6. TRAUMA GERELATEERDE STOORNISSEN.pdf
Summary
# Inleiding tot trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Deze sectie introduceert de classificatie en het onderliggende criterium van trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, met de nadruk op blootstelling aan traumatische gebeurtenissen [3](#page=3).
### 1.1 Introductie tot trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen worden gedefinieerd door hun classificatiecriterium, dat specifiek gericht is op blootstelling aan psycho-traumatische of stressvolle gebeurtenissen. Deze stoornissen vormen een specifieke categorie binnen de psychiatrie die nauw verbonden is met de impact van traumatische ervaringen op de geestelijke gezondheid. De studie van deze stoornissen onderzoekt hoe individuen reageren op en zich aanpassen aan dergelijke gebeurtenissen [3](#page=3).
> **Tip:** Het correct identificeren en begrijpen van de aard van de stressvolle of traumatische gebeurtenis is cruciaal voor de diagnose en behandeling van deze stoornissen.
---
# Klinische beelden van trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Dit onderdeel beschrijft de klinische manifestaties van verschillende trauma- en stressorgerelateerde stoornissen, waaronder reactieve hechtingsstoornis, ontremd-sociaalcontactstoornis, posttraumatische stressstoornis (PTSS), acute stressstoornis en aanpassingsstoornissen [4](#page=4).
### 2.1 Reactieve hechtingsstoornis
De reactieve hechtingsstoornis is een kinderpsychiatrische stoornis die duidelijk aanwezig is voor het vijfde levensjaar bij kinderen met een ontwikkelingsniveau van ten minste negen maanden. Het hoofdkenmerk is de afwezige of ernstig onderontwikkelde hechting tussen het kind en de veronderstelde verzorgende volwassenen [5](#page=5).
#### 2.1.1 Oorzaken van reactieve hechtingsstoornis
De stoornis wordt veroorzaakt door een patroon van extreme ontoereikende verzorging, waaronder:
* Sociale verwaarlozing of deprivatie langer dan twee jaar, waarbij emotionele basisbehoeften worden veronachtzaamd door volwassenen of verzorgers [5](#page=5).
* Herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, wat stabiele hechting verhindert [5](#page=5).
* Opgroeien in ongebruikelijke omgevingen met beperkte hechting, zoals in instellingen [5](#page=5).
### 2.2 Ontremd-sociaalcontactstoornis
De ontremd-sociaalcontactstoornis is eveneens een kinderpsychiatrische stoornis, gediagnosticeerd bij kinderen met een ontwikkelingsniveau van ten minste negen maanden. Het hoofdkenmerk is het actief benaderen en omgaan met onbekende volwassenen. Deze stoornis manifesteert zich voorschools door opdringerig en aandacht-vragend gedrag, en bij adolescenten door oppervlakkigere relaties en meer conflicten [6](#page=6).
#### 2.2.1 Oorzaken van ontremd-sociaalcontactstoornis
De oorzaken zijn vergelijkbaar met die van de reactieve hechtingsstoornis en omvatten een patroon van extreme ontoereikende verzorging [7](#page=7):
* Sociale verwaarlozing of deprivatie (langer dan 2 jaar) waarbij emotionele basisbehoeften worden veronachtzaamd [7](#page=7).
* Herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers (geen stabiele hechting mogelijk) [7](#page=7).
* Opgroeien in ongebruikelijke omgevingen met beperkte hechting, zoals instellingen [7](#page=7).
### 2.3 Posttraumatische stressstoornis (PTSS)
De posttraumatische stressstoornis (PTSD) wordt gekenmerkt door specifieke DSM-criteria. De stoornis vereist blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld [8](#page=8) [9](#page=9).
#### 2.3.1 DSM-criteria voor PTSS
* **A. Blootstelling:** Aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld op een van de volgende manieren:
* Zelf ondergaan van de psycho-traumatische gebeurtenis(sen) [9](#page=9).
* Persoonlijk getuige zijn van de gebeurtenis(sen) terwijl deze anderen overkwam(en) [9](#page=9).
* Vernemen dat de gebeurtenis(sen) een naast familielid of goede vriend(in) is (zijn) overkomen. Bij een feitelijke of dreigende dood van een familielid of vriend(in) moeten de gebeurtenissen gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen [9](#page=9).
* Ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan de afschuwwekkende details van de gebeurtenis(sen) [9](#page=9).
