8.1 veneus -lymfatisch.pptx
Summary
# Oppervlakkige veneuze insufficiëntie en veneus ulcus
Dit onderwerp behandelt de definitie, epidemiologie, symptomen, diagnose middels klinisch onderzoek en duplexonderzoek, en behandelingsopties voor oppervlakkige veneuze insufficiëntie en veneuze ulcera.
## 1. Oppervlakkige veneuze insufficiëntie (OVI)
### 1.1 Definitie en epidemiologie
Oppervlakkige veneuze insufficiëntie wordt gekenmerkt door blijvend uitgezette en kronkelig verlengde oppervlakkige venen, vaak gepaard gaand met insufficiënte kleppen en een onregelmatige veneuze wand. De aandoening komt frequent voor bij 60-70% van de Westerse bevolking, met een toename met de leeftijd. Vrouwen worden vaker getroffen dan mannen (verhouding 3:1). Een aanzienlijk percentage van de patiënten met OVI (22% evolueert in 6 jaar naar een CEAP C2 stadium of ernstiger, leidend tot een ulcus).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
* **Primaire varices:** Deze ontstaan zonder duidelijke onderliggende oorzaak, behalve klepinsufficiëntie van het oppervlakkige veneuze systeem of perforanten.
* **Secundaire varices:** Deze zijn een gevolg van insufficiëntie of obstructie in het diepe veneuze systeem.
### 1.2 Symptomen
De symptomen van OVI kunnen objectief en subjectief zijn:
**Objectieve symptomen:**
* Oedeem (meestal rond de enkels)
* Huidafwijkingen (zie 1.3)
* Variceuze bloeding
* Tromboflebitis
* Veneus ulcus (zie sectie 2)
**Subjectieve symptomen:**
* Esthetische bezwaren (varices)
* Gevoel van zwaarte, spanning en moeheid in de benen
* Pijnlijke gevoelens, jeuk en krampen (vaak 's nachts)
* Rusteloze benen
Klachten nemen typisch toe tegen de avond, bij langdurig staan, bij warmte en premenstrueel. Ze verbeteren daarentegen bij wandelen of rust met hoogstand van de benen.
### 1.3 Voorbestemmende factoren
Verschillende factoren kunnen de kans op het ontwikkelen van OVI vergroten:
* **Geslacht:** Vrouwen hebben een hogere kans.
* **Leeftijd:** Het risico neemt significant toe met de leeftijd (OR 15,6 bij > 70 jaar).
* **Familiaal voorkomen:** Een genetische aanleg (OR 1,85).
* **Hormonale invloeden:** Zwangerschappen (vooral meer dan twee).
* **Beroep:** Beroepen die langdurig staan of zitten vereisen.
* **Obesitas:** Een verhoogde BMI (> 30) vergroot het risico (OR man 6,5, OR vrouw 3,1).
* **Roken:** Is een risicofactor.
* **Voorgeschiedenis van diepe veneuze trombose (DVT):** Verhoogt het risico aanzienlijk (OR 11,3).
### 1.4 Klinisch onderzoek en diagnose
De diagnose van OVI wordt primair gesteld op basis van **klinisch onderzoek in staande houding**. Belangrijke bevindingen zijn:
* **Varices:** Zichtbaar en palpabel, vooral in het gebied van de vena saphena magna (VSM) en/of vena saphena parva (VSP).
* **Oedeem:** Meestal op malleolair niveau, vaak met een "sokkenindruk" die 's avonds prominenter is. Dit oedeem mag de tenen en voorvoet niet meenemen; indien dit wel het geval is, moet lymfoedeem als differentiaaldiagnose worden overwogen.
* **Veneus ulcus:** Vaak gelokaliseerd mediaal op het onderbeen, in het onderste derde deel, meestal solitair. Karakteristiek zijn débris, fibrineus beslag en de afwezigheid van necrose. Let op: ulcera direct *op* de malleolus kunnen ook arterieel zijn.
* **Omgevende huid:** Typische huidveranderingen zoals droge, schilferende huid, bruine verkleuring (okerderamtitis), lipodermatosclerose (leidt tot een "flessenhalsbeen") en secundair eczeem ten gevolge van irritatie of allergie.
* **Arteriële circulatie:** Het beoordelen van pulsaties is cruciaal om arteriële circulatieproblemen uit te sluiten.
**CEAP classificatie:** De klinische ernst wordt ingeschat met de CEAP classificatie. De stadia C4 (huidveranderingen) tot C6 (actief ulcus) zijn relevant voor OVI. Huidveranderingen in C4 ontstaan door veneuze hypertensie, wat leidt tot diapedese, afbraak van rode bloedcellen en interstitieel oedeem. Dit resulteert in verdikking van de subcutis, fibrose, degeneratie van de veneuze wand door verlies van elastine en collageen, en verminderde oxygenatie van de huid. De lokalisatie van deze veranderingen is typisch boven de mediale malleolus.
### 1.5 Duplexonderzoek
Duplexonderzoek is de gouden standaard voor de diagnostiek van veneuze insufficiëntie. Het biedt de mogelijkheid tot:
* Visualisatie van het oppervlakkige en diepe veneuze systeem, inclusief de perforanten (vene mapping).
* Inschatting van de mate van veneuze reflux.
* Meting van de diameter van de VSM en VSP.
* Uitsluiting van diepe veneuze trombose (DVT).
Dit onderzoek is bepalend voor het verdere behandelingsbeleid en dient als leidraad voor ingrepen.
### 1.6 Andere onderzoeken
* **Flebografie:** Een invasieve methode met injectie van contrastvloeistof voor visualisatie van venen en kleppen, zelden nog gebruikt behalve peroperatief.
* **CT/MRI veneus:** Gebruikt voor visualisatie van de bekkenvenen en bij verdenking op DVT, obstructie of andere pathologie in het diepe systeem.
## 2. Het veneuze ulcus
### 2.1 Epidemiologie en prognose
Veneuze ulcera vertegenwoordigen 0,4-4% van de actieve of genezen ulcera. De prevalentie neemt toe met de leeftijd, waarbij 70% van de ulcera voorkomt bij patiënten ouder dan 70 jaar. Ze vormen een aanzienlijke socio-economische belasting. De prognose is gereserveerd: 55% is na 6 maanden genezen, maar slechts 20% na 2 jaar. Twee derde van de patiënten met veneuze ulcera krijgt te maken met twee of meer recidieven.
### 2.2 Differentiaaldiagnose
Hoewel tot 80% van de beenulcera (niet op de voet) veneus van oorsprong is, is het belangrijk andere oorzaken te overwegen. Ongeveer 25% van de veneuze ulcera heeft een bijkomende arteriële component, en 10% is zuiver arterieel. Andere differentiaaldiagnoses omvatten diabetes (neuropathie), neurogene oorzaken en infecties.
### 2.3 Behandeling van veneuze ulcera
De behandeling richt zich op het creëren van een veneuze omgeving die genezing bevordert. Essentieel hierbij is:
* **Compressietherapie:** Steunkousen van klasse II of III, of tijdelijke compressieverbanden (korte rek). Dit is de hoeksteen van de behandeling.
