hypokaliëmie kan veroorzaken. |
| Kaliumsparende diureti cum | Een diureticum dat de uitscheiding van kalium vermindert, zoals amiloride of spironolacton. |
| Natriëmie | De concentratie natrium in het bloed. |
| Hyponatriëmie | Een abnormaal lage concentratie natrium in het bloed. |
| Plasma osmolaliteit | De concentratie van opgeloste deeltjes in het bloedplasma, een belangrijke indicator van de vochtbalans van het lichaam. |
| ADH | Antidiuretisch hormoon (ook vasopressine genoemd), een hormoon dat de wateruitscheiding door de nieren reguleert. |
| Hypernatriëmie | Een abnormaal hoge concentratie natrium in het bloed. |
| Hypotone hyponatriëmie | Hyponatriëmie geassocieerd met een lage plasma-osmolaliteit. |
| Cerebral salt wasting | Een zeldzame aandoening waarbij de nieren overmatig natrium uitscheiden, wat leidt tot hyponatriëmie. |
| SIAD/SIADH | Syndroom van inadequate antidiurese, een aandoening waarbij het lichaam te veel ADH produceert, leidend tot waterretentie en hyponatriëmie. |
| Primaire polydipsie | Overmatig drinken van water zonder een duidelijke medische oorzaak, wat kan leiden tot verdunning van het bloed en hyponatriëmie. |
| Urinaire natrium | De hoeveelheid natrium in de urine, een indicator van de renale zoutuitscheiding. |
| Urinaire osmolaliteit | De concentratie van opgeloste deeltjes in de urine, wat aangeeft hoe geconcentreerd de urine is. |
| Vochtbeperking | Het beperken van de inname van vloeistoffen, een behandeling voor aandoeningen zoals SIADH. |
| Hypertoon NaCl | Zoutoplossing met een hogere concentratie dan het bloed, gebruikt om ernstige hyponatriëmie te behandelen. |
| Urinair urinezuur | De concentratie urinezuur in de urine. |
| Plasma ureum | De concentratie ureum in het bloed, een afvalproduct van eiwitmetabolisme dat door de nieren wordt uitgescheiden. |
| Urinair debiet | De snelheid waarmee urine wordt geproduceerd. |
| Polyurie | Een overmatige urineproductie, gedefinieerd als meer dan 2.5-3 liter per dag. |
| Osmotische diurese | Verhoogde urineproductie veroorzaakt door de aanwezigheid van onoplosbare stoffen in de urine, zoals glucose bij hyperglycemie. |
| Centrale diabetes insipidus | Een aandoening waarbij de hypofyse onvoldoende ADH produceert. |
| Nefrogene diabetes insipidus | Een aandoening waarbij de nieren niet reageren op ADH. |
| Volume overbelasting | Een toestand van te veel vocht in het lichaam. |
| Post urine obstructie | Een obstructie in de urinewegen na een bepaalde gebeurtenis, zoals een operatie. |
| Post acute tubulusnecrose | Nierbeschadiging na een periode van acuut nierfalen die de tubuli heeft aangetast. |