* **B. Intrusieve symptomen:** De aanwezigheid van één of meer van de volgende intrusieve symptomen die samenhangen met de psycho-traumatische gebeurtenis(sen):
* Recidiverende, onvrijwillige en intrusieve pijnlijke herinneringen [10](#page=10).
* Recidiverende onaangename dromen [10](#page=10).
* Dissociatieve reacties (zoals flashbacks) [10](#page=10).
* Intense of langdurige psychische lijdensdruk bij blootstelling aan interne of externe prikkels die de gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken [10](#page=10).
* Duidelijke fysiologische reacties op interne of externe prikkels die een aspect van de gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken [10](#page=10).
* **C. Vermijding:** Persisterende vermijding van prikkels die geassocieerd worden met de psycho-traumatische gebeurtenissen, zoals blijkt uit één of beide van de volgende kenmerken:
* Vermijding of pogingen tot vermijding van pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens over, of sterk samenhangend met, de gebeurtenis(sen) [11](#page=11).
* Vermijding of pogingen tot vermijding van externe aspecten die aan de gebeurtenis(sen) herinneren (mensen, plaatsen, gesprekken, activiteiten, voorwerpen, situaties), die pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens oproepen over, of sterk samenhangend met, de gebeurtenis(sen) [11](#page=11).
* **D. Negatieve veranderingen in cognities en stemming:** Gerelateerd aan de psycho-traumatische gebeurtenis(sen), zoals blijkt uit twee of meer van de volgende kenmerken:
* Onvermogen om zich een belangrijk aspect van de gebeurtenis(sen) te herinneren (gewoonlijk door dissociatieve amnesie) [11](#page=11).
* Persisterende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld: 'Ik ben slecht', 'Je kunt niemand vertrouwen’, ‘De wereld is door en door gevaarlijk', 'Mijn hele zenuwstelsel is voor altijd verwoest’) [11](#page=11).
* Persisterende, vertekende cognities over de oorzaak en/of gevolgen van het trauma waardoor betrokkene anderen of zichzelf de schuld geeft [11](#page=11).
* Persisterende, negatieve gemoedstoestand [12](#page=12).
* Duidelijke verminderde belangstelling voor, of deelname aan belangrijke activiteiten [12](#page=12).
* Gevoelens van onthechting of vervreemding aan anderen [12](#page=12).
* Persisterend onvermogen om positieve emoties te ervaren (geluk, voldoening of liefde) [12](#page=12).
* **E. Veranderingen in arousal en reactiviteit:** Duidelijke veranderingen die samenhangen met de psycho-traumatische gebeurtenis(sen) wat blijkt uit twee of meer van de volgende kenmerken:
* Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen [12](#page=12).
* Roekeloos gedrag [12](#page=12).
* Hypervigilantie [12](#page=12).
* Overdreven schrikreacties [12](#page=12).
* Concentratieproblemen [12](#page=12).
* Verstoring van de slaap (zoals moeite met in- of doorslapen of onrustige slaap) [12](#page=12).
* **F. Duur:** De duur van de stoornis is langer dan één maand. De symptomen moeten minstens één maand aanwezig zijn eer de diagnose gesteld kan worden; de stoornis kan ook uitgesteld optreden [18](#page=18) [8](#page=8).
#### 2.3.2 Specificaties voor PTSS
* **Met dissociatieve symptomen:**
* **Depersonalisatie:** Persisterende of recidiverende ervaringen van gevoelens van vervreemding van de eigen psychische processen of het eigen lichaam, alsof de betrokkene zichzelf van buitenaf waarneemt (zoals het gevoel in een droom te zitten; het gevoel alsof het zelf of het lichaam onwerkelijk is, of alsof de tijd langzaam gaat) [19](#page=19).
* **Derealisatie:** Persisterende of recidiverende ervaringen alsof de omgeving niet echt is (bijvoorbeeld de wereld rondom de betrokkene wordt ervaren als onecht, als in een droom, veraf of vervormd) [19](#page=19).
> **Tip:** Het onderscheid tussen 'declaratieve' (feitelijke herinneringen) en 'emotionele' aspecten van een trauma, en de mate waarin deze samen of juist gescheiden voorkomen (geassocieerd, gedissocieerd), is cruciaal voor het begrijpen van PTSS en dissociatieve symptomen [13](#page=13) [14](#page=14) [15](#page=15) [16](#page=16) [17](#page=17) [18](#page=18).