* **Wondzorg:** Reiniging, debridement van necrotisch weefsel, en gebruik van aangepaste verbanden.
* **Behandeling van de onderliggende veneuze insufficiëntie:** Indien van toepassing, kan endoveneuze ablatie of chirurgie van de VSM/VSP geïndiceerd zijn.
* **Medicatie:** Flebotonica kunnen ondersteunend werken, met name bij bestaande ulcera.
## 3. Behandeling van oppervlakkige veneuze insufficiëntie (varices)
Het doel van de behandeling van varices is tweeledig: esthetisch verbeteren, symptomen wegnemen, complicaties vermijden, en de preventie van recidiefulcera.
### 3.1 Preventie van varices
Naast compressietherapie omvat preventie:
* Vermijden van langdurig staan of zitten.
* Stimuleren van lichaamsbeweging (spierpompactiviteit).
* Hoogstand van de benen bij rust.
* Dragen van steunkousen, zeker tijdens zwangerschap.
* Vermijden van warmte en alcohol.
* Wisselbaden of -douches.
* Gewichtsbeperking.
### 3.2 Compressietherapie
Compressieve steunkousen zijn een cruciale component. De compressie is gradueel en het hoogst ter hoogte van de enkel.
* **Klassen:** Klasse I (15-35 mmHg) voor milde symptomen, Klasse II voor uitgesproken varices en vroegtijdige huidafwijkingen, en Klasse III voor belangrijke huidafwijkingen, genezen ulcera, post-DVT en lymfoedeem.
* **Modellen:** Kniekousen (AD), dijkousen (AG) of panty's.
* **Belang van maatwerk:** Op maat gemaakte kousen bieden de beste pasvorm en effectiviteit.
**Contra-indicaties voor compressie:**
* Ernstige arteriële insufficiëntie (EAI < 0,6).
* Allergie op het materiaal.
* DM met neuropathie (omdat de patiënt geen pijn voelt).
* Ernstig hartfalen (risico op longoedeem door verhoogde veneuze return).
### 3.3 Sclerotherapie
Dit is een techniek waarbij een scleroserende stof wordt geïnjecteerd om inflammatie te veroorzaken, leidend tot adhesie en afsluiting van de veneuze wand.
* **Indicaties:** Kleinere varices (< 3-4 mm), varicositeiten, flebectasieën, esthetische behandelingen, perforanten onder ulcera en recidiefvarices (neocross).
* **Foamsclerotherapie:** Sclerosans gemengd met lucht tot schuim, wat ook grotere aders kan behandelen, inclusief de VSM/VSP.
* **Complicaties:** Verkleuring, paraveneuze injectie met pijn en necrose.
### 3.4 Endoveneuze behandeling (ablatie)
Deze techniek behelst het van binnenuit afsluiten van de vena saphena door verhitting of andere energiebronnen, waardoor deze fibroseert en dichtgroeit.
* **Techniek:** Onder echogeleiding aanprikken van de safena, opschuiven van een katheter tot aan de lies, en tumescentie in de omringende weefsels om de huid te beschermen.
* **Methoden:** Endoveneuze laser (bv. 1470-1940 nm), radiofrequentie (RF) ablatie, stoom ablatie of lijm ablatie.
* **Voordelen:** Minder invasief dan stripping, geen incisie thv de lies.
### 3.5 Flebectomie
Hierbij worden varices lokaal verwijderd via kleine incisies met behulp van een flebectomiehaakje. Dit kan worden toegepast bij beginnende of beperkte varices, vaak in combinatie met ablatie van de VSM/VSP.
### 3.6 Open chirurgische behandeling (stripping)
Stripping van de VSM is een open chirurgische ingreep waarbij de vene via een incisie in de lies wordt losgemaakt, afgebroken en verwijderd.
* **Indicaties:** Symptomatische of uitgebreide varices met insufficiëntie van de VSM of VSP, wanneer deze groter zijn dan 2 cm. Tegenwoordig wordt dit zelden nog gedaan, met de meerderheid van de behandelingen via endoveneuze technieken.
* **Complicaties:** Ecchymose (meest frequent), wondproblemen (vooral bij obesitas en diabetes), diepe veneuze trombose (zeldzaam), en neuralgieën van de n. saphenus (bij VSM) of n. suralis (bij VSP).
* **Recidief varices:** Treden op bij circa 20% van de patiënten, vaak door neovascularisatie of onvolledige eerdere chirurgie.
## 4. Diepe veneuze insufficiëntie (DVI)
### 4.1 Etiologie
DVI kan primair (congenitaal afwezige of "floppy" kleppen) of secundair zijn, voornamelijk na een doorgemaakte, gerecanaliseerde DVT die heeft geleid tot klepschade. Dit laatste wordt het post-trombotisch syndroom (PTS) genoemd.
### 4.2 Symptomen
* Vermoeidheid en pijn in de benen, vooral bij staan.
* Oedeem.
* Veneuze claudicatio (pijn bij inspanning, vooral bij obstructie).
* Secundaire varices, eczeem en huidafwijkingen (tekenen van PTS).
* Veneuze ulcera, vaak als gevolg van insufficiënte perforanten.
### 4.3 Diagnose
De diagnose wordt gesteld met duplexonderzoek.
### 4.4 Behandeling
De behandeling omvat:
* **Hygiënische maatregelen:** Zie preventie van varices.
* **Compressietherapie:** Compressiekousen klasse III (terugbetaald) of zwachtels.
* **Medicatie:** Flebotonica bij ulcera.
* **Chirurgie:** Onderbreken van insufficiënte perforanten, opheffen van obstructie (stent, bypass), of kleptranspositie/reconstructie.
## 5. Diepe en oppervlakkige veneuze trombose
### 5.1 Oppervlakkige veneuze trombose (tromboflebitis)
Dit is een acute trombose van een oppervlakkige ader met inflammatoire symptomen.
* **Symptomen:** Pijnlijke, harde, rode streng, warmte, pijn, zwelling.
* **Bevorderende factoren:** Varices, trauma (IV-lijnen, drugs), trombofilie, maligniteit, sepsis.
* **Diagnose:** Klinisch, aangevuld met duplexonderzoek (vaak uitgebreider dan klinisch vermoed).
* **Behandeling:** Lokale maatregelen (anti-inflammatoire zalf, zwachtel/steunkous). **Belangrijk:** bij veneuze trombose langer dan 5 cm, of < 3 cm van de junctie met het diepe systeem, is een intermediaire dosis laagmoleculair heparine (LMWH) of fondaparinux (45 dagen) of DOAC (3 maanden) geïndiceerd. Antibiotica alleen bij septische flebitis. Chirurgie kan overwogen worden bij recidief.
### 5.2 Diepe veneuze trombose (DVT)
DVT is een ernstige aandoening met acute complicaties zoals longembolie (LE) en chronische complicaties zoals het post-trombotisch syndroom (PTS).