### 2.4 Acute stressstoornis
De acute stressstoornis is een diagnose die gesteld wordt wanneer de symptomen van een traumareactie optreden kort na een traumatische gebeurtenis [21](#page=21).
#### 2.4.1 DSM-criteria voor acute stressstoornis
* **A. Blootstelling:** Vereist blootstelling aan een traumatische gebeurtenis [21](#page=21).
* **B. Symptomen:** Negen of meer symptomen uit vijf categorieën:
* Intrusieve symptomen (4 symptomen) [21](#page=21).
* Negatieve stemming (1 symptoom) [21](#page=21).
* Dissociatieve symptomen (2 symptomen) [21](#page=21).
* Vermijdingssymptomen (2 symptomen) [21](#page=21).
* Arousalsymptomen (5 symptomen) [21](#page=21).
* **C. Duur:** De symptomen duren minimaal 3 dagen tot maximaal 1 maand [21](#page=21).
#### 2.4.2 Epidemiologie en beloop van acute stressstoornis
De prevalentie van de acute stressstoornis is het hoogst bij interpersoonlijk geweldpleging (20-50%), gevolgd door auto-ongelukken (13-20%) en bedrijfsongevallen (6-12%). Vrouwen hebben een hogere prevalentie dan mannen, wat deels te wijten is aan een grotere kans op trauma bij vrouwen en deels aan neurobiologische verschillen in stressreacties. De stoornis kan na één maand overgaan in PTSS, maar kan ook verminderen [22](#page=22) [23](#page=23).
### 2.5 Aanpassingsstoornissen
Aanpassingsstoornissen zijn reacties op aanwijsbare stressoren die emotionele of gedragsmatige symptomen veroorzaken binnen drie maanden na het ontstaan van de stressor [23](#page=23).
#### 2.5.1 DSM-criteria voor aanpassingsstoornissen
* **A. Ontwikkeling van symptomen:** Emotionele of gedragsmatige symptomen als reactie op één of meerdere aanwijsbare stressor(en) binnen de drie maanden [23](#page=23).
* **B. Klinisch significant:** Dit blijkt uit één of beide van de volgende:
* Duidelijke lijdensdruk die niet in verhouding staat met de ernst of intensiteit van de stressor [23](#page=23).
* Significante beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of op andere belangrijke terreinen [23](#page=23).
* **C. Geen andere stoornis:** Voldoet niet aan de criteria van een andere psychische stoornis [23](#page=23).
* **D. Geen normale rouw:** Is geen uiting van normale rouw [23](#page=23).
* **E. Duur:** Zodra de stressor of de gevolgen ervan verdwenen zijn, persisteren de symptomen niet langer dan nog eens zes maanden [23](#page=23).
#### 2.5.2 Specificaties en prevalentie van aanpassingsstoornissen
Aanpassingsstoornissen kunnen gespecificeerd worden als:
* Met sombere stemming [24](#page=24).
* Met angst [24](#page=24).
* Met stoornis in het gedrag [24](#page=24).
De stressoren kunnen enkelvoudig zijn (bijvoorbeeld het einde van een liefdesrelatie) of meervoudig (bijvoorbeeld aanhoudende moeilijkheden op het werk en huwelijksproblemen). De prevalentie in ambulante GGZ is 5-20%, en in ziekenhuis-GGZ 50%. De ontwikkeling vindt plaats binnen drie maanden na het begin van een stressor en de symptomen duren niet langer dan zes maanden nadat de stressor verdwenen is [24](#page=24).
---
# Diagnostiek, etiopathogenese en epidemiologie van PTSS
This section details the diagnostic methods, neurobiological and psychological underpinnings, and prevalence of Post-Traumatic Stress Disorder (PTSS).
### 3.1 Diagnostiek van PTSS
De diagnostiek van PTSS omvat verschillende methoden, waaronder gestructureerde diagnostische interviews en vragenlijsten. Deze diagnostische instrumenten zijn van groot belang in forensische contexten, zowel in burgerlijke zaken voor schadebepaling als in strafrechtelijke zaken. Een significant aspect van PTSS is de hoge mate van comorbiditeit; ongeveer tachtig procent van de patiënten met PTSS heeft ook andere stoornissen, met name depressie, angststoornissen en middelengebruik [25](#page=25).
### 3.2 Etiopathogenese van PTSS
De etiopathogenese van PTSS is complex en omvat neurobiologische en psychologische mechanismen die geactiveerd worden door traumatische gebeurtenissen [26](#page=26) [27](#page=27).
#### 3.2.1 Neurobiologisch model
Het neurobiologische model van PTSS is vergelijkbaar met dat van andere angststoornissen en betrekt een netwerk van hersenstructuren en hun onderlinge verbindingen [27](#page=27).
* **Amygdala:** Speelt een cruciale rol in de verwerking van angst en bedreigingen. Bij PTSS kan de amygdala overactief zijn, wat leidt tot een "ongepast alarm" [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Hippocampus:** Is betrokken bij geheugenvorming en contextualisering. Dysfunctie hierin kan bijdragen aan de herbeleving van traumatische herinneringen [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Hypothalamus, Hypofyse, Bijnierschors (HPA-as):** Dit systeem reguleert de stressrespons. Bij PTSS kan er sprake zijn van een ontregelde HPA-as, wat leidt tot chronische verhoogde cortisolniveaus of juist een verminderde respons [27](#page=27).
* **Orthosympathisch zenuwstelsel en Bijniermerg:** Deze componenten zijn verantwoordelijk voor de acute vecht-of-vluchtreactie, waarbij adrenaline vrijkomt. Bij PTSS kan dit systeem chronisch geactiveerd blijven, wat resulteert in hyperalertheid en verhoogde arousal [27](#page=27) [28](#page=28).
* **Thalamus:** Fungeert als doorgeefstation voor sensorische informatie. De interactie tussen de thalamus en andere structuren is essentieel voor de perceptie van gevaar [27](#page=27) [28](#page=28).
Het "snelle systeem", waarbij de amygdala direct betrokken is, kan leiden tot paniekachtige reacties met symptomen zoals hartkloppingen, zweten en kortademigheid. Het "langwerkende systeem", dat de HPA-as en gerelateerde stresshormonen omvat, draagt bij aan de chronische aard van PTSS, gekenmerkt door een blijvend alarm, herbeleving van het trauma en vermijdingsgedrag [28](#page=28).
#### 3.2.2 Psychologische factoren
Naast neurobiologische factoren spelen ook psychologische mechanismen een rol. De impact van de traumatische gebeurtenis zelf, individuele kwetsbaarheid, en de sociale steun na het trauma beïnvloeden de ontwikkeling en het beloop van PTSS [26](#page=26).
### 3.3 Epidemiologie van PTSS
De epidemiologie van PTSS beschrijft de verspreiding en het beloop van de stoornis in de populatie.
#### 3.3.1 Lifetime prevalentie
De lifetime prevalentie van PTSS is de kans dat iemand gedurende zijn leven PTSS ontwikkelt. Uit studies blijkt dat PTSS een aanzienlijke lifetime prevalentie heeft, met ongeveer 7,8% van de bevolking die de stoornis ontwikkelt. Dit is hoger dan bij sommige andere psychische stoornissen zoals gegeneraliseerde angststoornis (5,1%) en paniekstoornis (3,5%). Vergeleken met alcoholafhankelijkheid (14,1%) en depressieve stoornis (17,1%), is de prevalentie van PTSS lager, maar nog steeds aanzienlijk [29](#page=29).
#### 3.3.2 Ontwikkeling en beloop
* **Aanvang:** De symptomen van PTSS treden meestal binnen drie maanden na het doorgemaakte trauma op. Echter, er is ook sprake van een "met uitgestelde expressie", waarbij symptomen pas na een langere periode ontstaan [29](#page=29).
* **Beloop:** Ongeveer de helft van de patiënten herstelt spontaan binnen drie maanden na het begin van de symptomen. Voor een aanzienlijk deel kan PTSS echter chronisch worden en zelfs levenslang aanhouden. Een studie in The National Comorbidity Survey toonde aan dat 40% van de patiënten met PTSS symptomen gedurende tien jaar bleef vertonen. Circa 50% van alle gevallen van PTSS wordt als chronisch beschouwd [29](#page=29).
De trajecten van PTSS-symptomen na blootstelling aan trauma kunnen sterk variëren, wat duidt op de heterogeniteit van de stoornis [30](#page=30).
> **Tip:** Het is cruciaal om onderscheid te maken tussen acute reacties op trauma en de diagnose PTSS, die een specifieke set aan symptomen en een duur vereist. De tijdlijn van aanvang en herstel is belangrijk voor prognose en behandeling [29](#page=29).