* **Etiologie:** Triade van Virchow (veneuze stase, verhoogde stolbaarheid, beschadiging van de venewand).
* **Risicofactoren:** Immobilisatie, zwangerschap, hormonale anticonceptie, maligniteit, trauma.
* **Symptomen:** Vaak aspecifiek: spanningsgevoel, zwaarte, doffe pijn, unilateraal zwelling/oedeem, glanzende huid, blauwverkleuring, warmer aanvoelend been, subfebriliteit. Teken van Homan (pijn bij passieve voetenxtensie) is niet erg specifiek.
* **Complicaties:**
* **Limb:** Phlegmasia caerulea dolens (uitgesproken DVT met paarse verkleuring en ernstige zwelling), phlegmasia alba dolens (met malperfusie van terminale arteriën).
* **Systemisch:** Longembolie, paradoxaal embool (via open foramen ovale).
* **Diagnose:** Duplexonderzoek is de gouden standaard. D-dimeren zijn sensitief maar niet specifiek.
* **Behandeling:**
* **Algemene maatregelen:** Niet-elastische verbanden gevolgd door steunkousen klasse III, hoogstand benen.
* **Anticoagulatie:** Onmiddellijk starten met heparine (IV of LMWH SC) gevolgd door orale anticoagulantia (VKA of DOAC).
* **Duur behandeling:** Varieert van 6-8 weken (kuitvene trombose door immobilisatie) tot levenslang (recidief DVT, bepaalde stollingsafwijkingen).
* **Curatieve behandeling:** Trombolyse of trombectomie (open of endovasculair) is geïndiceerd bij recente, uitgebreide DVT, phlegmasia, of bij contra-indicaties voor anticoagulatie.
* **Vena Cava Filter:** Geplaatst ter preventie van longembolie bij patiënten met recidiverende LE ondanks adequate anticoagulatie, of bij contra-indicaties voor anticoagulatie.
### 5.3 DVT van het bovenste lidmaat
Dit is zeldzamer en vaak gerelateerd aan IV-lijnen, poortkatheters, of veneuze Thoracic Outlet Syndrome (TOS). Symptomen omvatten acute zwelling, pijn, blauwverkleuring en gestuwde oppervlakkige venen. Behandeling omvat LMWH gevolgd door orale anticoagulantia, eventueel thrombolyse en chirurgie (bv. eerste ribresectie bij TOS).
### 5.4 Vena Cava Syndroom
* **Superior (VCS):** Meestal door externe compressie of invasie door tumor, katheters of vergelijkbare oorzaken. Symptomen zijn stuwing thv hoofd en armen, spanningsgevoel, "collar sign", en oedeem (kapmanteloedeem). Behandeling kan conservatief, radiotherapie, of stenting omvatten.
* **Inferior (VCI):** Meestal door opstijgende iliocavale trombose, tumor, of retroperitoneale fibrose. Presenteert zich met bilateraal oedeem en veneuze tekening thv de benen.
---
# Diepe veneuze insufficiëntie en veneuze trombose
Dit onderwerp behandelt diepe veneuze insufficiëntie en veneuze trombose (DVT), inclusief de oorzaken, symptomen, diagnose, risicofactoren, complicaties en behandelingsstrategieën.
### 2.1 Veneuze pathologie: een overzicht
Veneuze pathologie kan onderverdeeld worden in oppervlakkige en diepe veneuze insufficiëntie, en oppervlakkige en diepe veneuze trombose. Oppervlakkige veneuze insufficiëntie manifesteert zich als varices (spataders) en kan leiden tot veneuze ulcera. Diepe veneuze aandoeningen omvatten diepe veneuze insufficiëntie (vaak secundair aan DVT) en veneuze trombose (DVT), wat kan leiden tot het post-trombotisch syndroom (PTS).
### 2.2 Diepe veneuze insufficiëntie
Diepe veneuze insufficiëntie (DVI) is een aandoening waarbij de diepe aderen van de benen niet meer adequaat functioneren.
#### 2.2.1 Etiologie van diepe veneuze insufficiëntie
De oorzaken van DVI zijn divers:
* **Primair:** Dit betreft aangeboren afwezigheid of een "floppy" (slap) klepweefsel in de diepe venen. Dit is relatief zeldzaam.
* **Secundair:** Dit is de meest voorkomende vorm en ontstaat na een doorgemaakte diepe veneuze trombose (DVT) die leidt tot klepschade en -destructie. Dit wordt het post-trombotisch syndroom (PTS) genoemd. Obstructie in het diepe veneuze systeem kan ook leiden tot DVI.
#### 2.2.2 Symptomen van diepe veneuze insufficiëntie
De symptomen van DVI zijn:
* Vermoeidheid en pijn in de benen, met name bij staan.
* Oedeem (zwelling), meestal unilateraal.
* Veneuze claudicatio: pijn bij inspanning die doet denken aan arteriële claudicatio, vaak in combinatie met obstructie.
* Secundaire varices.
* Huidafwijkingen zoals okerkleurige verkleuring (okerderamtitis), eczeem, lipodermatosclerose (verharding van het onderhuidse vet, leidend tot een "flessenhalsbeen") en atrophie blanche (wit wordende, atrofische huidplekken). Deze huidafwijkingen zijn kenmerken van PTS (CEAP C4).
* Veneuze ulcera:Deze ontstaan door de veneuze hypertensie en de slechte oxygenatie van de huid, vaak gelokaliseerd boven de mediale malleolus.
#### 2.2.3 Diagnose van diepe veneuze insufficiëntie
De diagnose van DVI wordt voornamelijk gesteld met een **duplexonderzoek**. Dit onderzoek kan de bloedstroom en de klepfunctie in zowel het oppervlakkige als het diepe veneuze systeem visualiseren en de mate van reflux inschatten. Het helpt ook bij het uitsluiten van trombose en het beoordelen van perforante venen.
#### 2.2.4 Behandeling van diepe veneuze insufficiëntie
De behandeling van DVI is gericht op het verminderen van veneuze hypertensie en het voorkomen van complicaties:
* **Hygiënische maatregelen:** Zoals eerder beschreven bij de preventie van varices (vermijden van langdurig staan/zitten, stimuleren van beweging, hoogstand van de benen, gewichtsbeperking).
* **Compressie:** Dit is de hoeksteen van de behandeling. Dit kan met korte rek verbanden of compressieve steunkousen (klasse III, terugbetaald) voor het been. Compressie verhoogt de veneuze tonus, vermindert oedeem, verbetert de spierpompfunctie en helpt de klepinsufficiëntie te compenseren.
* **Medicatie:** Flebotonica kunnen worden voorgeschreven, met name bij de aanwezigheid van ulcera.
* **Chirurgie:**
* Onderbreken van insufficiënte perforante venen.
* Behandelen van de oppervlakkige insufficiëntie.
* Opheffen van obstructies met stents (bijvoorbeeld bij het May-Turner syndroom) of bypassoperaties (bijvoorbeeld femoro-iliacale veneuze bypass).
* Kleptranspositie of klepreconstructie wordt soms overwogen, maar de resultaten op lange termijn kunnen teleurstellend zijn door littekenweefsel.
### 2.3 Het veneuze ulcus
Het veneuze ulcus is een belangrijk gevolg van chronische veneuze insufficiëntie, met name het post-trombotisch syndroom.
#### 2.3.1 Epidemiologie en prognose
Het veneuze ulcus komt frequent voor, met een prevalentie van 0,4-4% van de bevolking (actief of genezen ulcus). De incidentie neemt toe met de leeftijd, waarbij 70% van de ulcera voorkomt bij patiënten ouder dan 70 jaar. De prognose is wisselend; binnen 6 maanden geneest 55% van de ulcera, maar 20% is na 2 jaar nog niet geheeld. Twee derde van de patiënten met veneuze ulcera ervaart twee of meer recidieven. Het is een significante oorzaak van ziektekosten.
#### 2.3.2 Differentiaaldiagnose
Het is cruciaal om veneuze ulcera te onderscheiden van andere oorzaken van beenulcera. Ongeveer 80% van de beenulcera (met uitzondering van de voet) is veneus van origine. Ongeveer 25% van deze veneuze ulcera heeft ook een arteriële component, en 10% is puur arterieel.
* **Arteriële ulcera:** Kenmerken zijn pijn bij inspanning, bleke, glanzende huid, atrofie, dunne nagels, en de ulcera bevinden zich vaak op benige uitsteeksels (zoals de tenen of hielen).
* **Neurogene ulcera:** Vaak geassocieerd met diabetes mellitus, waarbij verminderde sensatie leidt tot drukplekken, typisch op de voetzool onder de bal van de voet of de hiel.
* **Lymfoedeem:** Kenmerkt zich door een meer diffuse zwelling, ook in de tenen en voorvoet, wat te onderscheiden is van veneus oedeem dat zich voornamelijk rond de enkel concentreert.
#### 2.3.3 Behandeling van veneuze ulcera
De behandeling is multifactorieel en omvat:
* **Compressie:** Essentieel voor het verminderen van oedeem en het bevorderen van genezing. Korte rek verbanden gevolgd door compressiekousen klasse III zijn de standaard.
* **Wondzorg:** Reinigen, debridement van necrose en fibrineus beslag, en het gebruik van geschikte verbanden om een vochtig wondmilieu te creëren.
* **Chirurgische interventie:** Bijvoorbeeld het behandelen van insufficiënte perforanten om de veneuze druk te verminderen, of bij ernstige gevallen interventie op het diepe systeem.
* **Onderliggende oorzaak aanpakken:** Behandeling van DVI of DVT.
### 2.4 Veneuze trombose
Veneuze trombose is de vorming van een bloedstolsel in een vene. Dit kan oppervlakkig (tromboflebitis) of diep (DVT) zijn.
#### 2.4.1 Oppervlakkige veneuze trombose (Tromboflebitis)
Dit is een acute trombose van een oppervlakkige ader met inflammatoire symptomen.
* **Oorzaken:** Varices, trauma (bv. IV-lijnen, drugsgebruik), trombofilie, maligniteit, sepsis.
* **Symptomen:** Pijnlijke, harde, rode streng, warmte, pijn en zwelling.
* **Diagnose:** Klinisch onderzoek en duplexonderzoek. Het duplexonderzoek is belangrijk omdat een oppervlakkige tromboflebitis kan overgaan in of geassocieerd kan zijn met een diepe veneuze trombose (ongeveer 25% van de gevallen).
* **Behandeling:**
* Lokale maatregelen: anti-inflammatoire zalf, zwachtelen of steunkousen.
* Algemene maatregelen:
* Intermediaire dosis laagmoleculair heparine (LMWH) of fondaparinux bij trombose langer dan 5 cm, gedurende 45 dagen.
* DOAC (Direct Oral Anticoagulant) bij proximale trombose (minder dan 3 cm van de conjunctie met het diepe systeem), gedurende 3 maanden.
* Chirurgie is aangewezen bij recidief.
#### 2.4.2 Diepe veneuze trombose (DVT)
DVT is een ernstige aandoening met potentiële acute en chronische complicaties.
* **Etiologie:** De triade van Virchow:
1. **Veneuze stase:** Immobilisatie (gips, bedlegerigheid, postoperatief, paraplegie, coma), CVA.
2. **Verhoogde stolbaarheid (trombofilie):** Aangeboren stollingsafwijkingen, zwangerschap, hormonale anticonceptie, hemoconcentratie, maligniteit.
3. **Beschadiging van de venewand:** Trauma, varices, postoperatief, IV-lijnen.
* **Symptomen:** Vaak aspecifiek. Kan variëren van een spanningsgevoel, zwaarte, doffe pijn tot unilaterale zwelling (oedeem), een glanzende huid, blauw/paarse verkleuring, een warmer aanvoelend been, subfebriliteit, spierinduratie en pijn bij knijpen. Het teken van Homan (pijn bij passieve extensie van de voet) is een oud teken en minder betrouwbaar.
* **Complicaties:**
* **Acute complicaties:** Longembolie (LE) tot 40% bij proximale DVT, tot 13% bij kuit-DVT. Phlegmasia (caerulea dolens en alba dolens) waarbij de flow zo geblokkeerd is dat veneuze of arteriële perfusie uitvalt, kan leiden tot veneus gangreen.
* **Chronische complicaties:** Post-trombotisch syndroom (PTS).
* **Diagnose:**
* **Klinisch onderzoek:** Vaak aspecifiek, tot twee derde van de gevallen wordt klinisch niet opgemerkt. Vergelijkend meten van beide benen is belangrijk.
* **Technische onderzoeken:**
* **D-dimeren:** Sensitief maar niet specifiek. Een negatieve D-dimeer sluit DVT bij een laag-risico patiënt zo goed als uit.
* **Duplexonderzoek:** De gouden standaard. Beoordeelt de veneuze compressibiliteit en flow. Kan gecompliceerd worden bij geïsoleerde kuitvene trombose.
* **CT-scan:** Wordt gebruikt voor uitbreiding van de trombose in het bekken en de vena cava, of bij twijfel.
* **Behandeling van DVT:**
* **Doel:** Voorkomen van longembolie en verdere uitbreiding van de trombose, en verminderen van het risico op PTS.
* **Algemene maatregelen:**
* Niet-elastische verbanden gevolgd door compressiekousen klasse III.
* Hoogstand van de benen ter vermindering van oedeem.
* Bedrust is **niet** meer aangewezen.
* **Anticoagulatie (stolling):** Dit is de standaardbehandeling.
* **Initiële behandeling:** Heparine (IV) of LMWH (SC) in therapeutische dosis, gevolgd door orale anticoagulantia (VKA of DOAC).
* **Laagmoleculair heparine (LMWH):** Zoals fraxiparine, fraxodi, clexane of fragmin. Wordt subcutaan toegediend en vereist geen frequente laboratoriumcontroles. Dosis is afhankelijk van het gewicht en de nierfunctie. Duur van LMWH is typisch 5-7 dagen, gevolgd door orale anticoagulantia.