---
# Behandeling en epigenetica van PTSS
Dit gedeelte bespreekt de medische en psychotherapeutische behandelingsopties voor PTSS, evenals de rol van epigenetica in de context van trauma en stressorgerelateerde stoornissen.
### 4.1 Behandeling van PTSS
De behandeling van PTSS omvat zowel medicamenteuze als psychotherapeutische benaderingen [30](#page=30).
#### 4.1.1 Medicamenteuze behandeling
* **Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's)**: Dit zijn de conventionele medicijnen die worden ingezet bij de behandeling van PTSS. Soms worden deze medicijnen in doses tot tweemaal de gebruikelijke sterkte voorgeschreven [30](#page=30).
#### 4.1.2 Psychotherapie
Verschillende vormen van psychotherapie worden toegepast bij PTSS:
* **Cognitieve Gedragstherapie (CGT)**: Een bewezen effectieve behandelmethode.
* **EMDR (Eye Movement Desensitisation Reprocessing)**: Een andere veelgebruikte en effectieve psychotherapeutische techniek [30](#page=30).
* **"Debriefing"**: De rol van "debriefing" als behandeling is controversieel en wordt als betwistbaar beschouwd [30](#page=30).
### 4.2 Epigenetica en PTSS
Epigenetica speelt een belangrijke rol in de manier waarop het lichaam reageert op stress en trauma, en kan bijdragen aan de ontwikkeling van stressgerelateerde psychopathologie, waaronder PTSS [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 4.2.1 Moleculaire mechanismen
Trauma kan leiden tot epigenetische veranderingen, met name op het gebied van DNA-methylatie. Een belangrijk gen dat hierbij betrokken is, is **FKBP5** [31](#page=31) [32](#page=32).
* **FKBP5 en glucocorticoïden**: Het FKBP5 gen speelt een rol in de feedbackloop van de glucocorticoïdenreceptor. Glucocorticoïden, zoals cortisol, zijn stresshormonen. Wanneer een glucocorticoïd bindt aan zijn receptor, remt dit normaliter de transcriptie van het FKBP5 gen (negatieve feedback) [31](#page=31).
* **Invloed van trauma**: Bij mensen met trauma kan deze regulatie verstoord zijn. Epigenetische veranderingen, zoals DNA-methylatie, kunnen de expressie van FKBP5 beïnvloeden, wat leidt tot een ontregeld stressrespons-systeem. FK506 is een stof die de transcriptie van FKBP5 kan beïnvloeden [31](#page=31).
> **Tip:** Begrijpen hoe epigenetische mechanismen zoals DNA-methylatie de genexpressie beïnvloeden, is cruciaal voor het begrijpen van de langetermijneffecten van trauma op de stressregulatie.
#### 4.2.2 Erfelijkheid en omgevingsfactoren
Epigenetische veranderingen kunnen mogelijk worden doorgegeven van generatie op generatie, wat de kwetsbaarheid voor stressgerelateerde pathologie kan beïnvloeden [32](#page=32).
* **Trauma bij ouders**: Een traumatische gebeurtenis bij ouders kan leiden tot epigenetische veranderingen [32](#page=32).
* **Opvoeding en stress**: De opvoeding en de mate van stress die een persoon ervaart, in combinatie met genetische aanleg, kunnen leiden tot epigenetische veranderingen die de ontwikkeling van stressgerelateerde psychopathologie bevorderen [32](#page=32).
> **Voorbeeld:** Onderzoek naar Holocaust-overlevenden en hun nakomelingen suggereert dat stressgerelateerde epigenetische veranderingen mogelijk overerfbaar zijn, wat de kwetsbaarheid voor PTSS kan vergroten [31](#page=31) [32](#page=32).
#### 4.2.3 Toepassingen in de behandeling
Hoewel nog in ontwikkeling, biedt inzicht in de epigenetica van PTSS potentiële aanknopingspunten voor nieuwe behandelstrategieën gericht op het herstellen van epigenetische dysregulatie. De rol van medicatie zoals FK506 wordt bestudeerd in relatie tot de regulatie van genen zoals FKBP5 [31](#page=31) [32](#page=32).