* **Orale anticoagulantia:**
* **Vitamine K-antagonisten (VKA, bv. Marivan, Sintrom):** Vereisen regelmatige INR-monitoring (doel 2.5-3.0). Interacties met voeding en medicatie zijn aanzienlijk. Gebruikt bij nierinsufficiëntie en het antifosfolipidensyndroom.
* **Directe Orale Anticoagulantia (DOAC):** Factor Xa-inhibitoren (rivaroxaban, edoxaban, apixaban) of directe trombine-inhibitoren (dabigatran). Voordelen zijn bewezen effectiviteit, geen noodzaak tot frequente labo-controles en minder interacties dan VKA. Nadelen zijn de kostprijs van het antidotum en specifieke stopregimes voor chirurgie (bv. 2 dagen stoppen voor DOAC).
* **Duur van behandeling:** Variable, afhankelijk van de locatie van de trombose en het risico op recidief. Meestal 6-8 weken voor kuitvene trombose na operatieve ingreep of gipsimmobilisatie, 3 maanden voor onverwikkelde DVT, 6 maanden voor ilio-femorale proximale DVT of longembolie, en mogelijk levenslang bij recidief DVT of bepaalde stollingsafwijkingen.
* **Trombolyse en trombectomie:**
* **Trombolyse:** Actief oplossen van de klonter met urokinase of tPA. Indicatie: recente, uitgebreide ilio-femorale DVT bij jonge patiënten zonder contra-indicaties. Kan per catheter of mechanisch (trombectomie devices) gebeuren. Nadelen zijn bloedingsrisico en de procedure kan langdurig zijn (>72 uur).
* **Trombectomie:** Chirurgische of endovasculaire verwijdering van de trombi. Indicaties: proximale DVT met contra-indicatie voor trombolyse, phlegmasia caerulea dolens. Open trombectomie wordt zelden uitgevoerd, vaker via catheters.
* **Vena Cava Filter:** Plaatsing van een filter in de vena cava om de longen te beschermen tegen grotere klonters. Dit is geen behandeling van DVT, maar een preventie van longembolie. Indicaties zijn recidiverende longembolie ondanks adequate anticoagulatie, of DVT met een contra-indicatie voor anticoagulatie.
* **DVT van het bovenste lidmaat:** Zeldzamer dan in de onderste ledematen. Vaak geassocieerd met IV-lijnen, poortcatheters, of veneuze Thoracic Outlet Syndrome (TOS). Symptomen zijn acute zwelling, pijn, blauwverkleuring en gestuwde oppervlakkige venen. Behandeling omvat LMWH gevolgd door orale anticoagulantia gedurende 3 maanden. Bij veneuze TOS kan trombolyse, ribresectie en/of stentplaatsing noodzakelijk zijn.
* **Vena Cava Superior Syndroom (VCS):** Veroorzaakt door externe compressie of invasie door tumoren, of door catheters. Leidt tot stuwing van hoofd en armen (collarsign, kapmanteloedeem). Behandeling is conservatief, radiotherapie, of stenting.
* **Vena Cava Inferior Trombose:** Meestal gevolg van opstijgende iliocavale trombose, tumor of fibrose. Leidt tot bilateraal oedeem en veneuze tekening in de benen.
#### 2.4.3 Preventie van DVT
Preventie is cruciaal, met name bij risicopatiënten:
* **Mechanisch:** Mobilisatie, elastische kousen, intermittente pneumatische compressie (IPC) pompen.
* **Medicamenteus:** Anticoagulatie met LMWH (bv. Clexane, Fraxiparine) in profylactische doses, afhankelijk van het gewicht en de nierfunctie. Dit wordt toegepast pre- en postoperatief, bij immobilisatie, en bij patiënten met maligniteit.
---
# Behandeling van veneuze pathologie
Dit onderdeel bespreekt de verschillende behandelingsmodaliteiten voor veneuze aandoeningen, gericht op het verlichten van symptomen, het voorkomen van complicaties en het behandelen van bestaande pathologieën.
### 3.1 Compressieve steunkousen
Compressieve steunkousen, ook wel bekend als compressietherapie, vormen een hoeksteen in de behandeling van veneuze insufficiëntie en de preventie van complicaties zoals veneuze ulcera.
* **Indicaties:**
* Preventie van varicositas.
* Behandeling van symptomatische varices.
* Behandeling van oedeem, huidafwijkingen en ulcera gerelateerd aan veneuze hypertensie.
* Preventie en behandeling van het post-trombotisch syndroom (PTS).
* Lymfoedeem.
* **Werkingsmechanisme:** De kousen oefenen een graduele compressie uit, die het hoogst is rond de enkel en afneemt naar proximaal. Dit helpt om de veneuze tonus te verhogen, de spierpompfunctie te verbeteren, oedeem te verminderen en reflux tegen te gaan.
* **Klassen compressie:**
* **Klasse I:** (15-35 mmHg) Voor jonge patiënten met milde symptomen of ter ondersteuning. Vaak gebruikt als 'reiskousen' met beperkte therapeutische waarde.
* **Klasse II:** (15-35 mmHg) Voor uitgesproken varices en vroegtijdige huidafwijkingen. Deze klasse is meestal niet terugbetaald.
* **Klasse III:** (15-35 mmHg) Voor significante huidafwijkingen, genezen ulcera, post-DVT en lymfoedeem. Deze klasse is wel terugbetaald.
* **Modellen:** Beschikbaar als kniekousen (AD), dijkousen (AG) of panty's. Het is cruciaal om kousen op maat te laten maken voor een optimale pasvorm en effectiviteit.
* **Contra-indicaties:** Absolute contra-indicaties omvatten ernstige arteriële insufficiëntie (ABI < 0.6), ongecontroleerd hartfalen (risico op longoedeem door verhoogde veneuze return), allergie voor het materiaal, en neuropathie bij diabetes mellitus (risico op het niet voelen van comprernissieve schade). Een grondige arteriële controle is essentieel voor het voorschrijven van steunkousen.
### 3.2 Sclerotherapie
Sclerotherapie is een techniek waarbij een scleroserende stof wordt geïnjecteerd in de vene, wat leidt tot inflammatie en adhesie van de veneuze wand, gevolgd door fibrose en occlusie.
* **Indicaties:**
* Kleinere varices (typisch < 3-4 mm diameter).
* Varicositeiten en flebectasieën (voornamelijk esthetisch).
* Recidief varices (neocroos).
* Perforanten onder ulcera.
* **Techniek:** Injectie van een scleroserende stof, gevolgd door compressieve verbanden (meestal 7-10 dagen).
* **Foamsclerotherapie:** Een scleroserende stof wordt gemengd met lucht tot een schuim (foam). Dit maakt het mogelijk om ook grotere aders te behandelen, inclusief de vena saphena magna (VSM) en vena saphena parva (VSP).
* **Complicaties:**
* Verkleuring van de huid.
* Paraveneuze injectie, leidend tot pijn en necrose.
### 3.3 Endoveneuze ablatie
Endoveneuze ablatie omvat technieken die gericht zijn op het sluiten van de vena saphena magna (VSM) of vena saphena parva (VSP) van binnenuit, door middel van warmte-energie of andere methoden. Dit is een minder invasieve alternatief voor traditionele stripping.
* **Indicaties:** Symptomatische of uitgebreide varices met insufficiëntie van de VSM of VSP.
* **Techniek:**
1. Aanprikken van de safena onder echogeleiding, meestal thv de knie.
2. Opschuiven van een catheter tot aan de lies.
3. Tumescentie: Injectie van een lokale verdovingsvloeistof in de weefsels rond de ader om de ader te stabiliseren, de veneuze wand te beschermen tegen warmte en pijn te verminderen.
4. Verschroeien van de vena saphena door middel van inwendige energie.
* **Methoden:**
* **Endoveneuze laser (EVL):** Gebruikt laserenergie (golflengtes van 1470 nm tot 1940 nm) om de ader te sluiten.
* **Radiofrequentie ablatie (RFA):** Gebruikt radiofrequentie-energie om de ader te verhitten en te sluiten.
* **Stoom ablatie:** Gebruikt hete stoom om de ader te occluderen.
* **Lijm ablatie:** Injectie van een medische lijm om de ader permanent te sluiten.
* **Voordelen:** Minder invasief, korter herstel, minder pijn en ecchymosen in vergelijking met stripping.
### 3.4 Flebectomie
Flebectomie, ook wel ambulante microflebectomie genoemd, is het lokaal verwijderen van varices via kleine huidincisies met een speciaal flebectomiehaakje.
* **Indicaties:** Beginnende of beperkte varices, vaak in combinatie met andere behandelingen zoals endoveneuze ablatie van de VSM/VSP.
* **Techniek:** Het haakje wordt onder de variceuze vene ingebracht, waarna de vene wordt gehaakt en door de kleine incisies wordt verwijderd.
### 3.5 Stripping
Stripping is een open chirurgische techniek waarbij de vena saphena magna (VSM) volledig wordt verwijderd. Deze methode wordt tegenwoordig minder vaak toegepast, met name door de opkomst van endoveneuze technieken.
* **Indicaties:** Meestal gereserveerd voor symptomatische of uitgebreide varices waarbij de VSM meer dan 2 cm in diameter is, omdat catheters dan minder effectief zijn.
* **Techniek:** Een incisie wordt gemaakt onder de liesplooi, waarna de safeno-femorale junctie wordt vrijgelegd, afgebonden en de ader wordt geëxtraheerd. Variceuze zijtakken worden tegelijkertijd verwijderd.
* **Complicaties:**
* Ecchymose (blauwverkleuring), wat frequent voorkomt en niet strikt als complicatie wordt beschouwd.
* Wondproblemen, met name bij obesitas en diabetes.
* Diepe veneuze trombose (zeldzaam).
* Neuralgieën door beschadiging van de nervus saphenus (bij VSM) of nervus suralis (bij VSP).
* Recidief varices, mede door neovascularisatie en endothermal heat-induced thrombosis (EHIT).
### 3.6 Medicamenteuze behandelingen (Flebotonica)
Flebotonica zijn medicijnen die de veneuze tonus kunnen verbeteren en de symptomen van veneuze insufficiëntie, zoals zwaartegevoel en vermoeidheid, kunnen verlichten. Ze worden vaak gebruikt als ondersteuning bij andere behandelingen, met name bij veneuze ulcera.
### 3.7 Behandeling van Diepe Veneuze Insufficiëntie (DVI)
DVI wordt veroorzaakt door schade aan de kleppen in de diepe venen, wat leidt tot reflux van bloed. De behandeling richt zich primair op het verminderen van de veneuze hypertensie.
* **Etiologie:**
* Primair: Aangeboren afwezigheid of structurele afwijkingen van kleppen.
* Secundair (Post-trombotisch Syndroom - PTS): Na een doorgemaakte diepe veneuze trombose (DVT) met klepdestructie.
* **Symptomen:** Pijn en zwaarte in de benen (vooral bij staan), oedeem, veneuze claudicatio, huidafwijkingen (hyperpigmentatie, eczeem, lipodermatosclerose) en veneuze ulcera.
* **Behandeling:**
* **Hygiënische maatregelen:** Vermijden van langdurig staan of zitten, bevorderen van beweging (spierpomp), beenhoogstand.
* **Compressie:** Essentieel. Gebruik van korte rek verbanden gevolgd door compressieve steunkousen klasse III (terugbetaald). Compressie is de hoeksteen van de behandeling om veneuze hypertensie en oedeem te verminderen.
* **Medicamenteus:** Flebotonica bij veneuze ulcera.
* **Heelkundig:**
* Onderbreken van insufficiënte perforanten.
* Opheffen van obstructies (stent, bypass).
* Kleptranspositie of klepreconstructie. Deze ingrepen zijn complex en niet altijd succesvol op lange termijn vanwege littekenweefsel en retrahering van de klep.
### 3.8 Behandeling van Veneuze Trombose
Veneuze trombose kan oppervlakkig (tromboflebitis) of diep (DVT) zijn.
#### 3.8.1 Oppervlakkige tromboflebitis
Acute trombose van een oppervlakkige ader met inflammatoire symptomen.
* **Bevorderende factoren:** Varices, trauma (IV lijnen, drugs), trombofilie, maligniteit, sepsis.
* **Diagnose:** Klinisch onderzoek, echografie (vaak toont dit een grotere uitbreiding dan klinisch wordt vermoed, soms met geassocieerde DVT).
* **Behandeling:**
* **Lokale maatregelen:** Anti-inflammatoire zalf, zwachtelen of steunkousen.
* **Algemene maatregelen:**
* **Anticoagulatie:** Intermediaire dosis laagmoleculair heparine (LMWH) of fondaparinux gedurende 45 dagen bij veneuze trombose > 5 cm. Directe orale anticoagulantia (DOAC) bij proximale trombose < 3 cm van de verbinding met het diepe systeem, gedurende 3 maanden.
* **Antibiotica:** Alleen geïndiceerd bij septische flebitis.
* **Chirurgie:** Aangewezen bij recidief.
#### 3.8.2 Diepe Veneuze Trombose (DVT)
Een ernstige aandoening met risico op acute complicaties zoals longembolie en chronische complicaties zoals het post-trombotisch syndroom (PTS).
* **Etiologie:** Triade van Virchow: veneuze stase, verhoogde stolbaarheid, en beschadiging van de venewand.
* **Risicofactoren:** Immobilisatie, zwangerschap, hormonale anticonceptie, maligniteit, aangeboren stollingsafwijkingen, trauma, postoperatieve status, IV-lijnen.
* **Symptomen:** Vaak aspecifiek: spanningsgevoel, zwaarte, pijn, unilaterale zwelling, roodheid/blauwverkleuring, warme huid, subfebriliteit. Teken van Homan (pijn bij passieve voetextensie) is minder betrouwbaar.