* **Epigenetische veranderingen bij depressie, angst en PTSS**: Veranderingen in epigenetische markers zijn waargenomen bij depressie, angststoornissen en PTSS [31](#page=31).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen | Een categorie psychische stoornissen gekenmerkt door blootstelling aan traumatische of stressvolle gebeurtenissen, leidend tot specifieke symptomen en gedragsveranderingen. |
| Reactieve hechtingsstoornis | Een kinderpsychiatrische stoornis, voorkomend vóór het vijfde levensjaar, waarbij er sprake is van een afwezige of ernstig onderontwikkelde hechting tussen het kind en de verzorgers, vaak veroorzaakt door extreme verwaarlozing of herhaaldelijke wisselingen van verzorgers. |
| Ontremd-sociaalcontactstoornis | Een kinderpsychiatrische stoornis waarbij kinderen actief contact zoeken met onbekende volwassenen, vaak geassocieerd met sociale verwaarlozing, deprivatie of opgroeien in ongebruikelijke omgevingen met beperkte hechting. |
| Posttraumatische stressstoornis (PTSS) | Een psychische aandoening die kan ontstaan na blootstelling aan een levensbedreigende gebeurtenis. Kenmerkend zijn intrusieve herinneringen, vermijding, negatieve veranderingen in cognities en stemming, en veranderingen in arousal en reactiviteit, die langer dan een maand aanhouden. |
| Acute stressstoornis | Een stoornis die optreedt binnen drie dagen tot een maand na een traumatische gebeurtenis. Symptomen omvatten intrusies, negatieve stemming, dissociatie, vermijding en arousal symptomen, vergelijkbaar met PTSS maar met een kortere duur. |
| Aanpassingsstoornissen | De ontwikkeling van emotionele of gedragsmatige symptomen als reactie op een specifieke stressor, wat leidt tot significante lijdensdruk of beperkingen in functioneren, maar die niet voldoet aan de criteria van andere psychische stoornissen. |
| Dissociatieve symptomen | Symptomen waarbij er een verstoring is in de normale integratie van bewustzijn, geheugen, identiteit, emotie, perceptie, lichaamsrepresentatie, motorische controle en gedrag. Voorbeelden zijn depersonalisatie en derealisatie. |
| Depersonalisatie | Een dissociatieve symptoom waarbij een persoon het gevoel heeft vervreemd te zijn van zijn eigen psychische processen of lichaam, alsof men zichzelf van buitenaf observeert of in een droom leeft. |
| Derealisatie | Een dissociatieve symptoom waarbij de omgeving als onwerkelijk wordt ervaren, alsof men zich in een droom bevindt, waarbij de wereld vervormd of veraf lijkt. |
| Diagnostisch interview | Een gestructureerd of semi-gestructureerd gesprek met een professional om informatie te verzamelen over iemands symptomen, geschiedenis en functioneren ten behoeve van een diagnose. |
| Etiopathogenese | Het onderzoek naar de oorzaken en mechanismen van ziekteontwikkeling, in dit geval van psychische stoornissen zoals PTSS. |
| Neurobiologisch model | Een theoretisch kader dat de rol van hersenstructuren, neurotransmitters en neurale circuits bij psychische functies en stoornissen verklaart. |
| Amygdala | Een amandelvormige hersenstructuur die een cruciale rol speelt bij de verwerking van emoties, met name angst en de conditionering van deze emoties bij stressvolle gebeurtenissen. |
| Hippocampus | Een hersenstructuur essentieel voor het vormen en ophalen van herinneringen, en speelt een rol bij het reguleren van de stressrespons. |
| Hypothalamus-hypofyse-bijnierschors (HPA)-as | Een complex neuraal-endocrien systeem dat een centrale rol speelt in de stressrespons door de afgifte van stresshormonen zoals cortisol. |
| Epigenetica | Het onderzoek naar erfelijke veranderingen in genexpressie die optreden zonder verandering in de onderliggende DNA-sequentie, vaak beïnvloed door omgevingsfactoren zoals trauma en stress. |
| SSRI (Selectieve serotonineheropnameremmers) | Een klasse antidepressiva die veelvuldig wordt gebruikt bij de behandeling van depressie, angststoornissen en PTSS door de beschikbaarheid van serotonine in de hersenen te verhogen. |
| CBT (Cognitieve gedragstherapie) | Een psychotherapeutische benadering die zich richt op het identificeren en veranderen van disfunctionele gedachten en gedragingen die bijdragen aan psychische problemen. |
| EMDR (Eye Movement Desensitisation Reprocessing) | Een psychotherapeutische techniek die wordt gebruikt voor de behandeling van trauma en PTSS, waarbij oogbewegingen of andere bilaterale stimulatie worden gebruikt om de verwerking van traumatische herinneringen te faciliteren. |