* **Complicaties:**
* **Acute:** Longembolie (risico significant, zelfs bij kuit-DVT), phlegmasia caerulea dolens en alba dolens (ernstige DVT met veneuze/arteriële malperfusie), veneuze gangreen.
* **Chronische:** Post-trombotisch syndroom (PTS), gekenmerkt door pijn, zwelling, huidveranderingen en veneuze ulcera.
* **Diagnose:**
* Klinisch onderzoek (vaak aspecifiek).
* D-dimeren: Sensitief maar niet specifiek.
* **Duplexonderzoek:** Gouden standaard voor diagnose, met beoordeling van de comprimeerbaarheid van de vene en de flow.
* **Behandeling:**
* **Doel:** Voorkomen van longembolie en beperken van de ontwikkeling van PTS.
* **Algemene maatregelen:**
* Niet-elastische verbanden gevolgd door steunkousen klasse III.
* Hoogstand van het been ter vermindering van oedeem.
* Mobilisatie: Bedrust is meestal niet meer aangewezen.
* **Anticoagulatie:**
* **Starten:** Onmiddellijk na diagnose.
* **Initieel:** Heparine IV of LMWH SC (therapeutische dosis).
* **Vervolg:** Orale anticoagulantia (vitamine K-antagonisten zoals coumarines of DOACs). DOACs hebben voordelen zoals geen labocontroles en minder interacties, maar een minder goed beschikbare antidoot.
* **Duur:** Variabel, afhankelijk van de locatie en oorzaak van de trombose (van 6-8 weken voor kuit-DVT na immobilisatie tot levenslang bij recidiverende DVT).
* **Trombolyse:** Actief oplossen van de klonter met urokinase of tPa. Indicatie bij recente, uitgebreide ilio-femorale DVT bij jonge patiënten zonder contra-indicaties (bv. bloeding, recente chirurgie). Kan via catheter of mechanisch (trombectomie devices).
* **Mechanische trombectomie / Veneuze thrombectomie:** Chirurgische of endovasculaire verwijdering van trombi. Indicaties zijn DVT met contra-indicaties voor trombolyse (bv. zwangerschap) of phlegmasia caerulea dolens.
* **Vena Cava Filter:** Geplaatst in de vena cava om te voorkomen dat grotere klonters de longen bereiken. Dit is geen behandeling van de DVT zelf, maar een preventie van longembolie. Indicaties zijn recidief longembolie ondanks adequate anticoagulatie, of DVT met contra-indicatie voor anticoagulatie.
### 3.9 Behandeling van DVT van het bovenste lidmaat
Zeldzamer dan DVT van de onderste ledematen.
* **Oorzaken:** IV-lijnen, poortkatheters, externe compressie (veneuze Thoracic Outlet Syndrome - TOS).
* **Symptomen:** Acuut gezwollen, pijnlijke arm met blauwverkleuring en gestuwde oppervlakkige venen.
* **Behandeling:** LMWH gevolgd door orale anticoagulantia/DOACs gedurende 3 maanden. Bij veneuze TOS kan trombolyse en chirurgische interventie (bv. eerste ribresectie) nodig zijn om recidief te voorkomen.
### 3.10 Behandeling van Veneuze Thoracic Outlet Syndromen (TOS)
Deze aandoeningen worden veroorzaakt door compressie van de veneuze structuren in de thoracic outlet.
* **Vena Cava Superior Syndroom:** Meestal door externe compressie (tumor) of obstructie door katheters. Behandeling kan conservatief, radiotherapie, of stenting omvatten.
* **Vena Cava Inferior Syndroom:** Meestal door opstijgende iliocavale trombose, tumor of retroperitoneale fibrose. Veroorzaakt bilateraal oedeem en venetekening thv de benen.
> **Tip:** De behandeling van veneuze pathologie is vaak een multidisciplinaire aanpak waarbij verschillende specialismen betrokken zijn (vaatchirurgie, radiologie, dermatologie).
>
> **Tip:** Bij verdenking op DVT is een snelle diagnose middels duplexonderzoek cruciaal vanwege het risico op longembolie.
>
> **Tip:** De keuze van compressiekousen (klasse en maat) is essentieel voor de effectiviteit en het vermijden van complicaties. Steunkousen op maat zijn superieur aan standaardmaten.
---
# Diagnostische onderzoeken bij veneuze pathologie
Hier is een gedetailleerde samenvatting over diagnostische onderzoeken bij veneuze pathologie, opgesteld als een examengericht studiemateriaal.
## 4. Diagnostische onderzoeken bij veneuze pathologie
Dit onderwerp behandelt de verschillende diagnostische modaliteiten die worden ingezet voor het opsporen en beoordelen van veneuze aandoeningen.
### 4.1 Overzicht van diagnostische onderzoeken
De diagnose van veneuze pathologie steunt op een combinatie van klinisch onderzoek en technische onderzoeken. Het klinisch onderzoek, uitgevoerd in staande houding, is essentieel voor het diagnosticeren van oppervlakkige veneuze insufficiëntie, het identificeren van varices en het beoordelen van huidafwijkingen zoals okerkleuring, lipodermatosclerose en veneuze ulcera. Het evalueren van de arteriële circulatie door middel van pulpatie is ook een cruciaal onderdeel.
Technische onderzoeken zijn noodzakelijk voor een meer gedetailleerde evaluatie, met name bij verdenking op diepe veneuze pathologie of bij complexe oppervlakkige aandoeningen.
### 4.2 Duplexonderzoek
Het duplexonderzoek is de **eerste keuze** en de **gouden standaard** voor de diagnostiek van veneuze pathologie. Het combineert echografie (voor beeldvorming) met dopplertechnieken (voor het beoordelen van de bloedstroom).
* **Toepassingen:**
* Visualisatie van het oppervlakkige en diepe veneuze systeem.
* Inschatting van de veneuze mapping, inclusief de status van perforante venen.
* Beoordeling van de mate van veneuze reflux (klepinsufficiëntie).
* Meten van de diameter van de vena saphena magna (VSM) en vena saphena parva (VSP).
* Uitsluiten van diepe veneuze trombose (DVT).
* **Principe bij DVT:** Bij een DVT is een diepe vene niet platdrukbaar met de echoprobe. Bij afwezigheid van DVT kan de vene wel platgedrukt worden.
* **Sensitiviteit en Specificiteit:** Hoewel het onderzoek zeer sensitief is, kan het bij geïsoleerde kuitvenetrombose minder betrouwbaar zijn.
### 4.3 D-dimeren
D-dimeren zijn fragmenten die vrijkomen bij de afbraak van fibrine.
* **Eigenschappen:**
* **Zeer sensitief:** Een negatieve D-dimeertest sluit DVT met grote zekerheid uit.
* **Niet specifiek:** Verhoogde waarden kunnen ook voorkomen bij andere aandoeningen zoals inflammatie, infectie, maligniteit, of na chirurgie, wat de diagnostische waarde bij een verhoogde uitslag beperkt.
* **Gebruik:** D-dimeren worden voornamelijk gebruikt om DVT uit te sluiten bij patiënten met een lage tot intermediaire klinische waarschijnlijkheid.
### 4.4 Flebografie
Flebografie is een invasieve techniek waarbij contrastvloeistof in de venen wordt geïnjecteerd om ze zichtbaar te maken op röntgenbeelden.
* **Toepassingen:**
* Gedetailleerde visualisatie van venen en hun kleppen.
* Kan selectief worden toegepast.
* **Huidig gebruik:** Wordt tegenwoordig zelden routinematig uitgevoerd voor de diagnostiek van veneuze pathologie, maar kan nog worden gebruikt peroperatief of in specifieke, complexe gevallen waar andere methoden tekortschieten.
### 4.5 CT/MRI-venografie
CT- en MRI-venografie bieden gedetailleerde driedimensionale beelden van het veneuze systeem.
* **Toepassingen:**
* Vooral nuttig voor de visualisatie van de bekkenvenen en grote centrale venen.
* Kan ingezet worden bij verdenking op DVT, obstructie van de vena iliaca (zoals bij het May-Thurner syndroom), of bij de planning van reconstructieve chirurgie.
* **Gebruik:** CT-venografie wordt vaker gebruikt dan MRI-venografie, omdat het over het algemeen sneller en toegankelijker is.
### 4.6 Andere onderzoeken
* **Kniekuilkyste (Bakerse cyste):** Een zwelling in de knieholte die kan duiden op een onderliggende veneuze pathologie.
* **Arteriële circulatieonderzoek (bv. enkel-arm index):** Cruciaal als differentiële diagnose bij beenulcera en perifeer vaatlijden. Een angiografie kan nodig zijn bij verdenking op arteriële component.
---
**Tip:** De diagnose van veneuze aandoeningen is vaak multifactorieel. Combineer altijd klinische bevindingen met de resultaten van technische onderzoeken voor een optimale diagnostiek en behandelplanning.
**Voorbeeld:** Bij een patiënt met een veneus ulcus is het belangrijk om naast het duplexonderzoek van de venen ook de arteriële circulatie te beoordelen. Indien de enkel-arm index laag is ($<0.8$), kan er sprake zijn van een gemengd arterieel-veneus ulcus, wat de behandeling sterk beïnvloedt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Varices | Blijvend uitgezette en kronkelig verlengde oppervlakkige venen met insufficiënte kleppen en onregelmatige wand. |
| Veneus ulcus | Een type beenwond dat ontstaat door chronische veneuze hypertensie, vaak gelokaliseerd aan de mediale zijde van het onderbeen, ter hoogte van de mediale malleolus. |
| Post-trombotisch syndroom (PTS) | Een chronische complicatie na een diepe veneuze trombose (DVT), gekenmerkt door symptomen zoals pijn, zwelling, zwaartegevoel en huidveranderingen in het getroffen ledemaat, wat kan leiden tot veneuze ulcera. |
| Diepe veneuze trombose (DVT) | Acute vorming van een bloedstolsel in een diepe vene, meestal in het onderbeen, met potentiële risico's zoals longembolie. |
| Longembolie | Een aandoening waarbij een bloedstolsel, meestal afkomstig uit een diepe vene, losraakt en de longslagaders blokkeert, wat levensbedreigend kan zijn. |
| Sclerotherapie | Een medische behandeling waarbij een scleroserende stof in een ader wordt geïnjecteerd om deze te laten verschrompelen en sluiten, vaak gebruikt voor de behandeling van spataders en varicositeiten. |
| Endoveneuze ablatie | Een minimaal invasieve techniek waarbij de vena saphena intern wordt behandeld (bijvoorbeeld met laser of radiofrequentie) om deze te sluiten en zo veneuze reflux te verminderen. |
| Flebectomie | Een chirurgische procedure waarbij oppervlakkige, variceuze aderen lokaal worden verwijderd via kleine incisies met behulp van een flebectomiehaakje. |
| Stripping | Een chirurgische ingreep waarbij de vena saphena magna of parva volledig wordt verwijderd door middel van een stripping instrument. |
| Compressieve steunkousen | Elastische kousen die graduele compressie uitoefenen op de benen, met de hoogste druk rond de enkel, om veneuze bloedstroom te ondersteunen en zwelling te verminderen. |
| Flebotonica | Medicijnen die de veneuze tonus kunnen verbeteren en nuttig kunnen zijn bij de behandeling van symptomen van veneuze insufficiëntie. |
| Tromboflebitis | Ontsteking van een oppervlakkige ader, vaak gepaard gaande met een bloedstolsel, resulterend in een pijnlijke, rode, harde streng. |
| Duplexonderzoek | Een echografisch onderzoek dat zowel de anatomie als de bloedstroom in de vaten visualiseert, en essentieel is voor de diagnose van veneuze insufficiëntie en trombose. |
| CEAP-classificatie | Een classificatiesysteem (Clinical-Etiology-Anatomy-Pathophysiology) dat de ernst van veneuze aandoeningen objectief categoriseert op basis van klinische symptomen, oorzaak, anatomische locatie en pathofysiologie. |
| Okseldermatitis | Een huidaandoening die wordt gekenmerkt door een bruinige verkleuring van de huid, vaak voorkomend bij chronische veneuze hypertensie als gevolg van hemolyse en ijzerneerslag. |
| Lipodermatosclerose | Een chronische verharding en verdikking van de huid en subcutis in het onderbeen, gerelateerd aan langdurige veneuze hypertensie, wat kan leiden tot een karakteristieke 'flessenhalsbeen'-vorm. |
| DOAC (Directe Orale Anticoagulantia) | Een klasse van moderne orale anticoagulantia die direct specifieke stollingsfactoren (zoals Factor Xa of trombine) remmen, met als voordeel dat er geen routinematige laboratoriumcontroles nodig zijn. |
| LMWH (Laagmoleculairgewicht heparine) | Een antistollingsmiddel dat subcutaan wordt toegediend en een meer voorspelbare werking heeft dan ongefractioneerde heparine, vaak gebruikt voor de profylaxe en behandeling van veneuze trombo-embolische aandoeningen. |
| Veneuze stase | Een vertraging of stilstand van de bloedstroom in de venen, vaak veroorzaakt door immobiliteit, wat het risico op trombose verhoogt. |
| Triade van Virchow | De drie belangrijkste factoren die bijdragen aan veneuze trombose: veneuze stase, verhoogde stolbaarheid van het bloed en beschadiging van de venewand. |
| Phlegmasia caerulea dolens | Een zeldzame, ernstige vorm van veneuze trombose waarbij de veneuze obstructie zo ernstig is dat arteriële perfusie wordt aangetast, leidend tot cyanose en ischemie. |
| Vena Cava Filter | Een medisch hulpmiddel dat percutaan in de vena cava inferior wordt geplaatst om te voorkomen dat bloedstolsels de longen bereiken, en wordt gebruikt bij patiënten met een contra-indicatie voor anticoagulatie. |